Familiebanden

Islamitische visie op familiebanden en tovenarij

Een lid van moskee Noeroel Islam mailde mij op 17 januari 2008 met het verzoek om iets te schrijven over familierelaties, onderdrukking en tovenarij. Ik vond dit een interessant onderwerp, omdat deze kwesties zich momenteel voordoen in diverse delen van de wereld.

Zij schrijft: “Geruime tijd ben ik op zoek naar informatie over wat Allāh en de profeet Mohammed ﷺ hebben gezegd over familiebanden. Steeds wordt benadrukt dat familiebanden goed onderhouden moeten worden. Hoe ver moet je hierin gaan? Wat ik eigenlijk wil weten is: als je de keuze hebt gemaakt om de weg van ons geloof, de Islam, te bewandelen, en je wordt verstoten — het gevoel alsof je van een andere planeet komt — wat doe je dan? Wat doe je als je familieleden zich bezighouden met tovenarij om ervoor te zorgen dat het niet goed met je gaat, terwijl je weet wie het is? Ze bezorgen je lichamelijke en geestelijke problemen.”

Bovenstaande probleemstellingen zal ik — de auteur — met mijn beperkte kennis behandelen, in de hoop een antwoord te kunnen geven op het gevraagde.

De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Wie wenst dat zijn levensduur wordt verlengd en zijn voorziening wordt verruimd, laat hij dan de familiebanden onderhouden.” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 8, boek 73, 598; Ṣaḥīḥ Muslim, deel 4, boek 32, 6198)

  • Verstoting door familie omwille van geloof: De profeet ﷺ onderging zelf verstoting door zijn stam Quraysh vanwege zijn boodschap. Dit wordt besproken in de context van de vroege openbaringen en de Hijrah. (Ibn Hishām, Sīrah, deel 1, p. 265–270)
  • Tovenarij en bescherming tegen kwaad: In de Qur’ān wordt tovenarij expliciet genoemd, zoals in Surah al-Baqarah (2:102), en de bescherming tegen het kwaad van tovenaars wordt geboden in Surah al-Falaq (113:4).
    De Profeet ﷺ leerde zijn metgezellen om zich te beschermen met de laatste drie suwār: al-Ikhlāṣ, al-Falaq en al-Nās.

Wat is een familieband?

De familie, die het fundamentele bouwblok vormt van de beschaving, is tegenwoordig aan het uiteenvallen. Het familiesysteem in de islam brengt de rechten van echtgenoot, echtgenote, kinderen en verwanten in een evenwichtig kader. Het bevordert onzelfzuchtig gedrag, edelmoedigheid en liefde binnen het raamwerk van een goed georganiseerd gezinssysteem.

De vrede en veiligheid binnen een stabiel gezin zijn van onschatbare waarde en worden beschouwd als essentieel voor de spirituele groei van de familiebanden. Deze banden vormen het fundament van de islamitische samenleving. Een harmonieuze sociale orde wordt opgebouwd door bestaande en uitgebreide familiestructuren. Kinderen worden beschouwd als de rijkdom van het gezin, totdat zij het huis verlaten na het nikāḥ (huwelijk).

Ouders worden in de islamitische traditie met bijzonder respect behandeld. Moeders genieten in het bijzonder eerbied: de Heilige Qur’ān leert dat moeders zwakte op zwakte verdragen tijdens zwangerschap en bevalling, en dat kinderen liefde en zorg nodig hebben.

Allāh Ta’ālā openbaart:

وَوَصَّيْنَا ٱلْإِنسَانَ بِوَٰلِدَيْهِ حَمَلَتْهُ أُمُّهُ وَهْنًا عَلَىٰ وَهْنٍۢ وَفِصَٰلُهُۥ فِى عَامَيْنِ أَنِ ٱشْكُرْ لِى وَلِوَٰلِدَيْكَ إِلَىَّ ٱلْمَصِيرُ

“Wij hebben de mens op het hart gedrukt (goed te zijn) voor zijn ouders. Zijn moeder droeg hem in zwakte op zwakte, en zijn zoogtijd duurde twee jaren. Wees dankbaar jegens Mij en jegens uw ouders. Tot Mij is de terugkeer.” (Qur’ān, Surah Luqmān, 31:14)

Een islamitisch huwelijk is zowel een gewijde als een wettelijke overeenkomst, waarin beide partners vrij zijn legitieme voorwaarden te stellen. Ṭalāq (echtscheiding) is slechts toegestaan als laatste redmiddel, wanneer verzoening niet meer mogelijk blijkt.

