De Shari’ah aangaande het machinaal slachten door Muhaddith-e-Kabir Hazrat Allāma Mufti Zia-ul-Mustafa Al-Qādri Amjadi
Inleiding
Tegenwoordig is het een gewoonte geworden om met behulp van mechanische apparatuur te slachten. De dieren die op deze wijze geslacht zijn worden meestal geïmporteerd in islamitische landen. Met machinaal slachten bedoelen wij het laten afspelen van het slachtgebed op een cassettebandje. In veel landen hebben talloze islamitische slagers, nadat zij bewust werden van de slachtmethode van geïmporteerd vlees, hun eigen abattoir opgericht om het slachten van dieren onder eigen toezicht te laten verrichten. Deze actie werd ondernomen om de moslims te beschermen voor het eten van vlees dat op machinale wijze was geslacht, en om hen te beschermen tegen de verkoop van harām vlees.
Ettelijke verwesterde moulvi ’s hebben, zonder de Shari’ah in acht te nemen, het op machinale wijze geslacht vlees als halāl verklaard en hebben bovendien het groene licht gegeven aan de moslims om halāl vlees te kopen bij non-moslim slagers. Deze moulvi ‘s zijn in alle opzichten gefaald. Zij proberen door dit soort uitspraken te doen wereldse macht naar zich toe te trekken. Nooit en te nimmer kunnen zij aantonen dat hun uitspraken gebaseerd zijn op getuigenis van de Heilige Qur’ān, Ahadīth of de Boeken der Fiqh (jurisprudentie). Ook hebben zij menigmaal getracht overal in de wereld de methode van machinale slachting als toegestaan te ratificeren, echter zonder succes.
Vanwege vrees voor nadelige gevolgen die veroorzaakt kunnen worden door machinale slachting heb ik mij verplicht gevoeld een beknopte verklaring te geven over het verschil tussen machinale slachting en proper islamitische slachting, zodat de onschuldige moslims geen harām vlees zullen kopen en eten.
Proper slachten in overeenstemming met de Shari’ah
Iedere moslim moet ervan bewust zijn dat elk soort vlees, met uitzondering van vis en sprinkhanen, pas halāl is wanneer het geslacht wordt in de naam van Allah Ta’ālā conform de Shari’ah. In beginsel zijn er twee methoden in de Shari’ah voor het slachten van dieren, namelijk:
- Zibāh-e-Ikhtiyāri: slachten van levende dieren die onder beheer zijn (in voorraad).
- Zibāh-e-Iztirāri: slachten dieren waarop wordt gejaagd.
In beide gevallen moet het dier worden geslacht met een scherp wapen (mes, spies, etc.). Met uitzondering van deze methoden zijn (meestal) de andere methoden niet toegestaan.
In zibāh-e-Ikhtiyāri moet de luchtpijp, de slokdarm en de twee bloedvaten (aan weerszijden van de hals) worden doorgesneden. Als op z’n minst drie van de vier genoemde lichaamsdelen zijn doorgesneden, dan is het vlees halāl geworden voor consumptie.
In zibāh-e-Iztirāri mag het dier overal op het lichaam geprikt worden of met de scherpe rand van een wapen gesneden worden totdat het dier daardoor overlijdt. Indien een getrainde jachthond of jachtvogel deze verwondingen heeft aangebracht op het gejaagde dier, dat daaraan overlijdt, wordt het vlees halāl.
Zibāh-e-Iztirāri geldt alleen voor de vogels, die heel hoog kunnen vliegen en daardoor niet gevangen genomen kunnen worden. Voorts geldt het voor de dieren die vanwege hun aanzienlijke snelheid eveneens niet gevangen genomen kunnen worden.
Zibāh-e-Ikhtiyāri is de wet die geldt voor dieren zoals schapen, pluimvee etc. die praktisch gevangen kan worden. Een dier in de categorie Iztirāri dat gewond is geraakt door een speer en dergelijke of door een jachtdier moet conform de zibāh-e-Ikhtiyāri geslacht worden, anders is het niet halāl. Het slachten moet gebeuren voordat het dier aan de verwondingen overlijdt. Hidāyah Aakhirain, pagina 505
Machinaal slachten
Het is onbetwistbaar, dat de dieren die machinaal geslacht worden eerst gevangen genomen worden. Hieruit voortvloeiend kan geconcludeerd worden, dat het slachten moet gebeuren in overeenstemming met de zibāh-e-Ikhtiyāri. Het is zo overduidelijk dat wanneer gezegd wordt dat de gekozen machinale methode niet Ikhtiyāri is, dat het onmogelijk is het dier machinaal te slachten.
