Een vertaling van het boek van Mujaddid-e-Deen-o-Millat Alahazrat Ash-Shah Imām Ahmed Raza Khan Qādri Barkati (radi-Allāhu ‘Anhu), 13e Sha’ban 1321
Vraagstellingen
Wat is het oordeel van de Ulema van de islam in het volgende gevallen. Kan de ziel van de overledene ooit zijn huis, na het overlijden, bezoeken of niet? Heeft de overledene voordeel aan het verzoek (aan Allāh) door zijn nabestaanden en relaties, dat elke Sawāb (beloning) door het reciteren van de Heilige Qur’ān, Khayrāt, distributie van voedsel of geld enzovoorts aan de overledene toekomt? Als de zielen hun huizen bezoeken, op welke dagen komen ze dan? Als ze hun huizen bezoeken, is het dan een zonde voor de persoon die dit weerlegt en wat voor categorie zonde is het?
Beantwoording door Imām-e-Ahle Sunnat Alahazrat Imām Ahmad Raza Khan al-Qādri (radi-Allāhu ‘Anhu)
Khādim-ul-Muhaddithīn Sheikh Muhaqqiq Maulana Abdul Haq Muhaddith-e-Dehlvi schrijft in de annotatie van Mishkāt Sharief in het hoofdstuk over het bezoeken van de graven als volgt: “Om sadaqāh (vrijwillige liefdadigheid) te geven ten gunste van de overledene, gedurende zeven dagen, nadat hij de wereld heeft verlaten is mustahab (gewenste actie). Het geven van sadaqāh namens de overleden persoon is een middel om voordeel voor hem/haar te behalen. Er is geen verschil van mening tussen de ‘Ahle Ilm’ (de mannen van kennis) over dit onderwerp. Er zijn Sahīh (deugdelijk) ahadīth overgeleverd over deze zaken, vooral over de distributie van water. Het is de mening van sommige Ulema, dat de overledene alleen de beloning van sadaqāh en du’ a (smeekbede) ontvangt. In sommige overleveringen staat, dat de ziel de huisbezoeken op de vooravond van vrijdag (donderdagavond na maghrib namāz) aflegt en wacht om te zien of sadaqāh namens hem wordt gegeven of niet.” Ash’at-ul-Lam’āt, deel 1, pagina’s 716-717
Sheikh-ul-Islam schrijft als volgt in paragraaf zes van het boek Kashf-ul-Ghita: “Het wordt opgenomen in Garā’ib en Khazana, dat de zielen van de overledenen terugkeren naar hun huizen op de vooravond van elke vrijdag, de dag van Ied, de Dag van de Ashura en op Shab’be Barā’at. De ziel staat buiten het huis, en in een zeer trieste stem kondigt het aan: “O mijn familie! O mijn kinderen! O mijn verwanten! Wees mededogend naar ons toe door het geven van sadaqāh.” Kashf-ul-Ghita
In Sharah Sudur, heeft Sheikh Jalāluddin Suyuti Rahmatullāhi Alayhi verschillende ahadīth gepresenteerd op de meest voorkomende tijden (wanneer de zielen de woningen bezoeken), hoewel de meeste ahadīth Da’if (zwakke overleveringen)) zijn.
Het woord “meeste” in de bovenstaande verklaring bewijst duidelijk, dat de geregistreerde ahadīth niet allemaal Da’if zijn. Opgemerkt moet worden, dat in zaken die geen betrekking hebben op Aqīda, of problemen over Halāl en Harām, zelfs de Da’if overleveringen volgens de Itjma (consensus) aanvaardbare argumenten zijn. Imām Ajal Abdullah bin Mubārak en Abu Bakr bin Abi Shuaiba rapporteren van de leraar van Sahīh al-Bukhārī en moslim, Hazrat Abdullah bin Amar bin A’as (radi-Allāhu ‘Anhu) en Imām Ahmed meldt op gezag van Musnad en Tabrānī rapporten op gezag van Mu’jim Kabir en Hākim rapporten van Sahīh Mustadrak en Abu Na’īmī rapporten in Huliya op gezag van Sahīh, dat is overgeleverd van de Profeet (Heilige Profeet ﷺ): [woorden van Ibn Mubārak] “Voorwaar, de wereld is een Tuin (Paradijs) voor de ongelovigen en een gevangenis voor de gelovigen. Wanneer de ziel van een moslim zijn lichaam verlaat, dan is het te vergelijken met een persoon die in een gevangeniscel was en inmiddels is vrijgelaten. Hij begon dus op de aarde te reizen en vrij rond te lopen.” Kitāb-uz-Zuhd Li Ibn Mubārak, Hadith 597, pagina 211
De verslaggeving van Abu Bakr bin Abi Shuaiba luidt als volgt: “Wanneer een moslim deze wereld verlaat (overlijdt), dan is zijn pad geopend en kan hij gaan waar hij ooit wilde gaan.”