De profeet Mohammed ﷺ werd gevraagd: “Wie heeft het meeste recht op mijn goede omgang?” Hij antwoordde: “Je moeder.” Daarna werd driemaal herhaald: “Je moeder.” Pas bij de vierde keer zei hij: “Je vader.” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 8, boek 73, ḥadīth 2)

De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Van alle toegestane zaken is echtscheiding het meest verafschuwde bij Allāh.” (Sunan Abī Dāwūd, boek 12, ḥadīth 2173)

Ieder kind wordt als moslim geboren

Ḥazrat Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Ieder kind wordt geboren met Īmān (dat wil zeggen: in de natuurlijke toestand van het uitsluitend aanbidden van Allāh), maar zijn ouders maken hem tot jood, christen of Magiaan. Zoals een dier een perfect jong voortbrengt — ziet u daarin enige afwijking?” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, ḥadīth 1385/ deel 2, boek 23, nr. 440)

Daarna reciteerde Abū Hurayrah het volgende heilige vers:

فَأَقِمْ وَجْهَكَ لِلدِّينِ حَنِيفًاۖ فِطْرَتَ ٱللَّهِ ٱلَّتِي فَطَرَ ٱلنَّاسَ عَلَيْهَاۚ لَا تَبْدِيلَ لِخَلْقِ ٱللَّهِۚ ذَٰلِكَ ٱلدِّينُ ٱلْقَيِّمُ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ

“Richt daarom uw aangezicht oprecht tot de godsdienst, overeenkomstig de natuur waarin Allāh de mensen heeft geschapen. Er is geen verandering in de schepping van Allāh. Dat is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.” (Qur’ān, Surah al-Rūm, 30:30)

Juridisch-theologische toelichting

Deze ḥadīth en āyah benadrukken het concept van firah — de natuurlijke aanleg waarmee ieder mens wordt geboren. In de islamitische theologie betekent dit dat elk kind in essentie een natuurlijke neiging heeft tot tawḥīd (het uitsluitend aanbidden van Allāh). Culturele en religieuze invloeden van ouders en omgeving kunnen deze aanleg echter veranderen.

Profetisch voorbeeld van liefde en genade

Ḥazrat al-Barāʾ (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat hij de Heilige Profeet ﷺ zag met Ḥasan op zijn schouders. De Profeet ﷺ zei: “O Allāh! Ik hou van hem, dus houdt U ook van hem.” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, ḥadīth 86; ook overgeleverd door Muslim, al-Tirmidhī en al-Nasā’ī)

Ḥazrat Abū Salama (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhu) zei: “De Profeet ﷺ van Allāh Ta’ālā kuste Ḥasan ibn ʿAlī terwijl Aqraʿ ibn Ḥābis erbij zat. Aqraʿ zei: ‘Ik heb tien kinderen en heb nooit een van hen gekust.’ De Profeet ﷺ keek hem aan en zei: ‘Degene die geen genade laat blijken, zal geen genade ontvangen.’” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, ḥadīth 91; ook overgeleverd door Muslim)

Deze overleveringen tonen hoe de Profeet ﷺ genegenheid en tederheid niet alleen toestond, maar actief aanmoedigde als uitdrukking van Raḥmah — een kernwaarde in de islamitische ethiek.

Qurʾānische grondslag voor liefdevolle zorg

Allāh Ta’ālā openbaart:

وَوَصَّيْنَا ٱلْإِنسَٰنَ بِوَٰلِدَيْهِ إِحْسَٰنًا

“En Wij hebben de mens vriendelijkheid jegens zijn ouders geboden. Zijn moeder draagt hem met ongemak en baart hem met smart; zijn dragen en spenen nemen dertig maanden in beslag. Wanneer hij zijn volle kracht bereikt en veertig jaar wordt, zegt hij: ‘Mijn Heer, stel mij in staat dankbaar te zijn voor de gunsten die U mij en mijn ouders hebt bewezen, en dat ik het goede doe dat U behaagt. En maak mijn nageslacht rechtschapen. Voorwaar, ik wend mij tot U, en ik behoor tot de moslims.’” (Qur’ān, Surah al-Aḥqāf, 46:15)

Ḥazrat al-Nuʿmān ibn Baṣīr (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Handel gelijkwaardig tussen uw kinderen; handel gelijkwaardig tussen uw zonen.” (Sunan Abī Dāwūd, boek 15, ḥadīth 3535). Deze uitspraak benadrukt het islamitische principe van rechtvaardigheid en gelijke behandeling binnen het gezin. Voorkeursbehandeling van één kind boven een ander — bijvoorbeeld in giften, aandacht of privileges — wordt in de islamitische ethiek als onrechtvaardig beschouwd en kan leiden tot verdeeldheid, jaloezie en psychologische schade.

