Inleiding
Met de nikāh wordt een vrouw gebonden aan en onder het bevel van haar man en de intrekking of intrekking van deze slavernij wordt de vrouw vrij; de laatste oorzaak wanneer de vrouw niet meer onder de controle van haar man blijft, staat bekend als ‘Echtscheiding’ of ‘talāq’ in de terminologie van de Shari’ah. Om uitvoering te geven aan echtscheiding (talāq) worden bepaalde termen/woorden voorgeschreven, die later zullen worden besproken.
Er zijn twee uiteindelijke staten van de talāq (Echtscheiding) die eenmaal van onmiddellijke aard is en de scheiding niet eerder in werking treedt dan de talāq wordt aangekondigd (vanwege de speciale kenmerken van de talāq (echtscheiding), binnen het bereik van de Shari’ah in vergelijking met het algemene gebruik van echtscheiding in internationale fora zullen we het woord talāq voor echtscheiding in dit hoofdstuk gebruiken. Het is de terminologie die in de Heilige Qur’ān wordt gebruikt.
De talāq waarbij de scheiding tussen man en vrouw dan plaatsvindt en er bekend staat als ‘TALAQ-E-BAAIN’. De andere staat wanneer de talāq in werking treedt aan het einde van de periode van ‘Iddat’ wat de wachttijd van een gescheiden vrouw (of een weduwe) betekent waarna de vrouw vrij zal zijn. Dit staat bekend als ‘TALAQ-E-RAJAEE’.
Vraagstuk: talāq is toegestaan, maar zonder de wettelijke rechtvaardiging onder de Shari’ah, in welk geval het mustahab is. In bepaalde gevallen wordt het echter aan de man om de talāq te geven en de vrouw te bevrijden van de mentale/ fysieke pijn. Het is wanneer de man impotent of eunuch is, in welk geval hij niet in staat is om aan zijn seksuele verplichting te voldoen en wanneer er geen schijn van herstel is om het vermogen als zodanig te herwinnen.
Vraagstuk: talāq is van drie soorten (1) Hassan, (2) Ahsan en (3) Bi’da’ee. Talāq-e-Ahsan is minder somber sommige dan de andere twee. Het staat voor de talāq raj’ee gegeven in de periode van zuiverheid waarin de seksuele daad, niet heeft plaatsgevonden. Hij moet als zodanig blijven (zonder geslachtsgemeenschap) tot het verstrijken van de periode van Iddat. Talāq-e-Hassan staat voor de talāq gegeven aan de vrouw met wie geen geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden of de drie talāq gegeven aan de geslachtsgemeenschap vrouw in drie perioden van haar zuiverheid op voorwaarde dat hij de geslachtsgemeenschap niet heeft gedaan in deze drie perioden van haar zuiverheid of toen ze in ‘menstruatie’ was of hij gaf drie talāq in drie maanden aan de vrouw die geen ‘menstruatie’ heeft bijvoorbeeld een meisje onder de leeftijd van de puberteit of de zwangere vrouw of de vrouw die is gestopt met ‘menstruatie. talāq-e-bida’ee is om talāq twee keer of drie keer een periode van zuiverheid te geven (ofwel het woord talāq bij drie of twee gelegenheden herhalen of alle drie, bij één gelegenheid. Dit is vermeld in enkele details die betrekking hebben op een uitzonderlijk geval van menstruatie/ seksuele handeling). Talāq-e-bā’in gegeven in de periode zuiverheid wordt talāq-e-bida’ee.
Vraagstuk: Als de talāq ‘menstruatie’ heeft, dan moet hij haar teruggeven om de echtelijke relaties te herstellen, want het was een zonde om van haar te scheiden toen ze in de menses was of in een staat van onreinheid. Als hij nog steeds van haar wil scheiden, dan moet een zuiverheid overgaan na de huidige ‘menstruatie’ wanneer ze zuiver wordt, dan kan hij van haar scheiden in deze staat van zuiverheid, op voorwaarde dat zijn ‘terugkeer’ naar haar is als na geslachtsgemeenschap als zijn terugkeer is na een daad van eenvoudige streling zoals zoenen of woorden van amoureuze liefde, dan kan hij scheiden in de periode van zuiverheid na deze menstruatie.
Vraagstuk: Als hij van zijn vrouw scheidt die normale seksuele contacten heeft, wanneer ze in de menses is door twee of drie keer “Ik geef je talāq” te zeggen volgens sunnat, dan zal elke talāq plaatsvinden in elke periode van zuiverheid, waarvan de eerste zal zijn in de periode van zuiverheid waarin geen geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden.
Vraagstuk: Als hij scheidt van de vrouw die normale menstruatie krijgt en er is gebruikelijke geslachtsgemeenschap met haar, in een staat van zuiverheid die vrij is van seksuele handelingen, door te zeggen ‘Ik geef je talāq twee of drie keer volgens sunnat’, dan zal de eerste talāq van kracht worden met (onmiddellijk).
Vraagstuk: Als hij tegen de vrouw die menstruatie krijgt, zegt, op een moment dat ze in de menstruatie is ‘Ik geef je twee of drie talāq volgens sunnat’ dan zal de eerste talāq in werking treden in de eerste periode van zuiverheid na de menstruatie.
Vraagstuk: Als hij talāq aan zijn vrouw geeft wanneer zij in de staat van menstruatie is, maar met wie hij geslachtsgemeenschap heeft gehad door te zeggen, ik geef je talāq twee of drie keer volgens sunnat, zal de eerste talāq affectief zijn in de staat van zuiverheid na de menstruatie.
Vraagstuk: Als hij tegen zijn vrouw zegt in een staat van zuiverheid waarin hij geslachtsgemeenschap had: ‘Ik geef je twee of drie talāq volgens de sunnat’, dan zal de eerste talāq na de menstruatie de eerste van zuiverheid innemen.
