Inleiding

Een van de vijf principes van de Islam is om elke dag te vasten in de gezegende maand Ramadān al-Mubārak. Het vasten werd verplicht op de tiende dag van de maand Sha’bān, achttien maanden na de Hegira en een maand voor de Ghazâ (Heilige Oorlog) van Bedr. Ramadān al-Mubārak betekent branden. De zonden van degenen die vasten en Allāh Ta’ālā in deze maand om vergeving smeken, zullen branden en vergaan.

Begin Ramadān al-Mubārak en de zegeningen

In het boek Riyād-un-Nāsihīn staat geschreven dat Hazrat Abu Hurairah (radi Allāhu anhu) in het boek Bukhārī verklaarde: de Profeet ﷺ verklaarde: “Wanneer de maand Ramadān komt, worden de poorten van het Paradijs geopend en de poorten van de Hel gesloten, en de duivels worden gebonden.”

Imam-ul-Aimma Muhammad bin Is’haq bin Huzeyma schrijft dat Hazrat Selman-i-Farsi (radi Allāhu anhu) heeft overgeleverd dat Rasoolullah ﷺ in zijn Khutbah op de laatste dag van de maand Sha’bān had verklaard: “O moslims! Zo’n geweldige maand staat op het punt je te overschaduwen dat één nacht [Qadr-nacht] in deze maand gunstiger is dan duizend maanden. Allāh Ta’ālā heeft bevolen om in deze maand dagelijks te vasten. Ook is het een soenna om de namāz van Tarawīh ‘s nachts in deze maand uit te voeren. Het doen van een kleine gunst ter wille van Allāh Ta’ālā tijdens deze maand is als het doen van een farz daad in andere maanden. De farz daden laten in deze maand is hetzelfde als zeventig farz doen in andere maanden. Deze maand is de maand van het geduld. De plaats waar de geduldige persoon naartoe zal gaan is het paradijs. Deze maand is de maand van goed met elkaar opschieten. Er is een toename in het levensonderhoud van gelovigen gedurende deze maand. Als een persoon in deze maand iets geeft aan een vastende persoon, zullen zijn zonden worden vergeven. Allāh Ta’ālā zal hem uit het hellevuur bevrijden. En hem zal evenveel zegeningen worden gegeven als die vastende persoon.” De Sahabah zeiden: “O Rasoolullah! Ieder van ons is niet zo rijk om de Iftār aan een vastende persoon te geven of hem een hele maaltijd te geven. De Boodschapper ﷺ verklaarde: “De zegeningen zullen zelfs gegeven worden aan een persoon die een dadel geeft als de Iftār of die een beetje water geeft om het vasten te verbreken of die een beetje melk aanbiedt. Deze maand is zo’n maand dat er in het begin mededogen is, in het midden vergeving en in de laatste dagen bevrijding uit de hel. Allāh Ta’ālā zal die [beschermheren, leiders, commandanten en directeuren] vergeven en redden van het hellevuur die de plichten van [arbeiders, ambtenaren, soldaten en studenten] vergemakkelijken. Doe vier dingen heel vaak in deze maand! Twee van hen houdt Allāh Ta’ālā erg van. Zij moeten de Kalma-e-Shahāda en de Istaghfār zeggen.[1] En de andere twee moet je te allen tijde doen. Zij moeten het Paradijs vragen aan Allāh Ta’ālā en zich aan Allāh Ta’ālā toevertrouwen om beschermd te worden tegen de Hel. Iemand die in deze maand water geeft aan een vastende persoon, zal nooit water nodig hebben op de Dag van de Opkomst.”

Een hadith in Sahīh Bukhārī verklaart: “Als een persoon het als verplicht en als een plicht kent om te vasten in de maand Ramadān al-Mubārak en als hij de Sawāb ervan verwacht van Allāhu Ta’ālā, zullen zijn zonden uit het verleden worden vergeven.” Dat betekent dat het nodig is om te geloven dat vasten het Gebod van Allāh Ta’ālā is en om er zegeningen voor te verwachten. Het is een voorwaarde om niet te klagen dat de dagen (te) lang zijn of dat het moeilijk is om te vasten. Men zou het als geluk en een groot fortuin moeten beschouwen om met moeite te vasten onder mensen die niet vasten.

Het wordt verklaard in een hadith, die wordt geciteerd uit Jābir ibn Abdullah (radi Allāhu anhu) door Abdul ‘Azīm Munzirī, die een hāfiz [geleerde van hadith] was, in zijn boek Itterghīb Wetterhīb, en door hāfiz Ahmad Bayhakī in zijn boek Sunan dat de Profeet ﷺ zei: “In Ramadān schenkt Allāh Ta’ālā vijf geschenken aan mijn Ummah, die Hij aan geen enkele andere Profeet heeft gegeven:  (1) De eerste nacht van Ramadān al-Mubārak Allāh Ta’ālā beschouwt de gelovigen met mededogen. Hij kwelt nooit een geboren slaaf van Hem die Hij met mededogen beschouwt. (2) Op het moment van Iftār ruikt de adem van de vastende persoon voor Allāh Ta’ālā geuriger dan welke geur dan ook. (3) Tijdens de Ramadān al-Mubārak bidden de engelen dag en nacht, opdat degenen die vasten vergeving van hun zonden zullen ontvangen. In Ramadān al-Mubārak wijst Allāh Ta’ālā een plaats in het Paradijs toe om te geven aan degenen die vasten. (5) Op de laatste dag van Ramadān al-Mubārak vergeeft Hij de zonden van alle gelovigen die gevast hebben.”

Hazrat Imām-e-Rabbānī ‘quddisa sirruh’ stelt in de vijfenveertigste schriftuur van het eerste deel van Maktubāt: “De dooi die gegeven wordt voor alle nafl vereringen, zoals vrijwillige namāz, zikr, en aalmoezen die worden verricht tijdens de maand Ramadān, is gelijk aan die welke gegeven wordt voor de verplicht vereringen die in andere maanden worden verricht. Eén farz die in deze maand wordt uitgevoerd, is hetzelfde als zeventig verplichte daden die in andere maanden wordt uitgevoerd. Een persoon die (de maaltijd genaamd) Iftār serveert aan een vastende persoon zal zijn zonden vergeven worden. Hij zal bevrijd worden uit de hel. Ook zal hem evenveel zegeningen worden gegeven als de vastende persoon wordt gegeven, terwijl de zegeningen van de vastende persoon helemaal niet zullen afnemen. Ook zullen superieuren die het in deze maand gemakkelijker maken, zodat mensen onder hun bevel gemakkelijk kunnen vasten, hun zonden vergeven krijgen. Ze zullen bevrijd worden van de hel. Tijdens de maand Ramadān al-Mubārak zou Rasoolullah ﷺ slaven bevrijden en geven waar hij om gevraagd werd. Degenen die in deze maand aanbidding en goede daden verrichten, krijgen de zegeningen voor het uitvoeren ervan het hele jaar door. Wie deze maand niet respecteert en er zonden in begaat, brengt het hele jaar door met het begaan van zonden. Men moet deze maand als een goede gelegenheid beschouwen. Men moet zoveel mogelijk aanbidding verrichten. Men moet de daden verrichten die Allāh Ta’ālā bevalt. Men moet deze maand aangrijpen als een kans om het Hiernamaals te verdienen. De Heilige Qur’ān werd geopenbaard tijdens de Ramadān al-Mubārak. De nacht van Qadr is in deze maand. Het is soenna om de Iftār [het vasten te verbreken] met dadels in Ramadān. Enkele belangrijke soennats tijdens de Ramadān al-Mubārak zijn het bidden. bij het verrichten van de Iftār [zoals vermeld in de Shalbi annotatie bij Tabi’īn], het verrichten van de namāz van Tarawīh, en het lezen van de gehele Heilige Qur’ān.”