Qurʾānische grondslagen

Allāh Ta’ālā benadrukt in meerdere verzen het belang van respect en dankbaarheid jegens ouders, zelfs wanneer zij niet het islamitische geloof aanhangen. De islamitische ethiek vereist isān (uitmuntende goedheid) en Ramah (erbarming), zolang dit niet leidt tot ongehoorzaamheid aan Allāh.

وَوَصَّيْنَا ٱلْإِنسَانَ بِوَٰلِدَيْهِ

“Wij hebben de mens op het hart gedrukt betreffende zijn ouders: zijn moeder droeg hem in zwakte op zwakte, en zijn zogen nam twee jaren in beslag. Zeg Mij en uw ouders dank; tot Mij is de terugkeer.” (Qur’ān, Surah Luqmān, 31:14)

وَإِن جَاهَدَاكَ عَلَىٰ أَن تُشْرِكَ بِي

“Maar indien zij (uw ouders) trachten u ertoe te brengen iets met Mij te vereenzelvigen, waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam hun dan niet. Doch leef met hen samen in de wereld op een behoorlijke wijze en volg de weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren, en Ik zal u inlichten over hetgeen gij deed.”(Qur’ān, Surah Luqmān, 31:15)

وَقَضَىٰ رَبُّكَ أَلَّا تَعْبُدُوا إِلَّا إِيَّاهُ

“Uw Heer heeft bevolen: aanbid niemand anders dan Hem en betoon vriendelijkheid jegens de ouders. Indien één hunner bij u een hoge leeftijd bereikt — of beiden — zeg dan nimmer tot hen ‘foei’, noch stoot hen af, maar spreek tot hen een welgevallig woord.” (Qur’ān, Surah al-Isrāʾ, 17:23)

وَٱخْفِضْ لَهُمَا جَنَاحَ ٱلذُّلِّ مِنَ ٱلرَّحْمَةِ

“En wees teder voor hen in erbarming; en zeg: ‘Mijn Heer, ontferm U over hen, zoals zij mij opvoedden toen ik jong was.’” (Qur’ān, Surah al-Isrāʾ, 17:24)

Theologische kanttekening

Hoewel moslims verplicht zijn hun ouders met respect en goedheid te behandelen, is het niet toegestaan om te bidden voor vergiffenis voor ouders die sterven als mushrikīn (polytheïsten). Dit is gebaseerd op de praktijk van de Profeet ﷺ en de uitleg van de geleerden over de grenzen van duʿāʾ.

Moslims worden vaak op de proef gesteld door Allāh Ta’ālā in verschillende aspecten van het leven — waaronder rijkdom, familie en kinderen. Kinderen zijn niet alleen een bron van vreugde, maar ook een test van verantwoordelijkheid, opvoeding en morele integriteit. Gebrekkige daden in de omgang met hen kunnen leiden tot veroordeling door Allāh Ta’ālā.

Qurʾānische grondslag

Allāh Ta’ālā openbaart:

إِنَّمَا أَمْوَالُكُمْ وَأَوْلَادُكُمْ فِتْنَةٌ ۖ وَاللَّهُ عِندَهُ أَجْرٌ عَظِيمٌ

“Uw rijkdommen en uw kinderen zijn slechts een beproeving; doch bij Allāh is er een grote beloning.” (Qur’ān, Surah al-Taghābun, 64:15). Deze āyah benadrukt dat kinderen — net als bezit — een middel tot beproeving zijn, en dat ware succes ligt in het zoeken naar de beloning bij Allāh door rechtvaardige en dankbare omgang.

