Al-adāb al-Mufrad is een boek met ahadīth verzameld door Imām Mohammed al-Bukhārī (radi Allāhu anhu) over de kwestie van het perfectioneren van islamitische gedrag. Het boek heeft ahadīth over de sociaal gedrag van de Profeet Mohammed ﷺ. Dit boek wordt overschaduwd door Imām al-Bukhārī ‘s andere boek, de klassieke verzameling ahadīth, al-Jāmi’ al-Sahīh al-Bukhārī. Het boek bevat 1.322 ahadīth, maar ik heb een selectie gemaakt om te vertalen. Het behandelt de kwestie van het perfectioneren van moslimmanieren en biedt richtlijnen voor verschillende aspecten van gedrag en gedrag. Het boek behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder etiquette, vriendelijkheid, mededogen en sociale interacties.

Hoewel al-Adāb al-Mufrad ook een belangrijk werk van hem was, stelde Imam al-Bukhārī niet dat de ahadīth binnen al-Adāb al-Mufrad voldoen aan de zeer strenge en strenge voorwaarden van authenticiteit die hij voor zijn al-Jāmi’ al-Sahih Bukahri had gesteld. Echter, op basis van de geschriften van latere geleerden die de ketens van vertelling binnen al-Adāb al-Mufrad verklaarden, becommentarieerden en/of traceerden en classificeerden, werden de meeste vertellingen erin als authentiek of op zijn minst gezond beschouwd.

Iemand die wordt geraadpleegd, bevindt zich in een vertrouwenspositie

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ aan Abu ‘l Haytham vroeg: “Heb je een bediende?” “Nee”, antwoordde hij. Hij ﷺ zei: “Kom naar ons toe als we gevangenen krijgen.” De Profeet Mohammed ﷺ werd slechts twee gevangenen gebracht. Abu ‘l-Haytham kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ en hij ﷺ zei: “Kies tussen hen.” “Kies voor mij, Boodschapper ﷺ van Allāh,” antwoordde hij. De Profeet Mohammed ﷺ zei: “De persoon die geraadpleegd wordt, bevindt zich in een vertrouwenspositie. Neem deze. Ik heb hem zien bidden. Behandel hem goed.” Abu ‘l-Haythams vrouw zei: “Je zult de woorden van de profeet ﷺ niet waarmaken over hem totdat je hem bevrijdt.” “Hij is vrij”, verklaarde hij.

De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Allāh heeft geen profeet of kalief gezonden, maar dat hij twee vertrouwelingen heeft: een vertrouweling die hem beveelt te doen wat juist is en verbiedt wat slecht is, en een vertrouweling die niet tekort zal schieten in het veranderen van jou. Iedereen die beschermd is tegen de kwaadaardige vertrouweling is beschermd.”

Raadplegen

Hazrat ‘Amir ibn Dinar (radi Allāhu anhu) zei: “Ibn ‘Abbās reciteerde (deze ayat):

 فَبِمَا رَحْمَةٍ مِّنَ ٱللَّهِ لِنتَ لَهُمْ وَلَوْ كُنْتَ فَظّاً غَلِيظَ ٱلْقَلْبِ لاَنْفَضُّواْ مِنْ حَوْلِكَ فَٱعْفُ عَنْهُمْ وَٱسْتَغْفِرْ لَهُمْ وَشَاوِرْهُمْ فِي ٱلأَمْرِ فَإِذَا عَزَمْتَ فَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُتَوَكِّلِينَ

“Door de barmhartigheid van Allāh bent gij [de Profeet Mohammed ﷺ] zachtmoedig jegens hen [gelovigen]; als je ruw en hardvochtig was geweest zouden zij zich zeker uit uw omgeving hebben verwijderd. Vergeef hen daarom en vraag voor hen vergiffenis en raadpleeg hen in belangrijke zaken en wanneer je vastbesloten bent, leg dan uw vertrouwen in Allāh. Voorzeker, Allāh heeft degenen lief die vertrouwen in Hem hebben.” Surah al-Imrān, H3, vers 159

Hazrat Al-Hasan (radi Allāhu anhu) zei: “Mensen zoeken nooit advies zonder geleid te worden naar de beste mogelijkheid die voor hen beschikbaar is.” Toen reciteerde hij:

وَٱلَّذِينَ ٱسْتَجَابُواْ لِرَبِّهِمْ وَأَقَامُواْ ٱلصَّلاَةَ وَأَمْرُهُمْ شُورَىٰ بَيْنَهُمْ وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ

“En voor degenen die naar hun Heer luisteren en hun gebeden houden en wier manier van handelen een zaak van wederzijds overleg is en voor degenen die geven van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien;” Surah Ash-Shurā (de consultatie), H42, vers 38

De verkeerde actie van iemand die zijn broeder verkeerd advies geeft

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Iedereen die mij woorden toeschrijft wat ik niet heb gezegd kan zijn plaats in het Vuur innemen. Iedereen die zijn moslimbroeder misplaatst advies geeft als hij overlegt, heeft hem verraden. Als iemand een fatwa geeft die niet stevig is, berust de verkeerde actie daarvan op degene die de fatwa heeft gegeven.”

De aanbeveling om vriendelijk te zijn voor buren

Hazrat Sayyidah ‘A’isha Siddiqāh (radi Allāhu anha) meldde dat de Allāh Ta’ālā zei: “Jibra’il bleef aanbevelen dat ik de buren goed zou behandelen totdat ik dacht dat hij me zou bevelen hun als mijn erfgenamen te behandelen.”

Hazrat Abu Shurayh al-Khuza’i (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Iedereen die in Allāh en de Laatste Dag gelooft, moet goed zijn voor zijn buren. Iedereen die in Allāh en de Laatste Dag gelooft, moet genereus zijn voor zijn gast. Iedereen die in Allāh en de Laatste Dag gelooft, moet zeggen wat goed is of zwijgen.”

De verschuldigde buren

Hazrat Al-Miqdad ibn al-Aswad (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh    aan zijn metgezellen vroeg naar hoererij en zij antwoordden: “Het is onwettig. Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ  van Allāh hebben het onwettig gemaakt.” Hij ﷺ zei: “Het is minder ernstig voor een man om met tien vrouwen hoererij te plegen dan voor hem om met de vrouw van zijn buurman plegen.” Toen vroeg hij hen naar stelen. Ze antwoordden: “Het is onwettig. Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ  van Allāh hebben het onwettig gemaakt.” Hij ﷺ zei: “Het is minder ernstig voor een man om uit tien huizen te stelen dan voor hem om te stelen uit het huis van zijn buurman.”

Begin met de buurman

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “Jibra’il bleef aanbevelen dat ik mijn buren goed zou behandelen totdat ik dacht dat hij me zou bevelen hun als mijn erfgenamen te behandelen.”

Hazrat Mujāhid (radi Allāhu anhu) meldde dat een schaap werd geslacht voor ‘Abdullah ibn ‘Amr. Hij vroeg zijn slaaf: ‘Hebt u iets aan onze Joodse buurman gegeven? Hebt u iets aan onze Joodse buurman gegeven? Ik hoorde de Boodschapper ﷺ  van Allāh zeggen: ‘Jibra’il bleef aanbevelen dat ik mijn buren goed zou behandelen totdat ik dacht dat hij me zou bevelen hun als mijn erfgenamen te behandelen.'”

Je geeft aan de buurman wiens deur het dichtst bij je in de buurt is

Hazrat ‘A’isha Siddiqāh (radi Allāhu anha) zei: “Ik vroeg: ‘Boodschapper ﷺ  van Allāh, ik heb twee buren. Aan wie moet ik mijn geschenken geven?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Aan degene wiens deur dichter bij je is.'”

De dichtstbijzijnde en dan de dichtstbijzijnde buurman

Hazrat  Al-Hasan (radi Allāhu anhu) werd gevraagd naar de buurman en zei: “De term ‘buurman’ omvat de veertig huizen voor een persoon, de veertig huizen achter hem, de veertig huizen aan zijn rechterkant en de veertig huizen aan zijn linkerkant.”

Hazrat  Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Begin niet met uw verder weg gelegen buren voor de naasten. Begin liever bij je naaste buren vóór de verste.”

De persoon die zijn deur sluit tegen zijn buurman

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Er was een tijd dat niemand meer recht had op iemands geld dan zijn moslimbroeder. Nu houden mensen meer van hun dirhams en dinars dan van hun moslimbroeder. Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: ‘Hoeveel een naaste op de Dag van de Opstand met zijn naaste zal worden samengebracht! Hij zal zeggen: “Heer, deze man sloot zijn deur voor mij en weigerde mij gemeenschappelijke vriendelijkheid te tonen!”‘”

Een persoon mag zijn vulling niet eten zonder naar zijn buurman te kijken

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei tegen Ibn az-Zubayr: “Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ Mohammed ﷺ zeggen: ‘Een mens is geen gelovige die zijn maag vult terwijl zijn naaste honger leidt.'”

Wanneer er veel stoofpot is, wordt deze verdeeld over de buren

Er wordt gemeld dat Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) die zei: “Mijn dierbare vriend heeft mij drie dingen opgedragen: ‘Hoor en gehoorzaam, zelfs als de heerser een slaaf is met zijn ledematen geamputeerd. Wanneer je een stoofpot kookt, doe er dan veel water in en ga dan naar de mensen van een naburig huis en geef ze er een redelijke hoeveelheid ervan. Bid de gebeden op hun juiste gebedstijden. Als je dan merkt dat de Imām al heeft gebeden, heb je je gebed bewaakt [door het al te hebben uitgevoerd]. Zo niet, dan is het een bovenmatig gebed [omdat je het opnieuw hebt gedaan].”

Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Abu Dharr! Als je wat stoofpot kookt, maak er dan veel van en vervul je je plicht tegenover je buren [of verdeel het onder je buren].”

De beste buur

Hazrat  ‘Abdullah ibn ‘Amr ibn al-‘Ash (radi Allāhu anhuma) had gemeld dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “Het beste van de metgezellen in de ogen van de Almachtige is het beste van hen ten opzichte van zijn metgezel, en het beste van de buren in de ogen van Allāh is het beste van hen ten opzichte van zijn naaste.”

De rechtvaardige buurman

Hazrat  Nafi’ ibn ‘Abdu’l-Harith (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Een deel van het geluk van de moslimman omvat een ruime woning, een rechtvaardige buurman en een goede berg”

De slechte buurman

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Een deel van de smeekbede van de Profeet Mohammed ﷺ was: “O Allāh, ik zoek mijn toevlucht bij u voor een boze buurman in de Eeuwige Wereld. Een buurman in deze wereld kan veranderd worden.

Hazrat Abu Musa (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “Het laatste uur zal pas komen als een man zijn buurman, zijn broer en zijn vader doodt.”

Een persoon mag zijn buurman niet verwonden

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ werd gevraagd, ‘Boodschapper ﷺ  van Allāh! Een zekere vrouw bidt ‘s nachts, vast overdag, handelt en geeft sadaqāh, maar verwondt haar buren met haar tong.’ De Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ‘Er is geen goed in haar. Zij is een van de mensen van het Vuur.’ Ze zeiden: ‘Een andere vrouw bidt de voorgeschreven gebeden en geeft stukjes wrongel als sadaqāh en verwondt niemand.’ De Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ‘Zij is een van de mensen van de Tuin.'”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “Een persoon wiens buren niet veilig zijn voor zijn kwaad, zal de Tuin niet binnengaan.”

Een vrouw mag niets minachten wat haar vrouwelijke buurman haar geeft, zelfs als het slechts de hoeven van een schaap zijn

Hazrat Amr ibn Mu’adh al-Ashhali (radi Allāhu anhu) meldde dat zijn grootmoeder zei: “De Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ‘Gelovige vrouwen! Laat geen van jullie vrouwen het geschenk van haar vrouwelijke buurman minachten, zelfs als het slechts een verbrande schapenhoef is.

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ” Moslima’s! (Moslimvrouwen!) Een vrouw moet het geschenk van haar vrouwelijke buurman niet minachten, ook al is het maar een schapenhoef.”

Klacht van de buurman

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  zei: “Een man zei: ‘Boodschapper ﷺ  van Allāh  ik heb een buurman die mij kwaad doet.’ Hij zei: ‘Ga met je spullen de weg op.’ Hij nam zijn spullen mee de weg op. Mensen verzamelden zich om hem heen en vroegen: ‘Wat is er aan de hand?’ Hij antwoordde: ‘Een buurman van mij verwondt me en ik heb het aan de Boodschapper ﷺ  van Allāh gezegd. Hij ﷺ zei me: “Neem je spullen mee de weg op”. Ze begonnen te zeggen: ‘O Allāh, vervloek hem [de buurman]! O Allāh, maak hem [de buurman] te schande!’ Toen de buurman dat hoorde, kwam hij naar hem toe en zei: ‘Ga terug naar je huis. In naam van Allāh Ta’ālā, ik zal je geen kwaad doen.”‘

Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) zei: “Een man kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ om bij hem te klagen over de vijandschap van zijn naaste. Terwijl hij tussen de Hoek en de Maqām zat, werd de Profeet Mohammed ﷺ benaderd door een man die een wit gewaad droeg. Ze gingen naar de Maqām waar ze baden voor de doden. Hij ging naar de Profeet Mohammed ﷺ toe en zei: ‘Moge mijn moeder en mijn vader uw losprijs zijn, Boodschapper ﷺ  van Allāh! Wie is deze man die ik bij u zie in het witte gewaad?’ ‘Heb je hem gezien?’ vroeg hij ﷺ . ‘Ja’, antwoordde de man. Hij ﷺ zei: ‘Dan heb je veel goeds gezien. Dat was Jibra’il de Boodschapper ﷺ  van Allāh,   van mijn Heer. Hij bleef me aanraden om mijn buren goed te behandelen, totdat ik dacht dat hij me zou bevelen om ze tot mijn erfgenamen te maken.

Iemand die zijn buurman kwaad doet totdat hij hem dwingt te vertrekken

Hazrat Thawban (radi Allāhu anhu) zei: “Wanneer twee mannen elkaar gedurende meer dan drie dagen ontwijken en een van hen sterft, dan sterven ze allebei terwijl de relaties tussen hen worden verbroken en beiden worden vernietigd. Er is geen mens die zijn naaste zo onrecht aandoet dat hij hem dwingt totdat hij hem zijn huis laat verlaten dat niet vernietigd is.”

Een Joodse buurman

Hazrat  Mujāhid (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was bij ‘Abdullah ibn ‘Amr terwijl zijn slaaf een schaap aan het villen was. Hij zei: ‘Jongen! Als je klaar bent, begin je bij de Joodse buurman.’ Een man daar riep uit: ‘Joods? Moge Allāh u corrigeren!’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde de Boodschapper ﷺ  van Allāh aanbevelen dat we onze buren goed behandelen totdat we bang waren [of dachten] dat hij ons zou bevelen om hen tot onze erfgenamen te maken.'”

De mensen van correctheid in deze wereld zijn de mensen van correctheid in de volgende wereld

Hazrat Qabisa ibn Burma al-Asadi (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was bij de Boodschapper ﷺ van Allāh en hoorde hem zeggen: ‘De mensen van correctheid in deze wereld zijn de mensen van correctheid in de volgende Wereld. De incorrecte mensen in deze wereld zijn de mensen van de incorrecte in de volgende Wereld.”

Hazrat Harmala ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) ging naar de Profeet Mohammed ﷺ en bleef bij hem tot de Profeet ﷺ hem toespraak. Hij zei: “Toen we op pad gingen, zei ik tegen mezelf: ‘Bij Allāh zal ik naar de Profeet ﷺ gaan zodat ik meer kennis zal hebben. Ik ging ‘s avonds tot ik voor hem stond. Ik vroeg: ‘Wat beveel u mij te doen?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Harmala, doe wat juist is en vermijd het onjuiste.’ Daarna ben ik teruggegaan naar de caravan. Toen kwam ik weer terug totdat ik bij hem ﷺ in de buurt was. Ik vroeg: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh wat gebiedt u mij te doen?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Harmala, doe wat juist is en vermijd het onjuiste. Ontdek wat je graag hoort dat mensen je vertellen als je bij hen bent. Als je me verlaat, gedraag je dan op die manier. Ontdek wat je niet leuk vindt voor mensen om je te dag. Als je me verlaat, vermijd dat dan.’ Toen ik terugkwam, dacht ik dat deze twee uitspraken niets weglieten.” Hazrat Salman (radi Allāhu anhu) zei: “De mensen van correctheid in deze wereld zijn de mensen van correctheid in de volgende Wereld.”  Hazrat Abu ‘Usman (radi Allāhu anhu) zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh woorden van die strekking zei.”

Elke juiste actie is sadaqāh

Hazrat Jābir ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Elke juiste actie is sadaqāh.”

