Inleiding
De joden en christenen hadden geen liefde voor de profeten Musa en Isa (alayhis salām) dus volgende zij hun eigen ego en brachten wijzigingen aan de Boeken die Allāh Ta’ālā aan deze profeten had geopenbaard. Deze joden en christenen volgenden de uitleg van de verzen die door de profeten waren gegeven. Hierdoor ontstonden stromingen binnen hun religie.
Deze zien wij ook in de Ulema van de islam terug, zij volgen niet de Sunnah van de Profeet Mohammed ﷺ maar beslissen over bijvoorbeeld begin en eind van de Ramadān al-Mubārak naar hun eigen belang door te kijken naar wat andere landen beslissen. Dit is jammer want zij zijn dan volkomen ongehoorzaam aan Allāh Ta’ālā en de Profeet Mohammed ﷺ en dus zondaren.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَٱعْتَصِمُواْ بِحَبْلِ ٱللَّهِ جَمِيعاً وَلاَ تَفَرَّقُواْ وَٱذْكُرُواْ نِعْمَتَ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ كُنْتُمْ أَعْدَآءً فَأَلَّفَ بَيْنَ قُلُوبِكُمْ فَأَصْبَحْتُمْ بِنِعْمَتِهِ إِخْوَاناً وَكُنْتُمْ عَلَىٰ شَفَا حُفْرَةٍ مِّنَ ٱلنَّارِ فَأَنقَذَكُمْ مِّنْهَا كَذٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ
“En houdt u allen tezamen vast aan het koord van Allāh en weest niet verdeeld en gedenkt de gunst van Allāh, die Hij u bewees toen je vijanden was en Hij uw harten verenigde, zo werd je door Zijn gunst broeders en je was aan de rand van een vuurput en Hij redde u er van. Zo legt Allāh u Zijn geboden uit opdat je zult worden geleid.” Surah al Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 103
يَا أَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ أَطِيعُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُواْ ٱلرَّسُولَ وَأُوْلِي ٱلأَمْرِ مِنْكُمْ فَإِن تَنَازَعْتُمْ فِي شَيْءٍ فَرُدُّوهُ إِلَى ٱللَّهِ وَٱلرَّسُولِ إِن كُنْتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ ذٰلِكَ خَيْرٌ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلاً
“O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allāh en Zijn boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allāh en Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allāh en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 59
يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُوۤاْ أَطِيعُواْ اللَّهَ وَأَطِيعُواْ ٱلرَّسُولَ وَلاَ تُبْطِلُوۤاْ أَعْمَالَكُمْ
“O gij die gelooft, gehoorzaamt Allāh en de boodschapper en maakt uw werken niet nutteloos.” Surah Mohammad (ﷺ), H47, vers 33
Allāh Ta’ālā openbaart keer op keer in de Heilige Qur’ān dat de moslims Allāh Ta’ālā en de Heilige Profeet Mohammed ﷺ moeten gehoorzamen. Dus doen wat geschreven staat in de heilige Geschriften. Om Allāh Ta’ālā en de Profeet Mohammed ﷺ te gehoorzamen, moeten we ons goed bewust zijn van de inhoud van de Heilige Qur’ān. Allāh Ta’ālā vertelt ons in de Heilige Qur’ān dat we kennis moeten hebben om Hem te vrezen. Dat komt omdat het hebben van kennis betekent dat we ons goed bewust zijn van Allāh Ta’ālā en de islam.
Allāh Ta’ālā openbaart
يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُلْهِكُمْ أَمْوَالُكُمْ وَلاَ أَوْلاَدُكُمْ عَن ذِكْرِ ٱللَّهِ وَمَن يَفْعَلْ ذَلِكَ فَأُوْلَـٰئِكَ هُمُ ٱلْخَاسِرُونَ
وَأَنفِقُواْ مِن مَّا رَزَقْنَاكُمْ مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِيَ أَحَدَكُمُ ٱلْمَوْتُ فَيَقُولَ رَبِّ لَوْلاۤ أَخَّرْتَنِيۤ إِلَىٰ أَجَلٍ قَرِيبٍ فَأَصَّدَّقَ وَأَكُن مِّنَ ٱلصَّالِحِينَ
وَلَن يُؤَخِّرَ ٱللَّهُ نَفْساً إِذَا جَآءَ أَجَلُهَآ وَٱللَّهُ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ
“O, gij die gelooft, laat uw rijkdommen en uw kinderen u niet afleiden van de gedachtenis aan Allāh. En wie dat doet behoort tot de verliezers. En besteedt uit datgene waarvan Wij u voorzien hebben voordat de dood één uwer overvalt en deze zegt: “Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet voor een wijle uitstel verleend, opdat ik aalmoezen zou kunnen geven en tot de rechtvaardigen behoren? En Allāh geeft niemand uitstel wanneer zijn tijd is gekomen; en Allāh is volkomen op de hoogte van hetgeen gij doet.” Surah Munāfiqun (de huichelaars), H63, verzen 9-11
Uitleg: mensen hebben de gewoonte om afgeleid te worden door dingen. Dit is de reden waarom de manipulatie van de menselijke geest gemakkelijk te bereiken is. Daarom kunnen zelfs gelovigen afgeleid raken of trots worden op hun familie of hun bezittingen. Als ze met iets gezegend zijn, is het gemakkelijk om Allāh Ta’ālā te vergeten Die hen met die dingen heeft gezegend. Daarom herinnert Allāh Ta’ālā ons aan onze verantwoordelijkheden als moslims, zodat wanneer we voor Hem gaan op de Dag des Oordeels, we ons in een positie bevinden die ons in staat stelt het Paradijs binnen te gaan. Wie niet gehoorzaam is geweest zal eerst gestraft worden.