Vraagstuk: Om te zeggen: “Ik geef je twee of drie talāq volgens sunnat” met wie hij geslachtsgemeenschap moest hebben, zal de eerste talāq onmiddellijk van kracht worden (zelfs zij is in menses), de tweede talāq zal plaatsvinden wanneer de Nikāh-vrouw plechtig wordt, omdat ze na de eerste talāq bā’in voor hem wordt en uit zijn huwelijksband is gegaan.
Vraagstuk: Om talāq twee tot drie te geven, volgens sunnat aan een vrouw die niet rekt maar geniet van een seksuele relatie, zal de eerste talāq in één keer plaatsvinden, de tweede talāq, in de tweede maand en de derde, in de derde maand.
Vraagstuk: Als hij tegen een vrouw zegt ‘Ik geef je twee of drie keer talāq volgens sunnat’, met de bedoeling dat alle drie de talāq samen in werking zouden treden, dan is dit in orde. Maar als het zijn bedoeling is dat de talāq in elke volgende maand effectief zouden zijn, zal dit niet geldig zijn als de vrouw niet eerder geslachtsgemeenschap heeft gehad, omdat ze in dat geval Bā’in zou worden na dan eerst talāq en onwettig zal zijn als vrouw.
Voorwaarden voor talāq (echtscheiding)
Deze voorwaarden zijn (1) De man moet van normale zintuigen zijn (Aql) en groot in leeftijd (Bāligh). Een minderjarige (na bāligh) of krankzinnige echtgenoot kan talāq zelf niet geven of zijn wati (voogd) kan dat niet.
Vraagstuk: Als een dronkaard of verslaafd aan iemand de talāq geeft, zal het effectief zijn omdat hij een man van normale gevoeligheid (Aql) beschouwde. De talāq in de staat van intoxicatie of onevenwichtige gevoeligheid zal effectief zijn. Geen enkele voorwaarde kan door een vrouw worden gesteld voor de talāq, gebeurtenis als ze minderjarig of geestelijk gestoord is.
Vraagstuk: Als iemand gedwongen wordt om bedwelmend middel te drinken tegen zijn wens of onder extreme omstandigheden wanneer het gaat om overleving of zonder te weten dat het een bedwelmend middel is, zal in al deze uitzonderlijke gevallen de talāq gegeven door een getroffen man niet geldig zijn.
Vraagstuk: Voor een talāq is het niet nodig dat het uit eigen wil wordt gegeven (in welk geval het bindend wordt), het zal geldig zijn wanneer er ook sprake is van religieuze/ Shar’i dwanghandelingen of onvermijdelijke verboden (bekend als Shar’i Ikraah).
Vraagstuk: Zelfs de woorden van talāq die in grappen worden uitgesproken wanneer geen andere betekenis dan talāq kan worden afgeleid of opgerekt door argumenten enz., Zullen worden beschouwd als opzettelijke talāq. (geen aangenaamheid in zaken van talāq is toegestaan).
Vraagstuk: Een man van semi-wijsheid of lage mentale behendigheid of een half gek zijn zoals in de kwestie van talāq die geldig zal zijn.
Vraagstuk: Als een domme/ stomme persoon talāq geeft door gebaar of indicatie, zal geldig zijn als hij niet kan schrijven. Als hij kan schrijven, dan moet hij talāq schriftelijk geven.
Vraagstuk: De man wilde een ander woord spreken, maar het woord talāq werd onbewust uitgesproken, of hij sprak het woord talāq uit zonder het te beseffen betekenis of in grap en onvoorzichtigheid of gewoon om te intimideren (zijn vrouw of iemand anders), in al deze gevallen zal de talāq voorkomen (en het kan niet worden ingetrokken).
Vraagstuk: Het is de ziekte/ziekte van de zieke of patiënt die zijn bewustzijn niet heeft verloren, geeft de talāq (op welke manier dan ook), het zal geldig zijn.
Vraagstuk: Ernstige psychische aandoeningen zoals delirium, stoornis van de hersenen (sarsam) of een andere ziekte die resulteren in het verlies van zintuigen zijn redenen wanneer de talāq, het zal niet geldig zijn, of als hij woorden uitspreekt over het geven van talāq in diepe slaap, zal het niet als geldig of effectief worden beschouwd.
Vraagstuk: Als iemand uitspreekt dat hij talāq in een staat van ernstige woede heeft gebracht die zijn evenwicht van geest heeft verstoord, zal De talāq niet correct zijn.
Vraagstuk: Sommige mensen nemen hun toevlucht tot talāq en hebben later berouw over hun actie en bieden slappe excuses aan, zoals woede en rennen achter de Moefti’s aan voor fatwa. De moefti moet voorzichtig zijn met het accepteren van deze excuses. Loutere woede kan niet worden opgevat als een grond voor annulering van talāq, tenzij er solide concreet bewijs wordt geleverd om het bonafide te bewijzen.
Vraagstuk: Als de vrouw van een minderjarige echtgenoot de islam accepteert, en de Qāzi de islam aan hem presenteren voor acceptatie (zodat hun echtelijke relatie intact kan blijven, als hij weigert de islam te accepteren, komt talāq tussen hen voor.
Vraagstuk: Als het woord niet door tong is uitgesproken, maar is geschreven op een ding dat niet-statisch is (winterlucht) waar het woord niet ontcijferbaar blijft, dan zal de talāq niet plaatsvinden, en als het op een concreet ding zoals papier of zwart bord etc. is geschreven, met de bedoeling van talāq dan zal het talāq worden. wat ooit de wijze en inhoud van het schrijven is.
Elke brief die namens deze brief aan de vrouw wordt geschreven, is van kracht als talāq de datum van schrijven vormt waarop de Iddat ook begint. Maar als hij schrijft dat zodra ze de brief ontvangt, ze zichzelf onmiddellijk als gescheiden moet beschouwen als ze de brief ontvangt, of ze hem nu leest of niet.