Bij machinale slachting wordt de fysieke kracht en intentie van de islamitische slager niet gebruikt. Veel eerder, de persoon in kwestie drukt op een knop of een schakelaar op de machine, die vervolgens elektriciteit laat stromen naar de motor. Vervolgens wordt de katrol elektrisch in werking gebracht. Ook worden de messen door toevoer van elektriciteit in beweging gebracht die uiteindelijk de hals van de dieren doorsnijdt. De motor noch de messen worden door een fysieke kracht van de mens in beweging gebracht. Als er geen stroom is zal de machine ook niet werken en zullen de messen van de machine de dieren niet slachten. Het is dus evident dat de machineoperator niet direct betrokken is bij het in beweging brengen van de messen noch bij de slachting van de dieren.
Voor enig moment zullen wij aannemen dat iemand een scherp mes in de muur metselt of het aan iets vastbindt met de intentie voor zibāh (slachten). Vervolgens wordt de veestapel opgejaagd richting het mes, waarbij de dieren zodanig tegen het mes oplopen en hun bloedvaten snijden met als gevolg de dood. Zelfs onder deze condities is het dier harām, omdat het dier zelf en op eigen kracht tegen het mes is opgelopen.
In Kanzul Daqā’iq staat: “Als iemand een kleine zaag of scherp wapen in het bos zet en daarbij ‘Bismillāh’ zegt met de intentie een antilope te vangen en de volgende dag een dood dier aantreft dat verwond is door het wapen, dan nog is het niet toegestaan het vlees van dat dier te eten.” Kanzul Daqā’iq, pagina 220
Imam Zaili (radi Allāhu anhu) heeft uitgelegd, dat in zibāh-e-Ikhtiyāri een moslim het dier eigenhandig moet slachten en in Iztirāri het dier zelf ter dood moet brengen. Zonder deze handelingen kan het dier niet als halāl worden beschouwd, omdat het dier in de categorie Natihâ en Mutardiya verkeerd (dood geslagen of dood gevallen).
Allāh Ta’ālā openbaart:
حُرِّمَتْ عَلَيْكُمُ ٱلْمَيْتَةُ وَٱلْدَّمُ وَلَحْمُ ٱلْخِنْزِيرِ وَمَآ أُهِلَّ لِغَيْرِ ٱللَّهِ بِهِ وَٱلْمُنْخَنِقَةُ وَٱلْمَوْقُوذَةُ وَٱلْمُتَرَدِّيَةُ وَٱلنَّطِيحَةُ وَمَآ أَكَلَ ٱلسَّبُعُ إِلاَّ مَا ذَكَّيْتُمْ وَمَا ذُبِحَ عَلَى ٱلنُّصُبِ وَأَنْ تَسْتَقْسِمُواْ بِٱلأَزْلاَمِ ذٰلِكُمْ فِسْقٌ ٱلْيَوْمَ يَئِسَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ مِن دِينِكُمْ فَلاَ تَخْشَوْهُمْ وَٱخْشَوْنِ ٱلْيَوْمَ أَكْمَلْتُ لَكُمْ دِينَكُمْ وَأَتْمَمْتُ عَلَيْكُمْ نِعْمَتِي وَرَضِيتُ لَكُمُ ٱلإِسْلٰمَ دِيناً فَمَنِ ٱضْطُرَّ فِي مَخْمَصَةٍ غَيْرَ مُتَجَانِفٍ لإِثْمٍ فَإِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
“Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van Allah is aangeroepen; hetgeen is geworgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten, behalve wat gij hebt geslacht. Verder hetgeen voor afgoden is geslacht en wat gij loot door pijlen, dit is een overtreding. Heden zullen de ongelovigen aan uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooit en de Islam voor u als godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” Surah al-Mā’idah (de tafel), H5, vers 3
Het punt in Kanz (over de volgende dag dood aangetroffen dier) is denkbeeldig. Zelfs als het op dezelfde dag dood aangetroffen was zou het niet halāl zijn, omdat het niet voldoet aan de voorwaarden van zibāh. Tabeenul Haqâid, deel 6, pagina 226
Het is mogelijk dat enkele mensen gaan twijfelen aan de bovenstaande wetgeving, nadat zij het volgende citaat lezen uit Durr-Mukhtar, Kitâb-us-Sayd, etc. betreffende het jagen: “Als een jager een scherp wapen zet in een val, het in de gaten houdt, een dier in de val trapt en daaraan dood gaat, dan is het halāl.” Hieruit kan blijken, dat indien een moslim een mes plaatst en ‘Bismillāh’ zegt met de intentie voor zibāh, een dier zich aan dat mes verwond en vervolgens dood gaat, het halāl is geworden. Met andere woorden, het blijkt voldoende te zijn het mes te plaatsen met de intentie (Niyyāh) voor zibāh. Het lijkt niet noodzakelijk te zijn dat het dier geslacht moet worden door die persoon. Als het werkelijk zo is, dan is het slachten met een mechanische apparatuur toegestaan.
