Inleiding

Kennis is een krachtig hulpmiddel dat ons leven op verschillende manieren verrijkt. Hier zijn enkele redenen waarom kennis essentieel is:

  1. Empowerment van besluitvorming: Kennis stelt ons in staat om weloverwogen keuzes te maken, van alledaagse beslissingen tot belangrijke levensgebeurtenissen. Het helpt ons om door de overdaad aan informatie heen te filteren en ons te concentreren op wat er echt toe doet.
  2. Probleemoplossende vaardigheden verbeteren: Beschouw kennis als puzzelstukjes. Hoe meer je hebt, hoe duidelijker het beeld wordt. Het verbreedt je inzicht, waardoor je uitdagingen vanuit verschillende invalshoeken kunt aanpakken en effectieve oplossingen kunt vinden.
  3. Succes stimuleren: Kennis fungeert als een kompas op uw reis naar succes. Het helpt u duidelijke doelen te stellen, strategieën te plannen en deze effectief uit te voeren.
  4. Onszelf en de wereld begrijpen: Kennis stelt ons in staat om dingen op nieuwe manieren te zien, ideeën te genereren en positieve verandering teweeg te brengen. Het stelt ons in staat om grote dingen te bereiken door de wereld om ons heen te begrijpen.

Over kennis in de Heilige Qur’ān

Allāh Ta’ālā openbaart over kennis:

قَالُواْ سُبْحَٰنَكَ لاَ عِلْمَ لَنَآ إِلاَّ مَا عَلَّمْتَنَآ إِنَّكَ أَنْتَ ٱلْعَلِيمُ ٱلْحَكِيمُ 

“Zij zegden: “Heilig zijt Gij. Wij bezitten geen kennis, buiten hetgeen Gij ons hebt geleerd; waarlijk, U bent de Alwetende, de Alwijze.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 32

“En zij volgen dezelfde weg, die de duivels volgden tegen de regering van Salomo – en Salomo was niet ongelovig, maar ongelovig waren de duivels en zij leerden de mensen leugen en bedrog. En (zij handelen naar) hetgeen aan de twee engelen, Hārut en Mārut in Babylon was geopenbaard. Maar deze beiden leerden niemand, voordat zij hadden gezegd:

وَٱتَّبَعُواْ مَا تَتْلُواْ ٱلشَّيَـٰطِينُ عَلَىٰ مُلْكِ سُلَيْمَـٰنَ وَمَا كَفَرَ سُلَيْمَـٰنُ وَلَـٰكِنَّ ٱلشَّيَـٰطِينَ كَفَرُواْ يُعَلِّمُونَ ٱلنَّاسَ ٱلسِّحْرَ وَمَآ أُنْزِلَ عَلَى ٱلْمَلَكَيْنِ بِبَابِلَ هَـٰرُوتَ وَمَـٰرُوتَ وَمَا يُعَلِّمَانِ مِنْ أَحَدٍ حَتَّىٰ يَقُولاَ إِنَّمَا نَحْنُ فِتْنَةٌ فَلاَ تَكْفُرْ فَيَتَعَلَّمُونَ مِنْهُمَا مَا يُفَرِّقُونَ بِهِ بَيْنَ ٱلْمَرْءِ وَزَوْجِهِ وَمَا هُم بِضَآرِّينَ بِهِ مِنْ أَحَدٍ إِلاَّ بِإِذْنِ ٱللَّهِ وَيَتَعَلَّمُونَ مَا يَضُرُّهُمْ وَلاَ يَنفَعُهُمْ وَلَقَدْ عَلِمُواْ لَمَنِ ٱشْتَرَاهُ مَا لَهُ فِي ٱلآخِرَةِ مِنْ خَلَٰـقٍ وَلَبِئْسَ مَا شَرَوْاْ بِهِ أَنْفُسَهُمْ لَوْ كَانُواْ يَعْلَمُونَ

“Wij zijn slechts een beproeving; weest daarom niet ongelovig”. Zo leren zij (de mensen) van hen datgene waarmee zij een geschil maken tussen een man en zijn vrouw, maar zij schaden er niemand mee, tenzij door Allāh’s bevel; maar dezen leren wat hen schaadt en geen goed doet, hoewel zij weten, dat hij, die in deze zaken handelt geen voordeel heeft in het hiernamaals; slecht is hetgeen waarvoor zij hun ziel hebben verkocht; hadden zij het slechts ingezien!” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 102