Als de brief van talāq in de weg verdwaalt en deze haar niet bereikt, zal de talāq niet voorkomen.
Als deze brief door haar vader wordt ontvangen en hij scheurt hem en informeert zijn dochter niet, dan als de brief in die stad komt waar ze woont, dan zal de talāq plaatsvinden.
Vraagstuk: Als de man talāq op een stuk papier schrijft en zegt dat het niet zijn bedoeling is, maar hij heeft geschreven als een kwestie van praktijk dan in de leerstellingen van de wet, zijn woorden niet te vertrouwen.
Vraagstuk: Als de man talāq op twee papieren schrijft en beide door de vrouw worden ontvangen, dan kan de Qāzi twee talāq uitspreken.
Vraagstuk: Als de man het papier van talāq krijgt dat door iemand anders is geschreven, dan wordt de talāq effectief.
Vraagstuk: In het geval van geschreven talāq is het noodzakelijk dat het bewijs van de man noodzakelijk is tot het punt dat hij zelf de talāq namar heeft geschreven of door iemand anders is geschreven of dat de vrouw getuige is. De gelijkenis van handschrift of zijn handtekening zijn niet genoeg. Maar als de vrouw getuigt dat dat zijn handschrift is, dan mag ze het als zodanig aannemen en ernaar handelen. Maar als de man ontkent de talāq Namar te hebben geschreven, dan blijft procederen de enige oplossing.
Vraagstuk: Als iemand dwingt om de talāq te schrijven en hij kan het vermijden, hoewel er geen intentie of wil in zijn hart is om te doen, noch heeft hij het woord ‘talāq’ per maand uitgesproken, dan zal het geen talāq zijn. De dwang of dwang moet geldig zijn in de ogen van de Shari’ah. Simpelweg de woorden van anderen houden is geen geldige grond.
Vraagstuk: talāq zijn van twee soorten (1) Shar’i (duidelijk, ondubbelzinnig), (2) kināyah (door gebaren of met figuratieve taal)
Shar’i (duidelijk, direct etc.) is de taal of de uitdrukking die duidelijk en direct het voorkomen van talāq aangeeft, het kan in elke taal zijn.
Vraagstuk: Het woord ‘Shar’i’, zal evenzeer van toepassing zijn op elke uitdrukking zoals (1) Ik geef je de talāq, (2) talāq is op jou, (3) u bent gescheiden echtscheiding talāq is gegeven (4), u bent talāq houder, (5) ik geef je talāq en (6) o de vrouw die gescheiden is/ talāq heeft gekregen.
Al deze uitspraken betekenen dat het één talāq-e-raj’ee zal zijn (waar de man terug naar haar kan gaan om de echtelijke relatie te herstellen, of hij deze talāq heeft bedoeld of dat hij talāq-e-bā’in in zijn hoofd had, of hij bedoelde meer dan één talāq. Vraagstuk: Vanwege een defect in de spraak, zoals het stamelen van het woord “TALAQ” dat op welke manier dan ook wordt gesproken, zou het staan voor één talāq van raj’ee-aard, omdat het de duidelijke intentie van de spreker zou aangeven.
Vraagstuk: In het Urdu zijn de woorden (ik heb je verlaten) verschillend (Shar’i) en betekent een talāq-e-Raj’ee, ongeacht of de bedoeling van talāq (echtscheiding) in de geest van de sprekers is.
Vraagstuk: Over de uitspraak van het woord “talāq” goed of fout zijn de geletterden en de analfabeten gelijk. Zelfs als het woord wordt uitgesproken als een bedreiging of intimidatie, zal het talāq betekenen. Maar als hij zijn collega’s meedeelt dat hij het woord ‘talāq’ puur als dreigement zou uitspreken zonder dat daar serieuze bedoelingen achter zitten, zal dit niet als talāq worden opgevat.
Vraagstuk: Als iemand aan zijn vriend vraagt (gewoon een vriendelijke vraag): “Ben je van je vrouw gescheiden?” en hij zegt: “Ja! waarom niet?” Dit betekent een talāq, wat zijn bedoeling ook is. Als hij echter op een luide en definitieve manier weigert, zal zijn weigering worden geaccepteerd en zal de talāq niet plaatsvinden.
Vraagstuk: Iemand suggereert Zaid (een andere man) ‘Er is geen talāq op je vrouw’, Als Zaid antwoordt ‘waarom niet?’ of ‘waarom’, dan wordt het een talāq. Maar als hij direct weigert, zal er in het laatste geval geen talāq plaatsvinden.
Vraagstuk: Een man is niet gescheiden van zijn vrouw, maar zegt tegen de man dat hij talāq aan zijn vrouw heeft gegeven, dan zou het juridisch gezien een talāq betekenen, maar moreel of opzettelijk zal het niet als zodanig betekenen.
Vraagstuk: Een man heeft slechts één ‘talāq’ gegeven, maar zegt tegen de mensen dat hij “Drie” (talāq) heeft gegeven, dan zal het wettelijk als “Drie” worden beschouwd, zelfs als hij zegt dat hij een leugen had verteld.
Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw in het Urdu (O degene die gescheiden/gegeven talāq heeft) (O de vrouw met een talāq) of een dergelijke uitdrukking die ‘talāq’ aangeeft, dan zal het in al deze gevallen een talāq zijn, zelfs als hij zegt dat hij zijn vrouw wilde berispen/ beschimpen. Als hij echter had verwezen naar haar ex-echtgenoot die van haar was gescheiden, dan zal zijn pleidooi worden aanvaard, mits het een feit is. Anders als zijn uitleg niet standhoudt.
Vraagstuk: Stel dat man tegen zijn vrouw in het Urdu zegt ik geef je talāq, het wordt dan een talāq. Als de woorden worden opgevat als “Ik ben van plan je talāq te geven” dan zal dat moreel niet zo zijn, hoewel het juridisch gezien zal neerkomen op talāq. Of als hij zegt (ik ben van plan om te vertrekken) dan zal het geen talāq zijn omdat het slechts een intentie is.
