Inleiding

De Heilige Qur’ān is Nazm-e-Ilāhi (het Goddelijke vers). De lexicale betekenis van nazm is parels. Het wordt ook wel nazm genoemd omdat woorden als parels naast elkaar zijn gerangschikt. Elk gedicht is een nazm. De Woorden van de Heilige Qur’ān zijn in het Arabisch.

Allāh Ta’ālā rangschikte deze Woorden echter naast elkaar. Deze Woorden waren door geen enkel mens gearrangeerd. Toen de Woorden die door Allāh Ta’ālā in het gezegende hart van de Profeet Mohammed ﷺ waren geïnspireerd werden ze in het Arabisch gesproken, anders werden ze niet opgenomen in de Heilige Qur’ān. Deze Woorden worden hadīth al-Qudsī genoemd. Woorden in de Heilige Qur’ān, gerangschikt door Allāh Ta’ālā, daalden neer in āyat. Een engel genaamd Jibra’il (Gabriël, alayhis salām) reciteerde de āyat met deze Woorden en letters, en Profeet Mohammed ﷺ die ze door zijn gezegende oren hoorde, leerde ze uit het hoofd en reciteerde ze onmiddellijk aan zijn metgezellen (radi Allāhu anhum).

Allāh Ta’ālā zond de Heilige Qur’ān in de taal van de Quraysh stam. Het boek Radd-ul-Mukhtar zegt over het onderwerp ‘eed’ in het derde deel: “Zoals in het boek Fath-ul-Qadir wordt gezegd, stuurde Allāh Ta’ālā de Heilige Qur’ān in woorden en letters. De betekenis van deze letters die aan het begin van sommige surah (hoofdstuk) staan weet niemand. De betekenis van deze woorden en letters draagt het Goddelijke Woord. Deze Woorden en letters worden de Heilige Qur’ān genoemd. Ook zijn de betekenissen die het Goddelijke Woord aanduiden de Heilige Qur’ān. De Heilige Qur’ān, die het Goddelijke Woord is, is geen schepsel. Het is eeuwig in het begin en eeuwig in het einde zoals de Attributen van Allāh Ta’ālā zijn.”

De Heilige Qur’ān begon neer te dalen in de Qadr-nacht en bleef drieëntwintig jaar lang neerdalen. Wat betreft de Torah (het Boek dat afdaalde naar Hazrat Musa (Mozes, alayhis salām), de Injīl (de Bijbel dat afdaalde naar Hazrat Isa (Jezus, (alayhis salām) en alle andere Boeken en heilige pagina’s, elk van hen was als een geheel neergedaald, allemaal tegelijk. Ze leken allemaal op menselijke woorden en het waren geen wonderen. Om die reden werden ze bezoedeld en al snel veranderd, maar de Heilige Qur’ān is een van de grootste wonderen van de Profeet Mohammed ﷺ en het is anders dan menselijke woorden. Deze details zijn in detail geschreven in de honderdste brief van het derde deel van Maktubāt door Imām-e-Rabbāni (radi Allāhu anhu) en in de boeken Hujjatullahi ‘alal ‘Alemīn en Sharh-e-Mawāhib, deel 5 door Zurqani.

Hazrat Jibra’il (alayhis salām) kwam eens per jaar om de Heilige Qur’ān te reciteren die tot dat moment was afgedaald volgens Allāh Ta’ālā Bevel in de Lawh al-Mahfooz. De Profeet Mohammed ﷺ luisterde ernaar en herhaalde het. In het jaar dat hij (de Profeet Mohammed ﷺ) het Hiernamaals zou eren, kwam Jibra’il (alayhis salām) twee keer en reciteerde de Heilige Qur’ān in het geheel.

De Profeet Mohammed ﷺ en de meerderheid van zijn Ashāb-e-Kirām (metgezellen (radi Allāhu anhum) leerden de hele Heilige Qur’ān uit het hoofd. Sommigen van de Ashāb leerden sommige delen ervan uit het hoofd en schreven de meeste van de andere secties op. In het jaar waarin de Profeet Mohammed ﷺ de volgende wereld eerde met zijn aanwezigheid, vormde Abu Bakr, de kalief, (radi Allāhu anhu) degenen die het uit het hoofd kenden en, de geschreven delen verenigend, een commissie om de hele Heilige Qur’ān op papier te zetten. Zo ontstond een Boek (een manuscript) genaamd een Mushaf. Drieëndertigduizend Ashāb van de Profeet Mohammed ﷺ besloten unaniem dat elke letter van de mushaf precies op de juiste plaats was. De surahs (hoofdstukken) werden niet gescheiden.

