Malamis en Qalander

In de 68ste brief van het boek Makatib-i Sharifa staat: “Sufiyya-yi Aliyya verscheen tegen het einde van de tweede eeuw.” In de 79ste brief van het boek en in het begin van het boek Nafahat-ul-Uns en ook in het boek Ar-Riyad-ut-Tasawwufiyya, van Sayyid Abdulhakim Arwasi, staat het volgende:

Degenen die het einde hebben bereikt op de weg van tasawwuf “Rahmatullāhi Ta’ālā ‘alayhim ajma’in’ zijn van twee soorten: De eerste is de murshid die, na tot in de perfectie te zijn bereikt door Rasūlullāh ﷺ pad te volgen, neerbuigend terug is gegaan naar het niveau van het volk, zodat hij mensen naar de juiste weg kan leiden.

De tweede is de Walī die is achtergelaten in de cijfers die hij heeft behaald en die niet verantwoordelijk is voor de training van mensen. Hij wordt de Qutub-e-Madar genoemd.

Er zijn twee groepen van degenen die vooruitgang boeken op de weg van tasawwuf: De eerste bestaat uit de murids die alles vergeten behalve Allāh Ta’ālā en die Hem alleen willen. De tweede groep bestaat uit de tālibs die de volgende wereld willen, het Paradijs.

Er zijn twee groepen van degenen die Allāh Ta’ālā wensen en willen: Een van hen zijn de soefi’s die zichzelf hebben gezuiverd en een paar zegeningen van het einde hebben bereikt.

De anderen zijn Malamis. Ze proberen sidq en Ikhlās te verwerven. Zij verbergen hun aanbiddingen en vrome daden; ze voeren de meeste sunnat en superere aanbiddingen uit. Ze onthouden zich van het blootleggen van hun aanbiddingen. Hoewel ze waardevol zijn, kunnen ze de graad van tawhīd niet bereiken omdat ze bezig zijn met wezens. Malamis zijn mukhlis.

Er zijn vier groepen van degenen die de volgende wereld eisen: zahid, faqir, huddam en ‘abid. Al deze acht groepen hebben na-apers. Elke groep van deze na-apers is waar of leugenachtig. [We zullen hier slechts twee soorten na-apers van de Malamis uitleggen.]

De ware navolgers van de Malamis geven niet om de opvallende van hun aanbiddingen. Ze proberen de douane te volgen. Ze streven ernaar om iedereen te behagen door lief te spreken en te glimlachen. Ze voeren geen vrijwillige aanbiddingen uit. Ze besteden veel aandacht aan farz-acties. Ze geven niet om wat werelds is. Ze worden Qalander genoemd. Omdat ze niet hypocriet of opzichtig zijn, zijn ze als Malamis. Hazrat Abdullah Delhwi (Rahmatullāhi Ta’ālā ‘Alaih) zegt in zijn negenenzeventigste brief: “De Qalander streeft ernaar zijn bātin te zuiveren en zijn nafs te vernietigen. Hij bidt niet veel. Maar de soefi streeft ernaar beide te doen. Hij neemt geen wezens waar. Hij is hoger dan de Qalander.”

Tegenwoordig voeren veel mensen die de naam Qalander dragen deze dingen die we hebben genoemd niet uit. Deze mensen zijn vertrokken van de Dīn en het zal geschikt zijn om hen Hashawi[1] te noemen in plaats van Qalander.

De valse navolgers van de Malamis zijn een groep afvalligen die allerlei zonden begaat en dan zeggen: “Ons hart is zuiver. We doen alles omwille van Allāh.” Ze zeggen: “We begaan zonden om te ontsnappen aan hypocrisie en uiterlijk vertoon en ware mensen van Allāh te worden. Allāh Ta’ālā heeft onze daden van aanbidding niet nodig. Als mensen zonden begaan, zal dat Hem geen kwaad doen. De echte zonde is om schepselen te verwonden en anderen pijn te doen. Het is aanbidding om mensen gunsten te doen.” Het zijn ongodsdienstige afvalligen.

Tegenwoordig hebben Malamis één Shaikh. Ze zeggen: “Als iemand een paar minuten in zijn aanwezigheid zit, zal zijn hart zeggen: “Allāh”; hij zal onmiddellijk bedwelmd worden door de wijn die door het hart wordt gedronken; hij zal een echt mens zijn door zich te richten op de harmonie van zijn Allāh; hij zal het bestaan van Allāh voelen, die dichter bij hem staat dan zijn aorta is, en zal met Hem samenleven; hij zal geen effect of een competentie erkennen die superieur is aan zijn eigen essentie; hij zal geloven wat hij in zichzelf ziet en hoort en hij zal niets anders geloven; er is geen wezen buiten zijn eigen zelf en singulariteit.” Deze woorden betekenen het ontkennen van Allāh Ta’ālā en zijn ongeloof en atheïsme.


[1] Hashawi is een naam die wordt toegeschreven aan ongelovigen die Allāh Ta’ālā met schepselen gelijken en die zeggen dat Hij materieel is. De meeste van degenen die tot de mushabbiha en mujassima behoorden, die één groep waren van de tweeënzeventig groepen bidat, werden later Hashawis.


Translate »
error: Content is protected !!