In het toelichten van deze twijfels wil ik slechts zeggen, dat het overduidelijk is, dat de wet afgeleid van Durr Mukhtar en andere Kitābs specifiek voor deze dieren in de categorie zibāh-e-Iztirāri én de wetten van het jagen in z’n geheel onbezonnen is (Ghair Qiyās). Dus niet van toepassing zijn op de veestapel die onder toezicht van mensen staan.
In werkelijkheid, zelfs als een wild dier gevangen genomen is en onder toezicht van een moslim komt, zelfs dan kan zo’n dier niet geslacht worden onder de condities van zibāh-e-Iztirāri. Dit dier valt dan onder de categorie zibāh-e-Ikhtiyāri.
In dit geval is zonder enige twijfel het dier voor de machinale slachting onder toezicht, en de wet van Iztirāri is dus niet van toepassing op het dier. Deze dieren, die onder toezicht staan, vallen in de categorie Ikhtiyāri en moeten met de hand en intentie door een moslim geslacht worden.
Als het toegestaan was een veestapel door jachtdieren te laten afmaken, dan zou het ook geoorloofd zijn een veestapel overal op het lichaam ernstige te verwonden totdat het dier overleed. Kortom, het is niet toegestaan zo barbaars om te gaan met dieren.
Met uitzondering van bovenstaande is er Ikhtilaf (verschil van mening) tussen de Fuqaha (moslim juristen) over de wet aangaande het jagen. In Khulasâ en Muhīt staat: “Als een jager een mes plaatst in een val (zonder toezicht) en een dier raakt daaraan verwond en overlijd, dan is het dier harām. Als de jager een mes plaatst en het in de gaten houdt, dan is het jagen halāl.” Afwijkend hierop zeggen Imam Zaili (radi Allāhu anhu) en verschillende juristen dat in beide gevallen het dier harām is. Daarom beschrijft Imam Shulbi (radi Allāhu anhu) het argument van Kanz1 als volgt: “Het maakt niet uit of de jager een kleine zaag heeft uitgezet en weggaat of de val in de gaten blijft houden. In beide gevallen heeft het dier zichzelf verstrikt en daaraan doodgegaan. Het is niet de jager die met fysieke kracht en intentie het dier heeft gedood, dus het vlees is harām.”
Hieruit voortvloeiend is het begrijpelijk dat Imam Zaili (radi Allāhu anhu) in dit geval de opinie van Khulâsa en andere Kitābs niet accepteert. Tabeenul Ḥaqā’iq, deel 6, pagina 226
In dit model heeft Imam Shāmi (radi Allāhu anhu) verwoord dat voor zibāh Iztirāri het niet noodzakelijk is dat de persoon zelf slacht. Shāmi, deel 5, pagina 192
U moet weten dat in de kwestie zibāh-e-Iztirāri een verschil van mening bestaat. In het geschilpunt Ikhtiyāri is unaniem aanvaard dat de zibāh verricht moet worden door een moslim voordat een dier halāl verklaard kan worden voor de consumptie.
Volgens de Shari’ah en de terminologie is Fâil degene die op eigen kracht en intentie een slachthandeling verricht. Met andere woorden zelf met de hand slacht. Ergo, het is overduidelijk dat machinale slachting (zibāh) niet wordt uitgevoerd door een mens die ‘Bismillāh’ zegt, maar door bewegende messen die de bloedvaten doorsnijden. Dit is een heldere uitleg dat niet verworpen kan worden door een geestelijke. Zelfs degenen die machinale slachting goedkeuren zijn het met mijn uitleg eens.
Opsomming van mijn argument
Veel van de voorwaarden die vereist zijn voor het proper islamitische zibāh (slachten), ontbreken bij de methode van machinale slachting. Graag wil ik een aantal van deze voorwaarden opsommen:
- Het is noodzakelijk dat de slager een gezond verstand heeft en de wetgeving aangaande zibāh (islamitische slachten) kent. De reden hiervan is dat het slachten door een persoon of kind zonder kennis van de wetten over zibāh het vlees harām maakt.[1] Hidāyah Akhirain, pagina 434; Tabeen, deel 5, pagina 287; Majma-ul Anhur, deel 2, pagina 598.