Hazrat Abu Musa (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Elke moslim moet sadaqāh geven.” Ze vroegen: “En als hij niets vindt [om te geven]?” Hij ﷺ antwoordde: “Dan moet hij met zijn handen werken, zichzelf bevoordelen en dan sadaqāh geven.” Ze vroegen: “En als hij het niet kan of niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Dan moet hij iemand helpen met een grote nood.” Ze vroegen: “En als hij het niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Dan moet hij het goede bevelen of het juiste bevelen.” Ze vroegen: “En als hij dat niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Hij moet zich onthouden van het kwaad. Dat is sadaqāh voor hem.”

Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) meldde dat er werd gezegd: “Boodschapper ﷺ van Allāh de rijke mensen hebben alle beloningen aangenomen. Zij bidden zoals wij bidden. Ze vasten zoals wij vasten, maar ze geven sadaqāh van hun overtollige rijkdom.” Hij ﷺ zei: “Heeft Allāh je niet iets gegeven om te uit te geven als sadaqāh? Elke keer dat je Allāh prijst of verheerlijkt, is dat sadaqāh. Er is sadaqāh is geslachtsgemeenschap.” Hem werd gevraagd: “Is er sadaqāh in het bevredigen van iemands eetlust?” Hij ﷺ antwoordde: “Als hij het op een harām manier doet, is dat dan geen verkeerde actie? Evenzo als hij het op een halāl manier doet, ontvangt hij een beloning.”

Schadelijke dingen verwijderen

Hazrat Abu Barza al-Aslami (radi Allāhu anhu) zei: “Ik zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh toon mij een actie waarmee ik de Tuin zal binnengaan!’ Hij ﷺ zei: ‘Verwijder schadelijke dingen van het looppad van mensen.’”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Een man kwam een doorn op de weg tegen en zei: ‘Ik zal deze doorn verwijderen zodat het een moslim geen kwaad doet.’ Om die reden werd hij vergeven.”

Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Ik kreeg de acties van mijn gemeenschap te zien, zowel goed als kwaad en ik ontdekte dat een van hun goede acties het verwijderen van schadelijke dingen van de weg is, ik ontdekte dat een van de slechte acties was gespuugd in de moskee die niet begraven is.”

Juiste woorden

Hazrat ‘Abdullah ibn al-Khatami (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Elke daad van vriendelijkheid is sadaqāh.”

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) zei: “Toen de Profeet Mohammed ﷺ iets kreeg, zei hij altijd: ‘Breng het naar die-en-die. Ze was een vriendin van Khadija. Neem het mee naar het huis van die-en-die. Ze hield van Khadija.”

Naar een moestuin gaan en dingen in een zak op je schouder naar je gezin dragen

Hazrat Amr ibn Qurra al-Kindi (radi Allāhu anhu) zei: “Mijn vader bood zijn zus ten huwelijk aan Salman. Hij weigerde en trouwde vervolgens met een mawla (dienaar) van hem genaamd Buqayra. Abu Qurra hoorde dat er slechte gevoelens waren tussen Hudhayfa en Salman. Hij ging hierover met hem (Salman) praten. Hij kreeg te horen dat hij in een moestuin was die van hem was en ging hem daar ontmoeten. Salman had een zak met groente. Hij stopte zijn stok in de knoop van de zak en legde hem op zijn schouder. Abu Qurra vroeg: ‘Abu ‘Abdullah, wat is het probleem tussen jou en Hudhayfa?’ Salman antwoordde met een openbaring van Allāh Ta’ālā

 وَيَدْعُ ٱلإِنْسَانُ بِٱلشَّرِّ دُعَآءَهُ بِٱلْخَيْرِ وَكَانَ ٱلإِنْسَانُ عَجُولاً 

“De mens vraagt om het kwade gelijk hij om het goede vraagt; en de mens is haastig.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 11

“Ze gingen naar het huis van Salman. Salman ging zijn huis binnen en zei: ‘Salaam (vrede zij met u).’ Toen gaf hij Abu Qurra toestemming om binnen te komen en hij kwam binnen. Er was een vezelmat over de deuropening gelegd en er lagen wat bakstenen bij zijn hoofd en een zadel. Hij zei: ‘Ga op het kleed van je mawla zitten dat ze voor zichzelf heeft uitgestoken.’ Toen begon hij met hem te praten. Hij zei: ‘Hudhayfa heeft bepaalde dingen met elkaar in verband gebracht die de Boodschapper ﷺ van Allāh in woede tegen sommige mensen zei. Ik begon over hen ondervraagd te worden en ik zei: “Hudhayfa weet het beste wat hij zegt, maar ik hou er niet van dat er rancune tussen mensen is.” Hudhayfa werd gebracht en er werd tegen hem gezegd: “Salman bevestigt noch ontkent wat je zegt”.  “Salman zei: ‘Hudhayfa kwam naar me toe en zei: “Salman, zoon van Salmans moeder!” Ik zei: “Hudhayfa, zoon van Hudhayfa’s moeder! Je moet hiermee stoppen of ik zal naar ‘Umar over jou schrijven!’ Nadat ik hem had gealarmeerd door te spreken over ‘Umar’, verliet hij me. De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Ik ben een van de kinderen van Adam. Welke ‘zalf’ van mijn gemeenschap ik ook vervloek of misbruik als hij het niet verdient, maak dat een gebed een zegen voor hem.”

Naar een landgoed gaan

Hazrat Abu Salama (radi Allāhu anhu) zei: “We gingen met een vriend naar Abu Sa’id al-Khudri. Ik zei: ‘Ga je met ons mee naar de dadelpalmen?’ Hij ging naar buiten met een zwart omrande mantel van hem.”

Hazrat Umm Musa (radi Allāhu anhu) zei: “Ik hoorde Ali zeggen dat de Profeet Mohammed ﷺ Abdullah ibn Mas’ud gebood om in een boom te klimmen en hem er iets van te brengen. Zijn metgezellen keken naar ‘Abdullah’s dij en lachten om zijn dunheid. De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Waarom lach je? ‘Abdullah’s voet is zwaarder in de balans dan de berg Uhud.'”

 

Iemands woorden: “We hebben regen gekregen door het opkomen van die-en-die en die-en-die (dus, een ster)” 

Hazrat Zayd ibn Khalid al-Juhani (radi Allāhu anhu) zei dat de Profeet Mohammed ﷺ hen leidde in het Subh-gebed (fajr) in Hudaybiyyah nadat het ‘s nachts had geregend. Toen hij ﷺ klaar was, keek hij de mensen aan en vroeg: ‘Weet je wat je Heer heeft gezegd?’ Zij antwoordden: ‘Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ weten het beste.’ Allāh Ta’ālā zei: ‘Vanmorgen zijn Mijn slaven verdeeld geraakt in gelovigen en ongelovigen. Degenen die zeiden: “We hadden regen door de gunst en barmhartigheid van Allāh”, geloven in Mij en verwerpen de sterren. Degenen die zeiden dat het vanwege een bepaalde ster kwam, geloven niet in Mij en geloven in de sterren.’

Wat iemand zegt als hij wolken ziet 

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “Toen de Profeet Mohammed ﷺ een wolk in de lucht zag, liep hij op en neer en heen en weer lopen, en zijn gezicht zou van kleur veranderen. Als het regende, zou dat hem verlaten.” Toen A’isha (radi Allāhu anha) daar commentaar op gaf, zei de Profeet Mohammed ﷺ: “Ik weet het niet. Misschien zal het zijn zoals de Almachtige Allāh zegt:

 فَلَمَّا رَأَوْهُ عَارِضاً مُّسْتَقْبِلَ أَوْدِيَتِهِمْ قَالُواْ هَـٰذَا عَارِضٌ مُّمْطِرُنَا بَلْ هُوَ مَا ٱسْتَعْجَلْتُم بِهِ رِيحٌ فِيهَا عَذَابٌ أَلِيمٌ

“Toen zij een wolk naar hun valleien zagen komen, zeiden zij: “Dit is een wolk, die ons regen zal geven.” Neen, dat is hetgeen gij zocht te verhaasten, een wind, die een smartelijke straf bevat.” Surah al-Ahqāf (de bochtige zandpaden), H46, vers 24

Hazrat ‘Abdullah ibn Mas’ud (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Aandacht schenken aan het slechte voorteken (tayyāra) is associatie (shirk). Het heeft niets met ons te maken. Allāh zal het verwijderen door op Hem te vertrouwen.”

Het slechte voorteken (tayyāra

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: “Slechte voortekenen. Het beste daarvan is het goede voorteken. Ze vroegen: “Wat is het goede voorteken?” “Een goed woord dat een van jullie hoort”, antwoordde hij.

De voortreffelijkheid van iemand die geen kennis neemt van voortekenen 

Hazrat ‘Abdullah ibn Mas’ud (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “De naties werden mij gepresenteerd op het feest in de dagen van de hadj, en ik was verbaasd over het grote aantal van mijn gemeenschap. Ze vulden de vlaktes en bergen.” Ze zeiden: “Mohammed, ben je tevreden?” “Ja, o Heer!” zei hij ﷺ. Allāh zei: “Naast deze mensen zijn er zeventigduizend die de Hof zullen binnengaan zonder enige afrekening. Zij zijn degenen die geen charmes gebruiken, noch zichzelf cauteriseren, noch voortekenen zoeken en die op hun Heer vertrouwen.” ‘Ukkasha riep uit: “Vraag Allāh om mij onder hen te plaatsen!” Toen zei een andere man: “Vraag Allāh om mij onder hen te plaatsen!” De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Ukkasha heeft je bewogen.”

Slechte voortekenen uit de djinn 

Hazrat ‘Alqama (radi Allāhu anhu) meldde dat Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) naar kinderen ging toen ze werden geboren en smeekbeden voor hen deed. Ze kwam naar een kind toe en verwijderde zijn kussen en vond een recht scheermes onder zijn hoofd. Ze vroeg naar het scheermes en ze zeiden: “We zetten het daar tegen de djinn. Ze pakte het scheermes, gooide het weg en verbood hun het te gebruiken. Ze zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh een hekel heeft bij het zien van slechte voortekenen in de dingen. Dat verbood ze.

Goede voortekenen 

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Er is geen infectie en er zijn geen slechte voortekenen, hoewel ik blij ben met een goed voorteken een goed woord.”

Hazrat Hiba at-Tamimi (radi Allāhu anhu) vertelde van zijn vader dat hij de Profeet Mohammed ﷺ hoorde zeggen: “Er is geen wrekende geest (hama*), en de meest waarheidsgetrouwe voortekenen is het goede voorteken. Het Boze Oog is een realiteit.”

*Hama: een bijgelovig geloof van de pre-islamitische Arabieren, dat de onaangepaste geest van een vermoorde persoon de vorm aannam van een nachtvogel.

Zegen zien in een goede naam 

Hazrat ‘Abdullah ibn as-Sa’ib (radi Allāhu anhu) meldde dat in het jaar van al-Hudaybiyyah, toen ‘Usman ibn ‘Affān de Profeet Mohammed ﷺ vertelde dat Suhayl door zijn volk naar hem was gezonden om een wapenstilstand met hen te sluiten op basis van voorwaarde dat hij hen dit jaar zou verlaten, zij Mekka drie dagen leeg voor hem zouden laten. Toen ‘Usman kwam en de Profeet Mohammed ﷺ vertelde: “Suhayl is gekomen”, zei hij ﷺ: “Allāh heeft onze zaken gemakkelijk gemaakt (sahhala).”

Pech bij paarden 

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Pech kan worden gevonden in huizen, vrouwen en paarden.”

 

Hazrat Sahl ibn Sa’d (radi Allāhu anhu) zei: “Als er ergens pech in zit, dan is het in huizen, vrouwen en paarden.”

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) vertelde: “Een man zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, we waren in een huis met een groot aantal van ons en we hadden veel bezittingen daarin. Toen verhuisden we naar een ander huis en nam ons aantal af en werd ons bezit minder in [het nieuwe huis].’ De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Ga terug naar het [het eerste huis] of laat het [het tweede huis], het is slecht.”

 

Een goede meester zijn

Hazrat Ali ibn Tālib (radi Allāhu anhu) meldde dat toen de ziekte van de Profeet Mohammed ﷺ erger werd hij zei: “Ali! Breng me een papier waarop ik iets kan schrijven voor mijn gemeenschap, waarna ze niet zullen afdwalen.” Ali zei: “Ik was bang dat hij zou sterven voordat ik dat kon doen, dus ik zei: ‘Ik zal het me beter herinneren dan de krant.’ Zijn hoofd zat tussen mijn onderarm en mijn been. Hij beval het gebed, de zakāt en de vriendelijke behandeling van bedienden aan. zo sprak hij tot hij stierf.” Hij gebood hem te getuigen: “Er is geen god dan Allāh en Mohammed is Zijn bediende en Boodschapper ﷺ . Wie daarvan getuigt, wordt gered van het Vuur.”

Hazrat ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Reageer op uitnodigingen. Wijs geschenken niet af. Versla moslims niet.”

Hazrat Ali (radi Allāhu anhu) meldde dat de laatste woorden van de Profeet Mohammed ﷺ waren: “Het gebed! Het gebed! Vrees Allāh met betrekking tot uw bedienden!”

Een slechte eigenaar zijn

Hazrat Abu’d-Darda’ (radi Allāhu anhu) zei altijd tegen mensen. “Wij kennen u beter dan de dierenarts zijn dieren kent. Wij herkennen het beste van jullie van het slechtste van jullie. De beste van jullie is degene op wiens goedheid wordt gehoopt en degene voor wiens kwaad je veilig bent. Wat het ergste van jullie betreft, dat is de persoon op wiens goed niet wordt gehoopt en voor wiens kwaad je niet veilig bent en hij bevrijdt geen bedienden.”

Hazrat Abu Umama (radi Allāhu anhu) zei: “Ondankbaarheid wordt getypeerd door iemand die weigert te geven, alleen woont en zijn bediende slaat.”

Hazrat Al-Hasan (radi Allāhu anhu) meldde dat een man een van zijn bedienden opdracht gaf om water te trekken met behulp van een van zijn kamelen en de man viel in slaap. De baas kwam met een fakkel en stopte die in zijn gezicht en de bediende viel in de put. In de ochtend ging de bediende naar ‘Umar ibn al-Khattāb en ‘Umar zag wat er met zijn bediende was gebeurd en daarom bevrijdde ‘Umar hem.’

Een bediende verkopen onder de bedoeïenen

Hazrat ‘Amra (radi Allāhu anha) meldde dat ‘A’isha een van haar slavinnen tot een mudabbar (iemand die na haar dood pas zou worden vrijgelaten) had gemaakt. Toen werd ‘A’isha ziek en raadpleegden haar neefjes een zigeunerarts. Hij zei: “Je vraagt me om informatie over een behekste vrouw. Een slavin van haar heeft haar betoverd.” ‘A’isha kreeg het te horen en vroeg het meisje: “Heb je me betoverd?” “Ja”, antwoordde ze. “Waarom?”, vroeg ze. ” Want je zult me nooit bevrijden”, antwoordde ze. Toen zei ‘A’isha: “Verkoop haar aan de slechtste bazen onder de Arabieren.”

Een bediende vergeven

Hazrat Abu Umama (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ kwam met twee bedienden en gaf een van hen aan Ali en zei: ‘Sla hem niet. Ik heb het verboden om de mensen van het gebed te slaan en ik zag hem bidden voordat we kwamen.’ Hij ﷺ gaf Abu Dharr een bediende en zei: “Ik raad je aan hem goed te behandelen”, dus Abu Dharr liet hem vrij. Hij ﷺ vroeg: ‘Wat heb je gedaan?’ Hij antwoordde: ‘Je hebt me bevolen hem goed te behandelen, dus ik heb hem bevrijd.’”

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ kwam naar Medina zonder enige dienaar. Abu Talha nam mijn hand en bracht me naar de Profeet Mohammed ﷺ en zei: ‘Profeet van Allāh!’ Dit is Anas, een slimme en intelligente jongen. Laat hem dienen.'” Anas zei: “Ik diende hem toen hij thuis was en op reizen vanaf het moment dat hij naar Medina kwam tot aan zijn dood. Hij ﷺ vroeg nooit aan mij over iets wat ik had gedaan: ‘Waarom heb je dit gedaan?’ noch zei hij tegen mij over iets dat ik niet had gedaan: ‘Waarom heb je niet zus-en-zo gedaan?'”

Wanneer een bediende steelt

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “Wanneer een bediende steelt, verkoop hem dan, zelfs voor een halve awqiya.”

Een bediende die verkeerde acties pleegt

Hazrat Laqit ibn Sabira (radi Allāhu anhu) meldde dat zijn vader zei: “Ik ging naar de Profeet Mohammed ﷺ toen een herder een lamp in de avondweide had geschenen. De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Veronderstel niet dat we honderd schapen hebben en u niet meer willen geven dan alleen een lam. Toen de herder het lam bracht, offerden we een schaap in de plaats daarvan.” Laqit zei: “Een deel van wat hij zei is: ‘Sla je vrouw niet zoals je je slavin zou slaan. Als je je neus wast, snuif dan vrij water op, tenzij je vast.”