قَدْ كَانَ لَكُمْ آيَةٌ فِي فِئَتَيْنِ ٱلْتَقَتَا فِئَةٌ تُقَاتِلُ فِي سَبِيلِ ٱللَّهِ وَأُخْرَىٰ كَافِرَةٌ يَرَوْنَهُمْ مِّثْلَيْهِمْ رَأْيَ ٱلْعَيْنِ وَٱللَّهُ يُؤَيِّدُ بِنَصْرِهِ مَن يَشَآءُ إِنَّ فِي ذٰلِكَ لَعِبْرَةً لأُوْلِي ٱلأَبْصَارِ

“Voorzeker was er voor u een teken in de twee legers die elkander ontmoetten, het ene leger vechtend voor de zaak van Allāh en het andere ongelovig, dezen zagen de anderen voor hun eigen ogen dubbel zo talrijk als zijzelf. En Allāh versterkt met Zijn hulp, wie Hij wil. Daarin is zeker een les voor hen, die ogen hebben.’ Surah Al-Imran (het Huis van Imran), H3, vers 13

فَخَلَفَ مِن بَعْدِهِمْ خَلْفٌ وَرِثُواْ ٱلْكِتَٰبَ يَأْخُذُونَ عَرَضَ هَـٰذَا ٱلأَدْنَىٰ وَيَقُولُونَ سَيُغْفَرُ لَنَا وَإِن يَأْتِهِمْ عَرَضٌ مِّثْلُهُ يَأْخُذُوهُ أَلَمْ يُؤْخَذْ عَلَيْهِمْ مِّيثَٰقُ ٱلْكِتَٰبِ أَن لاَّ يِقُولُواْ عَلَى ٱللَّهِ إِلاَّ ٱلْحَقَّ وَدَرَسُواْ مَا فِيهِ وَٱلدَّارُ ٱلآخِرَةُ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ يَتَّقُونَ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ

“Na hen kwam er een boos geslacht dat het Boek erfde. Zij namen de goederen van deze wereld en zeiden: “Het zal ons worden vergeven.” Maar als meer dergelijke goederen tot hen kwamen zouden zij deze ook hebben genomen. Werd de belofte in het Boek, dat zij van God slechts de waarheid zouden spreken, niet van hen afgenomen? En hebben zij hetgeen er in staat, niet gelezen? En het tehuis van het Hiernamaals is beter voor degenen, die (Allāh) vrezen. Begrijp je dat niet?” Surah al-A’rāf (de verheven plaatsen), H7, vers 169

وَٱتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ ٱلَّذِي ۤ ءَاتَيْنَاهُ ءَايَاتِنَا فَٱنْسَلَخَ مِنْهَا فَأَتْبَعَهُ ٱلشَّيْطَانُ فَكَانَ مِنَ ٱلْغَاوِينَ

“En vertel hun het verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar hij wendde zich af, daarom volgde Satan hem en hij werd verleid.”

وَلَوْ شِئْنَا لَرَفَعْنَاهُ بِهَا وَلَـٰكِنَّهُ أَخْلَدَ إِلَى ٱلأَرْضِ وَٱتَّبَعَ هَوَاهُ فَمَثَلُهُ كَمَثَلِ ٱلْكَلْبِ إِن تَحْمِلْ عَلَيْهِ يَلْهَثْ أَوْ تَتْرُكْهُ يَلْهَث ذَّلِكَ مَثَلُ ٱلْقَوْمِ ٱلَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا فَٱقْصُصِ ٱلْقَصَصَ لَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ

“En indien Wij wilden, konden Wij hem er door verheffen doch hij verkoos de aarde en volgde zijn begeerten, hij is als een hond: als gij hem achtervolgt laat deze zijn tong (uit de bek) hangen en indien gij hem met rust laat steekt hij ook zijn tong uit. Dit is het geval van de mensen, die Onze tekenen verloochenen. Vertel daarom deze gelijkenis opdat zij mogen nadenken.” Surah al-A’rāf (de verheven plaatsen), H7, verzen 175-176

 قَالَ لَهُ مُوسَىٰ هَلْ أَتَّبِعُكَ عَلَىٰ أَن تُعَلِّمَنِ مِمَّا عُلِّمْتَ رُشْداً

“Mozes zeide tot hem: “Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding, die u is gegeven?” Surah al-Kahf (de spelonk), H18, vers 66

فَتَعَٰلَى ٱللَّهُ ٱلْمَلِكُ ٱلْحَقُّ وَلاَ تَعْجَلْ بِٱلْقُرْءانِ مِن قَبْلِ أَن يُقْضَىٰ إِلَيْكَ وَحْيُهُ وَقُل رَّبِّ زِدْنِي عِلْماً