Hoe moeten we Allāh Ta’ālā en Zijn Boodschapper ﷺ gehoorzamen?
Gehoorzaam Allāh Ta’ālā en gehoorzaam de Boodschapper en degenen die belast zijn met autoriteit onder jullie. Als u van mening verschilt in iets onder u, verwijs het dan naar Allāh Ta’ālā en Zijn Boodschapper als u in Allāh Ta’ālā en de Laatste Dag gelooft: Dat is het beste en het meest geschikt voor definitieve vastberadenheid.
Over gehoorzamen heeft Allāh Ta’ālā veel verzen geopenbaard
إِنَّآ أَرْسَلْنَٰكَ شَٰهِداً وَمُبَشِّراً وَنَذِيراً
لِّتُؤْمِنُواْ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِ وَتُعَزِّرُوهُ وَتُوَقِّرُوهُ وَتُسَبِّحُوهُ بُكْرَةً وَأَصِيلاً
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُبَايِعُونَكَ إِنَّمَا يُبَايِعُونَ ٱللَّهَ يَدُ ٱللَّهِ فَوْقَ أَيْدِيهِمْ فَمَن نَّكَثَ فَإِنَّمَا يَنكُثُ عَلَىٰ نَفْسِهِ وَمَنْ أَوْفَىٰ بِمَا عَاهَدَ عَلَيْهُ ٱللَّهَ فَسَيُؤْتِيهِ أَجْراً عَظِيماً
“Wij hebben u [Profeet Mohammed ﷺ] als getuige en drager van blijde. tijdingen en als waarschuwer gezonden. Opdat gij in Allāh en Zijn boodschapper zoudt geloven, hem steunen en eren en Hem ’s morgens en ’s avonds zoudt verheerlijken. Voorwaar, zij die u trouw zweren, zweren trouw aan Allāh; Allāh’s hand rust op hun handen. Doch wie zijn eed schendt, doet dit tot zijn eigen nadeel en wie zijn belofte aan Allāh vervult, Hij zal hem een grote beloning geven.” Surah al-Fath (de overwinning), H48, verzen 8-10
مَّنْ يُطِعِ ٱلرَّسُولَ فَقَدْ أَطَاعَ ٱللَّهَ وَمَن تَوَلَّىٰ فَمَآ أَرْسَلْنَاكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظاً
“Wie de boodschapper gehoorzaamt, gehoorzaamt inderdaad Allāh en wie zich afkeert – tot hen hebben wij u niet als bewaker gezonden.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 80
Wat zegt de Heilige Qur’ān over het gehoorzamen van de Profeet Mohammed ﷺ?
Elk vers in de Heilige Qur’ān dat gaat over het gehoorzamen van de Profeet Mohammed ﷺ stelt dat dit verplicht is voor alle gelovigen. Daarom zijn de praktijken van de Profeet Mohammed ﷺ onberispelijk en staan ze onder de bescherming van Allāh Ta’ālā. Met andere woorden, alles in de Sunnah is in wezen gebaseerd op Openbaring.