Het vasten heeft drie verplichtingen

(1) Niyyah (voornemen), (2) om de vroegste tijd van de niyyah te kennen, evenals de laatste tijd en (3) om de dingen af te weren die het vasten zullen verbreken vanaf de zonsopgang (fajr sādiq) tot zonsondergang, [dat wil zeggen, binnen de Shar’ī dag].[2]

Er zijn acht soorten vasten

(1) De vasten die een plicht zijn. Verplicht vasten heeft ook twee soorten: degene die op een bepaald moment wordt uitgevoerd en het vasten tijdens Ramadān, (2) het vasten dat verplicht is en toch niet op een bepaald moment wordt uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn het vasten van qazā (inhalen) en kaffārat, maar het vasten van kaffārat is farz-e-‘Amalî. Dit wil zeggen, hij die het ontkent, wordt geen ongelovige. (3) Het vasten dat wājib is en dat ook op een bepaald tijdstip wordt uitgevoerd, zoals de gelofte om op een bepaalde dag of op een bepaalde dag te vasten. (4) Het vasten dat op willekeurige momenten wordt uitgevoerd.[3] (5) Het vasten dat soenna is, zoals vasten op de negende en tiende dag van Muharram. (6) Het vasten dat mustahab is, voorbeelden hiervan zijn het vasten op de dertiende, veertiende en vijftiende dag van elke Arabische maand, het vasten alleen op vrijdag, het vasten op de dag van ‘Arafa, dat is de dag voorafgaand aan de ‘Eid van Qurbāni. Er wordt ook gezegd (door sommige geleerden) dat het makruh is om alleen op vrijdag te vasten. Iemand die op vrijdag wil vasten, kan beter ook op donderdag of zaterdag vasten. Want het is beter om iets te vermijden waarvan gezegd wordt dat het soenna of makruh is. (7) Het vasten dat harām is. Het is harām om te vasten op de eerste dag van de ‘Eid van Fitra en op elk van alle vier de dagen van de ‘Eid van Qurbāni. (8) Het vasten dat makruh is: alleen vasten op de tiende dag van Muharram, alleen op zaterdagen, op de dagen van Nawruz en Mihrijan, [die respectievelijk de twintigste dagen van maart en september zijn], om elke dag gedurende het hele jaar te vasten, en om te vasten zonder te praten.

In een hadith die in Marāqil-Falāh wordt geciteerd, wordt verklaard: “Als je de maan ziet, begin dan met vasten! Als je haar weer ziet, stop dan met vasten.” Volgens dit Gebod begint de maand Ramadān al-Mubārak wanneer de wassende maan (de nieuwe maansikkel) voor het eerst wordt waargenomen. In Ibn ‘Âbidīn’s bespreking van de Qibla en in de boeken Ashī’at-ul-Lama’āt en Ni’mat-e-Islam, merken de auteurs ‘Rahmatullāhi Ta’ālā ‘alaihim ajma’īn’ op dat het niet is toegestaan om te beginnen met vasten door te verwijzen naar een kalender die is opgesteld of door berekening voordat de nieuwe halve maan wordt gezien. Het is wājib-e-Kifāya voor elke moslim om op de dertigste van de maand Sha’bān op het moment van zonsondergang uit te kijken naar de nieuwe halve maan en naar de Qāzi te gaan en hem te informeren zodra ze de nieuwe maan zien. Taqiyyuddîn Muhammad ibn Daqīq stelt dat de nieuwe maan nooit kan worden waargenomen vóór één of twee dagen na de ijtimâ’-e-Neyyireyn (samenvoeging).

Geleerden van de vier Mazahib stellen unaniem dat het vasten begint bij het begin van de witheid op een bepaald punt van de horizon, dat fajr-e-sādiq wordt genoemd. In het boek Multaqā staat vermeld: “Vasten is niet het eten, drinken of geslachtsgemeenschap hebben van zonsopgang tot zonsondergang. Het is ook wenselijk om met het hart (op elk moment) binnen de periode vanaf de zonsondergang van de vorige dag tot de tijd van dahwa-e-kubrā te zijn op de dag waarop je zult vasten in de maand Ramadān al-Mubārak. Zo is het ook met de tijd van niyyah voor een vasten dat gezworen is voor een bepaalde dag en voor een bovengronds vasten. Het is noodzakelijk om voor elke individuele dag te plannen. Wanneer men de intentie heeft om in Ramadān al-Mubārak te vasten, is het ook toegestaan om de intentie te hebben om alleen maar te vasten of om te vasten zonder de naam Ramadān al-Mubārak te noemen. De tijd van dahwa-e-kubrā is het midden van de duur van het vasten, dus van de islamitische dag; daarom is het voor de middag. Het interval tussen deze twee tijden (tussen de tijd van dahwa-e-kubrā en de tijd van de middag) is gelijk aan de helft van het tijdsinterval tussen de tijd van zonsopgang en de tijd van fajr, of imsāk, dat wil zeggen, evenveel minuten als de helft van de tijd die Hissa-e-fajr wordt genoemd. [Gebaseerd op de tijd die Adhānī wordt genoemd, is dahwa-e-kubrā Fajr+(24-Fajr)÷2=Fajr+12-Fajr÷2=12+Fajr÷2. Met andere woorden, de helft van de Fajr-tijd vanaf 12 uur ‘s morgens is dahwa-e-kubrā.] Zoals men niyyah maakt vóór Fajr, dus vóór de tijd van imsāk, zegt men: “Ik doe niyyah (voornemen) om morgen te vasten.”

En als men niyyah maakt na de Imsāk, zegt men: “Ik maak niyyah te vasten vandaag.” Aangezien het vasten tijdens de Ramadān al-Mubārak verplicht is voor elke moslim, is het verplicht voor degenen die niet kunnen vasten om er qazâ van te maken, (dat wil zeggen, om later te vasten). Het vasten van qazâ of kaffārat en het vasten dat is gezworen maar niet voor een bepaalde dag kan niet bedoeld zijn voor na de dageraad.

Om Ramadān al-Mubārak te zijn, moet de nieuwe maan worden waargenomen en aan de hemel worden gezien op het moment van zonsondergang op de negenentwintigste van Sha’bān of, als het niet kan worden gezien, moet de dertigste dag van Sha’bān voorbij zijn. Er wordt gevast tot de tijd van het vroege middaggebed op de dertigste dag van Sha’bān, en dan wordt het vasten verbroken als de dag niet wordt aangekondigd als Ramadān al-Mubārak. Het is makruh tahrīmī om het niet te verbreken en door te gaan met vasten. Als men begint te vasten zonder de nieuwe maan te observeren die het begin van Ramadān al-Mubārak aangeeft, en als vervolgens de nieuwe maan wordt gevierd in de negenentwintigste nacht, wat betekent (dat de volgende dag het begin is van de volgende maand, Shawwāl, waarvan de eerste dag tegelijkertijd de eerste dag is van) ‘Eid,  qaza voor één dag wordt verricht (dat wil zeggen, men vast weer een dag), na de ‘Eid, als bekend is dat de maand Sha’bān is begonnen met de waarneming van de nieuwe maan.

