Qaid-e-Ahle Sunnat Hazrat Maulana Hāfiz Qāri Shah Ahmad Noorani Siddiqui al Qadri (radi Allāhu anhu)
Transcriptie van de toesprak op de tweede internationale Milād-un-Nabi ﷺ conferentie in Toronto, Canada, 1994
Khutbah
‘Auzubillaahi minash Shaytānir rajīm, Bismillāhir Rahmānir Raḥīm.
Alhamdulillāh, nahmaduhu wa nasta’eenuhu wa nastaghfiruhu wa nu’minubihi wa natawakkalu ‘alayh, wa na’oodhubillaahi min shuroori anfusinaa wa min sayyiaati a’maalina man-yahdihillaahu falaa mud-hillalah, wa man yudhlilhu falaa haadiyalah, wa nash hadu an laa ilaa-ha illAllāhu wahdahu laa shareekalah, wa nash hadu anna Sayyidena wa Nabiyyinna wa Habībina wa Maulana Muhammad, sallallāhu Ta’ālā alayhi wa sallama ‘abdahu wa Rasooluh. Alladhee ursila ilal khaliqi kāffatan basheerawn wa nazeera, wa daa’iyan illAllāhi bi idhnihi wa siraajan muneerah.
Wa bash-shiril Mu’minina bi-anna lahum minallaahi fadlan kabeera. Fa Huwal Habeebulladhi turjaa shafātuhu likulli hawlim minal ahwaali muqtahimi. Yā ‘adli da’wati ashjaaru saajidatan tamshee Ilāhi ‘alaa saaquin bilaa quadamee. Yā Rab! Yā rabbi salli wa sallim daamiman sarmada ‘alaa Habībika Khayril Khalqui kullihimi. Allāhumma salli ‘alaa Habeebika Sayyidena wa Maulana Muhammad Saahibil wajhil Anwar wal Jabeenil Azhar, salaatan wa salaaman ‘alayka Yā Sayyidi Yā RasoolAllāh.
Qalallaahu ‘Azzawajal lā feeshaani Habeebihi Mukhbiranw wa aami-rah. Innallaaha wa Malaika tahu yusalloona ‘alan-Nabi. Yā Ayyuhallazīna ‘amanu sallu ‘alayhi wa sallimu tasleema. Allāhumma saalli ‘alaa Sayyidena wa Maulana Muhammad wa ‘alaa Aalihi wa Sahbihi wa sallam. Salaatan wa Salaaman ‘alayka Yā Sayyidi Yā RasoolAllāh.
Assalāmu alaikum wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu.
Zeer onderscheiden Ulema-e-Kirām, weledelgeboren Schriftgeleerden, onze eminente Schriftgeleerden van de heilige stad, dr. Sayyid Alawi al-Mālikī, waarde broeders en zuster in islam.
Allereerst wil ik World Islamic Mission Canada feliciteren voor het organiseren van Eid Milād-un-Nabi ﷺ Conferentie, hun tweede gelijk genaamde conferentie. Ik hoop, Inshā’Allāh Ta’ālā, dat zij zullen doorgaan met het organiseren in hun streven om devote bijeenkomsten zoals deze Eid Milād-un-Nabi ﷺ Conferentie ter gelegenheid van de geboortedag van onze Heilige Profeet Mohammed ﷺ te vieren.
Ik wil u feliciteren, het publiek, maar ook de broeders en zusters in islam voor hun opoffering van hun kostbare tijd om deze conferentie te bezoeken en het een succes te maken. Uw aanwezigheid vandaag hier bewijst, dat ondanks de grote afstand van het heilige land en de heilige stad Medina uw liefde voor de Heilige Profeet ﷺ onbetwistbaar is. Ondanks de fysieke afstand van meer dan 16.000 km bent u erg dicht bij de Heilige Profeet ﷺ. Voor mij wil het indiceren, dat Medina in de harten van de moslims van dit land is. Uw aanwezigheid op deze Milād-un-Nabi ﷺ conferentie voor de Geliefde Profeet ﷺ laat zien, hoe sterk uw Iman en geloof is in uw Geliefde Profeet Mustafa ﷺ.