- Het is noodzakelijk voor de slager om Bismillāh zelf te zeggen. Indien Bismillāh door een ander wordt gezegd, zal de zibāh niet proper zijn en het dier niet als halāl worden beschouwd.[2] Radd-ul Muhtar, deel 5 pagina 192
- Als iemand zijn hand op het mes van de slager legt om hem daarbij behulpzaam te zijn, dan moeten beide Bismillāh zeggen. Indien een van hen verzuimt Bismillāh te zeggen, dan is de zibāh harām. Radd-ul Muhtar, deel 5 pagina 192; Durr Mukhtar, deel 5 pagina 212
- Indien iemand non-moslim of Kitābi is (mensen van het Boek) of ongelovig en het mes van de slager aanraakt tijdens het slachten wordt de zibāh harām.[3] Al-Ashba Anil Khâniya, deel 1 pagina 145
- De slager moet slachten met zijn eigen intentie en handeling, zoals ik het eerder heb gememoreerd bij Imam Zaili en Allāma Shāmi (radi Allāhu anhu). In de Heilige Qur’ān staat: “Accepteer datgene, wat je hebt geslacht.” Surah al-Mā’idah (de tafel) H5, vers 3
- Het is ook een voorwaarde, dat de Tasmiyyah gelezen moet worden met de intentie van slachten. Als Bismillāh gezegd wordt met een andere intentie dan het slachten is het dier niet halāl. Durr Mukhtar, deel 5 pagina 191
Bovenstaande maakt begrijpelijk dat de intentie voor het slachten ook strikt noodzakelijk is en ook het opzeggen van Bismillāh. Het is overduidelijk dat de machine niet de kennis heeft om zelf Bismillāh te zeggen noch de kracht heeft zichzelf onder controle te houden. In werkelijkheid, hoe kan de machine dan slachten met de intentie van zibāh en het zeggen van Bismillāh met de intentie van slachten?
Allah Almachtige heeft duidelijk gezegd, dat het slachten dient plaats te vinden door een moslim en met zijn eigen intentie en handeling. De reden hiervan is dat er vertrouwen is.
Na het lezen van bovenstaande argumenten wil ik aan U een aantal onjuiste beweringen, van degenen die zeggen dat machinaal slachten toegestaan is, nader onder uw aandacht brengen:
- In overeenstemming met de islamitische slachting, degene die aanwezig is mag Bismillāh zeggen vanuit iedere positie en erkent het gebruik van scherpe instrumenten zolang her bloed maar stroomt na de snee. Of dit gedaan is door een persoon of een machine, in beide gevallen beweren zij dat de zibāh halāl is.
- Zij zeggen dat er geen reden is om machinale slachting als on-islamitisch en de Zabīha als harām te veroordelen, zolang de messen de dieren snijden. Zolang het slachten plaatsvindt, leest een moslim de Tasmiyyah met de intentie van slachten, dus is er geen reden te vinden die het machinaal slachten harām maakt.[4]
Verschillende Oelema van Egypte hebben machinale slachting veroordeeld. Hun argumenten zijn: “Als de persoon in kwestie of de operator van de machine een moslim of Ahle Kitāb is en de machine heeft een mes dat de noodzakelijke snee kan aanbrengen, dan moet in dat geval de persoon die ‘Bismillāh’ zegt voor elk dier dat geslacht wordt (apart) ‘Bismillāh’ opzeggen. In dat geval kan het mes geaccepteerd worden als vergelijkbaar met de hand van de slager. Zulk Zabīha kan als halāl worden erkend en indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan dan is de Zabīha harām.” Fatāwa Islamiyya, Dar-ul Ashariyya, deel 7, pagina 2616
De wetten betreffende de Ahle Kitāb zullen nader verklaard worden naarmate wij onze argumenten vervolgen. Mijn vraag hierbij is: “wanneer iemand die de Tasmiyyah opzegt niet zelf het dier slacht, en ook niet persoonlijk verantwoordelijk is voor de handeling van zibāh, dan is de bewering dat het bewegende mes vergelijkbaar is met de hand van de slager meer een claim zonder geldig getuigenis van de Shari’ah.”
Inderdaad, het is bewezen dat de Oelema van Egypte zelf getuigen dat de zibāh met de hand gedaan moet worden, dus hebben zij voor dezelfde reden toegestaan dat het bewegende mes vergeleken kan worden met de hand van een slager.