Vraagstuk: Zulke woorden gesproken in het Urdu tot de vrouw als (1) talāq op jou, (2) talāq voor jou, (3) laat talāq wezen, (4) je bent gescheiden, (5) je ben nu met talāq, (6) neem de talāq, toen ze uitging, zei hij tegen haar neem talāq mee, bedek jezelf met talāq en wees weg; ik heb talāq geknoopt met de rand van je hoofddoek, ga weg! talāq zij met jou. Met al deze woorden zal er één talāq (Raj’ee) zijn, als het woord weggaan werd uitgesproken met de bedoeling van talāq, zal het talāq-e-bā’in zijn.
Vraagstuk: Iemand zei over zijn vrouw (informeer haar over haar talāq) of (geef haar de blijde boodschap over haar talāq) of “schrijf haar” of stuur haar het certificaat/ document over haar talāq. In al deze situaties wordt talāq onmiddellijk van kracht, zelfs als hij niet heeft gezegd of geschreven, of hij zegt gewoon ‘ga haar vertellen, ze is een scheiding of zei om talāq aan haar te geven (via iemand), dan gaat hij in deze situatie persoonlijk en vertelt haar, de talāq zal niet effectief zijn.
Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw (in het Urdu) (ik heb talāq voor jou bedoeld) of (talāq is voor jou) of hij zei “Allāh heeft talāq voor jou bestemd”, In al deze gevallen als het de bedoeling is om talāq te geven, zal de talāq Raj’ee zijn.
Vraagstuk: Wanneer de man zegt: “Ik heb je bevrijd uit de slavernij van ontbering, dan zouden zijn woorden, tenzij hij duidelijk uitdrukt dat hij bedoelt dat hij haar heeft bevrijd van slavernij of beperkingen waarin ze tot nu toe is geweest (in welk geval het geen talāq zal zijn), zijn woorden worden opgevat als dat de bedoeling hierachter is om talāq te geven en de beslissing dienovereenkomstig zal worden uitgevoerd.
Vraagstuk: Als hij tegen de vrouw zegt ‘Je bent haram op mij’, komt het neer op talāq-e-bā’in de vraag of zijn bedoeling dit niet was.
Vraagstuk: Hij zegt tegen de vrouw: “Ik ben haram op je en de bedoeling is van talāq, het zal zo geaccepteerd worden en de talāq zal plaatsvinden. Als hij echter gewoon ‘Ik ben haram’ zegt, zonder verder uit te weiden, zal de talāq niet voorkomen.
Vraagstuk: Als hij zegt ‘uw talāq is bindend (wājib) voor mij geworden’, dan betekent dat talāq.
Vraagstuk: Als hij zegt ‘Allāh mag je talāq geven’, zal het niet effectief zijn. Als hij zegt ‘Allāh heeft je talāq gegeven’, zal de talāq plaatsvinden.
Vraagstuk: Hoewel het essentieel is om talāq te verwijzen naar de tijdsperiode, moet er ook een duidelijke indicatie (bij naam) zijn aan wie de talāq wordt gegeven.
Vraagstuk: Als hij tegen zijn vrouw zegt: ‘Voor jou is talāq in Mekka (een bepaalde plaats) of thuis of in de zon of in de schaduw (een indicatie van de tijd), zal de talāq effectief worden. Als het niet nodig is dat hij (of zij) naar Mekka moet.
Vraagstuk: Als hij zegt: “Voor u is talāq op de Dag des Oordeels”, dan is dat volkomen zinloos en zal er geen talāq plaatsvinden. Als hij de woorden ‘voor de Dag des Oordeels’ gebruikt, zal de talāq onmiddellijk plaatsvinden.
Vraagstuk: Als hij zegt ‘morgen is je talāq’, dan onmiddellijk bij zonsopgang de volgende dag, talāq zal effectief worden. Evenzo, als hij een maand (Sha’bān) noemt, dan zal op de laatste dag van de huidige maand (Rajab) onmiddellijk na zonsondergang de talāq in werking treden.
Vraagstuk: Als hij het aantal talāq met vingers aangeeft, dan is dit getal de vingers van de open hand en niet de gesloten vuist. Als er drie vingers open zijn dan is het getal van talāq 1, 2 of 3, anders is het één bā’in talāq.
Vraagstuk: Als hij een bijvoeglijk naamwoord gebruikt voor het woord talāq dat de aard van talāq zou aangeven, bijvoorbeeld talāq-e-bā’in’, waarin de ernst van zijn bedoeling wordt uitgedrukt. Elke andere gelijkenis zal niet worden geaccepteerd, als zijn bedoeling van 3 talāq is, zal het als zodanig worden geaccepteerd. Anders wordt het één talāq-e-bā’in. Als de vrouw de slavin is, dan zijn twee talāq het maximum.
Vraagstuk: Soms worden aantallen talāq overdreven om minachting aan te geven, zoals duizend keer talāq, het zal maximaal drie zijn.
Vraagstuk: Als hij ‘Full talāq’ zegt, zal het één talāq zijn en als hij ‘Total talāq’ zegt, zal het Three talāq zijn.
Vraagstuk: Als hij trouwt met een vrouw met een gebrekkige of bezoedelde Nikāh en haar Drie talāq geeft, kan hij nog steeds met haar trouwen zonder de halāla (wat betekent trouwen met een andere man die van haar scheidt) omdat de vrouw met de valse Nikāh zal worden behandeld als iemand die hem heeft verlaten. Dit is niet de talāq in de echte zin, maar het is een indicatie van desertie (opgeven van).
