Door Maulana Cassim Noori South Africa
Waarom zou ik van deur tot deur gaan als ik een mentor heb als gij. Ik kreeg alles wat van u ‘O, Ghaus-e-Azam Dastegier?
Voorwoord van Juzoef Tangali
Dit verhaal gaat over Sheikh Abdoel Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) en zijn roem onder de djinnāt (meervoud van Jinn) en mensen. Wilt u meer over de Jinn weten leest dan Jinn van mij nederig auteur en Tālib-e-Dien.
Inleiding
Bushair bin Mahfooz vertelde, toen mijn dochter Fatima ineens verdween van het dak van mijn huis, werd ik ongerust en vertoefde mij in de gezegende aanwezigheid van Sayyidena Ghaus-e-Pak om hulp te vragen. Hij zei mij om naar Karg te gaan en gedurende de nacht te gaan zitten te midden van een hisār (ronde plek, cirkel) om mijzelf. Daar aangekomen moet u aan mij denken en het volgende opzeggen: “Bismillāh”. In de duisternis van de nacht gaan groepen Jinn voorbij komen, hun gezicht zal heel vreemd zijn, u moet niet schrikken door naar hen te kijken, op het moment van sehari (ochtendglorie) zal de Koning van de djinnāt langs komen, naar u toekomen en u vragen over uw vereiste. Vertel hem: “Sheikh Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) heeft me uit Bagdad gestuurd en mijn eis is, dat u mijn dochter zoekt.”
Van daaruit ging ik naar de ruïnes van Karg en volgde de instructies van Huzoor Ghaus-e-Azam op. In de stilte van de nacht kwamen gruwelijke djinnāt voorbij, maar bleven buiten mijn hisār. De gezichten van de Jinn waren zo verschrikkelijk dat ik ze niet kon aankijken. Op het moment van sehari kwam de koning der Jinn op een paard langs en er waren djinnāt rondom hem. Hij vroeg naar mijn vraag van buiten de hisār. Ik vertelde hem, dat Huzoor Ghaus-e-Azam mij naar hem had gestuurd. Zodra hij dit hoorde steeg hij van zijn paard af en ging op de grond zitten. De andere djinnāt gingen ook rondom de hisār zitten. Vervolgens vertelde ik het incident van de verdwijning van mijn dochter. De koning vroeg aan alle djinnāt, “Wie heeft het meisje meegenomen?” Binnen enkele tellen namen de djinnāt een Chinese Jinn gevangen en presenteerden hem als de dader. De koning vroeg aan de Chinese Jinn waarom hij het meisje uit de stad van de Hoogste Leider in Spirituele Spil (Qutub) van de tijd had meegenomen? Hij zei, terwijl hij uit angst rilde, Uwe Hoogheid! Nadat ik haar had gezien werd ik verliefd op haar. De koning gaf opdracht om de Chinese Jinn te onthoofden en stuurde mijn prachtige dochter naar mij terug. Ik bedankte de koning van de djinnāt en zei: “U bent een fervent liefhebber van Sayyidena Ghaus-e-Pak”. Hij antwoordde: “Ik zweer bij Allah, zodra Huzoor Ghaus-e-Pak naar ons kijkt, beginnen wij (alle djinnāt) te trillen”. Bahjaat-ul-Asraar
Alle djinnāt beginnen te beven (uit angst) bij horen van uw naam. Heb je dat majestueuze ontzag ‘O, Ghaus-e-Azam Dastegier.