U bent in deze bijeenkomst al langer dan zeven uur aanwezig en heeft verschillende toespraken gehoord van uiteenlopende Schriftgeleerden. Sommige van u zult niet bewust zijn, dat onze Heilige Profeet Sayyid-ul-‘Alemīna Muhammadur Rasūlullāh ﷺ zeer zeker van uw aanwezigheid hier op de hoogte is. Ondanks dat u hem niet kunt zien, kan hij u wel zien. Er is geen twijfel mogelijk hierover.
Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā openbaart in de Heilige Qur’ān:
ٱلنَّبِيُّ أَوْلَىٰ بِٱلْمُؤْمِنِينَ مِنْ أَنْفُسِهِمْ وَأَزْوَاجُهُ أُمَّهَاتُهُمْ وَأُوْلُواْ ٱلأَرْحَامِ بَعْضُهُمْ أَوْلَىٰ بِبَعْضٍ فِي كِتَابِ ٱللَّهِ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُهَاجِرِينَ إِلاَّ أَن تَفْعَلُوۤاْ إِلَىٰ أَوْلِيَآئِكُمْ مَّعْرُوفاً كَانَ ذَلِكَ فِي ٱلْكِتَابِ مَسْطُوراً
“De Profeet is dichter bij de gelovigen dan zij zelven, en zijn vrouwen zijn hun moeders; en bloedverwanten zijn nader bij elkander volgens het Boek van Allāh, dan de gelovigen en de Muhājirin tenzij gij uw vrienden een gunst bewijst; dit is in het Boek neergeschreven.” Surah al Ahzāb (de confrères) H33, vers 6
Dit is een heel belangrijk vers van de Heilige Qur’ān, vooral voor moslims die ver weg leven van de heilige stad Medina en zich afvragen of de Heilige Profeet ﷺ wel of niet afweet van hun leven, hun liefde en gehechtheid met hem. Wij worden van tijd tot tijd met deze vragen geconfronteerd. Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā heeft Zelf deze vragen beantwoord in de Heilige Qur’ān. U kunt de Heilige Qur’ān lezen en uzelf tevreden stellen met de oplossing van dit vraagstuk welke is: ‘De Profeet is dichter bij de gelovigen dan zij zelven’. Dit is een belangrijke punt. Wij weten, dat onze zielen en onze fysieke bestaan deel zijn van onze aanwezigheid en zij wij dus heel dicht bij ze, maar Rasūlullāh ﷺ is veel dichter bij de gelovigen dan hun eigen zelven.
Een Urdu dichter heeft dit vers van de Heilige Qur’ān als volgt vertaald:
- Sanaa hai, rahtay aqaa faqat Madinay mein.
- Ghalat hai, rahtay woh ashiqon kay Seenay mein.
De eerste Milād-un-Nabi ﷺ conferentie
Vandaag zijn wij hier allemaal bijeengekomen op de conferentie welke is georganiseerd door World Islamic Mission Canada. Doch, door wie was zo’n conferentie als eerste georganiseerd? De eerste bijeenkomst als deze was door niemand anders dan Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā Zelf georganiseerd waarin alle Profeten aanwezig waren. Op de eerste conferentie zoals deze waren de zielen van de Profeten (al Arwāh Anbiyā-wal Mursalīn) het publiek welke was georganiseerd door Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā. Ik zal het vers reciteren.
Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā openbaart in de Heilige Qur’ān:
وَإِذْ أَخَذَ ٱللَّهُ مِيثَاقَ ٱلنَّبِيِّيْنَ لَمَآ آتَيْتُكُم مِّن كِتَابٍ وَحِكْمَةٍ ثُمَّ جَآءَكُمْ رَسُولٌ مُّصَدِّقٌ لِّمَا مَعَكُمْ لَتُؤْمِنُنَّ بِهِ وَلَتَنصُرُنَّهُ قَالَ أَأَقْرَرْتُمْ وَأَخَذْتُمْ عَلَىٰ ذٰلِكُمْ إِصْرِي قَالُوۤاْ أَقْرَرْنَا قَالَ فَٱشْهَدُواْ وَأَنَاْ مَعَكُمْ مِّنَ ٱلشَّاهِدِينَ
“En toen Allāh met de Profeten een verbond sloot, zeide Hij: ‘Voorwaar, Ik heb u het Boek en de Wijsheid geschonken en daarna zal een Boodschapper tot u komen, vervullend hetgeen bij u is, in hem zult gij geloven en hem zult gij helpen’; en Hij zeide: ‘Hebt gij bekrachtigd en daarmede Mijn verbond aanvaard?’ Zij antwoordden: ‘Wij bekrachtigen het’. Hij zeide: ‘Getuigt dan en Ik ben met u onder de getuigen’.” Surah al Imrān (het Huis van Imrān) H3, vers 81
In dit vers zien wij, dat Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā alle zielen van de Profeten had geroepen om een convenant of overeenkomst te sluiten. Het doel van deze vergadering of conferentie was bedoeld om alle Profeten te informeren, dat naar hun een Boodschapper zal worden gestuurd om de mensheid te leiden naar het Rechte Pad. Zij zullen hun eigen naties (Ummah) vertellen om uitsluitend Allāh te aanbidden en tegelijkertijd te vertellen, dat wanneer deze Profeet ﷺ onder hen komt zij in hem moeten geloven en hem helpen. Wij zien dus dat de ‘Conferentie’ was georganiseerd om de Heilige Profeet Mohammed ﷺ te introduceren aan alle 124.000 Profeten. Dit was de eerste Milād-un-Nabi ﷺ conferentie en het was georganiseerd door Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā waarbij Hij de naam van Zijn Geliefde Profeet ﷺ lof prijsde en het publiek waren de Profeten.
Een andere gelijknamige conferentie was georganiseerd en ik reciteer als een voorbeeld Sayyidena Ibrahim Khalilulah toen hij de renovatie van de Heilige Ka’aba had afgerond en de volgende du’ā (smeekbede) deed (een vers uit Heilige Qur’ān):
رَبَّنَا وَٱبْعَثْ فِيهِمْ رَسُولاً مِّنْهُمْ يَتْلُواْ عَلَيْهِمْ آيَٰتِكَ وَيُعَلِّمُهُمُ ٱلْكِتَٰبَ وَٱلْحِكْمَةَ وَيُزَكِّيهِمْ إِنَّكَ أَنتَ ٱلعَزِيزُ ٱلحَكِيمُ
“Heer, doe onder hen een Boodschapper opstaan, die hun Uw tekenen zal verkondigen en hun het Boek en de Wijsheid zal verklaren en hen zal louteren; voorzeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 129
Wij zien hier dus hoe Profeet Sayyidena Ibrahim Khalilulah (alayhis salām) herinnerd (een zikr handeling) de naam van Profeet Mohammed ﷺ.
Een andere Profeet Isa (alayhis salām) ibn Meriam (radi Allāhu anha) riep de kinderen van Bani Izraïl bij een zelfde soort conferentie of vergadering waarin de naam van Rasūlullāh ﷺ werd genoemd (een vers uit Heilige Qur’ān):
أَلَمْ يَرَوْاْ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍ مَّكَّنَّٰهُمْ فِي ٱلأَرْضِ مَا لَمْ نُمَكِّن لَّكُمْ وَأَرْسَلْنَا ٱلسَّمَآءَ عَلَيْهِم مِّدْرَاراً وَجَعَلْنَا ٱلأَنْهَارَ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمْ فَأَهْلَكْنَٰهُمْ بِذُنُوبِهِمْ وَأَنْشَأْنَا مِن بَعْدِهِمْ قَرْناً آخَرِينَ
“En toen Jezus, zoon van Maria, zeide: ‘O kinderen van Israël Ik ben Allāh’s Boodschapper voor u, datgene bevestigend wat vóór mij in de Torah was, en een blijde tijding gevende van een Boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal Ahmad zijn’; en als hij tot hen komen zal met duidelijke bewijzen zullen zij zeggen: ‘Dit is louter bedrog’.” Surah al-Saff (066 denkend dat iets verboden is) H6, vers 6
Hier zien wij hoe Hazrat Isa (alayhis salām) een conferentie organiseerde waarin hij verklaarde, dat hij de Boodschapper is en hier is om goede tijding te geven; verklarende dat na hem een Boodschapper zal komen en zijn naam Ahmad zal zijn. Derhalve, dat was wezenlijk een mehfil-e-mauloed waar de geboorte van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ werd besproken door Hazrat Isa (alayhis salām)en het publiek was de Bani Israël (kinderen van Israël).