Ibn Abi Duniya en Baihāqi vertellen van Saied ibn Musayab die ooit met Hazrat Salman Farsi en Hazrat Abdullah ibn Salaam (radi-Allāhu ‘‘Anhum) een ontmoeting had. Eén zei tegen de andere, als je eerder dan mij overlijdt, dan moet je me op de hoogte brengen van wat er gebeurt. Hij vroeg: “Ontmoeten de doden en de levende elkaar?”[1] Hij antwoordde: “Ja, de zielen van de moslims zijn in Jannah. Zij hebben de keuze om te gaan waar ze willen.” Shu’b-ul-Imān, Hadith 1355, deel 2, pagina 121
Ibn Mubārak rapporten in Kitāb-uz-Zuhd en Abu Bakr bin Abi Duniya en Ibn Munda rapport van Salman Farsi (radi-Allāhu ‘‘Anhum): “Voorwaar, de zielen van de moslims zijn in de Barzakh (een domein illiyin, het bovenste gedeelte, tussen de wereld en het Hiernamaals) en gaan waar ze willen en de zielen van de kuffār zitten gevangen in Sījjīn (een domein in het onderste gedeelte -aarde- tussen de wereld en het Hiernamaals).” Kitāb-uz-Zuhd – Hadith 429, pagina 144
Ibn Abi Duniya overlevert van Hazrat Malik bin Anas (radi-Allāhu ‘Anhuma): “Een overlevering heeft mij bereikt (waarin gezegd wordt dat), de zielen van de moslims vrij zijn. Ze gaan waar ze willen.” Sharah Sudur, pagina 98
Imām Jalāluddin Suyuti (radi-Allāhu ‘Anhu) stelt in Sharah Sudoor, dat Imām Abu ‘Umar ibn Abdul Birr zegt: “Het is algemeen bekend, dat de zielen van de martelaren in Jannah zijn en de zielen van andere moslims dicht bij hun graven zijn. Ze komen en gaan wanneer ze willen.” Sharah Sudur, pagina 105
In Tafsir Sharah Jāme Saghir van Allāma Manāwi staat: “Voorwaar, wanneer de ziel gescheiden is van zijn schelp en is bevrijd van haar gevangenschap door de dood, dan reist het waarheen hij wil.” Tafsir Sharah Jāme Saghir, deel 1, pagina 320
Qāzi Thana’ullah schrijft ook in Tazkirāt-ul-Mauta: “De zielen van de Awliya Kirām reizen de hemel, de aarde en Jannah rond. Ze gaan waar ze willen.” Misbahun Noor, een vertaling van Tazkirāt-ul-Mauta, pagina’s 75-76
Dit wordt verklaard in Khazānat-ul-Riwayāt: “Het is overgeleverd door sommige Muhaqqiq Ulema, dat de zielen bevrijd worden aan de vooravond van een vrijdag en ze beginnen uit te strekken (over de aarde). Eerst komen ze naar hun graf en gaan dan naar hun huizen.” Khazānat-ul-Riwayāt
In Dastur-ul-Quzzāt staat het volgende: “Voorwaar, de zielen van de moslims bezoeken hun huizen aan de vooravond van elke vrijdag. Ze staan aan de deur en kondigen aan in een zeer droevige stem, o mijn familie! O mijn kinderen! O mijn verwanten! Wees gul naar ons toe en geef sadaqāh. Vergeet ons niet. Vergeet ons niet. Wees mededogend jegens ons in onze armoede.”
Het staat in Khazānat-ul-Riwayāt: “Het is overgeleverd door Ibn Abbās (radi-Allāhu ‘Anhu), dat wanneer de dagen van Ied, Jumu’ah, Ashura of Shab’be Barā’at aankomen, de zielen van de overledenen hun huizen te bezoeken. Ze staan voor hun deuren en zeggen: Is er iemand die ons herinnert? Is er iemand, die mededogen zal zijn naar ons toe? Is er iemand die zal toestaan dat onze armoede zal worden herinnerd?”