Iemand die iets afmaakt voor zijn bediende, bang voor de slechte mening van mensen

Hazrat Abu’l-‘Aliyya (radi Allāhu anhu) zei: “We kregen de opdracht om dingen voor de dienaar af te maken en te meten en te tellen, omdat we hen niet wilden toestaan zich te laten wennen aan slechte gewoonten, noch dat iemand kwaad over ons zou denken.”

Disciplinering van de dienaar

Hazrat Yazid ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) zei: “Abdullah ibn ‘Umar stuurde een bediende van hem met wat goud of zilver – en hij veranderde het en stelde de uitwisseling uit [d.w.z. hij veranderde goud in zilver of omgekeerd en nam het geld niet meteen aan. Dit is haram]. Daarna ging hij terug naar Ibn ‘Umar die hem een pijnlijk pak slaag gaf. Hij zei: ‘Ga en neem wat van mij is en ruil het niet!’”

Hazrat Abu Mas’ud (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was een bediende van me aan het slaan toen ik een stem achter me hoorde: ‘Weet, Abu Mas’ud, dat Allāh in staat is u ter verantwoording te roepen voor deze bediende.’ Ik draaide me om en daar was de Boodschapper ﷺ van Allāh. Ik zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, hij is vrij omwille van Allāh!’ Hij ﷺ zei: ‘Als je dat niet had gedaan, zou het Vuur je hebben aangeraakt [of het Vuur zou je hebben verbrand].'”

Zeg niet: “Moge Allāh Ta’ālā je gezicht lelijk maken”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de profeet ﷺ zei: “Zeg niet: ‘Moge Allāh je gezicht lelijk maken.’”

Vermijd het slaan op het gezicht

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de profeet ﷺ zei: “Wanneer een van jullie zijn dienaar slaat, laat hem dan zijn gezicht vermijden.”

Iemand die zijn bediende slaat, moet hem bevrijden, ook al is hij daartoe niet verplicht

Hazrat Hilāl ibn Yasaf (radi Allāhu anhu) zei: “Vroeger verkochten we linnen in het huis van Suwayd ibn Muqarrin. Een slavin kwam naar buiten en zei iets tegen één van de mannen en die man sloeg haar. Suwayd ibn Muqarrin vroeg hem: ‘Heb je haar in het gezicht geslagen? We waren zeven en we hadden maar één dienaar. Toen sloeg een van ons haar en de Profeet Mohammed ﷺ beval hem om haar vrij te laten.”

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: ‘De boetedoening voor iemand die zijn bediende slaat of hem meer slaat dan hij verdient, is om hem te bevrijden.'”

Hazrat Mu’āwiyah ibn Muqarrin (radi Allāhu anhu) zei: “Ik sloeg een mawla van mij en hij vluchtte. Toen belde mijn vader me op en zei: ‘Ik zal je een verhaal vertellen. Wij, de zonen van Muqarrin, waren zeven en we hadden één bediende. Toen sloeg een van ons haar en dat werd gezegd tegen de Boodschapper ﷺ van Allāh. Hij ﷺ zei: ‘Beveel hun om haar vrij te laten.’ De Profeet Mohammed ﷺ werd verteld: ‘Zij is de enige bediende die ze hebben.’ Hij ﷺ zei: ‘Laat ze haar dan inhuren en als ze haar niet meer nodig hebben, laat haar dan op haar weg gaan.’”

De qisās (vergelding) van de bediende

Hazrat ‘Ammar ibn Yasir (radi Allāhu anhu) zei: “Niemand van jullie slaat zijn bediende ten onrechte zonder dat de bediende op de Dag van de Opstand vergelding van hem ontvangt.”

Hazrat Abu Layla (radi Allāhu anhu) zei: “Salman ging naar buiten toen zijn dierenvoer uit de kribbe viel, zei hij tegen zijn bediende: ‘Als ik niet bang was voor vergelding, zou ik je pijn doen [d.w.z. door je te slaan].”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Geef mensen hun rechten. Zelfs de hoornloze schapen zullen vergelding nemen van de gehoornde schapen.”

“Kleed ze van de kleren die je zelf draagt.”

Hazrat ‘Ubaidah ibn al-Walid (radi Allāhu anhu) zei: “Mijn vader en ik gingen erop uit om kennis te zoeken bij de Ansār in dit gebied voordat ze stierven. De eerste die we ontmoetten was Abu’l-Yasar, de metgezel van de Profeet Mohammed ﷺ, een van zijn bedienden was geweest. Abu’l-Yasar droeg een gestreept gewaad en een mu’afiri-gewaad en zijn bediende droeg ook een gestreept gewaad en een mu’afiri-gewaad. Ik zei tegen hem: ‘Oom! Waarom neem je niet het gestreepte gewaad van je bediende en geef je hem je mu’afiri-gewaad, of neem je zijn mu’afiri-gewaad en geef je hem je gestreepte gewaad? Dan had hij een complete outfit en jij een complete outfit.’ Hij veegde zijn hoofd af en zei: ‘O Allāh, zegen hem daarin! Neef, deze twee ogen van mij hebben gezien en deze twee oren van mij gehoord en mijn hart heeft behouden,’ en hij wees naar zijn hart, ‘toen de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Voed ze van wat je zelf eet en kleed ze uit de kleren die je zelf draagt.” Het is gemakkelijker voor mij om hem de goederen van deze wereld te geven dan om mijn goede daden van mij af te laten nemen op de Dag van de Opstand.”

Bedienden, medewerkers beledigen

Hazrat Al-Ma’rur ibn Suwayd (radi Allāhu anhu) zei: “Ik zag Abu Dharr een gewaad dragen en zijn bediende droeg ook een gewaad. We vroegen hem daarnaar en hij zei: ‘Ik beledigde een mens en hij klaagde over mij bij de Profeet Mohammed ﷺ en de profeet ﷺ zei tegen mij: ‘Hebt u hem beledigd door zijn moeder?’ ‘Ja’, antwoordde ik. Hij ﷺ zei: ‘Uw broeders zijn uw eigendom. Allāh heeft hen onder uw gezag geplaatst. Als iemand zijn broer onder zijn gezag heeft, moet hij hem voeden met wat hij eet en hem kleden met wat hij draagt en hem niet belasten met iets dat te veel voor hem zal zijn. Als je hem belast met wat te veel voor hem zal zijn, help hem dan.”

Moet iemand zijn bediende helpen?

Hazrat Sallam ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) rapporteerde van een van de metgezellen van de Profeet Mohammed ﷺ die zei: “Uw medewerkers zijn uw broeders, dus behandel hen goed. Vraag hun hulp in wat te veel voor je is en help hen in wat te veel voor hen is.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: ‘Help de arbeider in zijn werk. Degene die voor Allāh werkt, zal niet teleurgesteld worden” [d.w.z. de medewerker].

Het onderhoud van zijn bediende is sadaqāh

Hazrat Al-Miqdam (radi Allāhu anhu) hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: “Wat je jezelf voedt is sadaqāh. Wat je je kind, je vrouw en je dienaar te eten geeft, is sadaqāh.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “De beste sadaqāh is datgene wat je vrij laat van gebrek. De bovenhand is beter dan de onderhand. Begin met degenen voor wie je zorgt. Je vrouw zegt: ‘Besteed aan mij of scheid van me.’ Je bediende zegt: ‘Geef aan mij uit of verkoop me.’  Je kind vraagt: ‘Op wie kunnen we vertrouwen?’”

Wanneer iemand een hekel heeft aan eten met zijn bediende

Hazrat Ibn Jurayj (radi Allāhu anhu) vertelde dat Abu’z-Zubayr hem Jābir hoorde vragen toen de bediende van een manager klaar was met zijn werk en warmte [d.w.z. koken]. Heeft de Profeet Mohammed ﷺ bevolen dat de bediende uitgenodigd wordt om te eten? “Ja”, antwoordde hij. Als een van jullie er een hekel aan heeft dat zijn bediende bij hem eet, moet hij zijn bediende eten met zijn eigen hand geven.”

Een bediende moet eten van wat zijn meester eet

Hazrat Jābir ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā adviseerde dat bedienden goed behandeld moeten worden. Hij ﷺ zei: ‘Voed ze van wat je eet en kleed ze van wat je draagt en straf Allāh’s schepping niet.'”

Zit de dienaar van een manager bij hem als hij eet?

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Wanneer een van uw bedienden u voedsel brengt, moet hij bij hem zitten. Als je dat niet accepteert, dan moet je het hem geven.’”

Hazrat Abu Mahdhura (radi Allāhu anhu) zei: “Ik zat bij ‘Umar toen Safwan ibn Umayya hem een kom bracht die sommige mensen in een gewaad droegen. Ze zetten het neer voor ‘Umar. ‘Umar nodigde toen enkele arme mensen en enkele bedienden uit die behoorden tot de mensen om hem heen en zij aten met hem. Toen zei hij: ‘Allāh zal een volk doen, anders zei hij: ‘Allāh zal een volk vervloeken’ die het niet leuk vinden dat hun bedienden met hen samen eten.’ Safwan zei: ‘Bij Allāh, we hebben geen hekel aan hen, maar we geven onszelf de voorkeur aan hen, en door Allāh vinden we geen goed voedsel dat we kunnen eten en het ook aan hen kunnen voeren.'”

Wanneer een bediende zijn meester adviseert

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Wanneer de bediende zijn meester adviseert en ijverig is in de aanbidding van zijn Heer, ontvangt hij een dubbele beloning.”

Hazrat Sālih ibn Hayy (radi Allāhu anhu) meldde dat een man tegen ‘Amir ash-Shu’bi zei: “Abu ‘Amr! We zeggen dat wanneer een man zijn um walad (bediende) bevrijdt en vervolgens met haar trouwt, hij is als degene die op zijn kameel rijdt.” ‘Amir zei: ‘Abu Burda vertelde mij van zijn vader dat de Boodschapper ﷺ van Allāh tegen hen zei: ‘Drie hebben een dubbele beloning: een van de Mensen van het Boek die in zijn Profeet gelooft en vervolgens in Mohammed gelooft, heeft twee beloningen. Wanneer een bediende het recht van Allāh en het recht van zijn meester uitvoert, heeft hij een dubbele beloning. En [de derde is] een man die een slavin heeft met wie hij gemeenschap heeft en haar goed onderwijst en haar goed instrueert en haar vervolgens bevrijdt en met haar trouwt. Hij heeft twee beloningen.'” ‘Amir zei: “We hebben het je voor niets gegeven. Hij was op weg naar Medina.

De bediende is een bewaker

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Jullie zijn allemaal herders en ieder van jullie is verantwoordelijk voor zijn kudde. De Amir (leider) van een volk is een herder en hij is verantwoordelijk voor zijn kudde. Een man is de herder van de mensen van zijn huis en hij is verantwoordelijk voor zijn kudde. De bediende van een man is de herder van het eigendom van zijn meester en hij is er verantwoordelijk voor. Ieder van jullie is een herder en ieder van jullie is verantwoordelijk voor zijn kudde.”

De persoon die wenste dat hij een bediende was

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Wanneer de moslimbediende het recht van Allāh en het recht van zijn meester uitvoert, zal hij twee beloningen ontvangen.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Door Degene [Allāh Ta’ālā] die de ziel van Abu Huraira in Zijn hand heeft! Als het niet voor jihad in de Weg van Allāh was geweest, de hadj en plichtsgetrouwheid voor mijn moeder, zou ik als een bediende willen sterven!”

Zeg niet “‘abdî” (mijn bediende)

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Niemand van jullie zou moeten zeggen: ‘Mijn bediende (‘abdi)’ of ‘mijn slavin (amati)’ Jullie zijn allemaal bedienden van Allāh en al jullie vrouwen zijn bedienden van Allāh. In plaats daarvan zou je moeten zeggen: ‘Mijn jongen (ghulami)’, mijn slavin (jariyyati)’, ‘mijn jongen (fatayi)’ of ‘mijn meisje (fatati).'”

Zegt men “mijn meester (sayyidi)”?

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Niemand van jullie zou moeten zeggen ‘mijn bediende (‘abdi of amati)’ en een bediende zou niet moeten zeggen: ‘mijn heer (rabbati)’. Ze zouden moeten zeggen: ‘mijn jongen’ of ‘mijn meisje’ (fatayi en fatati) en ‘mijn meester’ of ‘meesteres’ (sayyidi en sayyidati)’. Jullie zijn allemaal bedienden en de Heer is Allāh Ta’ālā, Almachtig en Verheven.”

Hazrat Mutarrif (radi Allāhu anhu) meldde dat zijn vader zei: “Ik ging in de delegatie van de Banu ‘Amir naar de Profeet Mohammed ﷺ en zeiden: ‘U bent onze meester.’ Hij ﷺ zei: ‘De Meester is Allāh.’ Ze zeiden: ‘De beste van ons in uitmuntendheid en de grootste van ons in vrijgevigheid.’ Hij ﷺ zei: ‘Zeg wat je wilt, maar laat Shaytān je niet provoceren.'”

Noot van MJT: De betekenis van ‘Mawla’ betekent niet alleen ‘meester’ in de Heilige Qur’ān. Het laat verschillende betekenisschakeringen toe, afhankelijk van de context. Wanneer het wordt gebruikt als een eigenschap van Allāh Ta’ālā, kan het ook Beschermer en Meester/ Heer betekenen. In onderstaande ahadīth heeft het de betekenis van “volksstam”.

Kan een mawla zeggen: “Ik ben van die en die”?

Hazrat ‘Abdu’r- Rahmān ibn Habīb (radi Allāhu anhu) zei: “Abdullah ibn ‘Umar vroeg me: ‘Uit welke volksstam kom je?’ Ik antwoordde: ‘Van Taym van Tamim.’ Hij vroeg: ‘Een van henzelf of een van hun meesters?’ ‘Een van hun mawlas’, antwoordde ik. Hij zei: ‘Waarom zei je dan niet: ‘Een van hun mawlas’?”

De mawla van een volk is er één van

Hazrat Rifa’a ibn Rafi’ (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ tegen ‘Umar’ zei: “Verzamel uw volk [de Muhājirun] voor mij.” Dat deed hij. Toen zij de deur van de Profeet Mohammed ﷺ bereikten: ‘Umar kwam naar hem toe en zei: “Ik heb mijn volk voor u verzameld.” De Ansār hoorde dat en zei: “Openbaring is geopenbaard over de Quraysh.” Mensen kwamen om te zien en te horen wat er tegen hen [de Muhājirun] gezegd zou worden. De Profeet Mohammed ﷺ kwam naar buiten en stond in het midden van hen. Hij zei: “Zijn er mensen onder u die niet van u zijn?” Ze antwoordden: “Ja, er zijn mensen onder ons met wie we verdragen hebben gesloten, evenals onze neven en onze mawlas.” De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Onze bondgenoot is één van ons. Ons neefje is één van ons. Onze mawla is één van ons.” Jullie die luisteren: onze vrienden onder jullie zijn degenen die taqwa van Allāh hebben. Als jij een van hen bent, dan is dat goed. Als dat niet het geval is, kijk dan uit. Mensen zullen hun daden brengen op de Dag van opstand en jullie zullen met lasten komen en jullie zullen worden gemeden.” Toen riep hij ﷺ: “O mensen!” Hij hief zijn handen op en legde ze op de hoofden van de Quraysh. “O mensen! Quraysh zijn de mensen van betrouwbaarheid. Als iemand die hen onderdrukt [en één van de zenders dacht dat hij zei: ‘beschuldigt hen’], zal Allāh hem omverwerpen.” Dat herhaalde hij drie keer.

 

Liefde tussen mensen

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Door Degene in Wiens hand mijn ziel is, u zult de Hof niet binnengaan totdat u zich onderwerpt. Jullie zullen je niet onderwerpen totdat jullie van elkaar houden. Breng de groet naar elkaar en je zult van elkaar houden. Pas op voor haat, want het is het scheermes. Ik zeg je niet dat het haar scheert, maar het scheert de Dīn weg.”

Vriendschap

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr ibn al-‘As (radi Allāhu anhuma) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “De zielen van twee gelovigen moeten elkaar in de loop van een dag ontmoeten, zelfs als ze elkaar niet echt zien.”

Hazrat ‘Umayr ibn Ishāq (radi Allāhu anhu) zei: “We zeiden altijd dat het eerste dat van mensen verwijderd zou worden, vriendschap zou zijn.”

Grapje

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh kwam bij een groep vrouwen, waaronder Umm Sulaimān. Hij ﷺ zei: ‘Anjasha![1] Wees zachtaardig als je met de glazen vaten rijdt!’  Abu Qilaba zei hierover: “De Profeet Mohammed ﷺ gebruikte een uitdrukking die sommigen van jullie in de grap gebruiken. Hij zei: ‘Als je de glazen vaten bestuurt!'”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de mensen zeiden: “Boodschapper ﷺ van Allāh, je maakt grapjes met ons!” Hij ﷺ antwoordde: “Maar ik spreek alleen de waarheid.”

Hazrat Bakr ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) meldde dat de metgezellen van de Profeet Mohammed ﷺ meloenen naar elkaar gooiden. Hij ﷺ zei: “Als dit echt was, zouden het mannen zijn.”