Aan de andere kant staat er in (de beroemde boeken) Hindiyya en Qāzi-Khân geschreven dat, als bekend is dat de maand Sha’bān niet is begonnen met de waarneming van de nieuwe maan, men qaza maakt voor twee dagen, (dat wil zeggen, men vast twee dagen met de intentie van qaza.) Bij bewolkt weer, wanneer een ‘ādil (rechtvaardig, geen grote zondaar) moslimvrouw of -man zegt dat zij of hij de nieuwe maan heeft gezien, en bij helder weer, wanneer veel mensen zeggen dat ze het hebben gezien, kondigt de Qāzi, dat wil zeggen, de rechter die de ahkām-e-islāmiyya executeert, aan dat het Ramadān al-Mubārak is. Op plaatsen zonder een Qāzi begint Ramadān al-Mubārak wanneer een ‘ādil persoon zegt dat hij de nieuwe maan heeft gezien. Het is vastbesloten om de ‘Eid te zijn wanneer twee ‘ādil moslims zeggen dat ze (de nieuwe maan) hebben gezien. ‘Ādil betekent (iemand) die geen ernstige zonden begaat en die er geen gewoonte van heeft gemaakt om dagelijkse zonden te begaan. [Het is een ernstige zonde om namāz (salāt) op te geven. Het woord van een persoon van twijfelachtige ‘adāla is ook acceptabel. Het staat ook in het Fatāwā-e-Hindiyya geschreven dat het niet is toegestaan om te beginnen met (vasten in) Ramadān al-Mubārak, of (te stoppen met vasten om de) ‘Eid te vieren door (de) kalender of berekening (als leidraad) te nemen.

Het staat geschreven op pagina 139 van Hadīqa: “Houders van bid’at, dat wil zeggen, alle tweeënzeventig groepen die zijn afgeweken van de Ahle soenna, zijn niet ‘ādil, ook al zijn ze Ahle Qibla en doen ze allerlei soorten aanbidding. Want, of ze zijn mulhiden geworden en hebben hun Imān verloren, of ze zijn houders van bid’at, en ze schelden de (ware moslims die worden genoemd) de Ahle soennat, wat ook een ernstige zonde is.”

Het boek Durr-ul-Mukhtār, dat ons adviseert over hoe we een getuige moeten zijn en hoe we ons getuigenis moeten geven, zegt: “Kwaad spreken over een moslim is een zonde. Het vernietigt iemands ‘adāla. (Als iemand deze ernstige zonde begaat), moet zijn getuigenis niet worden aanvaard.” Daarom, bij het bepalen van de tijden voor Ramadān al-Mubārak, ‘Eid, hadj, Iftār en namāz, of bij het zoeken naar enige religieuze kennis, moet men het getuigenis van de lā mazahib (mensen zonder een bepaalde geautoriseerde Mazhab) niet accepteren.

Wanneer de nieuwe maan in een stad wordt gezien in de dertigste nacht van Sha’bān, is het noodzakelijk om over de hele wereld met het vasten te beginnen. De nieuwe maan die overdag te zien is, is de nieuwe maan van de volgende avond. Ook een moslim die naar een van de polen of naar de maan gaat, moet daar vasten gedurende de dagen van deze maand, tenzij hij de bedoeling heeft gehad safari[4] te zijn. Op dagen langer dan vierentwintig uur begint hij het vasten door de tijd en verbreekt het door de tijd. Hij past zich aan de tijd aan die de moslims volgen in een stad waar de dagen niet zo lang zijn. Als hij niet vast, maakt hij er qaza van als hij naar een stad gaat waar de dagen niet lang zijn.

De eerste dag van de Ramadān al-Mubārak (bepaald en waarbij het vasten is) die begint bij het zien van de nieuwe maan kan een dag zijn die volgt op die welke door berekening wordt geschat, maar het kan niet de dag ervoor zijn. Het geval is hetzelfde met de dag van ‘Arafa, waarin we verblijven voor de waqfa in ‘Arafat.

Op pagina 283 van het boek Bahr wordt gezegd[5]: “Als een gevangene zich in het land van een ongelovigen bevindt, de juiste tijd van Ramadān al-Mubārak niet kent, doet hij een onderzoek en vast een maand wanneer hij vermoedt dat het de maand Ramadān al-Mubārak is. Later, als hij op de hoogte is van de juiste tijd, zal hij qaza maken van de dagen dat hij voor de Ramadān al-Mubārak heeft gevast. Als hij zijn vasten begon na de juiste dag, maar zijn intentie maakte voor zonsopgang (elke dag vastte hij), worden alle dagen dat hij vastte geteld als qaza. Als een dag waarop hij vastte samenviel met de eerste dag van Eid-ul-Fitr, zal hij een extra qaza voor die dag maken.”

Op plaatsen waar de Ramadān al-Mubārak of ‘Eid wordt begonnen door te vertrouwen op kalenders en astronomische calculaties in plaats van door te kijken naar de nieuwe maan aan de hemel, kan het vasten en ‘Eid een dag voor of na de juiste tijd zijn begonnen. Zelfs als de eerste en laatste dagen van het vasten samenvielen met de juiste tijd van Ramadān al-Mubārak, zou het twijfelachtig zijn of het Ramadān-dagen waren of niet.

Ibn ‘Âbidīn (radi Allāhu anhu) zegt in het hoofdstuk over Ramadān al-Mubārak: “Vasten is tahrīmī makruh op dagen waarvan niet met zekerheid bekend is dat het de juiste dagen van Ramadān al-Mubārak zijn. Het is geen excuus om niet op de hoogte te zijn van de eredienst in een land van moslims.”

Daarom, op plaatsen waar de Ramadān al-Mubārak begint met het vertrouwen op een kalender of met het imiteren van lā-mazhabî-landen, zal het nodig zijn om twee extra dagen qaza te vasten. Ongelovigen en de vijanden van de Islam veranderen overal moslimlanden in bloed, slopen en vernietigen moskeeën en andere islamitische kunstwerken, aan de ene kant; en vinden ongeletterde, ketterse en immorele mensen die in moslimlanden wonen en via hen de islamitische leer ontwortelen, hun eigen ketterijen en leugens schrijven in naam van de islam,  en het aanvallen van de boeken geschreven door de geleerden van Ahle soenna, aan de andere kant. Deze aanslagen tegen de islam worden alleen en altijd gepland door Britse samenzweerders. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Wie heeft die eigenaardigheid van twee dagen vasten met de bedoeling van qaza na Ramadān al-Mubārak uitgevonden? Niets van dit soort bestaat in welk boek dan ook.” Het is verkeerd om te zeggen dat het niet in boeken staat. Want de maand Ramadān al-Mubārak begon altijd met het zien van de nieuwe maan, overal en in elke eeuw. Het zou daarom niet nodig zijn om nog twee dagen te vasten met de bedoeling qaza te maken.

Vandaag de dag beginnen moskeeën de maand Ramadān al-Mubārak echter op het moment dat de nieuwe maan van tevoren berekend is om waargenomen te worden. Daarom is het begin van Ramadān al-Mubārak niet in overeenstemming met de ahkām-e-islāmiyya (regels van de islam). Dat deze verkeerde toepassing moet worden rechtgezet door twee dagen te vasten met de bedoeling qaza na ‘Eid van Ramadān al-Mubārak, staat geschreven in Tahtāwī’s annotatie bij (Shernblālī’s commentaar op) Marāqil-Falāh.

In het boek Majmu’a-e-Zuhdiyya staat geschreven: “Een persoon die de nieuwe maan van de maand Shawwāl ziet, kan zijn vasten niet verbreken. Want bij bewolkt weer is het noodzakelijk dat twee mannen of een man en twee vrouwen getuigen dat ze de nieuwe maan van Shawwāl hebben gezien. Als de lucht helder is, is het voor veel mensen noodzakelijk om getuige te zijn van de manen van Ramadān al-Mubārak en Shawwāl.”