Du’ā van de Profeet via ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb

Ḥazrat ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh hem leerde te zeggen: “O Allāh, maak mijn innerlijke beter dan mijn uiterlijke en maak mijn uiterlijke goed. O Allāh, ik verzoek U mij iets te geven van de overvloed die U aan mannen hebt gegeven — in familie, bezit en kinderen — die niet afdwalen en niet tot dwaling leiden.” (Jāmiʿ al-Tirmidhī). Deze smeekbede toont hoe de Profeet ﷺ zijn metgezellen leerde te vragen om gezegende kinderen en bezit, die niet tot morele afdwaling leiden, maar juist bijdragen aan spirituele groei en stabiliteit.

Ḥazrat Muʿādh ibn Jabal (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat de Boodschapper van Allāh ﷺ hem de volgende tien instructies gaf:

  1. Tawīd en standvastigheid in geloof: “Associeer nooit iets met Allāh, zelfs als je wordt gedood of verbrand.” Absolute toewijding aan Allāh is de kern van het geloof. Shirk is de grootste zonde en moet onder alle omstandigheden worden vermeden.
  2. Gehoorzaamheid aan ouders: “Wees niet ongehoorzaam jegens je ouders, zelfs niet als zij je bevelen je familie en bezit te verlaten.” Ouderlijke gehoorzaamheid is een fundamentele plicht, zolang het geen ongehoorzaamheid aan Allāh inhoudt.
  3. Zorg voor het gebed: “Verwaarloos de voorgeschreven gebeden (ṣalāh) niet opzettelijk, want wie dat doet, zal niet door Allāh worden beschermd.” Ṣalāh is de ruggengraat van het geloof; het opzettelijk nalaten ervan leidt tot spirituele ondergang.
  4. Verbod op alcohol: “Drink geen wijn (alcoholhoudende dranken), want dat is de bron van ontucht en verderf.” Alcohol leidt tot verlies van moreel kompas en opent de deur naar zonden.
  5. Vermijd kwaad: “Schuw het kwaad, want met kwaad komt de toorn van Allāh.” Slechte daden roepen goddelijke woede op en ondermijnen de morele orde.
  6. Standvastigheid in strijd: “Wees voorzichtig met het vluchten van het slagveld, zelfs als de mensen om je heen sneuvelen.” Vluchten uit rechtvaardige strijd (jihād) zonder geldige reden wordt als lafheid en zonde beschouwd.
  7. Geduld bij rampen: “Wanneer de dood de mensen overvalt (zoals bij een plaag of ramp), en jij bent onder hen, wees dan standvastig.” In tijden van collectieve beproeving is ṣabr (geduld) een teken van ware gelovigheid.
  8. Verantwoordelijkheid in opvoeding: “Spendeer aan je kinderen volgens je intenties.” Financiële zorg moet gepaard gaan met oprechte bedoelingen en morele verantwoordelijkheid.
  9. Discipline zonder wreedheid: “Scheid je niet van je kinderen door hen met druk of straf te trainen.” Opvoeding vereist evenwicht tussen discipline en genade; geweld leidt tot vervreemding.
  10. Taqwā onderwijzen: “Breng hen vrees voor Allāh bij.” Taqwā (godsvrees) is de basis van morele opvoeding en spirituele ontwikkeling.

Ḥazrat Buraydah ibn al-Ḥāṣib (raḍiyAllāhu ʿanhu) verhaalde dat de Heilige Profeet ﷺ het geven van sadaqāh (aalmoezen) had bevolen. Een man kwam naar hem toe en zei: “Profeet van Allāh, ik heb één dinar.” Hij ﷺ antwoordde: “Gebruik het voor jezelf.” De man zei: “Ik heb nog één dinar.” Hij ﷺ zei: “Gebruik het voor je kinderen.” De man zei: “Ik heb nog één dinar.” Hij ﷺ zei: “Gebruik het voor je vrouw.” De man zei: “Ik heb nog één dinar.” Hij ﷺ zei: “Gebruik het voor je bediende (medewerker).” De man zei: “Ik heb nog één dinar.” Hij ﷺ antwoordde: “Je weet zelf wel wat je daarmee moet doen.” (Sunan Abī Dāwūd)

Theologische interpretatie

Deze ḥadīth biedt een hiërarchische richtlijn voor het besteden van financiële middelen in het kader van sadaqāh en onderhoud:

  1. Zelfzorg: Eerst moet men in eigen basisbehoeften voorzien.
  2. Kinderen: Vervolgens komt de verantwoordelijkheid voor het nageslacht.
  3. Echtgenoot/echtgenote: Daarna de partner in het huwelijk.
  4. Personeel/bediende: Ook medewerkers verdienen zorg en rechtvaardigheid.
  5. Vrije besteding: Pas daarna komt de ruimte voor bredere liefdadigheid.