Ik heb al eerder het bewijs aangevoerd, dat in zibāh-e-Ikhtiyāri het slachten door de slager zelf verricht moet worden, met zijn eigen intentie en actie. Geen tegenbewijs eerder getoond. Het lijkt erop dat de Oelema van Egypte machinaal slachten gelijkwaardig ziet aan een menselijke handeling. Dit is de reden waarom zij de operator van de slachtmachine hebben geaccepteerd als de ‘gedoogde methode’ van zibāh. Het lijkt erop als of zij geen kennis hebben van het feit, dat in zibāh-e-Ikhtiyāri de Shari’ah deze methode van slachten (machinaal) niet erkent als gelijkwaardig aan een slager. De Shari’ah heeft het zelf slachten als een voorwaarde voor zibāh gesteld. Ik ben al eerder ingegaan op het bewijs van dit argument.
Op deze kritiek moet ook begrepen worden dat de methode van iemand het gevolg is van de manier van de volgende. Met andere woorden, de operator schakelt de machine in en maakt het de werkwijze. Als er elektriciteit is zal daardoor de elektriciteit stromen en de katrol in beweging brengen, die een werkwijze wordt om de messen continue te bewegen (met de bedoeling de dieren te slachten). Is de handeling van de operator gekend als elektrische verlengstuk? Is de operator vergelijkbaar met de machine?
Experimenten hebben bewezen dat de machine werkt op een snelheid, dat in de tijd die nodig is om slechts één keer Bismillāh op te zeggen, honderd dieren geslacht worden. Het is meer dan duidelijk dat voor 99 van de 100 geslachte dieren geen Bismillāh gelezen is gedurende de machinale zibāh. In werkelijkheid, geen van deze dieren kan als proper Zabīha geaccepteerd worden, omdat niet vastgesteld kan worden voor welke van de 100 dieren Bismillāh gezegd was.
Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat de rechtvaardige en vrome Oelema van Egypte door valse Egyptische Oelema gevangen zijn genomen, terwijl anderen weer de omstreden methode op basis van hun westerse ideologie verkondigen als loyaliteit tegenover de Egyptische regering. Met andere woorden, de vrome, eerlijke en onbesproken Oelema zijn gevangen gezet door de regering, terwijl de anderen die onwaarheden verkondigen worden betaald door de regering. Het lijkt mij dat het invoeren van machinale slachting een westerse lobby is dat in Egypte en andere landen in het Midden Oosten invloed heeft. Ik kan niet begrijpen hoe de beweging van het mes door de machine gelijkgesteld kan worden met de hand van een slager. Zulk hardnekkigheid druist tegen de Shari’ah in en is absoluut niet toegestaan.
Een ander geldige reden die vlees harām verklaart
Tot nu toe was het discussiepunt het slachten van de dieren door de machine en niet door de slager (met eigen intentie en handeling). Uit vorige onderzoeken heb ik opgemerkt, dat gedurende het machinaal slachten de messen het doel missen vanwege machine storingen en daardoor soms de borst, de kop en zelfs andere ledematen van het dier snijden. Tijdens deze voorvallen loopt de ketting van de katrol in de machine vast. Deze dieren worden verwisseld door andere. De dieren die ergens anders gesneden worden dan de daarvoor bestemde plekken zijn harām conform de Itjma. Zelfs als het door een moslim plaatsvindt.
Laten wij voor enige ogenblikken aannemen dat het machinaal slachten halāl is, dan is door de vermenging van de geslachte dieren met die dieren die niet op de juiste plaats zijn geslacht harām geworden. Tijdens dit experiment is bewezen dat door de machinale slachting ook andere plekken dan de zibāh plek (keel) wordt gesneden. Waarom hebben zij die het machinaal slachten toestaan, niet gediscussieerd over deze argumenten?
De wet over exportvlees
Wat betreft de actuele situatie vind ik het nogal noodzakelijk om de verboden factoren uit te leggen over geïmporteerde en geëxporteerde vlees. Zij die uitsluitend halāl vlees willen consumeren moeten afstand nemen van geïmporteerd vlees, omdat het halāl zijn ervan twijfelachtig is.
Redenen voor het harām zijn van exportvlees
- In geëxporteerd vlees maakt de methode van machinale slachting het vlees harām.
- Het meest geïmporteerde vlees komt uit Europa, Amerika, Australië, etc. en de meeste controleurs van de abattoirs en de exporteurs van het vlees zijn Christenen. Hedendaags geslacht vlees door Christenen is harām, zoals ik het straks zal beargumenteren.