Hazrat Ibn Abi Mulayka (radi Allāhu anhu) zei: “A’isha (radi Allāhu anha) maakte een grapje met de Boodschapper ﷺ van Allāh. Haar slavin zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, sommige vrouwen die in deze wijk grappen maken, komen uit Kinana!’ De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Liever enkele van onze grappenmakers in deze wijk.'”

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) zei: “Een mens kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ om hem om een berg te vragen. Hij ﷺ zei: ‘Ik zal je een vrouwtjes kameelveulen geven om op te rijden.’ Hij riep uit: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, wat kan ik doen met een veulen van een kameel?’ De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Zijn kamelen geboren uit iets anders dan vrouwtjes kamelen?'”

Grapje maken met een kind

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ had de gewoonte om zich met ons te vervoegen in die mate dat hij een jongere broer van mij vroeg: ‘Abu ‘Umayr! Wat is er met de kleine mus [kind] gebeurd?'”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh al-Hasan of al-Hoessein (radi Allāhu anhuma) bij de hand nam en vervolgens zijn voeten op zijn eigen voeten legde en zei: “Klim omhoog.”

Goed karakter

Hazrat Abu’d-Darda’ (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Er is niets dat zwaarder weegt in de balans dan een goed karakter.”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ was noch grof noch luid. Hij zei altijd: “De beste van jullie is degene die het beste karakter heeft.”

Hazrat Amr ibn Shu’aib (radi Allāhu anhu) rapporteerde van zijn grootvader dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Zal ik u vertellen over wie van u ik het meest liefheb en degene die het dichtst bij mij zal zitten op de Dag van Opstand?” De mensen waren stil, dus herhaalde hij dat twee of drie keer. Toen zeiden de mensen: “Ja, Boodschapper ﷺ van Allāh.” Hij ﷺ zei: “Degene onder jullie met het beste karakter.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Ik ben gezonden naar een volmaakt goed karakter.”

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh kreeg nooit de keuze tussen twee dingen, maar hij koos voor de gemakkelijkere van de twee zolang het geen verkeerde daad was. Als het een verkeerde actie was, dan was hij de laatste die het deed. De Boodschapper ﷺ van Allāh nam nooit wraak voor zichzelf. Maar wanneer het respect van Allāh Ta’ālā werd geschonden, nam hij wraak namens de Allāh.”

Hazrat ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) zei: ‘Allāh Ta’ālā verdeelde je karakter onder jullie zoals Hij je voorziening onder jullie verdeelde. Allāh Ta’ālā  verleent rijkdom aan degenen die Hij liefheeft en degenen die Hij niet liefheeft. Hij geeft alleen geloof aan degenen die Hij liefheeft. Wie gierig is over het uitgeven van zijn rijkdom en angsten om de vijand te bestrijden en bang is om de nacht te doorstaan, moet dit vaak herhalen. ‘Er is geen god dan Allāh. Ere zij Allāh. Lof zij Allāh, en Allāh is groter.”

De vrijgevigheid van het zelf

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Rijkdom betekent niet dat hij veel bezit heeft. Rijkdom betekent zelfvoldaanheid.”

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) zei: “Ik heb de Profeet Mohammed ﷺ gediend voor twintig jaar. Hij zei nooit ‘uff‘ tegen me en hij zei nooit over iets wat ik niet had gedaan, ‘Waarom heb je het niet gedaan?’ of over iets dat ik had gedaan. ‘Waarom heb je dat gedaan?'”

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ was barmhartig. Niemand kwam naar hem toe, maar dat hij zichzelf iets beloofde en die belofte uitvoerde als hij iets te geven had. De iqamat voor het gebed was gegeven toen een bedoeïen zijn kleed kwam vastpakken en zei: ‘Ik ben nog steeds niet tevreden.’ De bedoeïenen alarmeerden de vrouwen van de Profeet Mohammed ﷺ. De Profeet Mohammed ﷺ ging met hem mee totdat de man had ontvangen wat hij wilde. Toen keerde hij terug en bad.”

Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ werd nooit gevraagd om iets waarop hij zei: ‘Nee.'”

Hazrat Abdullah ibn az-Zubayr (radi Allāhu anhu) zei: “Ik heb nog nooit twee vrouwen gezien die vrijgeviger zijn dan ‘A’isha en Asmā’. Hun vrijgevigheid was anders. ‘A’isha verzamelde vroeger dingen en nadat ze bij elkaar waren verzameld, deelde ze het uit. Asmā’ zou niets bewaren voor de volgende dag.”

Hebzucht

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Het stof van het pad van Allāh en de rook van hellevuur zijn nooit verenigd in het hart van een slaaf. Geloof en hebzucht zijn nooit samengebracht in het hart van een slaaf.”

Hazrat Abu Sa’id al-Khudri (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Twee eigenschappen worden niet samen gevonden in een gelovige: gierigheid en slecht humeur.”

Hazrat ‘Abdullah ibn Rabi’a (radi Allāhu anhu) zei: “We zaten vroeger met ‘Abdullah en ze noemden een man samen met aspecten van zijn karakter.’ Abdullah zei: ‘Wat zou je denken als je zijn hoofd afsnijdt? Zou je het weer aan [het lichaam] kunnen vastmaken?’ ‘Nee’, antwoordden ze. Hij zei: ‘En zijn hand?’ ‘Nee’, zeiden ze. ‘En zijn voet?’ zeiden ze. ‘Nee’, zei hij. Hij zei: ‘Je kunt zijn karakter niet veranderen totdat je zijn fysieke vorm verandert. De druppel blijft veertig nachten in de baarmoeder en dan stolt het bloed en dan wordt het een bloedstolsel en dan een klomp vlees en dan stuurt Profeet Mohammed ﷺ een hoek en hij registreert zijn voorziening, zijn karakter en of hij al dan niet gelukkig of ellendig zal zijn [in de Volgende Wereld].'”

Goed karakter wanneer mensen begrip hebben

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Een man die bekend staat om zijn goede karakter heeft dezelfde graad als iemand die ‘s nachts in gebed staat.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  zei: “Ik hoorde Abu’l-Qasim zeggen: ‘Het beste van jullie in de islam is het beste van jullie in karakter als ze begrip (van de Dīn, dus islam) bezitten.’

Thābit ibn ‘Ubayd (radi Allāhu anhu) zei: “Ik heb niemand gezien die ernstiger is als hij bij de mensen zit, noch vrolijker in zijn huis dan Zayd ibn Thābit.”

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ werd gevraagd: ‘Welke religie houdt Allāh Ta’ālā  het meest lief?’ Hij antwoordde: ‘De eenvoudige Hanifiyya.'”

Hazrat Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) zei: “Er zijn vier eigenschappen, zodat als je ze zou krijgen, je niet geschaad zult worden, zelfs als de wereld van je zou worden weggenomen. Ze zijn: goed karakter, terughoudendheid in eten, waarheidsgetrouwe woorden en het hooghouden van een vertrouwen.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu)  meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Weet je wat het is dat de meeste mensen het Vuur doet binnengaan?” “Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ weten het beste,” zeiden ze. Hij ﷺ zei: “De twee lege: de geslachtsdelen en de mond. Weet je wat het is dat de meeste mensen de Tuin doet betreden? Taqwa van Allāh en goed karakter.”

Hazrat Umm ad-Darda’ (radi Allāhu anha) zei: “Hazrat Abu’d-Darda’ stond ‘s nachts op om te bidden. Hij huilde en zei: ‘O Allāh! Je hebt mijn fysieke vorm goed gemaakt, dus maak mijn karakter goed!’ tot de ochtend. Ik zei: ‘Abu’d Darda’, je enige smeekbede voor de hele nacht was voor goed karakter!’ Hij antwoordde: ‘Umm ad-

Darda’, de moslim maakt zijn karakter goed met als gevolg dat zijn goede karakter hem meeneemt in de Tuin. Hij maakt zijn personage slecht met als gevolg dat zijn slechte karakter hem meeneemt naar het Vuur. De moslim wordt vergeven terwijl hij slaapt.’ Ik vroeg: ‘Abu Darda’ hoe kan hij vergeven worden terwijl hij slaapt?’ Hij zei: ‘Zijn broer staat op in de nacht en verricht de nachtgebeden en smeekt de Almachtige en wordt verhoord. Hij smeekt om moslimbroeder en zijn verzoek wordt beantwoord.”

Hazrat Usama ibn Sharik (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was bij de Profeet Mohammed ﷺ toen enkele bedoeïenen kwamen. Er waren veel mensen aan alle kanten. De mensen waren stil en niemand sprak behalve zij. Ze zeiden: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh! We hebben moeite met zus-en-zo en zo’ en het zat in dingen die niet schadelijk zijn voor mensen. Hij ﷺ zei: ‘Dienaren van Allāh! Allāh heeft moeilijkheden weggenomen, behalve in een geval waarin een man iemand belastert die ten onrechte degene is die in moeilijkheden verkeert en vernietigd wordt.’ Ze zeiden: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, kunnen we gebruik maken van medische behandeling?’ ‘Ja, dienaren van Allāh,’ antwoordde hij, ‘je kunt gebruik maken van medische behandeling. De Almachtige schiep geen ziekte zonder een remedie voor te maken, op één ziekte na.’ Ze vroegen: ‘En wat is dat, Boodschapper ﷺ van Allāh?’ ‘Ouderdom’, antwoordde hij. Ze zeiden: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, wat is het beste dat een mens gegeven kan worden?’ ‘Goed karakter’, antwoordde hij.'”

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh was de meest vrijgevige van de mensen in het geven van naastenliefde. Hij was nog vrijgeviger in de Ramadān toen Jibra’il hem ontmoette. Elke avond van Ramadān kwam Jibra’il naar hem toe en de Boodschapper ﷺ van Allāh las hem de Heilige Qur’ān voor. Toen Jibra’il tot hem kwam, was de Boodschapper ﷺ van Allāh vrijgeviger in het geven van naastenliefde dan de waaiende wind.

Hazrat Abu Mas’ud al-Ansāri (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Voordat een man ter verantwoording werd geroepen en men ontdekte dat het enige goede dat hij had gedaan was dat hij gemakkelijk was in zijn zakelijke omgang met mensen. Hij beval zijn slaven om rustig aan te doen met mensen die in moeilijkheden verkeerden. De Almachtige Allāh zei: ‘Wij hebben meer recht om dat te doen dan hij, dus vergeef hem.'”

Er wordt gemeld dat Nawwas ibn Sam’an de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg over plichtsgetrouwheid en verkeerde actie. Hij ﷺ zei: “Plichtsgetrouwheid is een goed karakter en verkeerde actie is datgene wat op jezelf werkt en waar je een hekel aan hebt voor andere mensen om zich bewust van te worden.”

Gierigheid

Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg: “Wie is uw meester, Banu Salama?” Hazrat Jābir antwoordde: “We antwoordden: ‘Judd ibn Qays, hoewel we denken dat hij een vrek is.’ Hij ﷺ zei: ‘Welke ziekte is erger dan gierigheid? Je meester is ‘Amr ibn al-Jamuh’.”  ‘Amr had de leiding over hun afgoden tijdens de Jāhiliyyah. Hij gaf een bruiloftsfeest voor de Boodschapper ﷺ van Allāh toen hij trouwde.

Warrad, de schrijver van al-Mughirah ibn Shu’ba, zei: “Mu’āwiyah schreef aan al-Mughirah ibn Shu’ba en zei: ‘Schrijf voor mij iets op dat je de Boodschapper ﷺ van Allāh hebt gehoord.’ Al-Mughirah schreef hem: ‘De Boodschapper ﷺ van Allāh verbood roddels, verspilde geld, stelde te veel vragen, weigerde te geven, ongehoorzaamheid aan ouders en begroef dochters levend.

Geluidseigenschap voor een geluidsman

Hazrat ‘Amr ibn al-‘As (radi Allāhu anhu) had gezegd: “De Profeet Mohammed ﷺ heeft mij gezonden. Hij gebood me mijn kleren en armen aan te trekken en naar hem toe te komen. Ik deed dat en kwam naar hem ﷺ toe terwijl hij wudu aan het doen was’. Hij keek me aan en liet toen zijn ogen zakken. Toen zei hij: ‘Amr, ik wil je de leiding geven over een leger en Allāh zal je buit geven. Ik zal je een correct deel van de buit geven.’ Ik zei: ‘Ik ben geen moslim geworden uit het verlangen naar eigendom. Ik werd moslim uit het verlangen naar de islam en zodat ik bij de Boodschapper ﷺ van Allāh zou zijn. Hij zei: ‘Amr! Geluidseigenschap is zeer uitstekend voor een geluidsman!'”

De persoon die veilig is in zijn eigendom

Mihsan al-Ansāri (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Wanneer iemand veilig is in zijn eigendom, gezond in zijn lichaam en zijn voedsel voor de dag heeft, is het alsof hij de hele wereld bezit.”

Vrolijkheid

Mu’adh ibn ‘Abdullah ibn Khubayb al-Juhani (radi Allāhu anhuma) vertelde van zijn vader dat zijn oom zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh naar hen toe kwam met de sporen [water] van ghusl op hem. Hij was vrolijk. We dachten dat hij bij zijn vrouwen was. We zeiden: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, we zien dat u vrolijk bent.’ Hij ﷺ zei: ‘Ja, en lof zij Allāh!’ Toen werd over rijkdom gesproken dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Er is geen schade in rijkdom voor iemand die taqwa (angst voor Allāh Ta’ālā) heeft, maar gezondheid voor de persoon die taqwa heeft is zelfs beter dan rijkdom. Vrolijkheid is een zegen.'”

An-Nawwas ibn Sam’an al-Ansāri (radi Allāhu anhuma) meldde dat hij de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg over plichtsgetrouwheid en verkeerde actie. Hij zei: “Plichtsgetrouwheid is een goed karakter en verkeerde actie is wat op jezelf werkt en waar je een hekel aan hebt dat andere mensen zich ervan bewust worden.”

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ de beste mens, de meest vrijgevige mens en de meest moedige mens was. Op een nacht werden de mensen van Medina gealarmeerd door een lawaai en de mensen gingen naar de bron. De Profeet Mohammed ﷺ ontmoette hen, nadat hij de bron van het lawaai voor hen al had bereikt en hij ﷺ zei: “Wees niet gealarmeerd. Schrik niet.” Hij reed op een paard van Abu Talha zonder zadel en er werd een zwaard om zijn nek gehangen. Hij ﷺ zei: “Ik vond het [het paard] als een grote rivier” of het was een grote rivier (wat betekent zijn snelheid).

Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Elke daad van vriendelijkheid is sadaqāh. Een deel van vriendelijkheid is dat je je broer een vrolijk gezicht aanbiedt en dat je een deel van je emmer in zijn watervat giet.”

Wat is nodig om iemand in nood te helpen

Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ  werd gevraagd: “Wat is de beste actie?” Hij ﷺ antwoordde: “Geloof in Allāh en jihad op Zijn Manier.” Hem werd gevraagd: “Welke slaven [medewerkers] zijn het beste?” Hij antwoordde: “De hoogste in prijs en de meest waardevolle voor hun volk.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat ik moet doen als ik niet in staat ben om te vechten?” Hij ﷺ antwoordde: “Help iemand in moeilijkheden of werk voor iemand die niet werkt.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat ik moet doen als ik te zwak ben (om dienovereenkomstig te handelen)?” Hij ﷺ antwoordde: “Spaar mensen uw kwaad. Dat is een sadaqāh die je jezelf schenkt.”

Hazrat Sa’id ibn Abi Burda (radi Allāhu anhu) vertelde van zijn grootvader dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Elke moslim is sadaqāh verschuldigd.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat hij moet doen als hij niets kan vinden om te geven?” Hij ﷺ antwoordde: “Hij moet werk vinden en dus zichzelf ten goede komen en in staat zijn om sadaqāh te geven.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat hij moet doen als hij dat niet kan of niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Hij moet iemand helpen met een grote nood.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat hij moet doen als hij dat niet kan of niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Hij moet het goede bevelen.” Hij vroeg: “Wat denkt u dat hij moet doen als hij dat niet kan of niet doet?” Hij ﷺ antwoordde: “Hij moet zich onthouden van het kwaad. Dat is sadaqāh voor hem.”

De persoon die smeekbeden doet aan Allāh om zijn karakter goed te maken

‘Hazrat Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh smeekte: “O Allāh, ik vraag U om gezondheid, terughoudendheid, betrouwbaarheid, goed karakter en tevredenheid met het decreet.”