Talāq van een geslachtsgemeenschap vrouw
Vraagstuk: Als de vrouw die geen geslachtsgemeenschap had, “drie talāq” krijgt, zal het als zodanig worden genomen. ALS het getal één voor één wordt uitgesproken om het drie te maken, zal het slechts één bā’in talāq zijn. Maar in het geval van een vrouw die geslachtsgemeenschap had, wordt het aantal talāq één voor één gesproken om het drie te maken, het wordt beschouwd als drie talāq.
Vraagstuk: Aantal talāq moet in ronde cijfers worden uitgesproken. In geval van breuk wordt het volgende volledige nummer genomen.
Vraagstuk: De man die drie vrouwen heeft, als hij van plan is talāq aan een van hen te geven, moet hij haar duidelijk benoemen. Andere vage uitspraken hebben geen zin.
Vraagstuk: Als de vrouw drie talāq eist en de man zegt “Gegeven”, dan zijn het Drie talāq. Maar als hij zegt “Ik geef je talāq”, zal het als één talāq worden beschouwd, hoewel zijn bedoeling 3 talāq kan zijn.
Vraagstuk: Als de vrouw zegt ‘Ik geef talāq aan mezelf’, en de man stemt toe, dan is de talāq uitgevoerd.
Talāq door toespeling of indirecte verklaring die talāq suggereert
Deze staan bekend als kināyah talāq of indirecte aanduiding van talāq door gelijkenis of metaforen. Deze zijn grotendeels afhankelijk van het woordspel of gebaren in plaats van het gebruik van de directe woorden/ zin die staan voor talāq of echtscheiding. Deze zijn meestal in Urdu-idiomen/ uitdrukkingen waarvoor Engelse equivalenten bijna niet bestaan. Het is noodzakelijk dat dergelijke zinnen de intentie van talāq aangeven.
In het boek dat bij wijze van vertaling wordt bestudeerd, is de gebruikte terminologie kin’ayah die staat ‘hint allusie, metafoor of knik instemmend of afwijkend, we zouden daarom het woord kin’ayah gebruiken en de lezer zou het moeten accepteren als een indirecte talāq.
De woorden van “kināyah” zijn van drie soorten: (1) bij sommigen is de toespeling (idee) om het punt (van talāq) te verwerpen, (2) bij sommigen lijken ze te wijzen op heftige weigering in de vorm van misbruik, terwijl (3) er bij sommigen geen sprake is van toespeling of misbruik. Over (1) (weigering) is de intentie (niyyāh) het criterium, zonder intentie (niyyāh) zal er geen talāq plaatsvinden, terwijl voor (2) en (3) de stemming van de spreker als het onderwerp van discussie dat al aan de gang is, de basis of het criterium van talāq zal zijn.[1]
Het woord/ zinnen/ idiomen hieronder vermeld hebben betrekking op talāq-e-bā’in, dat bevestigend of definitief van aard is en de scheiding vindt plaats zonder veel een doen vertaler. Al deze woorden zijn gericht aan de vrouw wiens hangt in balans. Deze zijn in stands of grove lang salie van dagelijks gebruik, in het Urdu, maar hun Engelse equivalenten worden ernaast gegeven: ga weg, stap uit, loop weg, aan de slag, sta op, wees in sluier (als vreemdeling), verlaat deze plaats, verlaat de woning, weg wezen, meet je weg (ga weg), ga je kant op, maak je gezicht zwart (een uiting van totale walging en minachting), je bent gescheiden, je bent niet meer in mijn gezelschap, haast je om te vertrekken, je bent van mij gescheiden, enzovoorts
Vraagstuk: Uit deze woorden van hints of toespelingen (kināyah) zal één talāq-e-bā’in plaatsvinden, zelfs als de intentie (niyyāh) van twee talāq of geen getal is, Maar als het zijn bedoeling is om drie talāq te geven, dan zal het zo zijn. Ten aanzien van slavin zijn echter niet meer dan twee talāq toegestaan.
Vraagstuk: De vrouw (die seksuele contacten heeft met de man) kreeg een talāq, maar in de loop van Iddat vertelt hij dat het een bā’in is, dan zal het op dezelfde manier worden behandeld of als hij “Drie” zegt, wordt het Drie talāq, Maar als hij dat zegt na de Iddat of nadat hij naar haar is teruggegaan (om de huwelijksrelaties te herstellen), hier komt niets uit. Het zal gewetenloos zijn.
Het toevertrouwen van (rechts) de talāq
Vraagstuk: De man zei tegen zijn vrouw: “Je hebt recht/autoriteit of je affaire ligt in jouw hand” en de bedoeling hierachter is om haar talāq te geven, dan kan de vrouw haar talāq in die vergadering aankondigen, hoe lang de vergadering ook wordt uitgerekt. Maar zodra de vergadering voorbij is, verandert het dat de vrouw niets kan doen. Als de vrouw niet aanwezig was bij de vergadering of als ze het niet heeft gehoord, dan wordt het oordeel van die vergadering geaccepteerd. Als de man een tijdslimiet vaststelt en die tijdslimiet verstrijkt, kan de vrouw die autoriteit niet uitoefenen (om talāq aan zichzelf te geven!). De woorden die door de man worden gesproken, moeten specifiek en direct zijn en niet suggestief of door een hint, want dat zou kināyah zijn en in kināyah zijn de intenties de primaire voorwaarde. Maar als de talāq niet gezien zou worden. Als de man zijn woorden wil intrekken, kan hij dat in die vergadering niet doen, maar als hij weg is kan de vrouw talāq aan zichzelf geven. Het recht van talāq uitgeoefend door de vrouw zal van Raj’ee aard zijn, tenzij de vrouw Drie talāq geeft wat ook de bedoeling van de man was, dan zullen het drie talāq zijn.
Vraagstuk: Als de man de tijdslimiet niet vastlegt en haar machtigt om het recht uit te oefenen zoals en wanneer ze dat wenst, dan zal de verandering van vergadering haar recht niet beïnvloeden, noch kan de man zijn woorden intrekken.