Het staat in Qāzi Khân: “Als de nieuwe maan ondergaat na de Shafaq (nachtgebed), behoort het tot de tweede nacht (van de nieuwe maand); als het voor de Shafaq ondergaat, behoort het tot de eerste nacht.[6]

Om je voor te bereiden op het vasten van Ramadān is het nodig om te stoppen met vasten op de vijftiende van Sha’bān en het lichaam te versterken door het eten van voedzaam sterk en heerlijk voedsel, en het zo voor te bereiden op het doen van de scheten. Arbeiders, soldaten en studenten die de gewoonte hebben om de vasten van de soenna na de vijftiende Sha’bān te verrichten, moeten deze in hun vrije tijd na de Ramadān al-Mubārak verrichten. Het is ook soenna om de soenna uit te stellen om de verplicht te doen.

Het is soenna om zich te haasten naar de Iftār en om de sahur te laat te hebben, op voorwaarde dat het is voordat de fajr aanbreekt. De Profeet ﷺ was erg enthousiast over het observeren van deze twee sunnats. In Dürer staat geschreven: “De maaltijd die ten tijde van seher wordt gegeten, wordt sahur genoemd. De tijd van seher is het laatste zesde deel van de nacht, [dus (van de tijd) van de zonsondergang van de Shar’ī tot de tijd van imsāk.]” Het is tot een soenna gemaakt om zich te haasten voor de Iftār en om de sahur te laat te hebben, misschien omdat het laat zien dat de mens zwak en behoeftig is. In feite zijn aanbiddingen bedoeld om zwakte en nood te tonen.

In het boek Riyād-un-Nāsihīn wordt gezegd: “Een ayat-e-Karim in Surah al-Baqarah luidt: ‘Eet en drink totdat je in staat bent een witte draad van een zwarte draad te onderscheiden.’ Later werd het woord fajr in geopenbaard om aan te geven dat deze draden het daglicht en de duisternis van de nacht vertegenwoordigen. Zo werd begrepen dat het vasten zou beginnen wanneer de witheid van de dag kon worden onderscheiden van de zwartheid van de nacht als draden.”

In de boeken Majmā’-ul-Anhur en Hindiyya wordt gezegd: “Volgens de meerderheid van de Hanafi-geleerden, wanneer de witheid op een plaats aan de horizon verschijnt, begint de imsāk-tijd en zou het vasten moeten beginnen. 15 Minuten na de imsāk-tijd, wanneer de witheid zich als een draad over de horizon heeft verspreid, begint de tijd van het ochtendgebed. Het zou verstandig zijn dienovereenkomstig te handelen. [Dat wil zeggen, het zou beter en voorzichtiger zijn.] Het vasten en bidden van iedereen die dit beleid volgt, zal geldig zijn volgens alle geleerden, maar als hij begint te vasten na de als tweede genoemde imsāk-tijd (d.w.z. vijftien minuten later), zal het twijfelachtig zijn.

De Imsāk-tijd wordt bepaald door astronomische berekeningen en geschreven in kalenders. Tegenwoordig wordt in sommige kalenders de tweede keer, ja zelfs later, wanneer de roodheid van de zon zich over de horizon verspreidt, geschreven als het begin van het vasten. Als iemand zich aan deze nieuwe kalenders houdt, is zijn vasten onjuist en ongeldig. Of, in het beste geval, zal de geldigheid van hun vasten twijfelachtig zijn. Het verschil tussen deze twee tijden (het begin van het vasten en het ochtendgebed) is ongeveer 10 minuten en wordt “Voorzorg tijd” genoemd. Het is niet correct om die tijd te beschrijven als “tamkīn”. De auteur van het boek, Bahr-ur-Rāiq, informeert ons dat het makruh zou zijn om de vastentijd uit te stellen tot de twijfelachtige tijd. In feite zullen de vasten die beginnen na het verschijnen van roodheid helemaal niet geldig zijn.

Shernbali ‘Rahmatullāhi Ta’ālā ‘alaih’, stelt in het boek Noor-ul-Idāh: “Het is mustahab om de Iftār vroeg te hebben in wolkeloze nachten.” In zijn commentaar op hetzelfde boek zegt hij: “Op bewolkte nachten moet men voorzichtig zijn om te voorkomen dat het vasten wordt verbroken, [dat wil zeggen, men moet de Iftār een beetje uitstellen]. Iemand die de Iftār eet voordat de sterren worden gezien, heeft het vroeg genoeg gedaan.”

Tahtāwī zegt in zijn annotatie bij het boek: “Het is mustahab om het vasten te verbreken voordat het avondgebed wordt verricht. Zoals geschreven staat in het boek Bahr [en ook in Ibn ‘Âbidīn’s], betekent haasten naar de Iftār het hebben van de Iftār voordat de sterren worden gezien.”

Het is ook mustahab om op dat moment het avondgebed te verrichten; dat wil zeggen, om het vroeg uit te voeren. Wanneer het goed begrepen is dat de zon is ondergegaan, worden eerst (de (gebeden genoemd) ‘A’ûdhu’ en ‘BasmAllāh’ gezegd en onmiddellijk daarna wordt het volgende gebed gezegd: “Allâhumma yâ wâsi’al maghfireh ighfirlî wa li-wâlideyya wa li ustâziyya wa li-l-mu’minîna wa-l-mu’minât yawma yekûm-ul hisâb.”

Vervolgens worden er een paar hapjes gegeten voor Iftār. Dan wordt het volgende gebed gezegd: “ Allahumma inni laka sumtu wa bika aamantu wa alayka tawakkaltu wa ala rizq-ika-aftartu.” (De betekenis van dit gebed is: O Allah! Ik vastte voor U en ik geloof in U en ik stel mijn vertrouwen in U en ik verbreek mijn vasten met Uw levensonderhoud.)

Vervolgens wordt de Iftār gemaakt door het eten van dadels, water, olijven of zout. Dat wil zeggen, het vasten is verbroken. Dan wordt het avondgebed in Jama’ah verricht in een moskee of thuis. Dan wordt het avondeten gebruikt. Omdat het lang zal duren om het eten aan tafel te eten, vooral tijdens de Ramadān al-Mubārak, moet de Iftār worden gemaakt met een beetje voedsel en het avondmaal moet na het avondgebed worden genuttigd, zodat het avondgebed vroeg kan worden verricht en de maaltijd met gemak en zonder haast kan worden gegeten. Het vasten zal dus vroeg worden verbroken en het gebed zal vroeg worden verricht.

Waar het terrein vlak is, zoals zeeën en vlaktes, of op elk punt waar er geen barrière is, zoals heuvels en gebouwen ertussen, vindt zonsondergang plaats wanneer de bovenste ledemaat van de zon onder de zichtbare horizon verdwijnt [niet de echte horizon]. Op dat moment zal de zon nog steeds de heuvels aan de oostkant verlichten. Voor iemand die niet in staat is om de zonsondergang op de zichtbare horizonlijn te zien, is de zonsondergang Shar’ī zonsondergang, dat is het verdwijnen van de zon onder de Shar’ī horizon, op welk moment de zon niet langer de bergen en wolken aan de oostkant verlicht. De lichten trekken zich terug en de oostkant wordt donkerder.

Op heuvelachtig of bergachtig terrein is het niet voldoende dat de zon achter de heuvels en gebouwen verdwijnt, maar het is ook nodig dat het licht overal zwak wordt en dat de lucht aan de oostkant donkerder wordt. Aangezien de tijden van de Shar’ī zonsondergang op kalenders zijn geschreven, is het noodzakelijk voor degenen die de zichtbare horizon niet kunnen zien om Iftār te verrichten in overeenstemming met de kalender.

