Inleiding
Een Dār-ul-Iftāʾ is een islamitisch instituut dat gespecialiseerd is in het uitvaardigen van fatwa’s (juridische adviezen) op basis van de islamitische wetgeving (Sharīʿah).
Wat doet een Dār-ul-Iftāʾ?
Een Dār-ul-Iftāʾ is letterlijk een “huis van fatwa-uitvaardiging”. Het is een centrum waar gekwalificeerde islamitische geleerden (muftī’s) juridische en religieuze vragen beantwoorden. Hun adviezen zijn gebaseerd op de bronnen van de islam: de Heilige Qur’ān, de Soenna, de consensus (ijmāʿ) en analogie (qiyās).
Belangrijke taken:
- Uitvaardigen van fatwa’s: Antwoorden op vragen van individuen, instellingen of overheden over religieuze en maatschappelijke kwesties.
- Onderzoek en scholing: Veel Dār-ul-Iftāʾs zijn verbonden aan islamitische universiteiten of seminaries en leiden muftī’s op.
- Advies aan overheden: In sommige landen (zoals Egypte, Pakistan, India) geven Dār-ul-Iftāʾs advies over wetgeving, ethiek en beleid.
- Internationale samenwerking: Sommige Dār-ul-Iftāʾs zijn erkend door internationale organisaties en werken mee aan interreligieuze dialoog en juridische harmonisatie.
Wie werkt er in een Dār-ul-Iftāʾ?
Een Dār-ul-Iftāʾ wordt geleid door een of meerdere muftī’s — islamitische juristen die bevoegd zijn om fatwa’s uit te vaardigen. Zij hebben doorgaans een diepgaande opleiding in fiqh (islamitische jurisprudentie), uṣūl al-fiqh (juridische methodologie), en vaak ook moderne disciplines zoals geneeskunde, economie of recht.
Voorbeelden van bekende Dār-ul-Iftāʾs
| Land | Instituut | Kenmerk |
| Egypte | Dār-ul-Iftāʾ al-Misriyyah | Officiële staatsinstantie voor fatwa’s |
| Pakistan | Jamia Binoria – Dār-ul-Iftāʾ | Actief in moderne vraagstukken |
| Engeland | Dār-ul-Iftāʾ Birmingham | Adviezen voor moslims in diaspora |
Dār-ul-Iftāʾ-instellingen bestaan niet alleen binnen de soennitische gemeenschap; ook groepen met afwijkende geloofsopvattingen (badd ʿaqīdah) beschikken over dergelijke centra waar juridisch-theologische vraagstukken worden behandeld.
Welke vereisten zijn in Europa noodzakelijk voor een voorzitter?
Een voorzitter van een Dār-ul-Iftāʾ moet voldoen aan strikte religieuze, juridische en didactische eisen, zoals verankerd in klassieke werken en omvatten o.a. diepgaande kennis van Sharīʿah, integriteit, onafhankelijkheid en leiderschap. Voor een voorzitter van een Dār-ul-Iftāʾ die zich wil baseren op breed geaccepteerde soennitische bronnen, zijn de volgende werken betrouwbaarder:
| Auteur | Werk | Madhhab | Relevantie |
| al-Māwardī | al-Aḥkām al-Sulṭāniyyah | Shāfiʿī | Over leiderschap en juridische functies |
| al-Nawawī | al-Majmūʿ Sharḥ al-Muhadhdhab | Shāfiʿī | Over fiqh-autoriteit en fatwā-ethiek |
| al-Qarāfī | al-Furūq | Mālikī | Over juridische onderscheidingen en integriteit |
| al-Shāṭibī | al-Muwāfaqāt | Mālikī | Over ijtihād, maqāṣid en didactiek |
| al-Khaṭīb al-Baghdādī | al-Faqīh wa al-Mutafaqqih | Traditioneel | Over kwalificaties van geleerden |
Binnen de Ḥanafī-soennitische traditie gelden voor een voorzitter van een Dār-ul-Iftāʾ strikte eisen op het gebied van fiqh-expertise, rechtschapenheid (ʿadālah), didactisch leiderschap en onafhankelijkheid. Deze zijn verankerd in klassieke werken zoals al-Hidāyah, al-Fatāwā al-Hindiyyah, en Radd al-Muḥtār.