Hazrat Usman, de derde kalief, (radi Allāhu anhu) scheidde de surahs van elkaar in het jaar 25 na Christus. Hij plaatste ze in hun volgorde. Nadat hij nog zes mushafs had geschreven, stuurde hij ze naar Bahrein, Damascus, Egypte, Bagdad [Kufa], Yaman, Mekka en Medina. De mushafs over de hele wereld van vandaag zijn vermenigvuldigd door deze zeven te kopiëren. Er is niet eens een punt verschil tussen hen.

Er zijn honderd veertien soera’s en zesduizend tweehonderdzesendertig āyat in Heilige Qur’ān-al-Karim. Er wordt ook gemeld dat het aantal āyat soms meer of minder dan 6236 was, maar deze verschillen komen voort uit het feit dat één lange ayat als meerdere korte āyat werd beschouwd, of dat een paar korte āyat als één lange ayat werden beschouwd, of dat de Basmala’s vóór de surahs werden beschouwd als binnen de surahs (door sommige geleerden) en als onafhankelijke āyat (door anderen). Gedetailleerde informatie bestaat in het boek Bustān-ul-‘Aarifīn.

Laylatul Qadr

Allāh Ta’ālā openbaart:

 لَيْلَةُ ٱلْقَدْرِ خَيْرٌ مِّنْ أَلْفِ شَهْرٍ 

“De waardevolle nacht is beter dan duizend maanden.” Surah ql-Qadr (de waardevolle nacht), H97, vers 3

Dus deze nacht bidden, want Allāh Ta’ālā openbaart verder:

 وَأَنتُمْ سَامِدُونَ
فَٱسْجُدُواْ لِلَّهِ وَٱعْبُدُواْ 

“Terwijl gij achteloos zijt? Werpt u voor Allāh neder en aanbidt (Hem).” Surah an-Najm (de ster), H53, verzen 61-62

De gezegende maand Ramadān is zeer eervol. De sawāb (zegen) die worden gegeven voor de vrijwillige namāz, zikr, aalmoezen en alle andere dergelijke aanbiddingen die in deze maand worden gedaan, zijn als die welke worden gegeven voor de farz (verplicht) die in andere maanden worden gedaan. Eén farz gedaan in deze maand is als zeventig faraiyz (verplichtingen) gedaan in andere maanden. Als iemand in deze maand (het avondmaal genaamd) Iftār aan een vastend persoon geeft, zullen zijn zonden vergeven worden. Hij zal bevrijd worden uit de Hel. Bovendien zal hij evenveel sawāb krijgen als die welke de vastende persoon ontvangt. De sawāb van die vastende persoon zullen niet afnemen. In deze maand zullen ook die bazen die het werk van degenen onder hun bevel faciliteren en die het hen gemakkelijk maken om te aanbidden, vergeven worden. Zij zullen bevrijd worden uit de Hel.

In de heilige maand Ramadān was het de gewoonte van Rasūlullāh ﷺ om de slaven te emanciperen en gaf alles wat van hem werd gevraagd. Degenen die in deze maand goede daden kunnen doen, zullen gezegend zijn met het doen van dergelijke daden het hele jaar door. Als iemand deze maand niet respecteert en in deze maand zonden begaat, zal hij het hele jaar door zondigen.

We moeten deze maand als een kans beschouwen. We moeten zoveel mogelijk daden van aanbidding verrichten als we kunnen. We moeten de daden doen die Allāh Ta’ālā leuk vindt. We moeten deze maand beschouwen als een kans om de volgende wereld te verdienen.