Ibn ‘Âbidīn, terwijl hij de mustahab van het vasten bespreekt, zegt: “Mensen die in lage gebieden wonen, zouden Iftār moeten hebben als ze de zonsondergang zien. Degenen die op grotere hoogten wonen, kunnen de Iftār niet op hetzelfde moment hebben als de eersten, omdat ze op dat moment geen zonsondergang zien.” Hij informeert ons dat de hadith die luidt: “Iftār begint wanneer de nacht daar begint”, die hij citeert in de loop van zijn uitweiding over vasten, betekent dat de Iftār wordt gehouden wanneer het donker begint te worden aan de oostkant. [Het begin van het donker betekent het verdwijnen van het licht, zelfs in de hoogste gebieden.]

Het is mustahab om de Iftār te hebben voordat het avondgebed wordt verricht. De mustahab moet echter zonder worden gedaan om een daad van aanbidding te redden van het gevaar van niets te doen. Men moet eerst het avondgebed verrichten en dan de Iftār hebben. De Iftār zal dus nog steeds worden verkregen voordat de sterren worden gezien. Dat wil zeggen, men zal zich hebben gehaast en zijn vasten zal veilig zijn voor het gevaar van nietigheid en nietigheid. Het is mogelijk om de Maghrib salāt (avondgebed) opnieuw te verrichten voordat de tijd voorbij is. De fout dat men zich op de kalender, de klok, de kaarsen, het geweer of de Azān bevindt, voorkomt niet dat iemands vasten ten onder gaat.

Ibn ‘Âbidīn zegt in het gedeelte over gebedstijden: “Het starten van de Iftār vereist twee ‘ādil moslims’ die melden dat de zon is ondergegaan. Zelfs één moslim is voldoende.” [Zoals hierboven is gezien, zouden de persoon die de kalender voorbereidt, de persoon die het Iftār-kanon afvuurt en de persoon die de Azān oproept, allemaal ‘ādil moslims’ moeten zijn.]

Wat verbreekt het vasten?

In de maand Ramadān al-Mubārak, terwijl men weet dat men aan het vasten is en terwijl men zich voor het aanbreken van de vorige fajr heeft voorgenomen om te vasten, eet of drinkt men iets voedselrijks, dat wil zeggen, het via de mond in de maag stoppen van een voedzame, medicinale, verdovende of bedwelmende substantie in de maag, of het hebben of gedwongen worden om geslachtsgemeenschap te hebben, verbreekt het vasten en maakt qaza en kaffārat noodzakelijk.[7]

Volgens deze definitie verbreekt roken het vasten en zijn zowel qaza als kaffārat nodig. Want de vaste en vloeibare deeltjes in de rook gaan samen met het speeksel de maag in. Na dingen als cupping en roddel, waarvan zeker bekend is dat ze het vasten niet verbreken, als men bewust iets eet omdat men denkt dat men zijn vasten al verbroken heeft, zal men deze keer verbroken worden en zal qaza en kaffārat noodzakelijk zijn.

Als een persoon die zijn niyyah niet voor zonsopgang in Ramadān al-Mubārak heeft gedaan, iets doet om zijn vasten voor dahwa te verbreken, zijn zowel qaza als kaffārat noodzakelijk volgens de twee imams. Want hij miste de kans om niyyah van vasten te doen terwijl het voor hem mogelijk was om dat te doen, maar volgens Imām-e-Azam is alleen qaza nodig. Als die persoon na de dahwa-tijd eet en drinkt, is kaffārat volgens alle drie de Imāms niet nodig. De straf van kaffārat is de beloning voor het ontheiligen van de eer en waardigheid van de gezegende maand Ramadān al-Mubārak. Het is de straf voor het opzettelijk verbreken van het vasten van de Ramadān al-Mubārak, die sahīh is volgens alle vier de Mazāhib.[8] Om deze reden is het verplicht om de niyyah voor zonsopgang te maken in de Shāfi’ī Mazhab, als een persoon in de Hanafi Mazhab opzettelijk gedurende de dag het vasten verbreekt waarvoor hij niet voor zonsopgang niyyah heeft gemaakt, of als hij gedwongen is het te verbreken of het moet verbreken vanwege een goed excuus,  Hij maakt geen kaffārat.

Wanneer men het vasten van qaza verbreekt, of het gezworen vasten of het boven heersende vasten, maakt men geen kaffārat. Als iemand die op de ene dag van de Ramadān al-Mubārak iets heeft gedaan dat alleen qaza vereist, hetzelfde met opzet op een andere dag doet, is het noodzakelijk dat hij ook kaffārat maakt.

Als men het per ongeluk breekt, bijvoorbeeld als er wat water door zijn keel ontsnapt tijdens het maken van een woedoe (wassing), als men gedwongen wordt het te breken, als men een darmspoeling toedient, als men vloeibare medicijnen, lotion, rook [de rook van een sigaret die door iemand anders wordt gerookt] of de rook van aloë hout dat met barnsteen is gerookt, opsnuift,  in de neus of druppels medicijnen in het oor, als het medicijn dat op de huid wordt gekookt erin doordringt, [als men medicijnen met een spuit injecteert], als men iets doorslikt dat niet medicinaal of voedzaam is, zoals een stuk papier, steen of metaal, katoen of een zaadje van ongekookte rijst, gierst of linzen, als men een hap braakt door zichzelf te dwingen,  Als iemand met een bloedende tand alleen het bloed slikt of het bloed dat voor vijftig procent met speeksel is vermengd, als hij eet zonder te weten dat de dageraad is aangebroken of het vasten verbreekt in de veronderstelling dat de zon is ondergegaan, als hij doorgaat met eten in de veronderstelling dat zijn vasten is verbroken omdat hij zijn vasten is vergeten en is begonnen met eten,  als ze water in iemands mond gieten of geslachtsgemeenschap hebben met iemand terwijl men slaapt, als men vasten zonder de intentie te hebben of niet van plan is voor zonsopgang in Ramadān al-Mubārak en dan het vasten na dahwa opgeeft, hoewel men van plan was na zonsopgang; het vasten wordt in elk van deze gevallen verbroken en het is nodig om alleen een dag-voor-dag qaza te maken na de ‘Eid. Toch is kaffārat niet nodig.

Als regen of sneeuw door iemands keel gaat, verbreekt het vasten. Het is noodzakelijk om qaza te maken. Als men junub (onrein) staat wordt door te omhelzen, te knuffelen en te kussen, wordt men vasten onderbroken en wordt qaza noodzakelijk, maar het breekt niet als men geen junub wordt. Het wordt gesteld door de auteurs ‘Rahmatullāhi ‘alaihim ajma’īn’ van de boeken Hindiyya, Bahr en Durr-ul-Mukhtār dat alleen qaza nodig is als men junub wordt door handmatige masturbatie.

Als men iets inslikt dat tussen de tanden is blijven zitten van de vorige nacht, verbreekt het vasten als het groter is dan een kikkererwt waardoor qaza noodzakelijk wordt, maar het verbreekt het vasten niet als het kleiner is dan een kikkererwt.

Als een persoon die zijn vasten is vergeten en iets heeft gegeten weer iets eet of drinkt nadat hij zich heeft herinnerd dat hij aan het vasten is, hoewel hij weet dat vergeten en eten zijn vasten niet zal verbreken, wordt zijn vasten onderbroken en wordt het noodzakelijk om zowel qaza als kaffārat te maken.

In Multaqā en in alle andere boeken staat geschreven: “Als het medicijn dat op iemands hoofd of lichaam wordt gesmeerd, doordringt in de hersenen of het spijsverteringskanaal, wordt het vasten onderbroken en wordt alleen qaza noodzakelijk.” Het staat geschreven in het commentaar op Multaqā: “Imām-e-Azam zegt dat een vasten wordt onderbroken wanneer voedsel door een kookpunt doordringt. Maar de twee Imāms zeggen dat het niet breekt omdat het vasten alleen verbreekt als voedsel door de natuurlijke gaten van het lichaam naar binnen gaat.”