Zikr-e-Rasool (de herdenking van de Profeet Mohammed ﷺ)
Kortom, in al deze gebeurtenissen vond Zikr-e-Mustafa ﷺ plaats waar de naam van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ was herdacht. Eerst was het Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā Die alle Profeten bij elkaar riep om hem ﷺ te lofprijzing. De laatste van dit soort conferenties was georganiseerd door Hazrat Isa ibn Meriam. Dergelijke conferenties werden ook georganiseerd door alle 124.000 Profeten. Probeer nu te begrijpen wat de betekenis van de volgende verzen van de Heilige Qur’ān is.
Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā openbaart in de Heilige Qur’ān:
أَلَمْ نَشْرَحْ لَكَ صَدْرَكَ
“Hebben Wij uw borst niet voor u verruimd?
وَوَضَعْنَا عَنكَ وِزْرَكَ
En uw last niet van u weggenomen?
ٱلَّذِيۤ أَنقَضَ ظَهْرَكَ
Die uw rug bezwaarde?
وَرَفَعْنَا لَكَ ذِكْرَكَ
En uw roem niet verheven? Surah Al-Sharh (de expansie) H94, verzen 1-4
Wij zien in het begin van de schepping toen er nog niets bestond, geen aarde en maan, Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā de naam van Profeet Mohammed ﷺ roemde en verheven heeft. Hij heeft Zelf Zikr-e-Mohammed ﷺ met alle Profeten samen als Zijn publiek gedaan. En Hij doet dit nog steeds, geloof mij. Daarom, als vandaag geen Eid Milād-un-Nabi in Canada of Pakistan of waar dan ook wordt gevierd, betekent het dat er geen Zikr-e-Rasool meer zal bestaan? Als niemand aan de Heilige Profeet ﷺ meer lofprijzing stuurt, wie zal dan Zikr-e-Rasool verrichten? Als wij Sayyid ul-‘Alemīna Muhammadur Rasūlullāh ﷺ niet meer herinneren en roemde, is het nu duidelijk geworden dat de zikr (herinnering) van hem zal blijven voortbestaan.
Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā openbaart in de Heilige Qur’ān:
إِنَّ ٱللَّهَ وَمَلاَئِكَـتَهُ يُصَلُّونَ عَلَى ٱلنَّبِيِّ يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ صَلُّواْ عَلَيْهِ وَسَلِّمُواْ تَسْلِيماً
“Allāh en Zijn engelen zenden zegeningen over de Profeet; O gij die gelooft, zendt zegeningen over hem en wenst hem vrede met die eerbied toe.” Surah al-Ahzāb (de confrères) H33, vers 56
In dit zeer bekende vers zien wij, dat Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā al die tijd Zijn Geliefde Profeet looft en verheft. Dus als niemand het doet zal hij ﷺ toch verheven en geprezen worden door Allāh. Dit vers brengt ons tot een belangrijke punt. Het vertelt ons met welke activiteit Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā momenteel mee bezig is. Verricht Hij vijf keer per etmaal namāz? Neen, Allāh bidt niet, want Hij is de Schepper. Wij als Zijn schepping en moslims bidden tot Hem gedurende vijf keer per etmaal. Vast Allāh in de maand Ramadān? Neen, deze vorm van ‘ibādah (aanbidding) zij voor gelovigen, niet voor Allāh. Dus, wat doet Allāh op dit moment? Voor de gelovigen die het willen weten, Allāh zegt dat al die tijd Hij lofprijzing zendt naar Zijn Geliefde Rasool ﷺ. Dit is een constante activiteit van Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā.