- Geëxporteerd vlees bereikt de consumenten daar vandaan, waar het niet onder direct toezicht is van moslims en exporteur. Dit vlees dat opgeslagen is in cargo carriers is eveneens uit het gezichtsveld van de moslim. De meerderheid van de douane en de verkopers op het schip van die landen zijn mushrik, mulhid of christen van deze tijd. De Shari’ah zegt dat indien het vlees uit het gezichtsveld van een moslim, zelfs voor een ogenblikje, wordt geslacht het harām wordt. Ook als het geëxporteerde of geïmporteerde vlees de Zabīha is van een moslim wordt het als harām beschouwd. Dit zal ook straks worden bewezen.
- Abattoirs die vlees exporteren plakken ook een ‘stikker HALĀL ‘op het vlees van de dieren die aan andere verwondingen gedurende de zibāh zijn dood gegaan. Als gevolg van Itjma is zulk vlees harām verklaard. Tijdens mijn verblijf in Saoedi Arabië merkte ik het prijsverschil op tussen geïmporteerde en lokaal geslachte vlees. Geïmporteerd vlees werd verkocht voor zes á zeven Riyals per kilogram, terwijl lokaal geslachte vlees werd verkocht voor de prijs van 27 Riyals per kilogram. Dit is de reden, waarom in hotels, restaurants en Hadj door reisbureaus geïmporteerde vlees aan de Hujāj wordt gegeven. De vrome mensen van Saoedi Arabië nemen afstand van geïmporteerd vlees. Ik ken veel bewuste Hujāj, die om dezelfde reden, afstand nemen van het eten van vlees in Saoedi Arabië. Eenieder moet in de gaten houden, dat het eten van harām vlees ellendigheid veroorzaakt. Dit is ook de reden waarom Du’ā (smeekbede) in het Hof van Allah niet geaccepteerd wordt. Hoe kan dan de Ibādah en de Ziyārah van de Hadj worden geaccepteerd? Daarom is het heel belangrijk voor de Hujāj, om in de nabijheid van Allah en Zijn Rasool ﷺ voorzichtig te zijn met wat er gegeten wordt. Indien u een paar dagen geen vlees eet, zal het geen schade aan uw gezondheid brengen.
Slachten door de Ahle Kitāb
In overeenstemming met de Heilige Qur’ān en Ahadīth, worden alleen de Joden en Christenen aangemerkt als mensen van het Boek. Met uitzondering van de belijders van deze twee geloven kan geen Kāfir zich beroepen op een Boek dat aan hen is gebracht door een Profeet en geopenbaard door Allah. Er bestaan verschillende meningen bij de Oelema inzake het halāl zijn van de Zabīha van deze twee geloven. De meeste mashā’ikh (Schriftgeleerden) hebben verklaard dat hun Zabīha harām is, hoewel er enkele is die het halāl verklaren. De eerste verklaring (harām) is het principe van de Hanafi Mazhab en de bewijsvoering is sterker in dit argument. Imam ibn Humâm verhaalt in Fath-ul Qādir: “Behalve in geval van erge noodzaak moet het geslachte vlees van een Ahle Kitāb niet worden gegeten.”
In Majma-ul-Anhur staat het volgende: “De Christenen van tegenwoordig hebben openlijk Hazrat Isa (alayhis salām) verklaard als de zoon van Allah. Wij hebben geen dringende reden van hun Zabīha te eten (het vermijden van hun Zabīha is wājib), omdat de Oelema van mening verschillen over hun Zabīha. Zolang er geen overeenstemming is bereikt zal het eten van het door hun geslachte vlees verboden zijn.”
Het verschil in opinie van de Oelema op deze voorwaarde is dat de slager bekend moet zijn met de wetten van zibāh. Met andere woorden, dat alle noodzakelijke bloedaders gesneden worden en dat de zibāh uitsluitend in Allāh’s naam moet worden verricht. De Zabīha van een moslim zal niet halāl zijn als niet voldaan wordt aan de propere voorwaarden van islamitische zibāh. Hoe kan dan de Zabīha van een Christen als halāl worden beschouwd?
De zibāh van de Christenen zijn niet in overeenstemming met de Shari’ah sinds zij (jaren geleden) de Takbīr niet meer opzeggen en de zibāh niet meer verrichten overeenkomstig de zibāh wetgeving. Zij consumeren liever de Zabīha van moslims. Zij wurgen ook pluimvee en vogels of steken een mes door de nek van een levend schaap, dus verachten zij de regels voor het doorsnijden van de bloedvaten. Dit maakt hun zibāh onacceptabel. In Fatāwa Qāzi Khan staat het volgende geschreven: “Christenen slachten niet, maar wurgen het dier of zij eten zibāh van moslims.”