Hazrat Yazid ibn Yabnus (radi Allāhu anhu) zei: “We gingen naar ‘A’isha en vroegen: ‘Umm al-Mu’minin, wat was het karakter van de Boodschapper ﷺ van Allāh? Ze antwoordde: ‘Zijn karakter was de Heilige Qur’ān. Kunt u de surah met de titel “De gelovigen” reciteren?’ Ze zei: ‘Reciteer:

 قَدْ أَفْلَحَ ٱلْمُؤْمِنُونَ

ٱلَّذِينَ هُمْ فِي صَلاَتِهِمْ خَاشِعُونَ

وَٱلَّذِينَ هُمْ عَنِ ٱللَّغْوِ مُّعْرِضُونَ

 وَٱلَّذِينَ هُمْ لِلزَّكَـاةِ فَاعِلُونَ

 وَٱلَّذِينَ هُمْ لِفُرُوجِهِمْ حَافِظُونَ

“Het zijn de gelovigen die succesvol zijn: zij die nederig zijn in hun gebed; zij die zich afkeren van waardeloze praat; degenen die actief zakāt betalen; zij die hun geslachtsdelen bewaken.” (HQ23, verzen 1-5)’ Ze zei: ‘Dat was het karakter van de Boodschapper ﷺ van Allāh.'”

[1] Anjasha was een zangeres van kamelenliederen die de kamelen voortdreef. ‘Glazen vaten’ verwijst naar de vrouwen op de kamelen.

 

Allāh Ta’ālā openbaart:

 وَوَصَّيْنَا ٱلإِنْسَانَ بِوَالِدَيْهِ حُسْناً وَإِن جَاهَدَاكَ لِتُشْرِكَ بِي مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ فَلاَ تُطِعْهُمَآ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ

“En Wij hebben de mens geboden zijn ouders goed te doen; en indien zij trachten u er toe te brengen dat je iets met Mij vereenzelvigt waarvan je geen kennis hebt, gehoorzaam hun dan niet. Tot Mij is uw terugkeer, en Ik zal u vertellen wat je deed.” Surah al-Ankābut (de spin), H29, vers 8

Hazrat Abu ‘Amr Shaybani (radi Allāhu anhu) zei: “De eigenaar van dit huis [en hij wees naar het huis van ‘Abdullah ibn Mas’ud] zei: “Ik vroeg de Profeet Mohammed ﷺ welke actie Allāh Ta’ālā het meest liefheeft. Hij antwoordde: ‘Namāz (vijf dagelijkse gebeden) op het juiste moment.’ ‘Wat dan?’ vroeg ik. Hij zei: ‘Dan vriendelijkheid aan ouders.’ Ik vroeg: ‘Wat dan?’ Hij antwoordde: ‘Dan jihad op de weg van Allāh.'” Hij voegde eraan toe: “Hij vertelde me over deze dingen. Als ik hem had gevraagd om me meer te vertellen, had hij me meer verteld.”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Het plezier van de Heer ligt in het plezier van de ouder. De toorn van de Heer ligt in de toorn van de ouder.”

Plichtsgetrouwheid aan iemands moeder

Hazrat Bahz ibn Hakim’s (radi Allāhu anhu) grootvader zei: “Ik vroeg: ‘Boodschapper van Allāh, aan wie moet ik plichtsgetrouw zijn?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij ﷺ. Ik vroeg: ‘Wie daarna?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij ﷺ. Ik vroeg: ‘Wie vervolgens?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij ﷺ. Ik vroeg: ‘Wie daarna?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij ﷺ. Ik vroeg: ‘Aan wie moet ik dan plichtsgetrouw zijn?’ ‘Je vader,’ antwoordde hij, ‘en dan het volgende naaste familielid en dan het volgende.'”

Hazrat ‘Ata’ ibn Yasar zei dat een man naar Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhuma) kwam en zei: “Ik vroeg een vrouw om met mij te trouwen en ze weigerde met me te trouwen. Een andere man vroeg het haar en ze stemde ermee in om met hem te trouwen. Ik werd jaloers en vermoordde haar. Is er een manier voor mij om mij te bekeren?” Hij vroeg: “Leeft je moeder nog?” “Nee”, antwoordde hij. Hij zei: “Bekeert u tot Allāh Ta’ālā en probeer zoveel mogelijk tot Hem te komen.”  ‘Ata’ zei: “Ik ging naar Ibn ‘Abbās en vroeg hem: ‘Waarom vroeg je hem of zijn moeder nog leefde?’ Hij antwoordde: ‘Ik ken geen betere actie om iemand dichter bij Allāh te brengen dan plichtsgetrouwheid aan zijn moeder.'”

Plichtsgetrouwheid aan iemands vader

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) vertelde dat aan de Profeet Mohammed ﷺ werd gevraagd: “Boodschapper van Allāh, aan wie moet ik plichtsgetrouw zijn?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij. Hem werd gevraagd: ‘Wie dan?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij. Hem werd gevraagd: ‘Wie dan?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij. Hem werd gevraagd: ‘Wie dan?’ ‘Je moeder’, antwoordde hij. Hem werd gevraagd: ‘Wie dan?’  Hij antwoordde: ‘Je vader.'”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) rapporteerde: “Een man kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ van Allāh en vroeg: ‘Wat gebiedt u mij te doen?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Wees plichtsgetrouw tegenover je moeder.’ Toen stelde hij hem opnieuw dezelfde vraag en antwoordde hij ﷺ: ‘Wees plichtsgetrouw tegenover je moeder.’ Hij herhaalde het nogmaals en de Profeet Mohammed ﷺ antwoordde: ‘Wees plichtsgetrouw tegenover je moeder.’ Hij herhaalde de vraag een vierde keer en het antwoord was: ‘Wees plichtsgetrouw tegenover je moeder.’ Toen stelde hij de vraag een vijfde keer en de Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Wees plichtsgetrouw tegenover je vader.'”

Plichtsgetrouwheid tegenover ouders, zelfs als ze onrechtvaardig zijn

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei: “Als een moslim Allāh gehoorzaamt met betrekking tot zijn ouders, zal Allāh twee poorten van de Hof voor hem openen. Als er maar één ouder is, wordt er één poort geopend. Als een van hen boos is, dan zal Allāh niet blij met hem zijn totdat die ouder tevreden met hem is.” Hem werd gevraagd: “Zelfs als ze hem onrecht aandoen?” “Zelfs als ze hem onrecht aandoen” antwoordde hij.

Zachte woorden aan ouders

Taysala ibn Mayyas zei: “Ik was bij de Najadieten [Kharijieten] toen ik verkeerde acties pleegde waarvan ik dacht dat het grote verkeerde acties waren. Ik zei dat tegen Ibn ‘Umar. Hij vroeg: ‘Wat zijn dat?’ Ik antwoordde: ‘Die-en-die.’ Hij verklaarde: ‘Dit zijn geen grote verkeerde acties. Er zijn negen grote foute acties. Ze zijn: anderen associëren met Allāh, iemand doden, deserteren uit het leger als het oprukt, een kuise vrouw belasteren, woekeren, het bezit van een wees verorberen, ketterij in de moskee, spotten en je ouders laten huilen door ongehoorzaamheid.’ Ibn ‘Umar zei toen tegen mij: ‘Wilt u zich van het Vuur afscheiden? Wil je het Vuur binnengaan?’ ‘Door Allāh, ja!’ Ik antwoordde. Hij vroeg: ‘Leven je ouders nog?’ Ik antwoordde: ‘Mijn moeder wel.’ Hij zei: ‘Bij Allāh, als je zachtjes tot haar spreekt en haar voedt, dan zul je de Hof binnengaan zolang je de grote verkeerde daden vermijdt.'”

Ouders terugbetalen

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Een kind kan zijn vader niet terugbetalen tenzij hij hem als slaaf vindt en hem koopt en bevrijdt.”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) zei: “Een man kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ en deed hem een belofte dat hij Hijrah zou doen. Hij verliet zijn ouders die in tranen waren. De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Ga terug naar hen en laat ze lachen zoals je ze hebt laten huilen.'”

Hazrat Abu Hazim meldde dat Abu Murra, de mawla van Umm Hani’ bint Abi Tālib (radi Allāhu anhum) hem had verteld dat hij met Abu Huraira naar zijn land in al-‘Aqiq reed. Toen hij zijn land binnenging, riep hij met zijn luidste stem: “Vrede zij met u, moeder, en de barmhartigheid van Allāh en Zijn zegen!” Ze antwoordde: “En vrede zij met u en de barmhartigheid van Allāh en Zijn zegen.” Hij zei: “Moge Allāh u genadig zijn zoals u mij hebt opgevoed toen ik een kind was.” Ze antwoordde: “Mijn zoon, moge Allāh je goed terugbetalen en blij met je zijn zoals je plichtsgetrouw tegenover me was toen ik oud was.”

Allāh Ta’ālā openbaart

 وَٱخْفِضْ لَهُمَا جَنَاحَ ٱلذُّلِّ مِنَ ٱلرَّحْمَةِ وَقُل رَّبِّ ٱرْحَمْهُمَا كَمَا رَبَّيَانِي صَغِيراً

“En wees teer voor hen in erbarming. En zeg: “Mijn Heer, ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 24

Ongehoorzaamheid aan ouders

Hazrat Abu Bakra (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Zal ik u vertellen wat de ergste van de grote verkeerde daden is?” “Ja, Boodschapper van Allāh,” antwoordden ze. Hij ﷺ zei: “Iets anders associëren met Allāh en  ongehoorzaam zijn aan ouders.” Hij ﷺ had achterover gelegen, maar toen stond hij op en zei: “En vals getuigenis.” Abu Bakr zei: “Hij bleef het herhalen totdat ik zei: ‘Zal hij nooit stoppen?'”

Hazrat Warrad, de schrijver van al-Mughirah ibn Shu’ba, (radi Allāhu anhuma) zei: “Mu’āwiyah schreef aan al-Mughirah en zei: ‘Schrijf voor mij op wat je de Boodschapper ﷺ van Allāh hebt gehoord.'” Warrad zei: “Hij dicteerde mij en ik schreef op: ‘Ik hoorde hem verbieden om te veel vragen te stellen, geld te verspillen en te kletsen.'”

“Allāh vervloekt wie zijn ouders vervloekt”

Hazrat Abu’t-Tufayl (radi Allāhu anhu) zei: “Ali werd gevraagd: ‘Heeft de Profeet Mohammed ﷺ u iets speciaals gegeven dat hij aan niemand anders heeft gegeven?’ Hij antwoordde: ‘De Boodschapper ﷺ van Allāh heeft mij niets speciaals gegeven dat hij niet aan iedereen heeft gegeven, behalve wat ik in mijn zwaardschede heb.’ Hij haalde een papiertje tevoorschijn. Op dat papier stond: ‘Allāh vervloekt iedereen die een dier offert aan iets anders dan Allāh. Allāh vervloekt iedereen die een mijlpaal steelt. Allāh vervloekt iedereen die zijn ouders vervloekt. Allāh vervloekt iedereen die onderdak biedt aan een vernieuwer [valse innovatie in de islam brengen].”

Plichtsgetrouw zijn aan ouders zolang dat geen ongehoorzaamheid aan Allāh inhoudt

Hazrat Abu’d-Darda’ (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā raadde mij negen dingen aan: ‘Associeer niets met Allāh, zelfs niet als je in stukken wordt gesneden of verbrand. Laat een voorgeschreven gebed niet opzettelijk varen. Iedereen die het verlaat, zal de bescherming van Allāh verspelen. Drink geen wijn – het is de sleutel tot elk kwaad. Gehoorzaam je ouders. Als ze je bevelen om je wereldse bezittingen op te geven, laat ze dan voor hen achter. Ga niet tekeer tegen de machthebbers, ook al denk je dat je gelijk hebt. Loop niet weg van het leger als het oprukt, zelfs als je wordt gedood terwijl je metgezellen wegrennen. Besteed aan je vrouw uit je middelen. Steek geen stok op tegen je vrouw. Laat uw familie Allāh, de Almachtige en Verhevene vrezen.”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) zei: “Een man kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ en zei: ‘Ik ben gekomen om u een belofte te doen die Hijrah zal doen, hoewel ik mijn ouders in tranen heb achtergelaten.’ De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Ga terug naar hen en laat ze lachen zoals je ze hebt laten huilen.'”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) zei: “Een mens kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ omdat hij jihad wilde doen. De Profeet Mohammed ﷺ vroeg: ‘Leven je ouders nog?’ ‘Ja’, antwoordde hij. hij zei: ‘Span je dan voor hen in.'”

Degene die zijn ouders in de steek laat, zal de Hof niet betreden

Abu Huraira meldde dat de profeet, moge Allāh hem zegenen en hem vrede schenken, zei: “Schande! Schande! Schande!” Ze zeiden: “Boodschapper van Allāh, wie?” Hij zei: “Degene die zijn ouders of een van hen in de steek laat als ze oud zijn, zal het Vuur binnengaan.”

Allāh verlengt het leven van iemand die plichtsgetrouw is tegenover zijn ouders

Mu’adh zei: “Gelukzaligheid is van iemand die plichtsgetrouw is tegenover zijn ouders. De Almachtige Allāh zal zijn leven verlengen.”

Men vraagt geen vergiffenis voor zijn vader als hij een afgodendienaar is

Ibn ‘Abbās noemde de Woorden van Allāh Ta’ālā:

وَقَضَىٰ رَبُّكَ أَلاَّ تَعْبُدُوۤاْ إِلاَّ إِيَّاهُ وَبِٱلْوَالِدَيْنِ إِحْسَاناً إِمَّا يَبْلُغَنَّ عِندَكَ ٱلْكِبَرَ أَحَدُهُمَا أَوْ كِلاَهُمَا فَلاَ تَقُل لَّهُمَآ أُفٍّ وَلاَ تَنْهَرْهُمَا وَقُل لَّهُمَا قَوْلاً كَرِيماً

 وَٱخْفِضْ لَهُمَا جَنَاحَ ٱلذُّلِّ مِنَ ٱلرَّحْمَةِ وَقُل رَّبِّ ٱرْحَمْهُمَا كَمَا رَبَّيَانِي صَغِيراً

“Uw Heer heeft u bevolen, zeggende: “Aanbidt niemand anders dan Mij en betoont vriendelijkheid jegens de ouders. Indien één hunner bij u een hoge leeftijd bereikt of beiden doen dit, zeg dan nimmer tot hen “Foei” noch stoot hen af, doch spreek tot hen een welgevallig woord. En wees teer voor hen in erbarming. En zeg: “Mijn Heer, ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H7, verzen 23-24

 مَا كَانَ لِلنَّبِيِّ وَٱلَّذِينَ آمَنُوۤاْ أَن يَسْتَغْفِرُواْ لِلْمُشْرِكِينَ وَلَوْ كَانُوۤاْ أُوْلِي قُرْبَىٰ مِن بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمْ أَنَّهُمْ أَصْحَابُ ٱلْجَحِيمِ

“Het is de profeet en de gelovigen niet geoorloofd om vergiffenis te vragen voor de afgodendienaren, zelfs al waren dezen verwanten, nadat hun [de gelovigen] duidelijk is geworden, dat zij [afgodendienaren] het volk der hel zullen zijn.” Surah at-Tawbah (berouw), H9, vers 113

Plichtsgetrouwheid tegenover een ouder die een afgodendienaar is

Hazrat Sa’id ibn Abi Waqqas (radi Allāhu anhu) zei: “Vier āyat werden over mij geopenbaard. De eerste was toen mijn moeder zwoer dat ze niet zou eten of drinken totdat ik Mohammed ﷺ verliet. Allāh Ta’ālā openbaarde:

 وَإِن جَاهَدَاكَ عَلَىٰ أَن تُشْرِكَ بِي مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ فَلاَ تُطِعْهُمَا وَصَاحِبْهُمَا فِي ٱلدُّنْيَا مَعْرُوفاً وَٱتَّبِعْ سَبِيلَ مَنْ أَنَابَ إِلَيَّ ثُمَّ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأُنَبِّئُكُمْ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ

“Maar indien [uw ouders] trachten u iets met Mij te doen vereenzelvigen, waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam hun niet. Doch leef met hen samen in de wereld op een behoorlijke wijze en volg de weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten over hetgeen gij deed.” Surah Luqmān, H31, vers 15

De tweede was toen ik een zwaard nam dat ik bewonderde en zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, geef me dit!’ Toen werd de ayah onthuld:

يَسْأَلُونَكَ عَنِ ٱلأَنْفَالِ قُلِ ٱلأَنفَالُ لِلَّهِ وَٱلرَّسُولِ فَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ وَأَصْلِحُواْ ذَاتَ بِيْنِكُمْ وَأَطِيعُواْ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ

“Zij vragen u over de oorlogsbuit. Antwoord: “De oorlogsbuit behoort aan Allāh en de boodschapper. Vreest daarom Allāh en regelt (uw geschillen) onderling inschikkelijk en gehoorzaamt Allāh en Zijn boodschapper als gij gelovigen zijt.” Surah al-Anfāl (de oorlogsbuit), H8, vers 1

De derde was toen ik ziek was en de Boodschapper ﷺ van Allāh naar mij toe kwam en ik vroeg: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, ik wil mijn eigendom verdelen. Kan ik een helft wegdoen?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Nee.’ ‘Een derde?’ vroeg ik. Hij ﷺ zweeg en dus mocht het daarna een derde weghalen.

De vierde was toen ik wijn had gedronken met een deel van de Ansār. Een van hen sloeg mijn neus met het kaakbot van een kameel. Ik ging naar de Profeet Mohammed ﷺ en Allāh Ta’ālā  openbaarde het verbod op wijn.”