De kruik draaide met de spruit in de richting van de Qiblah
Toen een groep grote heiligen uit Jilān Sharief de gezegende Huzoor Sayyidena Ghaus-e-Azam bezochten, vonden ze de heilige pot van hem niet met de spruit in de richting van de Qiblah (dus vestigden zij zijn aandacht ernaar). Hij keek zijn dienaar woedend aan. Hij kon de woedde niet verdragen en viel dood neer. Vervolgens keek hij naar de pot die zichzelf met de spruit gedraaid had naar de richting van de Qiblah. Bahjaat-ul-Asraar
Houd de spruit naar de Qiblah gericht
‘O, liefhebbers van de koning van de Bagdad! Het is een feit, dat de hoogste graad van liefde is dat wij met ons hart elke beweging van onze geliefden accepteren. Daarom, zoveel mogelijk de potspruit naar de Qiblah richten, Huzoor Muhaddith-e-Azam Hazrat-e-Maulana Sardaar Ahmed (radi Allāhu anhu) (de grootste geleerde van Pakistan van de traditie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ) hield behalve de pot ook zijn schoenen in de richting van de Qiblah. Dank aan Allah, Sagh-e-Medina volgt zoveel mogelijk de goede vorm van deze twee heiligen door de pot en schoenen in de richting van de Qiblah te houden. In feite is de wens van Sagh-e-Medina dat elk ding naar de richting van de Qiblah wijst. Bahjaat-ul-Asraaq
Bevrijd van de straf in het graf
Een trieste jongeman kwam naar het hof van Ghausiyat en vertelde zijn wens, “Huzoor! Ik zag vannacht mijn vader in mijn droom, hij zei: “Zoon! Ik ben betrokken bij de straf in het graf, ga naar Sayyidena Sheikh Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) en vraag hem om voor mij te bidden”. Na het horen hiervan vroeg de koning van Bagdad: “Is je vader ooit langs mijn madrassa (school) gedweest?” De jongen antwoordde ‘ja’ en werd daarna stil. De jongeman ging weg. De volgende dag kwam hij zeer tevreden terug en zei: “O, Murshid! Gisteravond kwam mijn vader weer in mijn droom en droeg een groene jurk (kledingstuk van het paradijs), hij was zeer tevreden en zei, “zoon, met de zegen van Sayyidena Sheikh Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) is de straf weggenomen en heb ik dit groene jurk gekregen. Mijn lieve zoon, je moet blijven in zijn aanwezigheid.” Na het beluisteren zei de Sheikh: “Mijn Allah heeft me beloofd dat moslims bij onze madrassa passeren hun straf zal worden verminderd. Bahjaat-ul-Asraar
Het geschreeuw en gekrijs van een dood lichaam
Nadat een aantal mensen naar Ghaus waren gekomen zeiden zij: “Uwe Hoogheid! Er zijn geluiden van de kreten van een dode persoon te horen in zijn graf in de ‘Bab-ul-Azj’ kerkhof. Huzoor! Gelieve enkele genade te schenken aan de ongelukkige zodat zijn straf wordt afgeschaft.” Hij vroeg: “Heeft hij de heilige kleding van kalifaat van me?” De mensen antwoordden: “Wij weten het niet.” Hij vroeg: “Heeft hij ooit mijn congregatie bijgewoond?” De mensen toonden onwetendheid. Hij vroeg: “Heeft hij ooit mijn maaltijd gegeten (Ghiyārwin[1] Sharief maaltijd)”? De mensen gaven weer blijk van onwetendheid. Hij vroeg: “Heeft hij ooit achter me gebeden (namāz)? De mensen gaven hetzelfde antwoord. Hij boog een beetje zijn gezegende hoofd, tekenen van boosheid en prestige werden op zijn gezicht gezien. Na enige poos zei hij dat de engelen zojuist hem verteld hadden: “Die man had u ooit bezocht en hij had ook een vast geloof in u, daarom heeft Allah met Barmhartigheid met hem gehandeld.” Dank aan Allah, de geluiden die afkomstig zijn uit zijn graf stopten. Bahjaat-ul-Asraar
Een wonderlijke grootsheid van Ghaus-e-Azam
Iemand vertelde een incident dat plaats had gevonden in Kutiyana (India), de voorouderlijke dorp Sagh-e-Medina, waar een woonde en een fervent liefhebber van Ghaus-e-Pak was. Hij vierde de Ghiyārwin Sharief altijd zeer enthousiast. Een andere kwaliteit die in hem aanwezig was, was veel respect hebben voor de Sayyid (de generatie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ, hij was zo vriendelijk en nam de zorgtaken van jonge Sayyid op zich, bewoog en leefde om ze heen en kocht snoep voor ze). Bij zijn dood werd een kleed geplaatst op zijn lichaam, de mensen die daar gekomen waren om hun verdriet te betuigen werden getuige toen plotseling de liefhebber van Ghaus het kleed verwijderde en rechtop ging zitten. De mensen werden bang en begonnen te vluchten toen hij riep: “Wees niet bang, maar luister alleen naar mij!” Toen de mensen dichterbij kwamen begon hij te zeggen: “Het moment is nu, dat mijn mentor van de elfde, de hulpvaardige mentor, de ene zuivere van hart, de Qutub (de hoogste gradatie in spirituele spil van Allah), de dierbare van Allah, de verheven Ghaus, het licht der lichten, de mentor der mentoren, de leider der leiders, al-Sheikh Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) was gekomen. Hij gaf mij een stootje en zei: “Mijn murid zijn en dan dood gaan zonder vergiffenis te vragen aan Allah. Stap op en vraag vergeving.” Daarom werd de ziel opnieuw ingevoerd mijn lichaam, zodat ik vergiffenis kon vragen. Hierna begon de murid vergeving van zijn zonden te vragen en begon hij de Kalima-e-Pak te reciteren. Opeens ging hij opzij liggen en stierf.