Vraagstuk: Als de man tegen iemand zegt dat hij talāq aan zijn vrouw moet geven, zal de talāq effectief zijn, ongeacht of de man (boodschapper) de talāq in die vergadering of later geeft. Maar hij kan terug naar haar (rujoe), als de talāq werd aangekondigd in de door de man aangegeven vergadering. De man (echtgenoot) kan het gezag terugnemen dat aan de andere man is gegeven. Het recht om de echtelijke relatie te herstellen is beperkt tot die vergadering. talāq wordt in die ontmoeting niet aangekondigd, hij kan niet terug naar haar.
Vraagstuk: Als de man zijn vrouw vraagt om talāq aan zichzelf te geven en de vrouw kan in diezelfde ontmoeting aankondigen en niet later. De man kan ook niet meer naar haar terug.
Vraagstuk: De man vraagt vrouw om talāq (namens hem) aan zijn andere medevrouw te geven, dan kan ze dat op elk moment doen, het is niet beperkt tot die ontmoeting alleen en de man kan ook de relaties hervatten.
Voorwaarden voor wijziging van de vergadering
De vrouw zat, ze staat op, ze was bezig met wat werk, ze laat het ongedaan en begint aan een ander werk, bijvoorbeeld, de mannen vragen haar om eten te brengen, ze valt in slaap, begint in bad te gaan, begint wat huis te kopen, ze beklimt het rijdende dier, staand dier begint te bewegen, in al deze omstandigheden, de verandering in houdingen van de ene naar de andere, vormt een verandering van de vergadering (majlis) en het recht om het door de man toevertrouwde recht uit te oefenen blijft niet langer geldig.
In tegenstelling tot bovenstaande situaties zijn er nog enkele andere situaties waarin veranderingen geen verandering in de vergadering teweegbrengen (majlis).
Als ze stond, ging ze staan. Ze stond en begon door de kamer te slenteren, of ze zat en nam een kussen om achterover te leunen, ze leunde achter het kussen, ze zat recht of roept haar vader en iemand anders voor overleg of ging zelf getuigen oproepen zodat ze talāq in hun aanwezigheid kon geven wanneer er niemand is die de getuigen kon oproepen of ze reed op het dier en stopte om water/ voer te geven aan het, of zijzelf het voedsel dat beschikbaar was. In al deze situaties vindt geen verandering in de vergadering plaats.
Vraagstuk: De boot is in preview van thuis, als het begint te bewegen, zal het niet neerkomen op verandering van majlis. Als iemand een dier berijdt en het dier beweegt, dan betekent dit dat de verandering in ontmoeting plaatsvindt. Als de man echter onmiddellijk zwijgt en de vrouw reageert, zal de talāq effectief worden. Als echter zowel de man als de vrouw allebei op hetzelfde dier rijden en iemand anders het dier trekt, zal dit in de context van de boot zijn en vindt er geen verandering van ontmoeting plaats. Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw ‘laat je zelf vermogen zelf (om het recht van talāq uit te oefenen)’ en de vrouw ‘ja ik laat mijn zelf (wil)’ dan zal de talāq die zo gegeven (beweerd) is effectief.
Vraagstuk: De voogden van de vrouw willen talāq nemen en de man zegt te doen wat ze leuk vonden, Als het nu niet de bedoeling van de man was om hen de talāq toe te vertrouwen, dan zal het geen talāq zijn.
Vraagstuk: De man zegt ‘Geef jezelf de talāq’, zonder de aard en het aantal talāq te noemen, dan als de vrouw Vrij is (geen slaaf) dan zal het één talāq-e-raj’ee of 3 talāq zijn, al naar gelang het geval, en in het geval van een slavin zal het maximale aantal van talāq Twee zijn.
Vraagstuk: Er wordt tegen de vrouw gezegd om talāq aan zichzelf te geven zoals en wat ze wil, ze is gemachtigd om Raj’ee of bā’in te geven. Maar na de wisseling van majlis kan ze haar beslissing niet herzien.
Vraagstuk: De man zei tegen zijn vrouw “talāq is op je als je (zo) van plan bent of leuk vindt of het dierbaar wilt of vasthoudt” en de vrouw zegt als antwoord ‘Ik vond het leuk of bedoeld’ dan zal talāq plaatsvinden. Maar als de man alleen maar zei “als het jou uitkomt”. Als antwoord als de vrouw ‘ik vond het leuk’, betekent dit dat talāq heeft plaatsgevonden, maar als ze zegt ‘ik heb het dierbaar gehouden’, zal er in dat geval geen talāq plaatsvinden.
Talieq (wederzijdse relatie)
“TALIEQ” is een Arabisch woord dat ‘verbinding (Ta’alluq) van het ene ding met het andere’ betekent, in die zin dat als van iets wordt gezegd dat het verband houdt met een ander ding, afhankelijkheid van de een basis moet zijn voor het bestaan van de ander als een bewijs van wederzijdse relatie, hoewel het in werkelijkheid kan zijn of hypothetisch correct kan zijn. Als de genoemde basis over talāq zodanig is dat de kwestie van Talieq in werkelijkheid of door logica, dan zal de talāq automatisch van kracht worden. Om een schuld te leggen met de bedoeling om de een of de ander te schaden of te verwonden, dan zal het object van Talieq worden verslagen. Als de vrouw bijvoorbeeld haar man een gemene kerel noemt, waarop de man antwoordt: “Als ik een gemene kerel ben, dan is talāq op jou”, dan komt talāq zelfs voor als de man al dan niet een gemene kerel is, omdat dergelijke uitspraken niet gecorreleerd zijn. Aan de andere kant zijn ze bedoeld om de ander schade toe te brengen. Hier bedoelt de man duidelijk om de vrouw te plagen. (Opmerking: Hier volgt een reeks uitspraken die meer hypothetisch van aard zijn dan waarschijnlijk zal gebeuren in de praktische wereld van vandaag. Maar lezers die geïnteresseerd zijn in hun informatieve betekenis kunnen het originele boek raadplegen op pagina 250 – Vertaler).
