Inleiding

Taqlīd, in de islamitische wet, is de onvoorwaardelijke aanvaarding van de wettelijke beslissingen van een ander zonder de basis van die beslissingen te kennen. Er is een breed scala van meningen over taqlīd onder verschillende groepen of denkscholen van moslims. Taalkundig betekent taqlīd, het plaatsen van iets om de nek, wat de nek omringt. Technisch betekent taqlīd, het volgen van degene wiens zeggen geen hujjah[1] (bewijs) is. Uitgezonderd van wat wij zeggen ‘volgen van degene wiens zeggen geen bewijs is’, is het volgen van de Sunnah van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ een ibādah en bewijs van goede daad.

Allāh Ta’ālā openbaart:

 يَا أَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ أَطِيعُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُواْ ٱلرَّسُولَ وَأُوْلِي ٱلأَمْرِ مِنْكُمْ فَإِن تَنَازَعْتُمْ فِي شَيْءٍ فَرُدُّوهُ إِلَى ٱللَّهِ وَٱلرَّسُولِ إِن كُنْتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ ذٰلِكَ خَيْرٌ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلاً

“O gij die gelooft, gehoorzaamt Allāh en Zijn Boodschapper [Mohammed] en degenen, die onder u gezag hebben; en indien gij over iets twist, verwijst het naar Allāh en Zijn Boodschapper, als gij gelooft in Allāh en de laatste Dag; dit is beter en uiteindelijk het beste.” Surah an-Nisā (de vrouwen) H4, vers 59

Van bovenstaand vers kunnen wij afleiden, dat na de Heilige Profeet ﷺ de Sahāba-e-Kirām, de Tābi’īn en de vier A’imma (radi-Allāhu ‘‘Anhum) de meest excellente leiders zijn van de Ahle Sunnat wal Jamā’ah. Zij zijn zulke A’imma, die bekend zijn als ‘Mujtahidin fi Sharah’. Deze A’imma zijn Imām-e-Azam Abu Hanīfa, Imām Mālik, Imām Shafi’ī en Imām Ahmed bin Hanbal (radi-Allāhu ‘‘Anhum). De volgelingen van deze vier Mazāhib (canonieke wetscholen) zijn algemeen bekend als Hanafi, Mālikī, Shafi’ī en Hanbali.

Wat betekent taqlīd in begrijpelijk Nederlands?

Taqlīd betekent het volgen van één van de vier A’imma van de religie conform de Geboden van Shari’ah (Heilige Qur’ān en Sunnah).

Vandaag de dag volgt wereldwijd de moslims de taqlīd van één van de vier A’imma. In de masā’il furu’iya is er geen andere dan de deze vier mazhab. Het verschil van opinie van deze vier A’imma is alleen in de wetten van furu’ (handelingen) en niet in aqā’id (geloofsbelijdenis).

Het is wājib (noodzakelijk) om één van de vier A’imma te volgen in bijvoorbeeld de methode van namāz, saum en zakāt zoals het is voorgeschreven. Dit wordt taqlīd shakhshi genoemd.

Deze vier A’imma hebben géén eigen regels gemaakt, maar hebben de betekenis van de Heilige Qur’ān en Sunnah uitgelegd, welke door een normaal ontwikkelde mens en zelfs door hedendaagse ulema niet diepgaand kan worden begrepen. Daarom is het volgen van deze A’imma een teken van daadwerkelijk volgen van de Heilige Qur’ān en Sunnah.

Als u Imām Abu Hanīfa volgt dan kunt de andere A’imma niet volgen. Bijvoorbeeld, wanneer u de methode van namāz van één van de vier A’imma volgt, dan kunt u de andere drie A’imma niet meer volgen in andere handelingen. Het is dus noodzakelijk vasthoudend slechts één van de vier A’imma te volgen. U kunt ook niet wisselen van mazhab, omdat de interpretatie van bepaalde zaken voor u persoonlijk beter uitkomt. Dus als u Hanafi bent kunt u niet meer de uitleg van bijvoorbeeld Imām Shafi’ī volgen. U dient vastbesloten en vasthoudend Hanafi te blijven. Islam is geen seizoen godsdienst.

Het is ook een algemene overeenstemming onder alle ulema, dat u geen andere Imām of een mujtahid kunt volgen, dan de vier genoemde A’imma.

Allāh Ta’ālā openbaart:

 ٱهْدِنَا ٱلصِّرَاطَ ٱلْمُسْتَقِيمَ 

صِرَاطَ ٱلَّذِينَ أَنْعَمْتَ عَلَيْهِمْ غَيْرِ ٱلْمَغْضُوبِ عَلَيْهِم وَلاَ ٱلضَّآلِّينَ

“Leid ons op het Rechte Pad; het Pad dergenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken, niet dat van hen op wie toorn is nedergedaald. Noch dat der dwalenden.” Surah al-Fātiha (het Begin) H1, verzen 6-7

Deze verzen kunnen gezien worden als argument in instemming van zowel mutlaq (absoluut) als taqlīd van mujtahid. Zij die op het Rechte Pad zijn, zijn de mufassir (uitleggers van de Heilige Qur’ān), muhaddith (geleerden van de Ahadīth), juristen, Awliya Allāh, Ghaus, Qutub en Abdāl. Zij zijn allemaal muqallid die bewijzen en bewezen, dat taqlīd het Rechte Pad is.