وَمَا كَانَ لِمُؤْمِنٍ وَلاَ مُؤْمِنَةٍ إِذَا قَضَى ٱللَّهُ وَرَسُولُهُ أَمْراً أَن يَكُونَ لَهُمُ ٱلْخِيَرَةُ مِنْ أَمْرِهِمْ وَمَن يَعْصِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُ فَقَدْ ضَلَّ ضَلاَلاً مُّبِيناً
“En het betaamt de gelovige man of vrouw niet, wanneer Allāh en Zijn boodschapper over een zaak hebben beslist, dat er voor hen een keuze zou zijn in die zaak. En wie Allāh en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt, is zeker klaarblijkelijk afgedwaald.” Surah al-Ahzāb (de confrères), H33, vers 36
Over zoeken naar de sikkel van de maan in de hemel
دَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ حُجْرٍ، حَدَّثَنَا إِسْمَاعِيلُ بْنُ جَعْفَرٍ، حَدَّثَنَا مُحَمَّدُ بْنُ أَبِي حَرْمَلَةَ، أَخْبَرَنِي كُرَيْبٌ، أَنَّ أُمَّ الْفَضْلِ بِنْتَ الْحَارِثِ، بَعَثَتْهُ إِلَى مُعَاوِيَةَ بِالشَّامِ . قَالَ فَقَدِمْتُ الشَّامَ فَقَضَيْتُ حَاجَتَهَا وَاسْتُهِلَّ عَلَىَّ هِلاَلُ رَمَضَانَ وَأَنَا بِالشَّامِ فَرَأَيْنَا الْهِلاَلَ لَيْلَةَ الْجُمُعَةِ ثُمَّ قَدِمْتُ الْمَدِينَةَ فِي آخِرِ الشَّهْرِ فَسَأَلَنِي ابْنُ عَبَّاسٍ ثُمَّ ذَكَرَ الْهِلاَلَ فَقَالَ مَتَى رَأَيْتُمُ الْهِلاَلَ فَقُلْتُ رَأَيْنَاهُ لَيْلَةَ الْجُمُعَةِ . فَقَالَ أَأَنْتَ رَأَيْتَهُ لَيْلَةَ الْجُمُعَةِ فَقُلْتُ رَآهُ النَّاسُ وَصَامُوا وَصَامَ مُعَاوِيَةُ . قَالَ لَكِنْ رَأَيْنَاهُ لَيْلَةَ السَّبْتِ فَلاَ نَزَالُ نَصُومُ حَتَّى نُكْمِلَ ثَلاَثِينَ يَوْمًا أَوْ نَرَاهُ . فَقُلْتُ أَلاَ تَكْتَفِي بِرُؤْيَةِ مُعَاوِيَةَ وَصِيَامِهِ قَالَ لاَ هَكَذَا أَمَرَنَا رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم . قَالَ أَبُو عِيسَى حَدِيثُ ابْنِ عَبَّاسٍ حَدِيثٌ حَسَنٌ صَحِيحٌ غَرِيبٌ . وَالْعَمَلُ عَلَى هَذَا الْحَدِيثِ عِنْدَ أَهْلِ الْعِلْمِ أَنَّ لِكُلِّ أَهْلِ بَلَدٍ رُؤْيَتَهُمْ
Hazrat Mohammed bin Abi Harmalah (radi Allāhu anhu) vertelde: “Kuraib vertelde me dat Umm Al-Fadl bin Al-Hārith hem naar Mu’āwiyah in Shām (Syrië) stuurde. Hij zei: ‘Dus ik kwam aan in Shām en maakte haar boodschap af, en ik zag de halve maan van de Ramadān terwijl ik in Shām was. We zagen de halve maan in de nacht van vrijdag. Toen kwam ik aan het einde van de maand aan in Al-Medina. Ibn Abbās ondervroeg me, toen noemde hij de halve maan en hij zei: “Wanneer heb je de halve maan gezien?” Ik zei: “We hebben het in de nacht van vrijdag gezien.” Hij zei: “Heb je het in de nacht van vrijdag gezien?” Ik zei: “De mensen zagen het, dus ze vastten, en Mu’āwiyah vastte.” Hij zei: “Maar we zagen het in de nacht van zaterdag, dus we zullen niet stoppen met vasten totdat we dertig dagen hebben voltooid of we het zien.” Dus ik zei: “Is het zien en vasten van Mu’āwiyah niet genoeg voor jou?” Hij zei: “Dit is niet hoe de Boodschapper ﷺ van Allāh ons beval.” Jami` at-Tirmidhī