Vraagstuk: Als de voorwaarden die de verbindingen/ relatie/ vertrouwdheid uitdrukken (Taleeq) worden ingetrokken, bestaat de vertrouwdheid (Taleeq) niet meer. Als de man bijvoorbeeld tegen zijn vrouw zegt: “Als je zo praat en de man, dan talāq op jou”, en als de die of die sterft, gaat de Taleeq af enz.
Woorden van voorwaarden
In het Urdu zijn de woorden van voorwaarden: als, wanneer, op welk tijdstip, te allen tijde, dat, wat, alle, bij elke, alle gelegenheden.
Vraagstuk: Wanneer eenmaal aan de voorwaarde is voldaan, blijft er geen vertrouwd iets over en vindt talāq plaats, maar wanneer de eerste voorwaarde wordt herhaald, kan het vertrouwde niet worden gereanimeerd en als zodanig zal de talāq niet plaatsvinden. Maar door de woorden/zinnen van voorwaarden drie keer te herhalen, komt het neer op Drie talāq.
Vraagstuk: Als hij zegt, Als ik naar dat huis ga (geef het aan) en als ik met die en die persoon praat, betekent dat talāq voor mijn vrouw. Hij gaat naar dat huis maar praat niet met de aangegeven persoon, het zal niet betekenen dat de talāq, zelfs als hij vaak gaat, maar zich ervan weerhoudt om met de betrokkene te praten, de talāq zal niet in werking treden, Maar als het zo vaak gaat, maar slechts één keer praat, zal de talāq voorkomen, het zal nochtans slechts één talāq zijn.
Vraagstuk: Drie talāq hingen aan de getrouwde, maar de man wil zijn toevlucht nemen tot geslachtsgemeenschap, maar de geschorste talāq verbieden hem, Als daarom, wanneer hij de geslachtsgemeenschap probeert en alleen het hoofd van de penis de vagina binnengaat, dan vindt de talāq plaats (de volledige geslachtsgemeenschap) zal met een verboden vrouw zijn, wat haram is. Hij moet zich onverwijld afscheiden.
Vraagstuk: Hij zegt tegen zijn vrouw, ‘als je vannacht niet naar mij toekomt’, dan zal er talāq voor je zijn, “De vrouw komt tot aan de deur, maar komt niet in de kamer waar de talāq zal plaatsvinden. Maar als ze de kamer binnenkomt en de man slapend aantreft (en terugkeert), zal talāq niet voorkomen. In de buurt komen betekent dat als hij zijn hand uitstrekt, hij haar kan aanraken.
De man belt zijn vrouw, maar de vrouw ging niet naar hem toe, daarboven waarschuwde de man haar dat als ze wel in de buurt van hem zou komen, het een talāq zou zijn. Later nam de man haar met geweld mee! dit zal niet talāq betekenen.
Vraagstuk: De man zegt, ‘als je die en die mans hand geeft, zal het talāq betekenen’. Daar achter de man aan (bezorgd) overleden en laat erfenis achter (waarin de man een aandeel heeft?), nu als ze dat huis binnengaat, zal er geen talāq plaatsvinden.
Istisna
Letterlijk betekent het woord ‘istisna’ ‘uitzondering’, uitsluiting of vrijstelling, maar in het lexicon van de Shariat staat het om “Inshā’Allāh” (als Allāh Ta’ālā het wil) te zeggen terwijl je stappen onderneemt, het is om vertrouwen in de Voorzienigheid uit te drukken. Maar in de context van ‘talāq’, heeft de uitdrukking ‘Inshā’Allāh’, een speciale betekenis, en het is dat de zin moet worden uitgesproken in voortzetting van de intentieverklaring (beslissing) zonder onnodige kloof en met zo’n stem dat anderen het moeten horen (de doven zijn uitgesloten). Het moet echter duidelijk in gedachten worden gebracht dat het zeggen van ‘Inshā’Allāh’ (als Allāh het wil) betekent dat de wil van Allāh Ta’ālā voorwaardelijk wordt gemaakt en zich onttrekt aan zijn eigen verantwoordelijkheid, zoals de problemen (Masā’il) die hier worden gepresenteerd duidelijk aangeven.
Vraagstuk: Hij zei tegen zijn vrouw ‘talāq op jou Inshā’Allāh’, Dit zal niet neerkomen op talāq, zelfs niet als de vrouw sterft voordat hij ‘Inshā’Allāh’ zegt. Als hij ‘talāq op je’ zegt en sterft zonder Inshā’Allāh te zeggen, hoewel het zijn bedoeling was om het te zeggen, zal het neerkomen op talāq, wat de bedoeling was vóór zijn dood (maar omdat hij het niet kon uitspreken, zal het worden opgevat als niet gezegd).
Vraagstuk: Zei hij tegen zijn vrouw: ‘talāq over jou, als Allāh wil of als Allāh niet wil of een dergelijke zin die de wil van de mens aangeeft op voorwaarde van Allāh’s wilskracht, intentie enz., Dan zal er geen talāq plaatsvinden [omdat zijn intentie afhankelijk is van Allāh’s instemming die niet door mensen kan worden vastgesteld].
Integendeel, als hij talāq tegen je zegt op de orde (Am’r) van Allāh, of met de toestemming (Izn), of op de wil (Mashiyat) van Allāh of zoals Allāh heeft ingesteld (Qazā) of de intentie (Irāda) van Allāh of hij spreekt Inshā’Allāh uit voordat hij talāq geeft, in al deze gevallen zal de talāq niet plaatsvinden, omdat in hen de bedoeling van de man assertief is of secundair onderworpen aan uitzonderingen die allemaal betrekking hebben op Allāh Ta’ālā.