Hazrat Asmā’ bint Abi Bakr (radi Allāhu anha) zei: “Moge Allāh hem in de tijd van de Profeet Mohammed ﷺ zegenen, mijn moeder kwam naar mij toe in de hoop [ik zou plichtsgetrouw zijn]. Ik vroeg de Profeet Mohammed ﷺ: ‘Moet ik haar goed behandelen?’ ‘Ja’, antwoordde hij ﷺ.”  Hazrat Ibn ‘Uyayna (radi Allāhu anhu) zei: “Toen openbaarde Allāh Ta’ālā over haar,

 لاَّ يَنْهَاكُمُ ٱللَّهُ عَنِ ٱلَّذِينَ لَمْ يُقَاتِلُوكُمْ فِي ٱلدِّينِ وَلَمْ يُخْرِجُوكُمْ مِّن دِيَارِكُمْ أَن تَبَرُّوهُمْ وَتُقْسِطُوۤاْ إِلَيْهِمْ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُقْسِطِينَ

“Allāh verbiedt u niet, degenen, die niet tegen u om de godsdienst hebben gevochten, noch u uit uw huizen hebben verdreven, goed te doen en rechtvaardig te behandelen; voorzeker, Allāh heeft de rechtvaardigen lief.” Surah al-Mumtahanah (de vrouw die verhoord zal worden), H60, vers 8

Ouders laten huilen

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Ouders laten huilen maakt deel uit van ongehoorzaamheid en een van de belangrijkste foute acties.”

De smeekbede van ouders

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Drie smeekbeden worden zonder twijfel beantwoord: de smeekbede van iemand die onderdrukt wordt, de smeekbede van iemand op reis en de smeekbede van ouders voor hun kinderen.”

De straf voor ongehoorzame ouders

Hazrat Abu Bakra (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Er is geen verkeerde actie die waarschijnlijker is om straf in deze wereld te brengen in aanvulling op wat er in de volgende [Hiernamaals] is opgeslagen. Wereld van onderdrukking en het verbreken van verwantschapsbanden.”

Hazrat Imrān ibn Hoessein (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Wat zegt u over hoererij, wijn drinken en diefstal?’ ‘Allāh en Zijn Boodschapper ﷺ weten het beste’, antwoordden wij. Hij verklaarde: ‘Het zijn daden van verontwaardiging en er is straf voor, maar zal ik u vertellen wat de grootste van de grote verkeerde daden zijn? Omgaan met Allāh Ta’ālā en ongehoorzame ouders.’ Hij had achterover gelegen, maar toen ging hij rechtop zitten en zei: ‘en liegen.'”

Plichtsgetrouwheid jegens ouders na hun dood

Hazrat Abu Usayd (radi Allāhu anhu) zei: “We waren bij de Boodschapper ﷺ van Allāh toen een man vroeg: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, is er enige daad van plichtsgetrouwheid die ik voor mijn ouders kan doen na hun dood?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Ja. Er zijn vier dingen: Smeekbede voor hen, vergeving voor hen vragen, hun beloften nakomen en vrijgevig zijn voor vrienden van hen. Je hebt alleen verwantschapsbanden via je ouders.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “De dode persoon kan na zijn dood een graad worden verhoogd. Hij zei: ‘Mijn Heer, hoe is dit?’ Hij kreeg te horen: ‘Je kind kan om vergeving voor je vragen.'”

Hazrat Ibn Sirin (radi Allāhu anhu) zei: “We waren op een avond bij Abu Huraira en hij zei: ‘O Allāh, vergeef Abu Huraira en zijn moeder en wie om vergeving vraagt voor hen beiden.'” Profeet Mohammed ﷺ zei: “We vroegen om vergeving voor hen, zodat we zouden worden opgenomen in de smeekbede van Abu Huraira.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Wanneer een persoon sterft, worden alle actie voor hem afgesneden met uitzondering van drie dingen: sadaqāh die doorgaat, kennis die ten goede komt, of een rechtvaardig kind dat smeekbeden voor hem doet.”

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) meldde dat een man zei: “Boodschapper ﷺ van Allāh, mijn moeder stierf zonder testament. Zal het haar helpen als ik namens haar sadaqāh geef?”  “Ja”, antwoordde hij ﷺ.

De voortreffelijkheid van iemand wiens kind is overleden

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Geen moslim van wie drie van zijn kinderen jong zijn gestorven zal het Vuur binnengaan, behalve om een onvervulde eed af te leggen.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat een vrouw met een kind naar de Boodschapper ﷺ van Allāh kwam en zei: “Smeek voor hem. Ik heb drie kinderen begraven.” Hij ﷺ zei: “Jullie hebben een sterke barrière tegen het Vuur gebouwd.”

Hazrat Khalid al-‘Absi (radi Allāhu anhu) zei: “Een zoon van mij stierf en ik voelde intens verdriet over zijn verlies.  Ik zei: ‘Abu Huraira, hebt u iets van de Profeet Mohammed ﷺ gehoord om ons te bemoedigen met betrekking tot onze doden?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: “Uw kinderen zwerven vrij rond in de Tuin.”

Hazrat Jābir ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) zei: “Ik hoorde de Boodschapper ﷺ van Allāh zeggen: ‘Als iemand drie van zijn kinderen jong heeft zien sterven en hen aan Allāh overdraagt, zal hij de Tuin binnengaan.’ We zeiden: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, hoe zit het met twee?’ ‘En twee’, zei hij ﷺ.” Mahmood ibn Labid zei tegen Jābir: “Bij Allāh, ik denk dat als je had gevraagd: ‘En één?’ hij ﷺ een soortgelijk antwoord zou hebben gegeven.” Hij zei: “Bij Allāh, dat denk ik ook.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde: “Een vrouw kwam naar de Boodschapper ﷺ van Allāh en zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh! We kunnen niet bij u komen zitten, dus reserveer een dag waarop we kunnen komen.’ Hij ﷺ zei: ‘Uw aangewezen plaats is het huis van die en die.’ Hij ﷺ kwam in die tijd bij de vrouwen. Een deel van wat hij ﷺ tegen hen zei was: ‘Er is geen vrouw onder u die drie kinderen heeft zien sterven en hen overdraagt aan Allāh, die de Tuin niet zal binnengaan.’ Een vrouw zei: ‘En als het er twee zijn?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘En als het er twee zijn.'”

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Als iemand drie kinderen heeft zien sterven voordat ze de puberteit bereiken, zal Allāh hem en hen toelaten tot de Tuin op grond van Zijn Barmhartigheid.”

Iemand wiens miskraam kind sterft

Hazrat Sahl ibn al-Hanzala (radi Allāhu anhu) die geen kinderen had, zei: “Ik zou liever een miskraam krijgen terwijl ik moslim ben en dat kind aan Allāh overlaten dan de hele wereld en wat die bevat te hebben.”

Hazrat ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg: “Wie van u verkiest het geld van erfgenamen boven zijn eigen geld?” “Boodschapper ﷺ van Allāh,” antwoordden ze, “er is niemand van ons die zijn eigen rijkdom niet verkiest boven die van zijn erfgenamen.” De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Weet dat er niemand van jullie is die het geld van zijn erfgenamen niet verkiest boven het zijne. Je rijkdom is wat je hebt uitgegeven [voor Allāh] en de rijkdom van je erfgenamen is wat je achterlaat.” Hij zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg: “Wie beschouwt u als de kinderloze onder u?” Ze zeiden: “Zij zijn degenen die geen kinderen hebben.” Nee,” zei hij ﷺ, “de kinderloze zijn degenen die geen van hun kinderen vooruit hebben gestuurd [d.w.z. geen van hun kinderen is gestorven].” Hij meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh vroeg: “Wie denk je dat degene is die het vaakst mensen neergooit [in een gevecht]?” Ze antwoordden: “Degene die de mensen niet neergooien.” Hij ﷺ zei: “Niemand die mensen naar beneden gooit, is de persoon die zichzelf controleert als hij boos is.”

Een man is de herder van zijn gezin

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Jullie zijn allemaal herders en ieder van jullie is verantwoordelijk voor zijn kudde. Een mens is de herder van de mensen van zijn huis en hij is verantwoordelijk. Een vrouw is de herder van het huis van haar man en zij is verantwoordelijk. Ieder van jullie is een herder en ieder is verantwoordelijk voor zijn kudde.”

Hazrat Abu Sulaimān Malik ibn al-Huwayrith (radi Allāhu anhu) zei: “Wij kwamen bij de Profeet Mohammed ﷺ, als jonge mannen van een vergelijkbare leeftijd. We hadden twintig nachten met hem doorgebracht. Hij ﷺ dacht dat we naar onze eigen mensen verlangden en hij ﷺ vroeg ons naar ons gezin die we hadden achtergelaten, en we vertelden het hem. Hij ﷺ was barmhartig en vriendelijk en zei: ‘Ga terug naar je gezin. Instrueer en beveel ze. Bid zoals je mij hebt zien bidden. Wanneer het tijd is voor het gebed, laat dan een van jullie de Azān geven en laat de oudste van jullie de betaler leiden.’”

Een vrouw is een herder

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat hij de Boodschapper ﷺ van Allāh hoorde zeggen: “Jullie zijn allemaal herders en ieder van jullie is verantwoordelijk voor zijn kudde. Een vrouw is de herder van het huis van haar man en zij is verantwoordelijk, net als de dienaar, met betrekking tot het eigendom van zijn meester.” Hij zei: “Ik hoorde deze woorden van de Profeet Mohammed ﷺ en ik rekende erop dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “En de man met betrekking tot het eigendom van zijn vader.”

Iemand aan wie een gunst wordt gedaan en hij de gunst terugbetaalt

Hazrat Jābir ibn ‘Abdullah al-Ansāri (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Wie een gunst voor hem heeft gedaan, moet die terugbetalen. Als hij niets kan vinden dat hij kan gebruiken om het terug te betalen, moet hij degene prijzen die het heeft gedaan. Als hij hem prijst, bedankt hij hem. Als hij zwijgt, is hij ondankbaar voor hem. Als iemand zich tooit met iets wat hij niet heeft gekregen, is het alsof hij een vals kledingstuk draagt.”

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Iedereen die zijn toevlucht zoekt bij Allāh zal zijn toevlucht bij Hem vinden. Iedereen die van Allāh vraagt, zal geaccepteerd worden. Wie een gunst krijgt, moet die terugbetalen. Als je niets vindt, smeek dan voor de doener van de gunst, zodat hij weet dat je hem hebt terugbetaald.”

Iemand die iemand niet kan terugbetalen, moet een smeekbede voor hem doen

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) meldde dat de Muhājirin zei: “Boodschapper ﷺ van Allāh, de Ansār hebben alle beloning aangenomen!” Hij zei: “Nee, niet zolang je smeekbeden voor hen doet en hen daarvoor prijst.”

Degene die mensen niet bedankt

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Allāh Ta’ālā beloond niet de persoon die mensen niet bedankt.”

Het onderhoud van een man aan zijn broer

Hazrat Abu Dharr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ werd gevraagd: “Welke actie is het beste?” Hij ﷺ antwoordde: “Geloof in Allāh en jihad op Zijn manier.” Hem werd gevraagd: “Welke medewerkers zijn het beste?” Hij ﷺ antwoordde: “De hoogste in prijs en het meest kostbaar voor hun volk.” Hij zei: “Wat denk je dat ik moet doen als ik niet in staat ben om te vechten?” Hij ﷺ antwoordde: “Help iemand in moeilijkheden of werk voor iemand die niet werkt.” Hij vroeg: “Wat denk je dat ik moet doen als ik te zwak ben (om dienovereenkomstig te handelen)?” Hij ﷺ antwoordde: “Bespaar mensen uw kwaad. Dat is een sadaqāh die je jezelf schenkt.”

De plicht om verwantschapsbanden te onderhouden

Hazrat Kulayb ibn Manfa’a (radi Allāhu anhu) meldde dat zijn grootvader vroeg: “Boodschapper ﷺ van Allāh, tegenover wie moet ik plichtsgetrouw zijn?” Hij ﷺ antwoordde: “Je moeder, je vader, je zus en je broer. Dan heeft je mawla (vriend) het volgende recht op je en dan je familieleden die verbonden zijn.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Toen de volgende āyat werd geopenbaard stond de Profeet Mohammed ﷺ op en riep: ‘Banu Ka’b ibn Lu’ayy! Red jezelf van het Vuur! Banu ‘Abdul Manāf! Red jezelf van het Vuur! Banu Hashim! Red jezelf van het Vuur! Banu ‘Abdu’l-Muttalib! Red jezelf van het Vuur! Fatima, dochter van Muhammad! Red jezelf van het Vuur! Ik heb niets voor je met betrekking tot Allāh, behalve het feit dat je banden van verwantschap hebt.”

 وَأَنذِرْ عَشِيرَتَكَ ٱلأَقْرَبِينَ

“En waarschuw uw naaste familieleden.” Surah Ash-Shu’arā (de dichters), H26, vers 214

Het onderhouden van verwantschapsbetrekkingen

Hazrat Abu Ayyub al-Ansāri (radi Allāhu anhu) vertelde hem dat een bedoeïen naar de Profeet Mohammed ﷺ  kwam terwijl hij op reis was. Hij vroeg: “Vertel me wat me dicht bij de Hof zal brengen en me ver van het Vuur zal houden.” Hij ﷺ antwoordde: “Aanbid Allāh en ga niets met Hem om, voer het gebed uit, betaal zakāt en onderhoud banden van verwantschap.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “De Almachtige schiep de schepping. Toen Hij het had voltooid, rezen er banden van verwantschap op. Allāh zei: ‘Stop!’ Ze zeiden: ‘Dit is de plek voor iedereen die bij U zijn toevlucht zoekt om niet afgesneden te worden’ Allāh zei: ‘Ben je er niet tevreden mee dat ik verbindingen onderhoud met degene die de verbinding met jou onderhoudt en dat ik degene die je afsnijdt moet afsnijden?’ Het antwoordde: ‘Ja inderdaad, mijn Heer.’ Hij zei: ‘Je hebt dat.'”  Toen zei Abu Huraira: “Als je wilt, kun je reciteren:

 فَهَلْ عَسَيْتُمْ إِن تَوَلَّيْتُمْ أَن تُفْسِدُواْ فِي ٱلأَرْضِ وَتُقَطِّعُوۤاْ أَرْحَامَكُمْ

“Zult gij dan niet door u af te wenden verderf in het land brengen en uw familiebanden verbreken?” Surah Mohammed, H47, vers 22

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) sprak over de āyat

 وَآتِ ذَا ٱلْقُرْبَىٰ حَقَّهُ وَٱلْمِسْكِينَ وَٱبْنَ ٱلسَّبِيلِ وَلاَ تُبَذِّرْ تَبْذِيراً

”Geef de verwanten, de armen en de reiziger het hun toekomende, maar verkwist niet.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 26

en zei: “Hij begint met het bevelen van de meest dringende van de verplichte contributie en Hij leidt ons naar de beste actie als we geld hebben. Hij zegt: ‘Geef uw familieleden hun recht, en de allerarmsten en reizigers.’ Hij leert ons ook wat we kunnen zeggen als we niets hebben. Hij zegt:

 وَإِمَّا تُعْرِضَنَّ عَنْهُمُ ٱبْتِغَآءَ رَحْمَةٍ مِّن رَّبِّكَ تَرْجُوهَا فَقُل لَّهُمْ قَوْلاً مَّيْسُوراً

“En indien jij je van hen afwendt zoekende de barmhartigheid van uw Heer waarop je hoopt, spreek tot hen een vriendelijk woord.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 28

in de vorm van een uitstekende belofte. De dingen zijn zoals ze zijn, maar ze kunnen veranderen als Allāh dat wil.

وَلاَ تَجْعَلْ يَدَكَ مَغْلُولَةً إِلَىٰ عُنُقِكَ وَلاَ تَبْسُطْهَا كُلَّ ٱلْبَسْطِ فَتَقْعُدَ مَلُوماً مَّحْسُوراً

“En houd uw hand niet op uw zak, noch open haar al te wijd, anders zul je neerzitten in zelfverwijt en spijt.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 28

De uitmuntendheid van het onderhouden van verwantschapsbanden

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Een mens kwam naar de Profeet Mohammed ﷺ en zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh! Ik heb familieleden met wie ik banden onderhoud terwijl zij mij afsnijden. Ik ben goed voor hen, terwijl zij slecht voor mij zijn. Zij gedragen zich dwaas tegenover mij, terwijl ik hen verdraag.’ De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Als de dingen zijn zoals je zei, is het alsof je er hete as op legt en je zult geen aanhanger tegen hen van Allāh missen zolang je dat blijft doen.'”