Juridisch-didactische vereisten volgens Ḥanafī-bronnen
| Vereiste | Beschrijving | Bron | APA-verwijzing |
| Fiqh-expertise | Moet een erkend faqīh zijn, bekwaam in uṣūl al-fiqh en fatwā-principes | al-Marghīnānī, al-Hidāyah, Boek over al-qaḍāʾ | al-Marghīnānī. (2000). al-Hidāyah fī Sharḥ al-Bidāyah. Dār al-Fikr. |
| ʿAdālah (rechtschapenheid) | Moet vrij zijn van grote zonden, betrouwbaar in geloof en gedrag | al-Ḥaṣkafī, Radd al-Muḥtār, Deel over al-qaḍāʾ | al-Ḥaṣkafī. (2003). Radd al-Muḥtār ʿalā al-Durr al-Mukhtār. Dār al-Kutub al-ʿIlmiyya. |
| Onafhankelijkheid | Mag niet onder druk staan van politieke of financiële belangen | al-Fatāwā al-Hindiyyah, Deel over al-qaḍāʾ | Al-Laknawī. (1989). al-Fatāwā al-Hindiyyah. Dār al-Fikr. |
| Didactisch leiderschap | Moet consensus kunnen leiden, complexe kwesties structureren en fatāwā kunnen coördineren | al-Marghīnānī, al-Hidāyah, hoofdstuk over ijtihād | al-Marghīnānī. (2000). al-Hidāyah fī Sharḥ al-Bidāyah. Dār al-Fikr. |
| Bekwaamheid in fatwā-ethiek | Moet fatwā kunnen geven op basis van erkende Ḥanafī-bronnen, met kennis van khilāf en tarjīḥ | al-Kāsānī, Badāʾiʿ al-Ṣanāʾiʿ, Deel over al-fatwā | al-Kāsānī. (1982). Badāʾiʿ al-Ṣanāʾiʿ fī Tartīb al-Sharāʾiʿ. Dār al-Kutub al-ʿIlmiyya. |
Kan een Alīm die geen mufti is voorzitter worden van Dār-ul-Iftāʾ?
Dan leggen wij eerst een focus op de structuur en doelstelling van de betreffende Dār al-Iftāʾ:
Als het instituut primair juridisch-fatwā gericht is, dan is het gebruikelijk dat de voorzitter zelf een mufti is, omdat hij eindverantwoordelijkheid draagt voor de juridische correctheid van de fatāwā.
Als het instituut breder functioneert — bijvoorbeeld als educatief, organisatorisch of beleidsmatig centrum — dan kan een ʿĀlim met bestuurlijke, didactische of strategische kwaliteiten voorzitter zijn, terwijl de fatwā-verantwoordelijkheid bij een mufti of fatwā-commissie ligt.
Vanuit Sharīʿah-principes en precedenten focus gezien
In de klassieke fiqh-literatuur is er geen expliciet verbod op een niet-mufti als voorzitter, zolang hij niet zelfstandig fatāwā uitgeeft zonder de vereiste kwalificaties.
In veel landen (zoals India, Pakistan, Egypte) zijn er voorbeelden van ʿulamāʾ of bestuurskundigen die Dār al-Iftāʾ-instellingen leiden, terwijl de fatwā’s worden ondertekend door een mufti of fatwā-raad.
Voorwaarden voor legitimiteit van een niet-mufti als voorzitter zijn:
- Hij delegeert de fatwā-taak aan gekwalificeerde muftī’s.
- Hij geen fatāwā ondertekent zonder Sharʿī kwalificatie.
- Hij transparant is over zijn rol (bijv. organisatorisch, strategisch, didactisch).
- De organisatie een duidelijke hiërarchie heeft waarin de Sharʿī autoriteit bij de muftī’s ligt.
