Vaak merk je op dat mensen vanwege ongeduld, ziekte en bezorgdheid uit machteloosheid, domheid en dergelijke zulke uitspraken doen die (na’uzo Billāh) tot kufr gerekend worden. Bezwaar maken tegen Allāh Ta’ālā of Hem als boosdoener zien is kufr. Degenen die dit uitspreken of mengen in dit soort onzin of meepraten en instemmen (met het volle verstandig vermogen) wordt een kāfir (ongelovige). Dit geldt voor zowel verbaal (in woord en geschrift) als non-verbale (lichaamstaal) participatie. Het nikāh (huwelijk) van zulke moslim wordt hierdoor verbroken, alle van Allāh verkregen zegen (Amāl Nama) gaat verloren, en indien u aan uw hadj verplichting als voldaan is deze ook teniet gedaan.
Maslah inzake kufr uitlatingen in moeilijke tijden maakt van de moslim een ongelovige
- Een bepaalde persoon mag met mensen doen wat hij/zij wil, omdat hij van Allāh alle recht ertoe heeft verkregen.
- Allāh heeft altijd de kant van mijn vijanden gekozen.
- Door altijd alles aan Allāh over te laten heb ik ervaren dat er toch niets is bereikt.
- Allāh Ta’ālā heeft mijn lot (gelukkige leven) tot op heden nog niet geschreven.
- Misschien is in Zijn (Allāh) Schatten geen ruimte voor mij aanwezig. Mijn wereldse verlangens zijn nooit vervuld. Mijn hele leven heeft Allāh geen enkele dua (smeekbede) van mij geaccepteerd. Degene die ik lief had hebben mij verlaten. Alle dromen van mij komen anders uit. Mijn wensen zijn teniet gedaan. Vertelt u mij nou eens, hoe kan ik in Allāh Imān (geloof) hebben?
- Een persoon maakt mijn leven zuur, zelfs na de dood van zulke mensen is Allāh met deze mensen.
- Degene die op momenten van moeilijkheden zegt: “O Allāh! U hebt mijn rijkdom of dit en dat teruggenomen, wat gaat U nu nog doen? Of, wat is overgebleven?” Bahār-e-Shari’at, deel 9, blz. 182
- Iemand die zegt: “Indien Allāh Ta’ālā mij naast mijn ziekte ook een straf geeft of heeft gegeven, dan heeft Hij mij onrecht aangedaan.”
- Allāh heeft altijd de kant van de slechte mensen gekozen.
- Allāh heeft de machteloze veel meer zorgen gegeven.
Maslah inzake moedeloosheid en de uitlatingen daar omtrent maakt van de moslim een ongelovige
- Degene die zegt: “O Allāh Ta’ālā! Geef mij rantsoen en maakt U [als een onderdrukker] mij niet moedeloos.
- Indien iemand om reden van politieke bescherming of gunst [in een ongelovige staat] bij een overheidsinstelling werkt en daar in opdracht van het management of politici woorden van ongeloof schrijft of laat schrijven.
- Iemand die om financiële gift of lening vraagt en daarbij zegt of opschrijft ‘indien u mij niet helpt dan word ik Qadiyani of christen’ is onmiddellijk een ongelovige geworden. Zelfs indien iemand zegt dat ik na 100 jaar ongelovige wordt, is die persoon onmiddellijk een ongelovige geworden.
- Iemand die een advies geeft aan een moslim om een ongelovige te worden is zelf onmiddellijk een ongelovige geworden. Het doet er niet toe of de geadviseerde zelf een ongelovige is geworden of niet. Zelfs iemand die ongeloof heeft laten verkondigen of een gelovige als ongelovige heeft bestempeld en degene die hiermee eens is, is zelf een ongelovige geworden. De reden hiervan is dat hij/zij blij is met het bestempelen van een gelovige als ongelovige en dit is ook ongeloof.
- Indien Allāh in werkelijkheid zou bestaan, zou Hij de arme mensen helpen.
Bezwaar in welke vorm dan ook maakt van de moslim een ongelovige
- Als Allāh mij in de wereld niets heeft gegeven, waarom heeft hij mij dan op aarde laten komen.
- Een wees zegt door zijn afhankelijkheid: “Allāh, die persoon is ook een schepping van u. Aan hem/haar heeft u zoveel rijkdom en zegen gegeven. Ik ben ook een schepping van U, kijk eens welke en hoeveel problemen U mij geeft. Is dit nou rechtvaardigheid?”