Tahtāwī legt dit heel goed uit in zijn annotatie bij Marāqil-Falāh. Hij zegt: “Als het bekend is dat het vloeibare of vaste medicijn dat op iemands hoofd of lichaam wordt gezet, in de hersenen of het spijsverteringskanaal is doorgedrongen, breekt iemands vasten. Als het niet goed bekend is dat het is doorgedrongen, als het medicijn vloeibaar is, breekt het vasten volgens Imām-e-Azam, maar de twee Imāms zeiden dat het niet breekt als niet zeker weet dat het medicijn is doorgedrongen. Alle drie de Imāms waren het erover eens dat het vasten niet zou worden verbroken als het medicijn waarvan niet met zekerheid bekend was dat het was doorgedrongen, vast was.” Vandaar dat alle drie de Imāms het erover eens zijn dat het vasten wordt verbroken wanneer zeker is dat het medicijn is doorgedrongen, of het nu vloeibaar of vast is. Dit komt erop neer dat elke inenting of medische injectie met een spuit onder de huid of in de spieren van iemands armen, benen of enig ander deel het vasten verbreekt.

Wat verbreekt het vasten niet?

In Ramadān of tijdens het vasten voor qaza of kaffārat of tijdens het verrichten van gezworen of boven genoeglijk vasten, als men vergeet dat men aan het vasten is en eet, drinkt, of geslachtsgemeenschap heeft, of een nachtelijke uitscheiding heeft terwijl men slaapt of onvrijwillig sperma afgeeft door te kijken [naar iets sexyst] terwijl men wakker is, als men een tinctuur van jodium of een zalf of kajal (kool) aanbrengt [zelfs als hun tint of geur wordt opgemerkt in iemands speeksel of urine],  of als iemand wellustig kust, roddelt, cupping aanbrengt, onvrijwillig een mondvol braakt of een beetje vrijwillig braakt, of als er water in zijn oor of stof komt, rook of een vlieg onvrijwillig via zijn mond of neus in zijn keel komt, [of als men kunstmatige lucht met een zuurstofslang krijgt toegediend, of als men niet kan voorkomen dat de rook van andermans sigaretten in iemands mond en neus komt],  of als men na het spoelen van de mond de nattigheid die in de mond achterblijft samen met het speeksel inslikt, of als men een medicijn in de oog- of tandholte stopt, zelfs als men de smaak ervan in de keel voelt; het vasten verbreekt in geen van deze gevallen.

De auteur van het boek Bahr-ur-Rāiq zegt: “In sommige gevallen wordt de mond gezien als een inwendig deel van het lichaam. Dus, als een vastende persoon zijn speeksel inslikt, zal zijn vasten niet verbreken. Het is alsof er iets vies in het lichaam is dat van maag naar darmen gaat. Bloeden door een verwonding in de mond, door het uittrekken van een tand, of op het punt waar een injectie is gemaakt, of bloed dat van de maag naar de mond komt, verbreekt het vasten of een wassing niet. Wanneer men dit bloed uitspuugt of inslikt, als het speeksel groter is dan het bloed, dat wil zeggen, als het geel van kleur is, is het nog steeds niet gebroken. Het is hetzelfde wanneer andere dingen vanuit de maag naar de mond komen, in welk geval noch de woedoe (wassing), noch het vasten wordt verbroken. Als een hap (uit de maag in de mond komt) uit de mond gaat, zijn beide gebroken. De binnenkant van de mond wordt soms beschouwd als een uitwendig deel van het lichaam. Het vasten wordt niet verbroken wanneer er water in de mond wordt genomen.”

Hetzelfde wordt ook opgemerkt in Jawharat-un-Neyyira. Vandaar dat men ziet dat, wanneer een tand wordt getrokken, als er veel bloedingen zijn, het vasten niet wordt verbroken wanneer men het uitspuugt. Als men niet vast, wordt de wassing niet verbroken als men het inslikt. Geen van de twee is in ieder geval verbroken als het bloed minder is dan de hoeveelheid speeksel.

Het staat in Fatāwā Hindiyya: “Het toedienen van darmspoeling of het druppelen van medicijnen in het oor gat zal iemands vasten verbreken, maar het zal geen kaffārat noodzakelijk maken. Het injecteren van water of olie in de penis zal het vasten niet verbreken, zelfs niet als de vloeistof de blaas bereikt. Vloeistof die in het vrouwelijke schaamdelen wordt geïnjecteerd, zal echter het vasten van een vrouw verbreken. Het inbrengen van je natte of gezalfde vinger in je endeldarm of vagina zal je vasten verbreken. Een droge vinger (ingebracht in het endeldarm of de vagina) zal het niet breken. Water dat men per ongeluk in zijn endeldarm laat gaan wanneer hij zich na de ontlasting reinigt, zal zijn vasten verbreken.”

Zulke handelingen als het proeven van het voedsel (tijdens het koken) zonder het door te slikken, kauwgommastiek kauwen, knuffelen en kussen ondanks het gevaar om junub te worden, het nemen van een bad voor verfrissing zal iemands vasten niet verbreken, maar toch zijn ze tanzīhī makruh.[9] Het aanbrengen van kohl (op de ogen) of cosmetica op de snor, het ruiken van bloemen, muskus of lotions zal het vasten niet verbreken; noch zijn ze makruh. Dingen zoals kohl (op de ogen) en cosmetica (op de snor) zijn makruh als ze bedoeld zijn voor versiering; En dat is ook het geval met bloemen die aan de halsband zijn bevestigd of in de hand worden gedragen. Het ruiken van stoffige of rokerige dingen of het kauwen van kunstmatig tandvlees zal het vasten verbreken. Het gebruik van (de stoktandenborstel genaamd) miswāk of cupping of bloeden is niet makruh.

Het is mustahab om de sahur te laat te hebben en je te haasten voor de Iftār. Ibn ‘Âbidīn zegt: “Deze aanbeveling is bedoeld om de Iftār te beschermen tegen uitstel totdat de sterren worden gezien. Bij bewolkt weer, zelfs als de Azān wordt afgeroepen en het pistool wordt afgevuurd, moet men niet vasten totdat men er zeker van is dat de zon is ondergegaan.” In de 187e ayat van Surah al-Baqarah wordt bevolen dat het vasten begint als de sādiq[10] breekt. Dit is een Gebod van Allāh Ta’ālā en kan niet worden veranderd.

Een invalide vast niet als zijn ziekte verergert; Een zwangere vrouw, een vrouw met een zoogdier en een soldaat in oorlogsvoering vasten niet als ze zwak zijn. Ze maken qaza van het vasten als ze herstellen. Een arbeider die weet dat hij ziek zal worden terwijl hij werkt om in zijn levensonderhoud te voorzien, mag zijn vasten niet verbreken voordat hij ziek wordt. Een persoon die op weg gaat met de intentie om de weg van drie dagen [104 kilometer] te gaan, wordt een musāfir. De musāfir kan zijn vasten de volgende dag verbreken en qaza maken na Ramadān al-Mubārak; toch kan hij beter vasten als het hem geen kwaad doet. Er is geen kaffārat nodig om het vasten te verbreken tijdens de reis of op plaatsen waar men van plan is minder dan vijftien dagen te blijven. Als zijn reis voorbij is en hij komt terug naar huis of als hij besluit vijftien dagen te blijven op de plaats waar hij naartoe is gegaan, maakt hij qaza van de dagen dat hij niet vastte.