Hazrat ‘Abdu’r-Rahman ibn ‘Awf (radi Allāhu anhu) hoorde de Boodschapper ﷺ van Allāh zeggen: “Allāh, de Almachtige en Verhevene, zei: ‘Ik ben de Barmhartige (ar-Rahmān). Ik heb verwantschapsbetrekkingen gecreëerd en ontleent daar een naam aan Mijn Naam. Als iemand banden van verwantschap onderhoudt, onderhoud Ik de verbinding met hem en zal Ik iedereen afsnijden die hen afsnijdt.”

Hazrat Abu ‘l-‘Anbas (radi Allāhu anhu) zei: “Ik bezocht ‘Abdullah ibn ‘Amr in al-Waht [een land van hem in Ta’if]. Hij zei: ‘De Profeet Mohammed ﷺ wees met zijn vinger naar ons en zei: “Verwantschap (Raīm) ons afgeleid van de Al-Barmhartige (Rahmān). Wanneer iemand de verbindingen van verwantschap onderhoudt, onderhouden ze de verbinding met Hem. Als iemand ze afsnijdt, snijden ze Hem af. Ze zullen een ongebreidelde, welbespraakte tong hebben op de Dag van de Opstand.”

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Verwantschap (Raīm) is afgeleid van Allāh. Als iemand banden van verwantschap onderhoudt, onderhoudt Allāh banden met hem. Als iemand hen afsnijdt, snijdt Allāh hem af.”

Het onderhouden van verwantschapsbanden zal het leven verlengen

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Iedereen die wil dat zijn voorziening wordt uitgebreid en zijn levensduur wordt verlengd, moet banden van verwantschap onderhouden.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) hoorde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zeggen: “Iedereen die wil dat zijn voorziening wordt uitgebreid en zijn levensduur wordt verlengd, moet banden van verwantschap onderhouden.”

Allāh Ta’ālā houdt van degene die banden van verwantschap onderhoudt

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Als iemand zijn Heer vreest en banden van verwantschap onderhoudt, zal zijn levenstermijn worden verlengd, zal hij overvloedige rijkdom hebben en zal zijn volk van hem houden.”

Plichtsgetrouw zijn tegenover het naaste familielid en dan het dichtstbijzijnde

Er wordt gemeld dat al-Miqdam ibn Ma’dikarib de Boodschapper ﷺ van Allāh hoorde zeggen: “Allāh beveelt u plichtsgetrouw te zijn tegenover uw moeders. Dan beveelt Hij je om plichtsgetrouw te zijn tegenover je moeders. Dan beveelt Hij je om plichtsgetrouw te zijn tegenover je vaderen. Dan beveelt Hij je om plichtsgetrouw te zijn tegenover je naaste familielid en dan tegenover je volgende naaste familielid.”

Hazrat Abu Ayyub Sulaimān, de mawla (vriend) van ‘Usman ibn ‘Affān, (radi Allāhu anhuma) zei: “Abu Huraira kwam naar ons toe op een donderdagavond, de nacht voor Jumu’ah. Hij zei: ‘Ieder individu die de banden van verwantschap verbreekt, wordt ingesnoerd wanneer hij ons verlaat. Niemand ging weg voordat hij dat drie keer had gezegd. Toen ging een jongeman naar een van zijn tantes van vaderskant met wie hij twee jaar eerder de banden had verbroken. Hij ging naar haar toe en zij vroeg hem: ‘Neef! Wat heeft je gebracht?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde Abu Huraira zo zeggen. Ze zei: ‘Ga terug naar hem en vraag hem waarom hij dat zei.’ Abu Huraira zei: ‘Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: “De daden van de kinderen van Adam worden op donderdagavond, de nacht voor Jumu’ah, aan de Almachtige gepresenteerd. Hij accepteert niet de acties van iemand die de banden van verwantschap heeft verbroken.”

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Niets dat een mens aan zichzelf en zijn gezin uitgeeft, anticiperend op een beloning van Allāh, zal niet beloond worden door Allāh Ta’ālā. Hij moet beginnen met degenen wiens steun zijn verantwoordelijkheid is. Als er iets overblijft, moet hij het uitgeven aan zijn naaste familielid en vervolgens aan het dichtstbijzijnde. Als er nog iets over is, kan hij het weggeven.”

Barmhartigheid zal niet op mensen neerdalen als er iemand onder hen is die de banden van verwantschap verbreekt

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Awfa (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Barmhartigheid daalt niet neer op een volk als er iemand onder hen is die de banden van verwantschap verbreekt.”

De verkeerde actie van iemand die banden van verwantschap verbreekt

Hazrat Jubayr ibn Mu’tim (radi Allāhu anhu) meldde dat hij de Boodschapper ﷺ van Allāh hoorde zeggen: “Degene die de banden van verwantschap verbreekt, zal de Hof niet binnengaan.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Banden van verwantschap (Raīm) zijn afgeleid van de Al-Barmhartige (ar- Rahmān) zeggen ze. ‘Mijn Heer! Mij is onrecht aangedaan! Mijn Heer! Ik ben afgesneden! Mijn Heer! Ik heb! Ik wel!’ Allāh antwoordt hun: ‘Ben je er niet tevreden mee dat Ik degene afsnijd die je afsnijdt en dat Ik verbindingen onderhoud met degene die verbindingen met je onderhoudt?'”

Hazrat Sa’id ibn Sam’an hoorde Abu Huraira (radi Allāhu anhuma) zijn toevlucht zoeken voor de macht van kinderen en dwazen. Sa’id zei: “Ibn Hasana al-Juhani vertelde me dat hij Abu Huraira vroeg: ‘Wat is daar het teken van?’ Hij antwoordde: ‘Dat hij de banden van verwantschap verbreekt, iemand gehoorzaamt die fout zit en ongehoorzaam is aan de juiste gids.'”

De straf van iemand die de banden van verwantschap in deze wereld verbreekt

Hazrat Abu Bakr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Er is geen verkeerde actie die Allāh sneller kan straffen in deze wereld [naast de straf die Hij heeft opgeslagen voor de boosdoener in de Volgende Wereld] dan het verbreken van banden van verwantschap en onrecht.”

Degene die verwantschapsbanden onderhoudt, is niet degene die wederkerig is

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Amr (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Degene die banden van verwantschap onderhoudt, is niet degene die wederkerig is. Degene die banden van verwantschap onderhoudt, is degene die, wanneer zijn familieleden hem afsnijden, banden van verwantschap onderhoudt.

De uitmuntendheid van iemand die relaties onderhoudt met familieleden die onrechtvaardig zijn

Hazrat Al-Bara’ (radi Allāhu anhu) zei: “Een bedoeïen kwam en zei: ‘Profeet van Allāh! Leer mij een handeling die mij in staat zal stellen de Hof binnen te gaan.’ Hij ﷺ zei: “De vraag is breed, ook al heb je hem in slechts een paar woorden gesteld. Bevrijd iemand. Bevrijd een slaaf.’ Hij zei: ‘Zijn ze niet hetzelfde?’ ‘Nee’, antwoordde hij ﷺ, ‘Iemand bevrijden is iemand bevrijden. Het bevrijden van een slaaf is bijdragen aan de prijs van het bevrijden van hem. Leen een dier om te melken dat veel melk heeft en behandel uw familieleden vriendelijk. Als je dat niet kunt, beveel dan het goede en verbied het slechte. Als je dat niet kunt, beperk dan je tong voor allesbehalve wat goed is.”

Degenen die verwantschapsbanden onderhielden in de Jāhiliyyah en vervolgens moslim werden

Hazrat Hakim ibn Hishām (radi Allāhu anhu) zei tegen de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Denkt u dat de daden van aanbidding [het onderhouden van relaties met familieleden, het bevrijden van slaven en sadaqāh] die ik vroeger deed in de tijd van de Jāhiliyyah mij een beloning zullen brengen?” Hakim zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Wanneer je moslim wordt, behoud je de goede daden die je al hebt gedaan.”

Het onderhouden van verwantschapsbanden met de afgoden en het geven van geschenken

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Umer zag een zijden gewaad te koop. Hij vroeg: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, zou u dit gewaad willen kopen en het op Jumu’ah willen dragen en ook wanneer delegaties je bezoeken?’ Hij ﷺ antwoordde: ‘Alleen iemand die geen deel heeft in de Volgende Wereld zou dit kunnen dragen.’ Toen kreeg de Boodschapper ﷺ van Allāh enkele gewaden gemaakt van hetzelfde materiaal. Hij stuurde één van de gewaden naar ‘Umer. ‘Umer riep uit: ‘Hoe kan ik het dragen als je zei wat je erover zei?’ De Profeet Mohammed ﷺ antwoordde: ‘Ik heb het je niet gegeven zodat je het kon dragen. Je kunt het verkopen of aan iemand geven.’ ‘Umer stuurde het naar een van zijn halfbroers door zijn moeder die nog afgodendienaar was.”

Leer je bloedverwanten kennen zodat je verwantschapsbanden kunt onderhouden

Hazrat Jubayr ibn Mut’im zei dat hij ‘Umar ibn al-Khattāb (radi Allāhu anhuma) op de mimbar hoorde zeggen: “Leer je bloedverwanten zodat je verwantschapsbanden kunt onderhouden. Door Allāh, als er een paar slechte gevoelens zijn tussen een man en zijn broer en hij weet dat er verwantschap is tussen hem en die man, dan zal dat hem ervan weerhouden met hem te breken.”

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei: “Houd een verslag [stamboom] bij van je bloedverwanten, zodat je banden van verwantschap kunt onderhouden. Hij zal zijn familieleden niet ver weg maken als ze naaste familieleden zijn, zelfs als ze ver weg wonen. Hij zal hen niet als naaste familieleden beschouwen als ze verre familieleden zijn, zelfs als ze dicht bij hem wonen. Elke tijd van verwantschap zal op de Dag van de Opstand voor elk individu komen en namens hem getuigen dat hij die band van verwantschap heeft gehandhaafd als hij die inderdaad zou handhaven. Het zal tegen hem getuigen dat hij het afsneed als hij het afsneed.”

Iemand die voor drie of twee dochters zorgt

‘Uqba ibn ‘Amir meldde dat hij de Boodschapper van Allah hoorde, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zeggen: “Als iemand drie dochters heeft en geduldig met hen is en hen van zijn rijkdom keert, zullen zij voor hem een schild tegen het Vuur zijn.”

Ibn ‘Abbas meldde dat hij de Boodschapper van Allah hoorde, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zeggen: “Er is geen moslim die twee dochters heeft en goed voor hen zorgt, maar dat hij de Hof zal binnengaan.”

Jabir ibn ‘Abdullah meldde dat de Boodschapper van Allah, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zei: “Iedereen die drie dochters heeft en voor hen zorgt, hen kleden en barmhartigheid toont voor hen zal zeker de Hof binnengaan.” Een man uit het volk zei: “En twee dochters, Boodschapper van Allāh?” Hij zei: “En twee.”

Iemand die voor drie zussen zorgt

Abu Sa’id al-Khudri zei dat de Boodschapper van Allah, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zei: “Niemand heeft drie dochters of drie zusters en is goed voor hen, maar dat hij de Hof zal binnengaan.”

De uitmuntendheid van iemand die voor zijn dochter zorgt nadat ze naar huis is gestuurd

Musa ibn ‘Ali meldde dat de profeet, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zei: “Zal ik je de grootste sadaqa (of een van de grootste vormen van sadaqa) laten zien?” Hij antwoordde: “Ja, inderdaad, Boodschapper van Allāh!” Hij vervolgde: “Om voor uw dochter te zorgen wanneer zij naar u wordt teruggebracht en u haar enige bron van voorziening bent.”

Suraqa ibn Ju’shum meldde dat de Boodschapper van Allāh, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zei de eerdere hadith.

Al-Miqdam ibn Ma’dikarib hoorde de Boodschapper van Allāh, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken, zeggen: “Wat je jezelf voedt is sadaqa voor jou. Wat je je kind te eten geeft, is sadaqa voor jou. Wat je je vrouw te eten geeft, is sadaqa voor jou.  Wat je je dienaar te eten geeft, is sadaqa voor jou.”

Afkeer van iemand om te hopen op de dood van dochters  83. Er wordt gemeld dat er een man was die dochters had die bij Ibn ‘Umar was toen hij wenste dat zijn dochters dood waren. Ibn ‘Omar werd boos en zei: “Terwijl u voor hen zorgt!”

Een kind is een bron van zowel eer als lafheid

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “Abu Bakr zei: ‘Bij Allāh, er is geen mens op aarde die ik beter liefheb dan ‘Umar’. Toen ging hij naar buiten en kwam terug en zei: ‘Hoe heb ik gevloekt, dochter?’ Ik vertelde hem wat hij had gezegd. Toen zei hij: ‘Hij is mij dierbaarder, hoewel iemands kind dichter bij zijn hart is.'”

Hazrat Ibn Abi Nu’m (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was bij Ibn ‘Umar toen een man hem vroeg naar het bloed van muggen. Hij vroeg: ‘Waar kom je vandaan?’ ‘Van het volk van Irak’, antwoordde hij. Hij zei: ‘Kijk naar deze man! Hij vraagt naar het bloed van muggen toen ze de kleinzoon van de Profeet Mohammed ﷺ vermoordden! Ik hoorde de Profeet Mohammed ﷺ zeggen: ‘Zij zijn mijn zoete basilicum in deze wereld.'”

Een kind op de schouders dragen

Hazrat Al-Bara’ (radi Allāhu anhu) zei: “Ik zag de Profeet Mohammed ﷺ toen al-Hasan op zijn schouder lag. Hij zei: ‘O Allāh, ik hou van hem, dus hou van hem.'”

Een kind is een bron van vreugde

Hazrat Jubayr ibn Nufayr (radi Allāhu anhu) zei: “Op een dag zaten we toen al-Miqdad ibn al-Aswad ons passeerde. De man zei: ‘Zegen zijt voor die twee ogen die de Boodschapper ﷺ van Allāh zagen. Bij Allāh, ik wou dat ik had gezien wat je hebt gezien en getuige was geweest van wat je hebt gezien!’ Dit maakte al-Miqdad boos en dat verbaasde me omdat de man niets dan goede dingen had gezegd. Toen wendde hij zich tot hen en zei: ‘Wat maakte dat de man ernaar verlangde terug te roepen wat Allāh heeft weggenomen? Beseft hij niet wat zijn situatie zou zijn als hij hem had gezien? Bij Allāh, als bepaalde mensen bij de Boodschapper ﷺ van Allāh waren geweest, dan zou Allāh hen op hun gezicht in het Hellevuur hebben gegooid, omdat ze hem niet zouden hebben beantwoord of bevestigd? Prijst u de Almachtige Allāh niet omdat Hij u voortbracht en u alleen uw Heer kent en bevestigt wat uw Profeet Mohammed ﷺ gebracht? Je ziet genoeg ellende bij andere mensen. Bij Allāh, de Boodschapper ﷺ van Allāh werd gezonden in de zwaarste staat waarin een Profeet ooit werd gezonden [in een gat (in de lijn van profeten)] en de tijd van Onwetendheid. Ze geloofden niet dat de Dīn (islam) beter was dan het aanbidden van afgoden. Hij bracht de onderscheiding waarmee het mogelijk is om onderscheid te maken tussen het ware en het valse, en dat een vader van zijn kind kan scheiden. Dan zal een man zijn vader, kind of broer zien als een ongelovige. Allāh heeft de sloten van zijn hart losgemaakt door geloof en hij weet dat de andere persoon vernietigd zal worden in het Vuur. Daarom is zijn oog niet koel, omdat hij weet dat degene die hij liefheeft in het Vuur zal zijn. Het is wat Allāh zegt:

 وَٱلَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا هَبْ لَنَا مِنْ أَزْوَاجِنَا وَذُرِّيَّاتِنَا قُرَّةَ أَعْيُنٍ وَٱجْعَلْنَا لِلْمُتَّقِينَ إِمَاماً

“En zij die zeggen: “Onze Heer, maak onze echtgenoten en kinderen tot troost der ogen, en maak ons tot voorbeeld voor de godvruchtigen.” Surah al-Furqān (het criterium), H25, vers 74

Een persoon die smeekt dat zijn vriend veel geld en veel kinderen zal hebben

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) zei: “Op een dag bezocht ik de Profeet Mohammed ﷺ en er was alleen ikzelf, mijn moeder en mijn tante, Umm Hiram. Toen hij bij ons kwam, vroeg hij ons: ‘Zal ik met u bidden?’ Het was niet de tijd van een verplicht gebed.” Eén van degenen die naar de persoon luisterde die dit vertelde, vroeg: “Waar heeft hij Anas in relatie tot hem geplaatst?” Het antwoord was: “Hij zette hem rechts.” Het verslag van Anas vervolgt: “Toen bad hij met ons en smeekte voor ons, de mensen des huizes, dat we de beste zegeningen van deze wereld en de Volgende zouden hebben. Mijn moeder zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, smeekbede aan Allāh voor uw kleine dienaar’, en hij vroeg Allāh om mij alle zegen te geven. Aan het einde van zijn smeekbede zei hij: ‘O Allāh, schenk hem veel geld en veel kinderen en zegen hem!'”