Zikr-e-Rasool (een handeling van ‘ibādah)
Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā heeft de naam van de Profeet Mohammed ﷺ verheven door het met Zijn Naam te verbinden. Vijf keer per etmaal in de Azān verklaart de muazzin, dat er géén god is dat Allāh en dat Mohammed ﷺ Zijn Profeet is. Wij weten, dat de oproep van de Azān een handeling van aanbidding of ‘ibādah is en de naam Mohammed ﷺ daarin voorkomt. En sinds dit de herinnering of zikr van Rasūlullāh omvat, kunnen wij concluderen dat Zikr-e-Rasool een ‘ibādah is. Hetzelfde heeft betrekking op de Iqāmat. Namāz welke voor Allāh is bestaat uit roekoe, sajdah, tilāwat en kan niet volmaakt worden tot dat wij salām en Darood zenden over de Heilige Profeet ﷺ. Dit laat zien hoe Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā de naam van zijn Geliefde Rasool ﷺ heeft verheven. Dat betekent, zonder zijn zikr kunt uw namāz niet verrichten. Dus aanbidders (namāzi) van de hele wereld moeten, of het in de moskee is of elders, Zikr-e-Rasool doen, omdat Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā heeft beloofd dat Hij zijn ﷺ naam zal verheffen en roemde. Surah Al-Sharh (de expansie), H94, verzen 1-4
Salām sturen naar alle Profeten
Imam Zurqani en Imam Jalāluddin as-Suyuti (radi Allāhu anhuma), twee vooraanstaande Muhaddithīn, hebben geciteerd dat Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā Zijn Salām zendt aan Zijn Profeten met de Boodschapper Jibra’il (alayhis salām): Inna Rabbuka yusraka alaikum salām… (Uw Heer en Volhouder zendt Zijn Salām over u, zeggende ‘Assalāmu alaikum Yā Nabi Allāh – Vrede op u, O Profeet van Allāh!).
Volgens Imam Zurqani (radi Allāhu anhu) zendt Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā 12 keer Zijn Salām aan Sayyidena Adam, 4 keer aan Sayyidena Idrīs, 50 keer aan Sayyidena Nooh en 42 keer aan Sayyidena Ibrahim. De aartsengel Jibra’il (alayhis salām)kwam naar beneden en bracht de Salām over aan de Profeten. En conform de verzen van de Heilige Qur’ān: Verheven is uw Heer, de Heer van Roem en Macht, boven hetgeen zij zeggen! En vrede zij de Boodschappers! En alle roem behoort aan Allāh, de Heer der Werelden.” Surah al-Sāffāt (de gerangschikte) H37, verzen 180-182
Allāh zendt Zijn Salaam via Jibra’il (alayhis salām)10 keer aan Hazrat Isa, 4 keer aan Hazrat Yakoub en 3 keer aan Hazrat Ayyub. SubhānAllāh. Imam Zurqani (radi Allāhu anhu) schreef, dat geen Profeet ooit meer dan 100 Salām van Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā heeft gekregen. Imam Zurqani (radi Allāhu anhu) schreef ook, dat onze Geliefde Profeet Sayyid ul-’Alemīna Muhammadur Rasūlullāh ﷺ 24.000 keer Salām via Jibra’il (alayhis salām) heeft ontvangen. Focus uw gedachte eens op de rol van Jibra’il (alayhis salām). Hij kwam naar beneden en bracht Salām en de Boodschap van Allāh aan de Heilige Profeet, dan keerde hij terug naar Allāh. Dit gebeurde op zijn minst 24.000 keer. Hier zien wij dat Allāh Subhānuhu wa Ta’ālā Zijn woorden nakomt: “Allāh en Zijn engelen zenden zegeningen over de Profeet; O gij die gelooft, zendt zegeningen over hem en wenst hem vrede met die eerbied toe.” Surah al-Ahzāb (de confrères) H33, vers 56
Dus kunnen wij hier voor onszelf zien wat de echte betekenis van dit vers is, omdat Allāh heeft gestuurd en voortdurend Zijn Salām stuurt aan Zijn Geliefde Profeet ﷺ en aan de gelovigen heeft Hij hetzelfde opgedragen. Voor ongelovigen is er geen noodzaak. Dit is waarom ik mijn salām aan Rasūlullāh ﷺ zend. SubhānAllāh! [lees Darood Sharief]
Dus hebben wij Eid Milād-un-Nabi van onze Geliefde Profeet ﷺ gevierd en om bovenstaande redenen hoop ik, Inshā’Allāh, dat wij tot de Dag van Qiyāmah (Oordeels) zo zullen blijven doorgaan. Door de viering van Milād-un-Nabi krijgen wij voortdurend de zegen van onze Geliefde Profeet ﷺ.
Wa aakhiru da’wana anil Hamdulilaahi Rabbil ‘Alemīn.