أَخْبَرَنَا مُحَمَّدُ بْنُ حَاتِمٍ، قَالَ حَدَّثَنَا حِبَّانُ، قَالَ حَدَّثَنَا عَبْدُ اللَّهِ، عَنِ الْحَجَّاجِ بْنِ أَرْطَاةَ، عَنْ مَنْصُورٍ، عَنْ رِبْعِيٍّ، قَالَ قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم “ إِذَا رَأَيْتُمُ الْهِلاَلَ فَصُومُوا وَإِذَا رَأَيْتُمُوهُ فَأَفْطِرُوا فَإِنْ غُمَّ عَلَيْكُمْ فَأَتِمُّوا شَعْبَانَ ثَلاَثِينَ إِلاَّ أَنْ تَرَوُا الْهِلاَلَ قَبْلَ ذَلِكَ ثُمَّ صُومُوا رَمَضَانَ ثَلاَثِينَ إِلاَّ أَنْ تَرَوُا الْهِلاَلَ قَبْلَ ذَلِكَ ”
“De Boodschapper van Allāh Ta’ālā zei: ‘Als je de halve maan ziet, vast dan, en als je hem ziet, stop dan met vasten. Als het te bewolkt is, voltooi Sha’bān dan als dertig dagen, tenzij je daarvoor de halve maan ziet, dan vast Ramadān als dertig dagen, tenzij je de nieuwe halve maan daarvoor ziet.’ Sunan An-Nasā’ī
حَدَّثَنَا آدَمُ، حَدَّثَنَا شُعْبَةُ، حَدَّثَنَا مُحَمَّدُ بْنُ زِيَادٍ، قَالَ سَمِعْتُ أَبَا هُرَيْرَةَ ـ رضى الله عنه ـ يَقُولُ قَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم أَوْ قَالَ قَالَ أَبُو الْقَاسِمِ صلى الله عليه وسلم “ صُومُوا لِرُؤْيَتِهِ، وَأَفْطِرُوا لِرُؤْيَتِهِ، فَإِنْ غُبِّيَ عَلَيْكُمْ فَأَكْمِلُوا عِدَّةَ شَعْبَانَ ثَلاَثِينَ “
De Profeet Mohammed ﷺ of Abul-Qasim (radi Allāhu anhu) zei: “Begin te vasten bij het zien van de halve maan [van Ramadan], en geef het vasten op bij het zien van de halve maan (van Shawwal), en als de hemel bewolkt is [en je kunt het niet zien], voltooi dan dertig dagen Sha’ban.” Sahih al-Bukhāri
حَدَّثَنَا أَبُو بَكْرِ بْنُ أَبِي شَيْبَةَ، حَدَّثَنَا حَفْصُ بْنُ غِيَاثٍ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ سَعِيدٍ، عَنْ جَدِّهِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، قَالَ نَهَى رَسُولُ اللَّهِ ـ صلى الله عليه وسلم ـ عَنْ تَعْجِيلِ صَوْمِ يَوْمٍ قَبْلَ الرُّؤْيَةِ
Abu Hurairah (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh verbood het anticiperen op het vasten door een dag vóór de waarneming [van de halve maan] te vasten.” Sunan Ibn Majāh
حَدَّثَنَا أَبُو بَكْرِ بْنُ أَبِي شَيْبَةَ، حَدَّثَنَا هُشَيْمٌ، عَنْ أَبِي بِشْرٍ، عَنْ أَبِي عُمَيْرِ بْنِ أَنَسِ بْنِ مَالِكٍ، قَالَ حَدَّثَنِي عُمُومَتِي، مِنَ الأَنْصَارِ مِنْ أَصْحَابِ رَسُولِ اللَّهِ ـ صلى الله عليه وسلم ـ قَالُوا: أُغْمِيَ عَلَيْنَا هِلاَلُ شَوَّالٍ. فَأَصْبَحْنَا صِيَامًا. فَجَاءَ رَكْبٌ مِنْ آخِرِ النَّهَارِ فَشَهِدُوا عِنْدَ النَّبِيِّ ـ صلى الله عليه وسلم ـ أَنَّهُمْ رَأَوُا الْهِلاَلَ بِالأَمْسِ. فَأَمَرَهُمْ رَسُولُ اللَّهِ ـ صلى الله عليه وسلم ـ أَنْ يُفْطِرُوا وَأَنْ يَخْرُجُوا إِلَى عِيدِهِمْ مِنَ الْغَدِ
‘Umair bin Anas bin Malik (radi Allāhu anhu) zei: “Mijn ooms van vaderskant onder de Ansar die tot de metgezellen van de Boodschapper ﷺ van Allāh behoorden vertelden me: ‘De nieuwe halve maan van Shawwāl was bedekt met wolken, dus we vastten de volgende dag. Toen kwamen sommige ruiters aan het einde van de dag en getuigden aan de Profeet Mohammed ﷺ dat ze de nieuwe halve maan de avond ervoor hadden gezien. De Boodschapper ﷺ van Allāh beval hun om hun vasten te verbreken en de volgende ochtend naar buiten te gaan om het ‘Suikerfeestgebed’ aan te bieden.” Sunan Ibn Majāh