Allāh Ta’ālā openbaart verder:

 لاَ يُكَلِّفُ ٱللَّهُ نَفْساً إِلاَّ وُسْعَهَا لَهَا مَا كَسَبَتْ وَعَلَيْهَا مَا ٱكْتَسَبَتْ رَبَّنَا لاَ تُؤَاخِذْنَا إِن نَّسِينَآ أَوْ أَخْطَأْنَا رَبَّنَا وَلاَ تَحْمِلْ عَلَيْنَآ إِصْراً كَمَا حَمَلْتَهُ عَلَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِنَا رَبَّنَا وَلاَ تُحَمِّلْنَا مَا لاَ طَاقَةَ لَنَا بِهِ وَٱعْفُ عَنَّا وَٱغْفِرْ لَنَا وَٱرْحَمْنَآ أَنتَ مَوْلَٰـنَا فَٱنْصُرْنَا عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْكَافِرِينَ

“Allāh belast geen ziel boven haar vermogen; voor haar is wat zij verdient en tegen haar is ook wat zij verdient; onze Heer, straf ons niet als wij vergeten of een fout hebben begaan, Heer, en belast ons niet, zoals Gij degenen, die vóór ons waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met datgene, waarvoor wij de kracht niet hebben (het te dragen), wis onze fouten uit en schenk ons vergiffenis en wees ons Barmhartig; Gij zijt onze Meester, help ons daarom tegen het ongelovige volk.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 286

Het eerste deel van dit vers laat zien, dat Allāh Ta’ālā een mens niet met ontbering belast wat hij/zij niet kan doorstaan. Het betekent, dat de mens die incapabel is met ijtihād (overeenstemming), niet in staat is masā’il (vraagstukken) te extraheren van de Heilige Qur’ān, want het gaat hem overbelasten. Het onterecht te verlangen, als hij beperkt is in taqlīd, om problemen op te lossen met de Heilige Qur’ān.

Allāh Ta’ālā openbaart ook:

وَٱلسَّابِقُونَ ٱلأَوَّلُونَ مِنَ ٱلْمُهَاجِرِينَ وَٱلأَنْصَارِ وَٱلَّذِينَ ٱتَّبَعُوهُم بِإِحْسَانٍ رَّضِيَ ٱللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُواْ عَنْهُ وَأَعَدَّ لَهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي تَحْتَهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَآ أَبَداً ذٰلِكَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ

“En de vooruitstrevenden en de eersten der migranten en hulpgevers en degenen, die hen in goedheid volgen, Allāh heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem; en Hij heeft voor hen tuinen bereid, waar doorheen rivieren stromen; daarin zullen zij voor eeuwig vertoeven; dat is de grote zegepraal.” Surah at-Tawbah (berouw) H9, vers 100

In dit vers wordt gezegd, ‘en de muhājirin en (vooruitstrevenden, helpers) en de eersten er Ansār (migranten) en degenen die hen volgen met goede intentie, zijn degenen met wie Allāh Ta’ālā tevreden is en zij zijn tevreden met Allāh Ta’ālā. Het betekent, dat Allāh Ta’ālā tevreden is met hen die de voetstappen van de muhājir en Ansār volgen. Dit is niet anders dan taqlīd.

Allāh Ta’ālā openbaart:

وَمَآ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ إِلاَّ رِجَالاً نُّوحِيۤ إِلَيْهِمْ فَٱسْأَلُواْ أَهْلَ ٱلذِّكْرِ إِن كُنْتُم لاَ تَعْلَمُونَ

“En Wij zonden vóór u, slechts mannen aan wie Wij een openbaring gaven; vraagt daarom aan degenen, die de vermaning bezitten als gij het niet weet, met duidelijke tekenen en geschriften.” Surah an-Nahl (de bij) H16, vers 43

In dit vers wordt gezegd, vraag aan de mensen die geleerd hebben als u het niet weet. Dus dit vers geeft aanwijzing om advies en kennis te zoeken bij geleerde mensen als de gewone mens niet weet wat de echte betekenis is. Met geleerde wordt expliciet de mujtahid bedoeld.


[1] Voltooiing van bewijs, is een islamitisch concept dat aangeeft dat religieuze waarheid volledig is opgehelderd door de Profeet Mohammed ﷺ en beschikbaar is gesteld aan het volk, dat wordt beschouwd als geen excuus om het te ontkennen.


Translate »
error: Content is protected !!