Opmerking: de volgende twee pagina’s van het originele boek van Alahazrat (radi-Allāhu ‘Anhu) behandeld met diepgaande uitleg het valse concept van Wahhābis en Najdis die eventuele zwakke ahadīth weerleggen. Alahazrat (radi-Allāhu ‘Anhu) legt in de conclusie duidelijk uit, dat de kwestie van de zielen van de overledenen een bezoek aan het huis na overlijden, niet direct een kwestie van Aqā’id noch een kwestie van fiqh is die direct te maken heeft met Harām en Halāl; en het blijkt dat met de hoeveelheid gepresenteerde ahadīth deze ondervraagde kwestie zeker aan de orde is. In het laatste deel van dit boekje Alahazrat (radi-Allāhu ‘Anhu) bespreekt hij andere gedetailleerde kwesties die niet voor het grote publiek zijn bedoeld en dus weggelaten is in de Engelse vertaling.
Andere Fatāwa van Alahazrat over het gebied voor de overledene en de ziel.
Vraag van Imāmudin Sahib, 19 Rabi-ul-Akhir 1326, Kanpur
Hoe kan de ziel na overlijden in contact blijven met zijn familie?
Beantwoording
De dood betekent niet dat de ziel sterft, maar het verwijst naar de scheiding van de ziel van het fysieke lichaam. De ziel blijft altijd levend. Het staat in de Hadith, u bent geschapen om voor altijd te leven. Dus net zoals ze contact hebben gehad tijdens het fysieke leven, zo hebben ze dit nog steeds na de dood. Het staat in de Hadith Sharief, elke vrijdag worden de daden van hun kinderen van de lopende week aan hen gepresenteerd. Ze worden blij met goede daden en verdrietig met de slechte daden, dus o dienaren van Allāh, maak je overleden ouders niet verdrietig.
Vraagstelling
Wat zeggen de geleerden over het volgende gevallen. Waar is de plaats van de zielen van de moslims? Blijven ze bij het lichaam of zijn ze gescheiden?
Beantwoording van de vragen
De zielen van de gelovigen zijn in verschillende vormen in Barzakh, zoals het is genoemd over de martelaren. Ze zijn in de vorm van groene vogels. Er zijn plaatsen van elkaar gescheiden op basis van hun status. Sommige zijn hun graven, sommige bij de fontein van Zam, sommigen in de lucht tussen de hemel en de aarde, een aantal onder de Arsh in lantaarns van Noor, net zoals Imām Suyuti in details beschreven heeft in zijn boek Sharah Sudur.
Vragen
- Wordt dat wat gevoeld wordt door de familie ook gevoeld door de overledene?
- Wat is de vorm van de straf en beloning, wanneer de mens is gemengd met zand en zijn ziel naar de aangewezen plaats gaat?
- Waar is de plaats van de ziel na het overlijden?
- In een droom ziet een familielid soms de overledene. Wordt dit ook gevoeld door de overledene?
- Wat is de ziel? Het wordt vaak gezegd, dat de ziel zich bewust is van de affaires van de wereld, zelfs na overlijden.
- Weet de overledene wanneer iemand zijn graf bezoekt?
Beantwoording van de vragen
- Als de familieleden pijn voelen, dan voelt de overledene zich ook verdrietig. In het ons verbieden om te huilen bij de overledene is gezegd: “Als je huilt, dan huilt ook de overledene, dus maak ze niet verdrietig.”
- De mens wordt nooit stof. Het is het lichaam dat stof wordt en niet het hele lichaam. Er zijn enkele oorspronkelijke deeltjes die niet kunnen worden gezien, die niet vernietigen, maar voor altijd blijven bestaan. Het is daarmee dat het lichaam op de Dag van Qiyāmah zal worden gerezen. Straf en beloning zijn zowel op het lichaam als de ziel. Degenen die zeggen dat dit alleen voor de ziel geldt worden misleid. Zowel de ziel als de originele deeltjes van het lichaam is in het bestaan, en zelfs als die is omgevormd tot stof, dan nog is het niet volledig uiteengevallen. Ze worden in verschillende vormen gescheiden. Het voorbeeld gegeven in de Hadith is om aan te tonen dat de straf zowel op het lichaam als de ziel is, dat er een boomgaard is en het eten van het fruit uit de boomgaard verboden is. Er is een verlamde buiten de boomgaard die niet kan lopen, maar wel kan zien. Hij ziet de vruchten, maar kan ze niet bereiken. Juist op dat moment komt een blinde persoon aan. De verlamde zegt tegen hem: “Je draagt me op je schouders en ik zal je de weg wijzen. Op deze manier kunnen zowel jij als ik eten van de vruchten in de boomgaard. De blindeman droeg de verlamde naar de boom en beiden deelden in de vrucht.” Wel, wie van hen verdient straf, beide zijn overtreders? Als de blinde hem niet had gedragen zou hij niet zijn gegaan en als de verlamde hem niet had begeleid (de weg vertellen), zou hij niet hebben gezien. De verlamde is de ziel (voorbeeld) dat hij weet en ziet, maar heeft niet de mogelijkheid om fysieke handelingen te verrichten en de blindeman is het lichaam (voorbeeld) dat de mogelijkheid heeft om op te treden en te doen, maar niet ziet of weet. Zo werd de verkeerde handeling gepleegd door het samenkomen van beide, waardoor beide waardig werden voor de straf. (En, Allāh weet het beter).