Mensen die niet ziek zijn en degenen die geen musāfir zijn, moeten vasten, zelfs als het arbeiders, soldaten of studenten zijn. Ze zullen ernstig zondig zijn als ze niet vasten. En ze zullen er qaza voor moeten maken. Als ze het vasten verbreken, hoewel ze niyyah hebben gemaakt, zullen ze ook kaffārat moeten maken.

De auteur van Behjet-ul-Fatāwā zegt: “Wanneer Ramadān samenvalt met een van de zomermaanden, kan een leugenaar zich voordoen als een man van religie en jongeren, studenten en arbeiders verhinderen te vasten door te zeggen: ‘Het is toegestaan voor jullie om de niyyah niet te maken en nu niet te vasten; je mag qaza maken als de dagen in de winter korter zijn. Als je eet en drinkt door niet van plan te zijn om in Ramadān al-Mubārak te vasten, is kaffārat niet nodig.’ Hij zal zwaar gestraft worden. Hij zal worden verhinderd om dat te zeggen.”

Ibn ‘Âbidīn zegt: “Als een zieke persoon zich ernstig zorgen maakt dat zijn ziekte erger kan worden, of dat zijn herstel kan worden vertraagd of dat hij hevige pijn kan hebben, of als een ziekenhuismedewerker vreest dat hij zelf ziek zal worden (in het geval dat hij vast) en daardoor helāk zal veroorzaken bij zijn patiënten, vasten deze moslims niet en maken later qaza. Als een gezond persoon er sterk van overtuigd is dat hij ziek zou worden, of een ambtenaar die handenarbeid verricht onder ongunstige omstandigheden, d.w.z. het schoonmaken van de rivier, zich zorgen maakt om ernstig ziek te worden door het effect van zeer warm of koud weer, wat op zijn beurt helāk veroorzaakt, of als een vrouw [die werkt om in haar levensonderhoud te voorzien en die alleen woont en nergens financiële steun krijgt] er sterk van overtuigd is dat ze ziek zou worden als ze vast tijdens het verrichten van zware lichamelijke arbeid, zoals een was, het wassen of huishoudelijk werk, wat, nogmaals, een oorzaak is van helāk, is het toegestaan om niet te vasten of het voorgenomen vasten te verbreken, en er qaza voor te maken.

Een sterk geloof betekent het opmerken van de symptomen van de dood op basis van iemands eigen persoonlijke ervaring of de informatie gegeven door een moslimdeskundige arts (Tabīb-e Muslim-e-Hāziq). Expert (hāziq) betekent specialist op een bepaald gebied van de geneeskunde. Het is toegestaan om onderzocht en behandeld te worden door een arts die bekend staat als een kāfir (ongelovige) of als een persoon die een ernstige zonde of ernstige zonden begaat, maar daden van aanbidding moeten niet worden opgegeven met hun advies. Je vasten verbreken omdat ze je dat adviseren, brengt kaffārat met zich mee.”

De auteur zegt onder het onderwerp Ikrāh (dwang) dat het verliezen van een orgaan of ledemaat; om iemands hele eigendom te verliezen; om een gewelddadige of martelende gevangenschap te ondergaan; deze dingen zijn alle oorzaken van helāk.[11]

Het staat geschreven in het boek Imād-ul-Islam: “Als men geen moslimdeskundige arts kan vinden en zelf geen ervaring heeft, moet men eerst een klein opgerold stukje papier doorslikken of een ongekookte rijstkorrel zonder water doorslikken, dan wat eten en dan het medicijn innemen. Deze procedure zal iemand bevrijden van kaffārat.”

In het boek Bahr-ur-Rāiq staat: “Een persoon die gebeten is door een giftig dier, verbreekt het vasten om een tegengif te nemen en maakt na de Ramadān al-Mubārak qaza.”

Ibn ‘Âbidīn zegt aan het einde van zijn verhandeling over de handelingen die het vasten nietig verklaren: “Een persoon die een middel van bestaan nodig heeft en gelooft dat hij mogelijk ziek zal worden als hij werkt, verbreekt het vasten. Als hij een werknemer is op contractuele basis en zijn werkgever hem geen verlof verleent tijdens de maand Ramadān al-Mubārak, en toch als hij en zijn gezin over de middelen van bestaan beschikken, verbreekt hij het vasten niet. Want bedelen is harām voor zo’n persoon. Als hij niet over de middelen van bestaan van hem en zijn gezin beschikt, is het noodzakelijk dat hij een gemakkelijkere baan zoekt die niet wordt belemmerd door zijn vasten. Als hij geen gemakkelijkere baan kan vinden, is het toegestaan om het vasten te verbreken en verder te werken. Evenzo, als het vasten tijdens de Ramadān al-Mubārak iemand schaadt die het gewas maait, d.w.z. als hij niet in staat zal zijn om het gewas te maaien en het gewas zal worden vernietigd of gestolen als gevolg van het vasten, [of als het zeker is dat het gebouw zal worden vernietigd door regen in het geval dat de constructie niet op tijd kan worden voltooid], en als het onmogelijk is om iemand te vinden om tegen betaling te werken is het toegestaan om het vasten te verbreken en het werk te doen. Na het voltooien van het werk vast hij en maakt qaza, na Ramadān al-Mubārak, van de dagen (hij niet vastte). Het zal geen zonde zijn. Iedereen die zeker ziek zal worden of zal sterven van de dorst (in het geval dat hij doorgaat met vasten) mag het vasten verbreken en qaza verrichten. In dit geval maakt hij geen kaffārat.”

Qaza voor het vasten

Het betekent één dag voor één dag vasten, wat zowel sporadisch als op opeenvolgende dagen kan worden uitgevoerd. Als een andere Ramadān al-Mubārak tussenbeide komt terwijl men met tussenpozen vast, vast men eerst voor de Ramadān al-Mubārak. Een persoon die zo oud is dat hij niet in staat zal zijn om het vasten van Ramadān al-Mubārak of zijn vasten van qaza tot aan zijn dood uit te voeren, en een invalide wiens herstel hopeloos is, moet in het geheim eten. Als hij rijk is, geeft hij voor elke dag één fitra, dat wil zeggen vijfhonderdtwintig dirham [1.750 gram] tarwe of meel of het equivalent daarvan in goud of zilvergeld aan een of meer arme mensen. Het totale bedrag kan ook aan het begin of het einde van de Ramadān al-Mubārak in één keer aan één arme worden gegeven. Als hij herstelt na het geven van de fidya, verricht hij zowel zijn vasten van Ramadān al-Mubārak als zijn vasten van qaza (d.w.z. die welke hij niet heeft gevast vanwege zijn ziekte). Als hij sterft zonder de fidya te geven, zal hij (voordat hij sterft) voor isqāt[12]. Als hij arm is, geeft hij de fidya niet. Hij bidt. Als een oude of invalide van dit soort niet kan vasten in het warme of koude seizoen, maakt hij qaza in elk seizoen dat voor hem geschikt is. Een persoon die de salāt niet staand kan verrichten terwijl hij vast, vast en de salāt zittend verricht. Als een persoon het vasten verbreekt of als een kind in de pubertas komt of als een ongelovige een moslim wordt of als een musāfir terugkeert naar de stad waar hij woont of als een vrouw rein wordt (van menstruatie); Zij moeten zich onthouden (van eten, enz.) alsof zij die dag tot de avond vasten. De musāfir en de vrouw maken daar later qaza van.

Kaffārat voor het (gebroken) vasten

Een slaaf wordt gemanipuleerd voor de kaffārat van een vasten. Hij die een slaaf niet kan manipuleren, vast achtereenvolgens zestig dagen. Na zestig dagen maakt hij qaza voor elke dag dat hij niet vastte.