“Verheven zij Allāh, de Ware Koning. En haast u niet met de Qur’ān eer de openbaring er van aan u voltooid is en zeg: “O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis.” Surah Tā Hā, H20, vers 114

 وَمِنَ ٱلنَّاسِ وَٱلدَّوَآبِّ وَٱلأَنْعَامِ مُخْتَلِفٌ أَلْوَانُهُ كَذَلِكَ إِنَّمَا يَخْشَى ٱللَّهَ مِنْ عِبَادِهِ ٱلْعُلَمَاءُ إِنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ غَفُورٌ

“Ook mensen, beesten, vee zijn van verschillende kleur. Alleen Zijn dienaren die kennis bezitten, vrezen Allah. Voorwaar, Allah is Almachtig, Vergevensgezind.’ Surah Fātir (de Schepper), H35, vers 28

 أَمَّنْ هُوَ قَانِتٌ آنَآءَ ٱلَّيلِ سَاجِداً وَقَآئِماً يَحْذَرُ ٱلآخِرَةَ وَيَرْجُواْ رَحْمَةَ رَبِّهِ قُلْ هَلْ يَسْتَوِي ٱلَّذِينَ يَعْلَمُونَ وَٱلَّذِينَ لاَ يَعْلَمُونَ إِنَّمَا يَتَذَكَّرُ أُوْلُواْ ٱلأَلْبَابِ

“Is hij, die Allāh vereert in de uren der nacht, neerknielende en staande, die voor het Hiernamaals vreest en hoopt op de barmhartigheid van zijn Heer. Zeg: “Zijn zij die weten gelijk aan hen die niet weten?” Maar alleen de verstandigen trekken er lering uit.” Surah az-Zumar (de groepen), H39, vers 9

أَفَرَأَيْتَ مَنِ ٱتَّخَذَ إِلَـٰهَهُ هَوَاهُ وَأَضَلَّهُ ٱللَّهُ عَلَىٰ عِلْمٍ وَخَتَمَ عَلَىٰ سَمْعِهِ وَقَلْبِهِ وَجَعَلَ عَلَىٰ بَصَرِهِ غِشَاوَةً فَمَن يَهْدِيهِ مِن بَعْدِ ٱللَّهِ أَفَلاَ تَذَكَّرُونَ

“Hebt gij hem gezien, die zijn eigen begeerte tot zijn god maakt, en die Allāh liet dwalen, ondanks zijn kennis, en wiens oren en wiens hart Hij heeft verzegeld en op wiens ogen Hij een sluier heeft gelegd? Wie zal hem buiten Allāh kunnen leiden? Wilt gij dan geen lering hieruit trekken?” Surah al-Jāthiyah (het knielen), H45, vers 23

مَثَلُ ٱلَّذِينَ حُمِّلُواْ ٱلتَّوْرَاةَ ثُمَّ لَمْ يَحْمِلُوهَا كَمَثَلِ ٱلْحِمَارِ يَحْمِلُ أَسْفَاراً بِئْسَ مَثَلُ ٱلْقَوْمِ ٱلَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِ ٱللَّهِ وَٱللَّهُ لاَ يَهْدِي ٱلْقَوْمَ ٱلظَّالِمِينَ

“Degenen die belast zijn met de Torah en deze niet naleven, zijn als een ezel die boeken draagt. Slecht is de staat van het volk dat de tekenen van Allāh verwerpt. En Allāh leidt het onrechtvaardige volk niet.” Surah al-Jumu’ah (de bijeenkomst), H62, vers 5

Geraadpleegd bronnen

  • Al-Qawā’id al-Furu door Imām Hāfiz Zainuldin Abdur Rahmān Ibn Ahmad ibn Abdir Rahman ibn al-Hasan ibn Mohammed ibn Abul Barakāt Mas’ud al-Sulami al-Hanbali al-Dimashqi.[1]
  • Ihya Uloom-ud-Dīn door Imām al-Ghazālī
  • Se’adet-e-Ebediyye door Sayyid Ahmad Makki Beg

[1] Geboren in Bagdad in 736H en opgegroeid bij een schriftgeleerd uit een vroom gezin. Hij overleed op maandagnacht 4 Ramadān 795H in al-Humariyyah, Syrië. Hij schreef een meesterlijk boek over kennis en wetenschap getiteld “al-Qawā’id al-Kubra fi’l Furu” en nog veel meer werken.


Translate »
error: Content is protected !!