- Er wordt gezegd dat Allāh met de geduldige is. Ik zeg dat het allemaal onzin is.
- Degene die ik lief heb, blijven in bezorgdheid gedompeld en degene die mijn vijanden zijn wordt door Allāh Ta’ālā blij gemaakt.
- Indien iemand zijn ziekte of van een dierbare verwantschap wegens onmacht of dwang aan Allāh toeschrijft door te zeggen: “O Allāh! Waarom doet u onrecht? Die persoon of ik hebben geen zonde begaan.”
Uitlatingen betreffende de dood maakt van de moslim een ongelovige
- Iemand is komen te overlijden en een persoon zegt: “Allāh Ta’ālā moest dit niet doen.”
- Een zoon van iemand is overleden. Hierop zegt de ouder “dit wilde Allāh hebben.” [de ouders hebben door dit te zeggen beweerd dat Allāh afhankelijk is van iets]
- Wanneer iemand dood is gegaan wordt over het algemeen gezegd: “Wie weet waarom Allāh Ta’ālā zo’n haast had om de overleden persoon zo snel terug te roepen. Allāh heeft ook trouwhartige mensen nodig, daarom heeft Hij hen snel de dood gestuurd.” [deze kufr geldt ook voor de mensen die zowel verbaal als non-verbaal instemmen met het ongelovige gepraat]
- Sommige mensen zeggen als iemand dood is: “O Allāh Ta’ālā U toont ook geen barmhartigheid over zijn kleine kinderen.”
- In geval een jongeling dood gaat wordt gezegd: “O Allāh Ta’ālā, had toch eens rekening gehouden met zijn/haar jonge leeftijd. Indien U iemand dood wilde dan had U die persoon of een bejaarde kunnen laten doodgaan.”
- Wat is nou zo noodzakelijk geweest, dat Hij (Allāh) hem zo snel heeft laten doodgaan.
Methodologie om wederom Imān betuigen (nadat iemand een ongelovige is geworden)
Het is onvoldoende om alleen met woorden tauba (vergiffenis) te vragen zonder daarbij berouw met hart en ziel te betuigen. Bijvoorbeeld, iemand heeft kufr uitgesproken en een ander heeft hem/haar met liefkozende houding tauba laten doen zonder dat aan de persoon in kwestie is verteld welke kufr hij/zij heeft gesproken. Op deze wijze kan door die persoon geen tauba worden gedaan, de kufr is nog steeds niet vereffend. Tauba wordt door Allāh alleen erkend als de kufr spreker ook beaamt dat hij/zij kufr heeft gesproken, de kufr met het verstand en hart inziet én het nooit meer zal doen.
Zaak 1
Een moslim die zich voordoet als een christen. De tauba is als volgt: “O Allāh Ta’ālā! Ik had mijzelf als een christen voorgedaan, ik verzoek U om tauba (vergiffenis) jegens die kufr (ongeloof) ‘Lā Ilāha IellAllāhu Mohammed-ur-RasoolAllāh ﷺ.” Op deze wijze is wijze is voor de genoemde kufr vergiffenis gevraagd en is de Imān weer tot stand gekomen.
Zaak 2
Indien iemand (ma’āzAllāh) erachter komt ooit kufr te hebben gesproken en niet meer weet welke kufriyāti hij/zij uitgesproken had, dan is de tauba als volgt: “O Allāh Ta’ālā! Ik verzoek U om tauba jegens alle ongelovige uitspraken die ik ooit in mijn leven heb gesproken, ‘Lā Ilāha IellAllāhu Mohammed-ur-RasoolAllāh ﷺ.”
Adviezen voor het beschermen van de Imān
Iedere dag (dag, avond of nacht) voor het slapen gaan dient u aan Allāh vergiffenis te vragen en denken aan de status van uw Imān. Zowel in de ochtend (fajr tijd) als in de avond (na Ishā) leest u (3 keer): Bismillāhi alā Dīne Bismillāhi alā nafse wa Wulde wa Ahle wa Māle. (Deze smeekbede beschermt je Dien (geloof), Imān (ziel), leven en rijkdom).
Als problemen en/of bezorgdheid u treffen, dan dient u sabr (geduld) op te brengen. De Heilige Profeet Mohammed ﷺ heeft gezegd, dat Allāh heeft bericht: “O mensen! Indien u gezegend wilt worden dan dient u zodra een probleem zich voordoet onmiddellijk geduld te tonen. Ik zal dan jegens u ontevreden zijn met iedere zegen behalve met de zegen ‘Jannah’ (het paradijs). Ibn Maja