- De plaats van de ziel verschilt afhankelijk van de status. Onder moslims zijn een aantal, dat op het graf blijft, sommige bij de fontein van Zam, tussen de hemel en de aarde, in de eerste hemel, in de tweede hemel, enzovoorts tot de zevende hemel, sommigen in de hoogten van de lucht en sommige in de vorm van groene vogels in het kader van de Arsh van Allāh in lantaarns van het Licht. De zielen van de kuffār (niet-moslims) verblijven sommigen in een plaats genaamd Wadi-e-Barhoot, sommigen in de twee derde hemel, enzovoorts en sommige in een plaats genaamd Sījjīn. (En, Allāh weet het beter).
- Soms voelen ze het en soms ook niet. Beide zijn beschreven in Sharah Sudoor van Allāma Suyuti. (En, Allāh weet het beter).
- De ziel is door het Bevel van mijn Heer een schepping en je hebt slechts een fractie van kennis gekregen. De kracht van de ziel, het kunnen zien, horen en weten blijft bestaan, maar wordt zelfs krachtiger dan voorheen. (En, Allāh weet het beter).
- De overledene ziet degenen die een bezoek aan zijn graf brengt en hij hoort ook de woorden. Als hij hen herkende tijdens zijn leven, dan zal hij hen ook herkennen na het overlijden. Als de persoon zijn familielid of vriend is, dan wordt hij blij als ze op bezoek bij zijn graf komen. Dit alles is duidelijk gemaakt in de ahadīth, verklaringen van de Grote A’imma en is van de Aqā’id van de Ahle Sunnat. De gedetailleerde uitleg hierover is te vinden in mijn boek Hayāt-ul-Amwāt. (En, Allāh weet het beter).
Vraagstelling
Wat zeggen de Ulema over de vraag als een persoon overlijdt op een donderdag wordt hij gespaard van bestraffing van het graf, is hij alleen op de donderdagen of voor altijd vergeven?
Beantwoording
Er is geen Gebod voor een donderdag. Dit is vermeld over de vooravond van een vrijdag, de vrijdag en alle dagen van de maand Ramadān. De moslims die op deze dagen overlijden worden ontzien van de vragen van de Nakirain (Munkir en Nakir) en van de kwelling van het graf. Allāh is Karim, opdat Hij iets vergeeft en dan nog steeds een persoon verantwoordelijk voor houdt. (En, Allāh weet het beter).
Vraagstelling
Wat zeggen de geleerden Ulema in dit geval. Als vandaag de dag een persoon met een bepaalde naam zou moeten overlijden, dat per ongeluk een andere persoon ket dezelfde naam sterft, dus de andere met dezelfde naam is ten onrechte meegenomen door de Engel. Iemand vertelde dat een dergelijk incident zich had voorgedaan. Iemand was overleden en een tijdje later kwam hij weer tot leven, terwijl een andere persoon met dezelfde naam vervolgens verleed. Toen de eerste persoon werd gevraagd wat er gebeurd is, begon hij te vertellen (buiten de lichamelijke ervaring). Wat is het oordeel in deze kwestie?
Beantwoording
Dit is helemaal niet waar. De engelen van de Almachtige Allāh maken geen fouten bij het vervullen van het Gebod van Allāh. Almachtige Allāh zegt: “De engelen doen waarvoor ze zijn opgedragen.”
[1] Noot van de Nederlandse vertaler: hiermee wordt bedoeld of de eerder overleden persoon en de pas overleden persoon elkaar ontmoeten.