Moeders zijn barmhartig

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) zei: “Een vrouw kwam naar ‘A’isha en ‘A’isha gaf haar drie dadels. Ze gaf elk van haar twee kinderen een dadel en hield één dadel voor zichzelf. De kinderen aten de twee dadels op en keken daarna naar hun moeder. Ze nam haar dadel splitste het in tweeën en gaf elk kind de helft ervan. De Profeet Mohammed ﷺ kwam en ‘A’isha vertelde hem erover. Hij ﷺ zei: ‘Ben je daar verbaasd over? Allāh zal haar Barmhartigheid tonen vanwege haar barmhartigheid jegens haar kind.”

Zoenende kinderen

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “Een bedoeïen kwam naar de Boodschapper ﷺ van Allāh en vroeg: “Kust u uw kinderen? We kussen ze niet.’ De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Kan ik genade in uw hart brengen nadat Allāh Ta’ālā het van hen heeft verwijderd?’”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ  van Allāh kuste Hasan ibn ‘Ali terwijl al-Aqra’ ibn Habis at-Tamimi bij hem zat. Al-Aqra merkte op: ‘Ik heb tien kinderen en ik heb ze allemaal gekust.’ De Boodschapper ﷺ van Allāh keek hem aan en zei: ‘Wie geen genade toont, zal geen genade getoond worden.'”

De ouder die adāb onderwijst en zijn plicht jegens zijn kind

Hazrat Numayr ibn Aws (radi Allāhu anhu) zei: “Vroeger zeiden ze: ‘Juiste actie is een geschenk van Allāh Ta’ālā, maar adāb komt van de ouders.’

Hazrat An-Nu’man ibn Bashir (radi Allāhu anhu) zei dat zijn vader hem naar de Boodschapper ﷺ van Allāh had gedragen. Hij zei: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, ik getuig tot u dat ik een man zus-en-zo heb gegeven. [Het was een slaaf]. De Profeet Mohammed ﷺ vroeg: “Hebt u elk van uw kinderen hetzelfde gegeven”? “Nee”, antwoordde hij. Hij zei: “Getuig dan tegen iemand anders dan ik.” Toen vroeg de Profeet Mohammed ﷺ: “Wilt u niet aan hen allen dezelfde vriendelijkheid tonen?” “Inderdaad, dat doe ik”, antwoordde hij. Hij zei: “Doe het dan.”

De plichtsgetrouwheid van een vader aan zijn kind

Hazrat Ibn ‘Umar (radi Allāhu anhu) zei: “Allāh heeft hen de ‘plichtsgetrouwe’ (al-Abrār) genoemd omdat ze plichtsgetrouw (birr) zijn tegenover hun ouders en kinderen. Zoals je een plicht hebt die je je ouder verschuldigd bent, zo heb je een plicht die je je kind verschuldigd bent.”

Iemand die geen barmhartigheid toont, zal geen genade worden getoond

Hazrat Abu Sa’id (radi Allāhu anhu) rapporteerde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Iemand die geen barmhartigheid toont, zal geen genade getoond worden.’

Hazrat Jarir ibn ‘Abdullah (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ‘Allāh zal geen genade tonen aan iemand die geen genade toont aan mensen.’

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “Sommige bedoeïenen kwamen naar de Profeet Mohammed ﷺ. Een van hun mannen vroeg hem: ‘Boodschapper ﷺ van Allāh, kust u uw kinderen? Bij Allāh, we kussen ze niet.’ De Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: ‘Kan ik genade in uw harten brengen nadat Allāh het van hen heeft verwijderd?'”

Hazrat Abu ‘Usman (radi Allāhu anhu) meldde dat ‘Umar een man tot gouverneur wilde benoemen. De gouverneur zei: “Ik heb zo’n aantal kinderen en ik heb nog nooit een van hen gekust.” ‘Umar zei: “Allāh de Almachtige zal alleen barmhartigheid tonen aan de vriendelijkste van Zijn slaven.”

Barmhartigheid bestaat uit honderd delen

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ  van Allāh zei: “De Almachtige Allāh heeft barmhartigheid in honderd delen verdeeld. Hij behield negenennegentig delen en stuurde een deel naar de aarde. Door dat ene deel zijn wezens barmhartig voor elkaar, zodat zelfs de merrie zijn hoeven van zijn veulen zal optillen, zodat hij het niet vertrapt.”

Een moslim is de spiegel van zijn broer

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Een gelovige is de spiegel van zijn broer. Als hij er een fout in ziet, moet hij die corrigeren.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Een gelovige is de spiegel van zijn broer. Een gelovige is de broer van een andere gelovige. Hij beschermt hem tegen verlies en verdedigt hem achter zijn rug om.”

Hazrat Al-Mustawrid (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Als iemand een maaltijd eet ten koste van de eer van een moslim, zal Allāh hem met een vergelijkbare hoeveelheid Hellevuur voeden. Als iemand zich met een kledingstuk kleedt ten koste van de eer van een moslim, zal Allāh hem kleden met een vergelijkbare hoeveelheid Hellevuur. Als iemand een positie van pronk en hypocrisie bereikt ten koste van de eer van een moslim, zal Allāh hem in een positie van pronken en hypocrisie brengen op de Dag van opstand.

Spelen en grappen maken wat niet is toegestaan

Hazrat ‘Abdullah ibn as-Sa’ib (radi Allāhu anhu) meldde dat zijn grootvader zei: ‘Ik hoorde de Boodschapper ﷺ van Allāh zeggen: ‘Niemand van u moet de goederen van zijn metgezel nemen, hetzij voor de grap, noch serieus. Wanneer een van jullie het personeel van zijn metgezel meeneemt, moet hij hem teruggeven.”

Mensen verontschuldigen en gratie verlenen

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) meldde dat een Joodse vrouw naar de Profeet Mohammed ﷺ vergiftigde schapen [vlees] bracht. Hij ﷺ at ervan en zij werd gebracht. Er werd gevraagd: “Moeten we haar niet doden?” “Nee”, antwoordde hij ﷺ. Hij ﷺ zei: “Ik bleef het gif herkennen in de zuchten van de Boodschapper ﷺ van Allāh.”

Hazrat ‘Abdullah ibn az-Zubayr (radi Allāhu anhu) zei op de mimbar (preekstoel):

خُذِ ٱلْعَفْوَ وَأْمُرْ بِٱلْعُرْفِ وَأَعْرِضْ عَنِ ٱلْجَاهِلِينَ

“Neig u tot vergiffenis en spoor tot vriendelijkheid aan en wend u van de onwetenden af.” Surah al-A’rāf (de verheven plaatsen), H7, vers 199

Hij zei: “Bij Allāh Ta’ālā worden we alleen door deze ayat geboden om het karakter van mensen te accepteren. Bij Allāh zal ik het karakter van mensen accepteren zolang ik bij hen ben.”

Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Leer en maak dingen gemakkelijk en niet moeilijk. Als een van jullie boos is, moet hij zwijgen.”

Vrolijkheid tegenover mensen

Hazrat ‘Ata’ ibn Yasar (radi Allāhu anhu) zei: “Ik ontmoette ‘Abdullah ibn ‘Amr ibn al-‘As en ik zei: ‘Vertel me over de beschrijving van de Boodschapper ﷺ van Allāh in de Thora.’ ‘Ja,’ zei hij, ‘Bij Allāh Ta’ālā wordt hij in de Thora beschreven, deels zoals hij in de [Heilige] Qur’ān wordt beschreven: ‘O Allāh, Wij hebben u gezonden als getuige, als drager van goed nieuws en als bescherming voor de ongeletterden. Jij bent Mijn slaaf en Boodschapper. Ik heb u de trouwe genoemd die noch grof, noch hard noch luidruchtig is op de markten. Allāh Ta’ālā zal hem niet nemen [dood laten gaan] voordat Hij de kromme gemeenschap naar het Recht Pad heeft geleid, zodat ze zeggen: “Er is geen god dan Allāh”, en daardoor zullen ze blinde ogen, dove oren en bedekte harten openen.”

Hazrat ‘Abdullah ibn ‘Ata’ (radi Allāhu anhu) zei: “Deze ayat die in de [Heilige] Qur’ān staat,

يٰأَيُّهَا ٱلنَّبِيُّ إِنَّآ أَرْسَلْنَٰكَ شَٰهِداً وَمُبَشِّراً وَنَذِيراً

“O, profeet. Wij hebben u als getuige, drager van blijde tijdingen en waarschuwer gezonden.” Surah al-Ahzāb (de confrères), H33, vers 45

Hazrat Mu’āwiyah (radi Allāhu anhu) zei: “Ik hoorde enkele woorden van de Profeet Mohammed ﷺ waardoor Allāh mij heeft geholpen.” Jubayr ibn Nufayr zei: “Ik hoorde hem zeggen dat hij de Boodschapper ﷺ van Allāh zeggen: “Als je openlijk je achterdocht jegens mensen toont, zul je ze veranderen.” Daarom toon ik mijn achterdocht jegens mensen niet openlijk, zodat ik ze niet zal veranderen.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “Deze twee oren van mij hebben gehoord en deze twee ogen van mij hebben de Boodschapper ﷺ van Allāh gezien, de handpalmen van al-Hasan of al-Hussain in zijn beide handen nemen. Zijn voeten stonden aan de voeten van de Boodschapper ﷺ van Allāh. De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Klim omhoog.’ De jongen klom totdat zijn voeten de borst van de Boodschapper ﷺ van Allāh bereikten en de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: ‘Open uw mond.’ Toen kuste hij hem en zei: ‘O Allāh, heb hem lief, want ik hou van hem!'”

Glimlachen

Hazrat Jarir (radi Allāhu anhu) zei: “Sinds de tijd dat ik moslim werd heb ik de Boodschapper ﷺ van Allāh nooit gezien zonder naar mij te glimlachen.” De Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Een man van de beste van Dhu Yaman zal door deze deur binnengaan wiens gezicht door een engel is aangeraakt.” Op dat moment kwam Jarir binnen.

Gelach

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Lach [luidruchtig] weinig. Veel gelach doodt het hart.”

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei: “De Profeet Mohammed ﷺ ging naar een groep van zijn metgezellen die lachten en aan het praten waren. Hij ﷺ zei: ‘Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, als je wist wat ik wist, zou je weinig lachen en veel huilen.’ Toen vertrok hij en de mannen huilden. Toen openbaarde Allāh Ta’ālā aan hem: ‘Mohammed! Waarom hebben jullie mijn slaven doen wanhopen?’ De Profeet Mohammed ﷺ zei: “Geef goed nieuws, leid mensen  nader tot elkaar.”

Vrijgevigheid

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) vertelde dat aan de Boodschapper ﷺ van Allāh werd gevraagd: ‘Welke mensen zijn het meest vrijgevig?'” Hij antwoordde: ‘De meest vrijgevige van hen in de ogen van Allāh zijn degenen met de meeste taqwa.’ Ze zeiden: ‘Dat is niet waar we naar vragen.’ Hij ﷺ zei: ‘De meest vrijgevige van de mensen was Yusuf, de profeet van Allāh, zoon van de profeet van Allāh, die de zoon was van de naaste vriend van Allāh [Ibrahim].’ Ze zeiden: ‘Dat is niet waar we naar vragen.’ Hij ﷺ zei: ‘Vraag je naar mensen van Arabische afkomst?’ ‘Ja’, antwoordden ze. Hij ﷺ zei: ‘De beste van jullie in de Jāhiliyyah is de beste van jullie in de islam als je begrip hebt van Allāh.”

Vriendelijkheid voor zowel de vrome als de afwijkende

Hazrat Mundhir at-Tawri (radi Allāhu anhu) rapporteerde wat Mohammed ibn ‘Ali [ibn al-Hanafiyya] zei over: “Is de terugbetaling van vriendelijkheid iets anders dan vriendelijkheid?” Hij zei: “Het wordt noch de vromen, noch de deviant ontkend.”

De uitmuntendheid van iemand die voor een wees zorgt

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “De persoon die streeft ten behoeve van de weduwen en armen is als degenen die streven naar de weg van Allāh en zoals degenen die overdag vasten en ‘s nachts bidden.”

De voortreffelijkheid van iemand die voor zijn wees zorgt

Hazrat ‘A’isha (radi Allāhu anha) zei: “Een vrouw kwam naar mij toe die twee van haar dochters bij zich had. Ze vroeg me om iets, maar ik kon niets vinden, behalve een enkele dadel die ik haar gaf. Ze verdeelde het over haar dochters en stond toen op en vertrok. De Profeet Mohammed ﷺ kwam binnen en ik vertelde hem wat er was gebeurd. Hij ﷺ zei: ‘Wie op welke manier dan ook voor deze meisjes zorgt en goed voor hen is, zal hen als een sluier van het Vuur hebben.'”

De uitmuntendheid van iemand die zorgt voor een wees in het gezelschap van zijn ouders

Hazrat Umm Sa’id bint Murra al-Fihri (radi Allāhu anha) vertelde van haar vader dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Ik en de voogd van een wees zullen in de Tuin zijn zoals deze twee.” [Zijn twee vingers naast elkaar tonende]

Hazrat Al-Hasan (radi Allāhu anhu) meldde dat een wees vroeger met Ibn ‘Umar samen at. Op een dag zocht hij naar voedsel en zocht naar dit weeskind, maar kon hem niet vinden. Hij arriveerde nadat Ibn ‘Umar klaar was. Ibn ‘Umar riep op om meer voedsel naar hem te brengen, maar dat hadden ze niet. Dus kreeg hij sawiq [een drank] en honing. Hij zei: “Hier, neem dit! Bij Allāh, je bent niet bedrogen!” Al-Hasan zei: “Bij Allāh, Ibn ‘Umar werd niet bedrogen!”

Hazrat Sahl ibn Sa’d (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Ik en de bewaker van de wees zullen zo in de Tuin zijn”, wijzend op zijn wijsvinger en middelvinger.

Hazrat Abu Bakr ibn Hafs (radi Allāhu anhu) meldde dat ‘Abdullah niet zou eten tenzij er een wees aan zijn tafel zat.

Het beste huis is een huis waarin weeskinderen goed worden behandeld

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) meldde dat de Boodschapper ﷺ van Allāh zei: “Het beste huis onder de moslims is het huis waarin weeskinderen goed worden behandeld. Het slechtste huis onder de moslims is het huis waarin weeskinderen slecht worden behandeld. Ik en de voogd van de wees zullen zo in de Tuin zijn”, wijzend op zijn twee vingers.

Wees als een barmhartige vader voor weeskinderen

Hazrat Dawud (radi Allāhu anhu) zei: “Wees als een barmhartige vader tegenover de wees. Weet dat je zult oogsten als je zaait. Hoe lelijk armoede is na rijkdom! Meer dan dat: hoe lelijk is misleiding na begeleiding! Wanneer je een belofte doet aan je vriend, kom dan je belofte na. Als je dat niet doet, zal de vijandschap tussen jou en hem teweegbrengen. Zoek toevlucht in Allāh voor een metgezel die, als je iets tegen hem zegt, je niet helpt en die je er niet aan herinnert als je het vergeet.”

Hazrat Al-Hasan (radi Allāhu anhu) zei: “Ik herinner me een tijd onder de moslims toen hun mannen riepen [om hun families eraan te herinneren]: ‘O familie! O familie! [Zorg voor] je wees! Jouw wees! O familie! O familie! [Zorg voor] je wees! Je arme persoon! Je arme persoon! O familie! O familie! [Zorg voor] je buurman! Je buurman!’ De tijd is snel geweest om het beste van je te nemen, terwijl je elke dag ouder wordt.”

Hazrat Hamza ibn Nujayh (radi Allāhu anhu) zei dat hij al-Hasan  hoorde zeggen: “Als je wilt, zie je een afwijkende 30.000 keer dieper in het Vuur gaan. Wat is er mis met hem? Moge Allāh tegen hem vechten! Hij heeft zijn portie uit Allāh verkocht voor een prijs van een geit. Als je wilt, kun je hem beklemmend en verlangend zien naar het pad van Shaytān. Er is niemand om hem te waarschuwen – noch hijzelf, noch iemand anders.”

Hazrat Asmā’ bint ‘Ubayd (radi Allāhu anha) vertelde dat zij zei tegen Ibn Sirin: ‘Ik heb een wees onder mijn hoede.’ Hij zei: ‘Behandel hem zoals je je eigen kind zou behandelen. Sla hem zoals je je eigen kind zou slaan.'”

De voortreffelijkheid van een vrouw die volhardt in haar kind en niet opnieuw trouwt

Hazrat ‘Awf ibn Malik (radi Allāhu anhu) meldde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Ik en een vrouw die weduwe is en geduldig is met haar kind, zullen zijn als deze twee vingers in de Tuin.”

Disciplinering van een weeskind

Hazrat Shumaysa al- ‘Atakiyya (radi Allāhu anhu) zei: “De disciplinering van weeskinderen werd genoemd in de aanwezigheid van ‘A’isha en zij zei: ‘Ik zou een wees slaan totdat hij zich onderwerpt.'”

De tekst volgt binnenkort …


Translate »
error: Content is protected !!