Kortom, een ʿĀlim zonder mufti-kwalificatie kan voorzitter zijn van een Dār al-Iftāʾ, mits hij geen fatwā-autoriteit claimt en de Sharʿī verantwoordelijkheid bij bevoegde muftī’s ligt. In feite kan zo’n voorzitter juist bijdragen aan professionalisering, beleidsontwikkeling en didactische structuur, mits de Sharʿī grenzen bewaakt worden.
Risico’s
De risico’s van het aanstellen van een ʿĀlim die geen mufti is als voorzitter van een Dār al-Iftāʾ zijn reëel en verdienen zorgvuldige afweging. Hieronder een overzicht in juridisch-theologische en organisatorische termen:
Sharīʿah-gerelateerde risico’s
- Verwarring over autoriteit: Leekpubliek kan denken dat de voorzitter ook fatwā’s uitvaardigt, wat leidt tot onterecht vertrouwen in niet-gekwalificeerde uitspraken.
- Overschrijding van Sharʿī bevoegdheden: Als de voorzitter zich inhoudelijk mengt in fatwā’s zonder mufti-kwalificatie, ontstaat onrechtmatige Sharʿī interventie.
- Aantasting van fatwā-integriteit: De reputatie van het instituut kan lijden als fatwā’s worden beïnvloed door niet-muftī’s, wat leidt tot verlies van vertrouwen bij geleerden en publiek.
Organisatorische en reputatierisico’s
- Interne spanningen: Muftī’s kunnen zich ondermijnd of gemarginaliseerd voelen als een niet-mufti leidinggeeft aan hun vakgebied.
- Extern wantrouwen: Andere instellingen, overheden of academische gremia kunnen de legitimiteit van het Dār al-Iftāʾ in twijfel trekken.
- Verlies van accreditatie: Bij internationale samenwerking (zoals AROQA, NVAO) kan het ontbreken van een mufti als voorzitter leiden tot problemen bij erkenning of samenwerking.
Didactische en beleidsmatige risico’s
- Onvoldoende didactische afbakening: Zonder duidelijke scheiding tussen bestuurlijke en fatwā-rollen ontstaat didactische vervaging in onderwijs en publicaties.
- Beperkte inhoudelijke borging: Beleidsstukken, adviezen of publicaties kunnen inhoudelijk tekortschieten als ze niet door muftī’s worden gevalideerd.
- Risico op misbruik van titels: De voorzitter kan onbedoeld of strategisch worden aangeduid als “mufti”, wat leidt tot titelinflatie en reputatieschade.
Risicoanalyse: Niet-mufti als voorzitter van Dār al-Iftāʾ
| Risicotype | Beschrijving | Sharʿī en organisatorische impact |
| Sharīʿah-verwarring | Publiek denkt dat voorzitter ook fatwā’s uitvaardigt | Onterecht vertrouwen in niet-gekwalificeerde uitspraken; schending van Sharʿī bevoegdheidsgrenzen |
| Fatwā-integriteit | Voorzitter beïnvloedt fatwā’s zonder mufti-kwalificatie | Aantasting van juridische betrouwbaarheid; reputatieschade bij geleerden en instellingen |
| Titelinflatie | Voorzitter wordt aangeduid als “mufti” zonder kwalificatie | Misleiding, reputatieschade, ondermijning van academische en Sharʿī standaarden |
| Interne spanningen | Muftī’s voelen zich gemarginaliseerd of overschaduwd | Verminderde samenwerking, verlies van deskundigheid, risico op vertrek van gekwalificeerde staf |
| Extern wantrouwen | Andere instellingen twijfelen aan legitimiteit | Beperkte samenwerking, reputatieverlies, obstakels bij accreditatie of erkenning |
| Didactische vervaging | Onduidelijke scheiding tussen bestuurlijke en fatwā-rollen | Verminderde didactische helderheid in onderwijs, publicaties en communicatie |
| Beleidsmatige tekortkomingen | Beleidsstukken missen Sharʿī validatie | Juridisch-didactische onvolledigheid, risico op incorrecte adviezen of richtlijnen |
Fatāwā Europe over soorten muftī’s
De Fatāwā Europe bespreekt soorten muftī’s in het kader van bevoegdheid en context. Hoewel het boek Fatāwā Europe van Mufti Abdul Wajid (ʿAlayhi al-Raḥmah) voornamelijk bestaat uit praktische fatwa’s voor moslims in Europa, bevat het ook passages waarin het gezag en de rol van de mufti worden besproken. Hierin wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen:
- Mufti al-‘Āmm (algemene mufti): Geeft fatwa’s op basis van algemeen geldende principes, zonder gebondenheid aan lokale context.