Proficiat aan de liefhebbers en murid van Huzoor Ghaus-e-Pak dat de koning van Bagdad heeft gezegd: “Mijn murid, hoe zondig hij ook is, zal niet sterven zolang hij geen berouw heeft getoond”. Al Akhbār-ul-Akhyār
De harten zijn in de vuist
Hazrat-e-Sayyidena Umar bin Bezaz (radi Allāhu anhu) vertelde dat hij op een vrijdag samen met Huzoor Ghaus-e-Pak naar Jam’I moskee ging, toen een gedachte in zijn hart opkwam hoe vreemd het was dat wanneer ik met mijn mentor op de vrijdag naar de moskee ga mensen zich verzamelen om salām te doen of handen te schudden dat het moeilijk werd om doorheen te lopen, maar vandaag kijkt zelfs niemand. Zodra deze gedachte in mijn hart kwam keek Huzoor Ghaus-e-Pak mij aan, glimlachte en vroeg wat er gebeurd is! Mensen begonnen snel te lopen om handen te schudden met de Heer van Bagdad. Er waren zoveel mensen dat er sprake was van een enorme menigte tussen mij en mijn barmhartige mentor. Ik dacht in mijn hart dat het veel beter daarvoor was. Zodra deze gedachte in mijn hart kwam zei Hij: “O, Umar! Jij bent degene die de menigte wilde, weet je niet dat de harten van de mensen in mijn vuist zijn, wanneer ik wil kan ik hun hart naar mij toetrekken en wanneer ik wil terugduwen van mij”. Zubda-tul-Aasar
‘O, Ghaus help
Hazrat-e-Bishr Qarazi vertelde dat hij op reis was met een groep handelaren, samen met veertien kamelen die suiker vervoerden. We stopten voor de nachtrust bij een gevaarlijke jungle. In de vroege uren van de nacht verdwenen mijn vier beladen kamelen, die niet werden gevonden, zelfs niet na veel zoeken. De handelaren waren ook vertrokken. De kameelberijder bleef bij mij achter. In die ochtend dacht ik opeens aan mijn mentor, de koning van Bagdad Huzoor Ghaus-e-Pak had mij gezegd, wanneer je vastzit in een probleem roep dan mijn naam, als Allah het wil dan zal uw probleem worden opgelost, dus riep ik op de vertelde manier: “Yā Sheikh Abdul Qādir! Mijn kamelen zijn kwijtgeraakt”. Plotseling zag ik een heilige man gekleed in witte kleding op een duin in het oosten die mij wenkte naar hem te komen. Toen ik samen met mijn kameelberijder bij de duin aankwam verdween heilige man uit zicht. We keken vreemd her en der toen wij plots de vier verloren kamelen zagen. Vervolgens haalden wij de kamelen op en vervoegden ons opnieuw bij de groep. Toen Sayyidena Sheikh Ab-ul-Hasan Ali Khabbaz (radi Allāhu anhu) over het incident van de verloren kamelen vertelde zei hij dat Hazrat-e-Sheikh Abul-Qāsim had gezegd gehoord te hebben van Sayyidena Sheikh Mohiyuddin Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu):
“Degene die roept om mijn hulp tijdens een probleem, het probleem zal opgelost worden, degene die mijn naam roept tijdens welke ontbering dan ook, die ontberingen zullen verworpen worden, degene die mij gebruikt als een middel om Allah iets te vragen, zijn wens zal vervuld worden. De persoon die twee rak’āt nafl verricht en in elke rak’āt na Soera Fatiha Soera Ikhlās elf keer reciteert en na de salām (einde namāz) Darood-o-Salaam stuurt voor de Koning van Medina en vervolgens elf stappen voorwaarts loopt richting Bagdad en mijn naam roept tezamen met zijn wens, zijn wens zal vervuld worden”.
Waarom zou ik van deur tot deur gaan als ik een mentor heb als jij. Ik kreeg alles wat van u ‘O, Ghaus-e-Azam Dastegier (radi Allāhu anhu).
Afsluiting door Juzoef Tangali
Beste soenniet broeders en zusters! Het is best mogelijk dat in de geest en gedachte van iemand de vraag kan ontstaan dat we alleen Allah moeten vragen voor hulp en niemand anders, want Allah is de Ene die helpt; waarom zouden wij vervolgens iemand anders vragen om hulp?
Het antwoord hierop is, dat dit de manier is waarop een onbekend aantal mensen gaan dwalen. Als Allah niet heeft behalve een verzoek om hulp van iemand anders, hoe kan dan iemand het recht krijgen om te zeggen dat niemand gevraagd moet worden om hulp, maar alleen Allah. Kijk in de Heilige Qur’ān, waarin Allah in verschillende verzen hulp vragen in elk opzicht aan iemand anders heeft toegestaan.
[1] De elfde dag van de islamitische maand ter gedachtenis aan de soennitische heilige Sheikh Abdul Qādir Jilāni.