De Heilige Qur’ān daalde neer in de maand Ramadān. De nacht van Qadr is in deze maand. In de heilige Ramadān is het een sunnat om de iftār vroeg te hebben en de sahur laat. Sahur is de maaltijd die tegen zonsopgang wordt gegeten voordat het vasten begint. Rasūlullāh ﷺ was voorzichtig met het uitvoeren van deze twee sunnats. Misschien toont haasten naar de iftār en te laat zijn voor de sahur het onvermogen van de mens en dat hij moet eten en drinken en, bijgevolg, alles. En dit is de betekenis van aanbidden. Het is een sunnat om de iftār met een dadel te hebben. Het is een belangrijke sunnat om het gebed ” Zahabazzama’ wabtallat-il uruq wa thabat-al-ajr Inshā’Allāhu Ta’ālā” na de iftār te reciteren, om de namāz van tarawīh uit te voeren en om een khatm (dat wil zeggen om de hele Heilige Qur’ān al-Karim) te lezen.

In deze maand worden duizenden moslims die naar de Hel moeten gaan elke nacht vergeven en bevrijd. In deze maand worden de poorten van het Paradijs geopend. De poorten van de Hel zijn gesloten. De satans zijn geketend. De deuren van Barmhartigheid worden geopend.

Moge Allāh Ta’ālā ons allen zegenen met het lot van het aanbidden van Hem op een manier die Zijn Grootheid waardig is en met het op de juiste manier zijn die Hij liefheeft! Amīn.

Speciale nachten van ibādat

Daden van aanbidding uitgevoerd op speciale nachten zoals de nachten genaamd Juma, ‘Arafat, ‘Eid, Qadr, Barā’at, Mirāj, ‘Ashura, Mawlid en Raghaib produceren vele zegeningen.

Maulana Muhammad Rabhami (Rahmatullāhi ‘Alaih) verklaart op de pagina 170 van de Indiase editie van het boek Riyad-un-Nasihin dat de grote islamitische geleerde Imām-e-Nawāwi (Rahmatullāhi ‘Alaih) in zijn boek Azkār schrijft dat verrijkende, een twaalfde van de nacht (die ongeveer een uur duurt) door het reciteren van Heilige Qur’ān al-Karim, het uitvoeren van namāz, of bidden in die tijd, gelijk staat voor het verrijken van de hele nacht. Het maakt niet uit of het een zomeravond of een winternacht is. De passage op de pagina 461 van het boek Ibn-e-Abidīn bevestigt dit.

In het boek Ḥaqā’iq-e-Manzuma staat: “Het woord ‘uur’ dat in de boeken van fiqh wordt genoemd, betekent ‘een tijdsduur’. Nawāwi is een mujtahid in de Shafi’ī Mazhab. Het verrijken van de nacht in deze wijze is ook aan te raden voor mensen die in de Hanafi Mazhab zijn.”

Het boek Ḥaqā’iq-e-Manzuma van Mahmood-e-Bukhārī bestaat uit tien delen en is een uitleg van het boek Manzuma-e-Nasafi. Het is een waardevol boek van fiqh. Mahmood-e-Bukhārī stierf in Buchara in 671 [1271 na Christus].

Laylatul-Qadr nacht

Is een nacht in de gezegende maand Ramadān. Imām-e-Shafi’ī merkte op dat het hoogstwaarschijnlijk de zeventiende nacht was, terwijl Imām-e-Azam Abu Hanīfa (radi Allāhu anhu) zei dat de meest waarschijnlijke nacht de zevenentwintigste was. Ons is verteld dat we het tussen de twintigste en de dertigste nacht moeten zoeken. Het is de meest waardevolle nacht die in de Heilige Qur’ān wordt geprezen. De Heilige Qur’ān begon in deze nacht aan Rasūlullāh ﷺ te worden geopenbaard.

Salman Farsi (radi Allāhu anhu) bracht over dat Rasūlullāh ﷺ in zijn khutbah op de laatste dag van de maand Sha’bān had verklaard: “O moslims! Zo’n geweldige maand staat op het punt je te overschaduwen dat één nacht [Qadr-nacht] in deze maand gunstiger is dan duizend maanden. Allāh Ta’ālā heeft in deze maand elke dag het vasten bevolen.

Arafat nacht

Is de nacht tussen de Arafat dag en de eerste dag van de ‘Eid van Qurbāni. Het is de nacht tussen de negende en de tiende dag van de maand Zill-hijja.