- Mufti al-Muqayyad (gebonden mufti): Geeft fatwa’s binnen een specifieke context, zoals een land, organisatie of madhhab.
- Mufti al-Mu’assasāt (institutionele mufti): Vertegenwoordigt een raad of instelling en werkt op basis van consensus en contextuele analyse.
Deze indeling is relevant voor moslims in Europa, waar contextuele ijtihād en minoriteiten fiqh een belangrijke rol spelen.
Bahāre Sharīʿat
In de Urdu-editie van Bahāre Sharīʿat staat de bespreking van de mufti in Deel 1, vanaf pagina 295 tot 310, onder het hoofdstuk “Iftāʾ aur Mufti ke Aḥkām” (Fatwa en regels voor de mufti). In Bahāre Sharīʿat wordt deze rol uitvoerig behandeld als juridisch-theologisch gezagdrager binnen de Ḥanafī-wetgeving. Hij is verantwoordelijk voor het geven van fatāwā op basis van authentieke bronnen en methodologie. Hieronder een samenvatting van wat Bahāre Sharīʿat zegt over de mufti, gebaseerd op de Engelse en Urdu edities van het werk van Mufti Amjad Ali Aazmi (ʿAlayhi al-Raḥmah):
Definitie en kwalificaties van een mufti
Mufti is iemand die bevoegd is om fatāwā (juridische adviezen) te geven op basis van de Sharīʿah. Hij moet diepgaande kennis hebben van: (1) Heilige Qur’ān, (2) Aḥādīth, (3) Fiqh (vooral Ḥanafī), (4) de principes van uṣūl al-fiqh (juridische methodologie), (5) hij moet rechtvaardig, betrouwbaar en godvrezend zijn, en vrij van wereldse belangen.
Taken van de mufti
- Fatwa geven: Hij beantwoordt juridische vragen van individuen en instellingen.
- Onderwijs en begeleiding: Hij onderwijst studenten en leidt hen op in fiqh.
- Verantwoordelijkheid: Een fatwa moet gebaseerd zijn op authentieke bronnen en mag niet leiden tot misleiding of persoonlijke voorkeur.
Methodologie van fatwa
- Een mufti mag alleen fatāwā geven binnen zijn madhhab (bijv. Ḥanafī).
- Hij moet de meningen van eerdere autoriteiten kennen en correct toepassen.
- Als er meerdere geldige meningen zijn, moet hij de sterkste en meest toepasbare kiezen voor de situatie.
Waarschuwingen
- Het is ḥarām voor een ongeschoolde persoon om fatāwā te geven.
- Het is ook onverantwoord om fatāwā te geven zonder grondige studie of zonder toestemming van bevoegde geleerden.
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
De AVG regelt hoe persoonsgegevens in de EU verwerkt mogen worden en zijn essentieel voor juridisch-theologische integriteit. De AVG is sinds 25 mei 2018 van kracht in de hele EU en legt organisaties en individuen verplichtingen op bij het verwerken van persoonsgegevens.