Deze volgorde weerspiegelt het islamitische principe van nabijheid en verantwoordelijkheid: wie het dichtst bij je staat, verdient eerst jouw zorg.

De huwelijksrelatie tussen man en vrouw is in de islam een tedere, liefdevolle en zuivere verbintenis. Allāh Ta’ālā beschrijft deze relatie in de Qur’ān als volgt:

هُنَّ لِبَاسٌۭ لَّكُمۡ وَأَنتُمۡ لِبَاسٌۭ لَّهُنَّ

“Zij zijn een kledingstuk voor jullie en jullie zijn een kledingstuk voor hen.” (Qur’ān, Surah al-Baqarah, 2:187). Deze metafoor benadrukt bescherming, nabijheid, schoonheid en wederzijdse steun. Beide partners hebben de plicht elkaar te beschermen — in leven, bezit en ingetogenheid — en hun wederzijdse rechten en plichten te begrijpen.

Profetische richtlijnen voor huwelijksethiek

  • Eenheid en tevredenheid: De Profeet ﷺ zei: “Wanneer een man tevreden is met zijn vrouw op het moment dat zij overlijdt, zal zij het Paradijs binnengaan.” (Overgeleverd in diverse ḥadīth verzamelingen)
  • Ontevredenheid en spirituele gevolgen: In de uitleg van een ḥadīth wordt vermeld: “Als een man overlijdt terwijl hij ontevreden was over zijn vrouw, dan heeft zij de vloek van Allāh en de engelen over zich gehaald.” (Interpretatief, gebaseerd op overleveringen in al-Nasā’ī en al-Ṭabarānī)
  • Gehoorzaamheid en respect: De Profeet ﷺ zei: “Als ik iemand zou bevelen sajdah (prosternatie) te verrichten voor een ander dan Allāh, dan zou ik de vrouw bevelen dit voor haar man te doen.” (Jāmiʿ al-Tirmidhī, boek 7, ḥadīth 1159). Dit benadrukt gehoorzaamheid binnen de grenzen van tawīd, niet onderwerping.
  • Zorg en onderhoud door de man: “De beste onder jullie is degene die het beste is jegens zijn vrouw.” (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 8, boek 73). De man is verantwoordelijk voor levensonderhoud, bescherming en emotionele zorg.
  • Geduld en dankbaarheid van de vrouw: De vrouw dient haar man te begrijpen, dankbaar te zijn, zindelijk en liefdevol te blijven, zijn familie te respecteren en zorg te dragen voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen.
  • alāq als laatste middel: De Profeet ﷺ zei: “Van de toegestane zaken is ṭalāq (echtscheiding) het meest verafschuwde bij Allāh.” (Sunan Abī Dāwūd, boek 12, ḥadīth 2173). Ṭalāq vereist kalmte, overleg en wijsheid, niet impulsiviteit.

Gezinsklimaat

“Het huis waarin dagelijks onenigheid heerst, is een levende hel. Het huis waarin liefde en respect overheersen, is een gezegend huis.” Deze uitspraak benadrukt het belang van emotionele stabiliteit, communicatie en spirituele harmonie in het gezin.

Tegen tovenarij beveelt de islam recitatie van beschermende verzen zoals Āyat ul Kursī en de vier Qul-surahs, gecombineerd met oprechte ‘ibādat (aanbidding), dagelijkse ṣalāh, en spirituele standvastigheid. Zwarte magie is verboden, en het zoeken van hulp bij magiërs wordt beschouwd als kufr.

Tovenarij (jadoo, sir) is een ernstige spirituele bedreiging en wordt in de islam beschouwd als een vorm van kufr (ongeloof), zowel voor degene die het uitvoert als voor degene die er hulp bij zoekt. De Profeet ﷺ waarschuwde tegen het benaderen van kāhin (waarzeggers) en ir (tovenaars), en het geloof in hun woorden maakt het gebed ongeldig voor veertig dagen (Ṣaḥīḥ Muslim).