Als een moslim vast op Tarwiya-dag en niets zondigs zegt, zal Allāh Ta’ālā hem zeker in het Paradijs plaatsen. Tarwiya is de achtste van Zill-hijja, voorafgaand aan Arafat Dag.

Respecteer Arafat Dag! Want Arafat is een dag die door Allāh Ta’ālā wordt gewaardeerd.

Degenen die op Arafat-nacht aanbidden, zullen uit de Hel worden bevrijd.

Twee jaar zonden van degenen die vasten op Arafat-dag zullen vergeven worden. De zonden van het afgelopen jaar en het volgende jaar de zonden van het volgende jaar. [Arafat is de negende dag van Zill-hijja, andere dagen heten geen Arafat.]

Wie op Arafat-dag duizend keer de Ikhlās (hoofdstuk 112 van de Heilige Qur’ān) zegt, zal al zijn zonden vergeven worden en al zijn gebeden zullen worden aanvaard. Hij moet ze allemaal zeggen met de BasmAllāh.

Nacht van de ‘EID-ul-FITR

Is de nacht tussen de laatste dag van de gezegende maand Ramadān en de eerste dag van de ‘Eid.

Nachten van Qurbāni

Deze zijn de nachten na de eerste, tweede en derde dag van de ‘Eid van Qurbāni (adha). Deze drie dagen worden  Ayyām-e-Nahr genoemd.

Mawlid nacht

Is de nacht tussen de elfde en twaalfde dag van de maand Rabi’ul-Awwal. Het is de geboortenacht van de Profeet Mohammed ﷺ die als profeet werd gezonden voor mensen over de hele wereld en die de laatste en de hoogste van alle profeten is. Na Qadr nacht is het de meest waardevolle nacht. Die nacht zullen degenen die gelukkig worden omdat hij geboren is, vergeven worden. Die avond brengt het veel sawāb om te lezen, te luisteren en te leren over de wonderen en wonderen die werden gezien toen Rasūlullāh ﷺ werd geboren. Hij zou er zelf ook over vertellen. Die avond zouden de Sahāba (radi Allāhu anhum) elkaar op een of andere plaats ontmoeten en met elkaar praten.

Barā’at nacht

Is de vijftiende nacht van de maand Sha’bān. Dat wil zeggen, het is de nacht tussen zijn veertiende en vijftiende dag. In het eeuwige verleden, voordat Allāh Ta’ālā iets schiep, verordonneerde Allāh Ta’ālā alle dingen. Hiervan informeert Hij Zijn engelen over alles wat er gedurende een jaar in deze nacht zal gebeuren. In deze nacht daalde de Heilige Qur’ān af naar het Lawh al-Mahfooz. Rasūlullāh ﷺ zou deze nacht zeer veel hebben gebeden.

Mirāj nacht

Is de zevenentwintigste nacht van de maand Rajab. Mirāj betekent ladder. Het is de nacht waarin Rasūlullāh ﷺ naar de hemel moest opstijgen en naar onbekende plaatsen werd gebracht.

De volgende ahadīth zijn geschreven in verschillende boeken

De poorten van [Allāh’s] Mededogen worden op vier nachten geopend. Gebeden of astaghfār die op deze avonden worden gedaan, zullen niet worden geweigerd. De eerste nachten van de ‘Eid van Fitr en Qurbāni (adha), de vijftiende nacht van Sha’bān [Barā’at] en Arafat Nacht. [Qadr nacht is in veel ahadīth genoemd, het moet niet nodig zijn geacht om het hier te vermelden.]

Onder de aanbiddingen houdt Allāh Ta’ālā beter van die gedaan binnen de eerste tien dagen van Zill-hijja. Een dag vasten tijdens deze dagen krijgt de sawāb van een jaar [vrijwillig] vasten. De namāz uitgevoerd tijdens hun nachten is als de namāz uitgevoerd op Qadr nacht. Voer heel veel tasbīh (SubhānAllāh), tahlīl (Alhamdulillāh) en takbīr (Allāhu Akbar) uit op deze dagen!

Rajab is de maand van Allāh Ta’ālā. Hij die eer toont aan de maand Rajab en die het respecteert, zal gezegend worden door Allāh Ta’ālā in deze wereld en de next.

Blijf scherp, deel dit.
Translate »
error: Content is protected !!