Een persoon die kaffārat schulden heeft voor verschillende Ramadān al-Mubārak in het verleden, of die elk twee dagen een kaffārat nodig heeft gehad voor dezelfde Ramadān al-Mubārak, maakt slechts één kaffārat voor beiden, als hij geen kaffārat heeft gemaakt voor de eerste. Maar als hij de eerste kaffārat maakte (vóór de tweede overtreding die een kaffārat met zich meebracht), maakt hij ook de tweede.

Als het vasten van kaffārat wordt verbroken om verontschuldigbare redenen zoals ziekte en langeafstandsreizen, of omdat het wordt onderbroken door dagen van ‘Eid of door Ramadān al-Mubārak, is het noodzakelijk om opnieuw zestig dagen te vasten. Als men het niet breekt op dagen van ‘Eid, moet men nog steeds opnieuw beginnen. Als een vrouw het verbreekt vanwege menstruatie of lochia (de vaginale afscheiding die optreedt na de bevalling), begint ze er niet opnieuw mee. Ze voltooit het tot zestig als ze rein wordt. Maar als een van dezelfde redenen, (d.w.z. menstruatie of lochia), het vasten van een kaffārat van een vrouw onderbreekt voor een (gebroken) eed, die bestaat uit drie opeenvolgende dagen vasten, moet ze weer drie opeenvolgende dagen vasten.

Men moet zijn kaffārat vasten op zo’n moment beginnen dat het niet samenvalt met de Ramadān al-Mubārak of met enige ‘Eid. Als men zijn kaffārat begint op de eerste dag van Rajab en als de zestig dagen niet voltooid zijn op de laatste dag van Sha’bān, is men van plan een reis van drie dagen te maken en verlaat men zijn stad. Men is van plan om op de eerste dag van de Ramadān al-Mubārak [Ishbāh] te vasten met de kaffārat. Want het is niet verplicht voor een musāfir om het vasten van Ramadān al-Mubārak te verrichten; het is hem toegestaan er later qaza van te maken.

Als iemand voortdurend ziek is of te oud om zestig dagen te vasten, voedt hij op een dag zestig arme mensen. (Om dit te doen) is het nodig om op één dag twee volledige maaltijden te geven aan zestig hongerige arme mensen. Het is niet nodig dat ze allemaal op dezelfde dag eten. Het is ook toegestaan om twee volledige maaltijden per dag te geven aan één arme gedurende zestig dagen, of één volledige maaltijd per dag gedurende honderdtwintig dagen. Of hij geeft een halve sâ’ [1.750 gram] tarwe of meel, of een sâ’ gerst, rozijnen of dadels aan elk van de zestig arme mensen.

Het is ook toegestaan om het equivalent daarvan in brood of ander bezit of goud of zilver te geven aan elk van de zestig armen, of om hetzelfde bedrag aan één arme te geven gedurende zestig opeenvolgende dagen. In het boek Badāyi’ staat geschreven dat ook fuloos (papiergeld) aan de armen gegeven mogen worden om zichzelf te voeden in plaats van maaltijden. Als hij het voedsel voor de zestig dagen in totaal aan één arme op één dag geeft, zal hij dat van slechts één dag hebben gegeven. Als hij ‘s morgens zestig armen voedt en ‘s avonds zestig andere armen, dan zal hij degenen die hij ‘s morgens gevoed heeft, ‘s avonds nog eens te eten moeten geven, of degenen die hij ‘s avonds gevoed heeft, ‘s morgens nog een keer.

Of, hij geeft goederen ter waarde van één sadaqa fitr aan elk van de zestig armen. Als hij tweemaal de hoeveelheid tarwe geeft aan elk van de zestig arme mensen voor twee kaffārat, dan zal hij één kaffārat hebben betaald. Het is niet toegestaan voor iemand die een slaaf kan kopen om te vasten (in plaats van de slaaf te kopen) en voor iemand die kan vasten om de armen te voeden (in plaats van te vasten). Als deze zieke of oude arm is, voedt hij de armen als hij rijk wordt. Het is noodzakelijk om een niyyah voor kaffārat te maken.

Mensen die een excuus hebben, moeten stiekem eten op de dagen dat ze niet kunnen vasten. Degenen die opzettelijk niet vasten en eten in het bijzijn van moslims op openbare plaatsen en degenen die vastende mensen misleiden en hun vasten voorkomen, zullen hun Imān (om dit te doen) verliezen. Het is zondig om tijdens de dagen van de Ramadān al-Mubārak eet- en drinkgelegenheden te runnen, zoals restaurants, cafetaria’s, casino’s en buffetten.


[1] De Istaghfār is een korte aanroep die wordt uitgesproken voor vergeving van zonden, voor bescherming tegen rampen, schade en gevaren, en voor het aanvaarden van daden van aanbidding. Het is als volgt: “Astaghfirullah al ‘Azīm al-Karim allazî lā illāha illā Anta Huwa al-Hayyu al-Qayyuma wa atubu ilaih.

[2] Het woord ‘Shar’ī’ is een bijvoeglijk naamwoord. Het betekent ‘dat wat is voorgeschreven door de Islamitische Shari’ah.

[3] Het spreekt voor zich dat het geen tijden mogen zijn waarin Islam het vasten verbiedt.

[4] De term “Safari Moslim” lijkt geen algemeen erkende of specifieke betekenis te hebben in de islamitische terminologie. Als u echter naar “Safar” verwijst, is dit de tweede maand van de islamitische maankalender. Het woord “Safar” in het Arabisch vertaalt zich naar “leeg”, wat historisch verwees naar de tijd dat huizen leeg waren toen mensen reisden voor voedsel of handel in pre-islamitische tijden.

[5] Bahr-ur-Rāiq, door Zeyn-al-‘Âbidīn bin Ibrāhīm ibn Nujaym Misrî ‘Rahmatullāhi Ta’ālā ‘alaih’, (926 – 970 [1562 n. Chr.], Egypte,) is een commentaar op het boek Kenz, dat was geschreven door Abdullah bin Ahmad Nesefî

[6] Het is relevant om er op dit punt aan te herinneren dat de ‘tweede’ en ‘eerste’ nachten die hier worden genoemd, de nachten zijn die respectievelijk voorafgaan aan de ‘tweede’ en ‘eerste’ dag.

[7] Kaffārat voor het vrijwillig verbreken van het vasten zal een paar pagina’s verderop worden uitgelegd.

[8] Mazāhib is de meervoudsvorm van Mazhab

[9] Daden die onze Profeet ﷺ niet leuk vond, zich van onthield of ervan afraadde, worden makruh genoemd. Deze handelingen zijn niet duidelijk verboden in de Heilige Qur’ān. De Boodschapper van Allāh Ta’ālā vermeed sommigen van hen echter strenger dan hij de anderen vermeed. De geleerden van Ahle soenna (radi Allāhu anhum) scheidden deze daden af van de andere en noemden ze ‘tahrīmī’ vanwege het gevaar dat deze daden harām zouden kunnen zijn. En zij noemden de andere handelingen van makruh ‘tanzīhī’.

[10] Fajr-e-sādiq is de tijd waarin de bovenste stralen van de zon 19° onder de horizon staan.

[11] De lexicale betekenis van ‘helāk’ is ‘vernietiging’, ‘vergaan’, ‘uitputting’. In dit register wordt het gebruikt in de betekenis van ‘de maat van schade of gevaar die de islam heeft gedicteerd als een maatstaf om te beslissen over de te nemen stap’.

[12] “Isqāt” kan verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de context. In het Arabisch verwijst het vaak naar ‘vallen’ of ‘gevallen’ en het kan in verschillende contexten worden gebruikt, zoals juridische, politieke of zelfs poëtische uitdrukkingen.


Translate »
error: Content is protected !!