Alā Hazrat (radi Allāhu anhu) citeerde zijn persoonlijke ervaring in Zul-Qadah 1295 Hijrah als volgt: “Ik zag een ram aan boord van een schip die eigendom was van een Christenen van Samur. Hij verkocht de ram voor 40 roepies. Ik wenste vlees te eten en besloot voor het dier contant te betalen. De verkoper weigerde het dier aan mij te verkopen, maar zei dat ik het vlees kon kopen na de zibāh. De slager stak het mes in de nek van het dier en hield geen rekening met het feit dat bloedvaten moet worden doorgesneden. Ik zei dat het vlees nu even slecht was als zwijn en niet meer goed was voor consumptie.” Fatāwa Razwiyah, deel 8, pagina 331
Kortom, de Zabīha methode van hedendaagse Christenen schieten tekort en maken hun Zabīha absoluut harām. Zelfs de Joden hebben de Takbīr achterwege gelaten en de zibāh methode veranderd. Ook hun Zabīha is harām.
Als er geen noodzaak is om vlees te eten, dan is het definitief Makruh hun Zabīha te eten. Een andere reden om hun Zabīha als harām te verklaren is het feit dat veel hedendaagse Christenen mulhid (afvalligen) of communisten zijn geworden. Voor verdere details over dit onderwerp raadpleegt men Fatāwa Razwiyah, deel 8, pagina’s 329-331.
Is het vlees dat uit het gezichtsveld van een moslim is geslacht halāl of harām?
Om vlees als halāl te kunnen beschouwen is de basis afhankelijk van de proper islamitische methode van zibāh, uitgevoerd door een moslim of door een Kitābi. Het dier moet ook van een soort zijn dat voor het eten door een moslim is toegestaan en moet door het uitspreken van Allāh’s naam worden geslacht. Als er enige twijfel bestaat, hoe klein ook, over het islamitisch proper zijn van het vlees, dan is het harām.
Zolang de Zabīha van een moslim in het gezichtsveld van een moslim plaatsvindt, is het halāl. Als het slachten niet onder toezicht van een moslim gebeurt of heeft plaatsgevonden dan bestaat er twijfel en is het harām. Het wordt uitsluitend halāl na zibāh-e-Shari’ah. Indien er geen bewijs is van de toepassing van de Shari’ah tijdens het slachten, dan is het vlees harām.
In al-Ashāb staat het volgende geschreven: “Het vlees van een levend dier is harām, dus de koper is gebonden aan het feit dat het harām is én zolang de propere zibāh van het dier niet bewezen is zal het harām blijven.”
Als een Kāfir zegt dat het vlees dat door hem/haar gekocht is halāl is zal de moslim daar geen zekerheid (voor halāl zijn) aan verbinden, omdat halāl en harām samen gaan met het geloof in de Islam en vertrouwen. De moslim kan een Kāfir niet vertrouwen. Daarom staat in Fath-ul Qādir het volgende: “Het vlees van de slager (die een polytheïst is) is niet halāl tot dat het bewezen is geslacht te zijn door een moslim. Dit vlees is in werkelijkheid harām, want deze slager moet in twijfel worden genomen.”
Allāma Shāmi (radi Allāhu anhu) schrijft in Radd-ul Mukhtar: “Als iemand een madjoesie is, is het voldoende om vast te stellen dat het vlees harām is, zelfs als hij beweert dat de Zabīha van een moslim afkomstig is. De reden hiervan is dat op basis van vertrouwen, integriteit en eerlijkheid zijn woord onacceptabel is.”
In mu’amalāt (algemene handels liaisons), kan de boodschap van een Kāfir alleen geaccepteerd worden op voorwaarde dat de Kāfir behoorlijk de overhand heeft zonder twijfel. Als er enige twijfel bestaat in zijn algemene handelsonderneming, dan zal niemand op zijn woorden moeten afgaan. Behaar-e-Shariat, deel 12, pagina 37
Als bevestigd wordt dat vlees vanaf het slachten tot de verkoop niet uit het oog van een moslim is geweest kan het vlees als halāl worden beschouwd. Evenzo, als iemand zijn mushrik medewerker of slaaf stuurt om halāl vlees te kopen dan zal het vlees als halāl worden beschouwd zolang aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan.
- De Kāfir die het vlees gaat kopen en naar jou brengt is jouw medewerker of slaaf.