Qurʾānische bescherming

De volgende verzen worden door geleerden en traditie aanbevolen als spirituele bescherming tegen tovenarij en kwaad:

  • Āyat ul Kursī (Surah al-Baqarah, 2:255). Beschrijft de absolute macht van Allāh en wordt beschouwd als de grootste āyah van de Qur’ān. Reciteer na elke verplichte ṣalāh
  • De vier Qul-surahs
    • Surah al-Kāfirūn (109)
    • Surah al-Ikhlāṣ (112)
    • Surah al-Falaq (113)
    • Surah al-Nās (114)
      Bescherming tegen jaloezie, kwaad, Jinnāt en zwarte magie
  • Surah al-Baqarah
    De Profeet Mohammed ﷺ zei: Reciteer Surah al-Baqarah in jullie huizen, want de Shayṭān vlucht uit een huis waarin deze surah wordt gereciteerd.” (Ṣaḥīḥ Muslim)
Spirituele versterking door ‘ibādat

Naast Qur’ān recitatie is het essentieel om je spirituele toestand te versterken:

  • Dagelijkse alāh (vijf verplichte gebeden)
  • Ramaān vasten, zakāt geven, ajj verrichten
  • Nafl-gebeden, zikr, Darood Sharīf (salawāt op de Profeet ﷺ)
  • Smeekbeden (duʿāʾ) zoals:
    • Aʿūdhu bi-kalimāti-llāhi-t-tāmmāti min sharri mā khalaq
      (“Ik zoek toevlucht bij de volmaakte woorden van Allāh tegen het kwaad van wat Hij geschapen heeft.”)
Verbod op magie en magiërs
  • Het zoeken van hulp bij jādūgar (tovenaars) is arām en leidt tot kufr
  • Islamitische geleerden waarschuwen tegen het vermengen van authentieke smeekbeden met verzonnen teksten of rituelen
  • Abū Dāwūd, S. (n.d.). Sunan Abī Dāwūd (boek 12, ḥadīth 2173).
  • Abū Dāwūd, S. (n.d.). Sunan Abī Dāwūd (boek 15, ḥadīth 3535).
  • Abū Dāwūd, S. (n.d.). Sunan Abī Dāwūd (ḥadīth over sadaqāh en prioriteiten in besteding).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). aī al-Bukhārī (deel 2, boek 23, ḥadīth 440).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). aī al-Bukhārī (deel 7, boek 71, ḥadīth 638).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). Ṣaḥīḥ al-Bukhārī (deel 8, boek 73, ḥadīth 2).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). aī al-Bukhārī (deel 8, boek 73, ḥadīth 598).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). aī al-Bukhārī (ḥadīth 86, 91).
  • al-Bukhārī, M. I. (n.d.). aī al-Bukhārī (ḥadīth over duʿāʾ voor mushrikīn, deel 2, boek 23).
  • al-Kathīr, I. (n.d.). Tafsīr al-Qur’ān al-ʿAīm (commentaar op 31:14–15 en 17:23–24).
  • al-Nasā’ī, A. S. (n.d.). Sunan al-Nasā’ī.
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Aqāf (46:15).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Baqarah (2:102, 2:187, 2:255).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Falaq (113:4), Surah al-Falaq (113), Surah al-Nās (114), Surah al-Ikhlā (112), Surah al-Kāfirūn (109).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Isrāʾ (17:23–24).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Luqmān (31:14–15).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Rūm (30:30).
  • al-Qur’ān al-Karīm. (n.d.). Surah al-Taghābun (64:15).
  • al-Ṭabarānī, S. (n.d.). al-Muʿjam al-Kabīr.
  • Ibn Hishām, A. M. (n.d.). Sīrah al-Nabawiyyah (deel 1, pp. 265–270).
  • Muslim, H. al-Q. (n.d.). aī Muslim (deel 4, boek 32, ḥadīth 6198).
  • Muslim, H. al-Q. (n.d.). aī Muslim.
  • al-Tirmidhī, M. ʿĪ. (n.d.). Jāmiʿ al-Tirmidhī.
  • al-Tirmidhī, M. ʿĪ. (n.d.). Jāmiʿ al-Tirmidhī (boek 7, ḥadīth 1159).
  • al-Tirmidhī, M. ʿĪ. (n.d.). Jāmiʿ al-Tirmidhī (ḥadīth over smeekbede via ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb).
  • al-Tirmidhī, M. ʿĪ. (n.d.). Jāmiʿ al-Tirmidhī (ḥadīth over de instructies aan Muʿādh ibn Jabal).

Raadpleeg ook Wazā’īf Ālāḥazrat >>>>


Translate »
error: Content is protected !!