De rol van een mufti zoals beschreven in Bahāre Sharīʿat — als juridisch-theologisch gezagdrager binnen de Sharīʿah — kan verrassend goed worden geanalyseerd in relatie tot moderne juridische kaders zoals de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming). Hieronder geef ik een gestructureerde vergelijking en reflectie, met oog voor jouw expertise in juridisch-didactische integratie:
| Aspect | Mufti (Bahāre Sharīʿat) | AVG-verantwoordelijke (EU-wetgeving) |
| Grondslag | Sharīʿah, fiqh, uṣūl al-fiqh | EU-wetgeving, mensenrechten, proportionaliteit |
| Bevoegdheid | Fatwa geven op basis van authentieke bronnen | Verwerken van persoonsgegevens conform wettelijke grondslagen |
| Verantwoordelijkheid | Juridisch advies met morele en religieuze zorgvuldigheid | Juridische en technische bescherming van persoonsgegevens |
| Transparantieplicht | Verantwoording aan God en gemeenschap | Informatieplicht aan betrokkenen (art. 13–14 AVG) |
| Toestemming en doelbinding | Intentie (niyyah) en context zijn leidend | Verwerking vereist expliciete toestemming en doelbinding |
| Beperking van schade | Fatwa mag geen fitnah of onrecht veroorzaken | Verwerking mag geen schade toebrengen aan rechten van betrokkenen |
| Documentatieplicht | Mondelinge of schriftelijke fatāwā, vaak zonder archiefplicht | Verplichte verwerkingsregisters en audit trails (art. 30 AVG) |
Juridisch-didactische reflectie
- Een mufti handelt vanuit een ethisch-juridisch kader dat intrinsiek gericht is op bescherming van de menselijke waardigheid (ḥifẓ al-ʿird, ḥifẓ al-nafs).
- De AVG operationaliseert dit via expliciete rechten zoals het recht op inzage, correctie, vergetelheid en dataportabiliteit.
- Beide systemen vereisen zorgvuldige afweging van context, proportionaliteit en transparantie — maar verschillen in hun epistemologische grondslag: goddelijke openbaring versus seculiere rechtsprincipes.
Kernprincipes van de AVG (artikel 5)
- Rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie: verwerking moet gebaseerd zijn op een wettelijke grondslag en duidelijk gecommuniceerd worden.
- Doelbinding: gegevens mogen alleen verzameld worden voor een specifiek, gerechtvaardigd doel.
- Dataminimalisatie: verwerk niet méér gegevens dan strikt noodzakelijk.
- Juistheid: gegevens moeten correct en actueel zijn.
- Opslagbeperking: gegevens mogen niet langer bewaard worden dan nodig.
- Vertrouwelijkheid en integriteit: gegevens moeten adequaat beveiligd worden.
Verantwoordingsplicht
Elke verwerker moet kunnen aantonen dat hij aan deze beginselen voldoet. Dit vereist documentatie, beleid en interne controlemechanismen.
Bronnen
- Abdul Wajid Qādrī. (2018). Fatāwā Europe. [Islamic Studies Collection]. Internet Archive. https://archive.org/details/Fatawa_Europe_MuftiAbdulWahidQadri
- Aazmi, A. A. (z.j.). Bahāre Sharīʿat (Deel 1, pp. 295–310). Karachi: Maktaba-tul-Madina.
- Al-Māwardī. (1996). al-Aḥkām al-Sulṭāniyyah (Aḥmad Mubārak al-Baghdādī, Ed.). Dār al-Kutub al-ʿIlmiyya.
- Al-Ghazālī. (2005). Iḥyāʾ ʿUloom al-Dīn (Vol. 2). Dār al-Minhāj.
- Al-Shāṭibī. (2001). al-Muwāfaqāt fī Uṣūl al-Sharīʿah (Vol. 4). Dār Ibn ʿAffān.
- Al-Qaradāwī. (1996). Fiqh al-Awlawiyyāt. Maktabat Wahbah
- Al-Nawawī, al-Majmūʿ Sharḥ al-Muhadhdhab – over fiqh-autoriteit en fatwā-ethiek.
- Al-Khaṭīb al-Baghdādī, al-Faqīh wa al-Mutafaqqih – over didactiek en integriteit.
- Al-Sarakhsī, al-Mabsūṭ – over juridische autoriteit en ethiek.
- Al-Kāsānī, Badāʾiʿ al-Ṣanāʾiʿ – over juridische structuur en didactiek.
- Ibn ʿAbd al-Barr, Jāmiʿ Bayān al-ʿIlm wa Faḍlih – over kwalificaties van geleerden.
- Ibn ʿĀbidīn, Sharḥ Radd al-Muḥtār – standaardwerk voor Ḥanafī fatwā-praktijk.
Lees verder ……………….. >