- Jouw medewerker of slaaf moet beweren het vlees gekocht te hebben van een moslim.[5]
In algemene handelszaken is het woord van een Kāfir geaccepteerd. Als een Kāfir in het kader van diniyyā (integriteit en vertrouwen) zegt (halāl of harām) zal zijn woorden onacceptabel zijn.
Het staat in Hidāyah en andere Kitāb dat de prevereisten van de medewerkers en slaven de basis is van Shari’ah (noodzakelijke voorwaarden nakomen). Sinds de Fuqaha vastgesteld hebben dat het vlees van een slager of van de uitnodigende Kāfir (gastheer/-vrouw) harām is, zelfs als zij beweren dat het de Zabīha van een moslim is.
In Fatāwa Qāzi Khan staat geschreven: “Als een Christen of een madjoesie u uitnodigt voor het eten van vlees in zijn huis, dan is het eten van vlees voor de moslim makruh tahrīmi, zelfs als de gastheer zegt het op de markt gekocht te hebben, omdat de madjoesie de dieren wurgt of dood slaat en de christelijke Zabīha niet proper is voor de moslim.
In Fatāwa Aalamgiri staat geschreven dat het woord van een Kāfir geaccepteerd is in algemene handelszaken en onacceptabel in zaken aangaande religie en integriteit. Evenzo, als om deze reden in mu’amalāt het woord van een Kāfir geaccepteerd is, zal in connectie met de woorden van diniyyā het geaccepteerd worden sinds tegenwoordig op basis van noodzaak, diniyyā op basis van mu’amalāt geaccepteerd is.
- Als iemands hart zekerheid betuigt en het bevestigd wordt er geen twijfel is in zijn hart over de waarheid die de medewerker verteld.
Het staat in Jawāhir Nayyira dat in algemene handelszaken het woord van een Kāfir acceptabel is als bevestigd is dat hij de waarheid spreekt en als er iemand is die denkt dat de Kāfir liegt, dan zal het woord van de Kāfir niet geaccepteerd worden. Bahār Shariat, deel 6, pagina 37
Allāma Shāmi (radi Allāhu anhu) heeft verklaard: “Indien het woord van zijn medewerker niet bepalend is, dan is het niet toegestaan daarop in te gaan.”
Ter afronding van mijn argumenten. Als het geïmporteerde en geëxporteerde vlees vanaf het slachten tot de import niet onder toezicht van een moslim is en het gedurende de export ook niet onder toezicht van een moslim is, en zelfs de afhandeling ervan niet in het zicht van een moslim gebeurt, dan kan op geen enkele grond het vlees als halāl worden beschouwd. Als het bekend is dat het vlees de Zabīha is van een hedendaagse Christen en dat het een product is van een machinale slachting, dan is zulk vlees volkomen harām.
Moge Allah Ta’ālā ons beschermen voor het eten van datgene wat verboden is door de Shari’ah-e-Mutaharrah. Amien.
[1] Het is evident, dat elektriciteit, de machine en de messen die in beweging worden gebracht niet zelf kunnen denken noch dom zijn en dat zulk instrument ook de intentie van Zibāh niet kan uitspreken.
[2] Aangezien de machine en elektriciteit die de slachting doet niet zelf in staat is om Bismillāh te zeggen; hoe is het dan mogelijk voor de operator of iemand die naast de machine staat om Bismillāh te zeggen voor de machine?
[3] Stel dat de slager beide acties van de moslim en de machine in acht neemt, dan zal aangenomen moeten worden dat de machine die noch moslim noch Kitābi is, en zelfs Bismillāh niet zegt deel uitmaakt van de handeling van Zibāh. Dit maakt de Zabīha Harām.
[4] Dit argument voor machinale slachting is in z’n geheel ongeschikt. Dit argument impliceert dat zolang de machine de messen bedient (het bloed stroomt en er is iemand aanwezig die Bismillāh zegt) het Zibāh proper is. Zij zeggen dat het niet uitmaakt of degene die de slachting laat plaatsvinden moslim of Kāfir is en/of hij noch moslim noch Kāfir is. Dit druist absoluut in tegen de bevelen van de Heilige Qur’ān ‘accepteer datgene, die u zelf hebt geslacht’. Soera Mā’idah, vers 3
[5] In Hidāyah staat geschreven: “Indien een moslim een madjoesie medewerker of slaaf stuurt om vlees te kopen, dan zal de medewerker moeten beweren het vlees gekocht te hebben bij een moslim of Kitābi. Alleen dan kan het beschouwd worden als consumeerbaar.”