Vraagstuk: Tijdens het uitspreken van 3 talāq als hij zijn toevlucht neemt tot istisna voor een of twee talāq, dan zal dit in orde zijn, wat betekent dat alles wat onaangetast blijft door istisna zal worden beïnvloed door talāq.
Talāq van de zieke persoon
Met het woord ‘ziek’ wordt bedoeld die persoon tegen wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij het niet zal overleven, omdat zijn ziekte hem ongeschikt heeft gemaakt voor enig handwerk en vroeg of laat zou sterven.
Vraagstuk: Wanneer een patiënt van dit type talāq aan zijn vrouw geeft om haar van erfenis te beroven. Dit staat bekend als “F’ar bit talāq”. (Noodzakelijke details van dit soort talāq worden later gegeven).
Vraagstuk: Elke man die vecht met een vijand (waar hij waarschijnlijk zal worden gedood) is ook op gelijke voet met een patiënt bij de dood, hoewel hij niet van een dodelijke ziekte is. Evenzo als een man moet worden gedood als losgeld voor een moord die door hem is gepleegd of als hij wordt gestenigd, of een man die is aangevallen door een leeuw (of een ander dier) die diepe verwondingen veroorzaakt die zijn dood kunnen veroorzaken, of hij past in een boot die kapseist of wordt gebroken en hij waarschijnlijk zal verdrinken, al deze personen vallen onder de definitie van een “dodelijk zieke” persoon. Maar wanneer de oorzaak van dit dreigende gevaar wordt weggenomen en later om een andere reden sterft, zal zijn zaak niet langer binnen deze bevoegdheid blijven.
Vraagstuk: De patiënt handelt bijvoorbeeld, hij zet zijn eigendom in ‘Trust’ (waqf) of geeft het cadeau (hiba) of trouwt met een vrouw op een mahr meer dan de hoeveelheid mahr-e-Misl (algemeen in zwang in hi broederschap) hij kan zijn gezag slechts uitoefenen tot het derde van zijn eigendom (maximale limiet zwerven een wasiyat testament).
Vraagstuk: Een man geeft talāq-e-Raj’ee, maar sterft binnen de periode van haar Iddat, de vrouw zal de enige erfgenaam van zijn eigendom zijn, ongeacht het feit of hij de talāq gaf terwijl hij in goede gezondheid verkeerde, met of zonder toestemming van de vrouw.
Vraagstuk: Hij geeft talāq-e-bā’in, terwijl hij lijdt aan een dodelijke/ dodelijke ziekte, zonder toestemming van de vrouw en sterft binnen de periode van haar Iddat. In dat geval zal ze zijn eigendom erven, op voorwaarde dat ze er anders recht op heeft dat het een mominah en hurra is (een gelovige en vrije vrouw en geen slavin).
Vraagstuk: Het erfrecht van de vrouw die de enige eigenaar wordt van het vermogen van haar man wanneer hij in haar Iddat overlijdt, is niet beperkt tot de dood in dodelijke ziekte, het is ook van toepassing op andere gevallen van scheiding (niet noodzakelijkerwijs talāq) wanneer de relatie van de huwelijksband om andere redenen wordt verbroken, bijvoorbeeld wanneer de man bā’in aan zijn vrouw geeft vanwege of hij de moeder of dochter van de vrouw kust uit lust voor het aanklagen van zijn religie. De scheiding of vervreemding die zo wordt veroorzaakt, zal de vrouw erfgenamen van het vermogen van haar man maken. De vervreemding /scheiding veroorzaakt door een daad van de vrouw zal haar echter geen recht geven, bijvoorbeeld als ze de zoon van haar zoon met lust kust of de religie opgeeft of khula ontvangt (scheidingsverzoek en het bevel tot scheiding verkregen door de rechtbank of een gedelegeerde autoriteit). Evenzo, als de scheiding komt vanwege een andere persoon, bijvoorbeeld als de zoon van de man de vrouw kust, zelfs met geweld, dan heeft ze geen recht, maar als de zoon de vrouw kust met toestemming van zijn vader, dan zal ze in het laatste geval het eigendom erven.
Vraagstuk: De patiënt had drie talāq aan de vrouw gegeven, daar keerde ze afvallig terug en werd weer moslim, nu als de man sterft, zal ze het eigendom niet erven, ook al is de periode van haar Iddat misschien niet voorbij.
Vraagstuk: De vrouw had gevraagd om een talāq-e-Raj’ee of een eenvoudige talāq, maar de man gaf haar talāq-e-bā’in of Drie talāq en sterft in haar Iddat, de vrouw zal erven, Evenzo als ze drie talāq aan zichzelf geeft die de man had goedgekeurd, maar hij sterft in haar Iddat, zal ze recht hebben. Of als de man de vrouw het recht heeft gegeven om zelf te scheiden dat de vrouw heeft uitgeoefend. In dit geval heeft ze geen recht op erven.
Vraagstuk: De zieke man gaf talāq-e-bā’in aan zijn vrouw, maar de vrouw sterft in haar Iddat, dan zal hij geen recht hebben op haar eigendom. Als het echter een talāq-e-Raj’ee is, heeft hij recht.
Vraagstuk: De vrouw was een geduldig persoon, maar hij pleegde een dergelijke daad die bijvoorbeeld een scheiding met haar man veroorzaakte en of ze kuste de zoon van haar man enz. en dan sterft ze, nu zal de man haar eigendom erven.
Vraagstuk: De man zegt: “Als ik ziek word, dan zal hij talāq tegen je zeggen”. Hij wordt ziek en de talāq zal plaatsvinden, Als hij sterft in haar Iddat, zal zij recht hebben.
Vraagstuk: Na de dood van haar man zegt de vrouw dat hij haar talāq-e-bā’in had gegeven in zijn doodsziekte, maar hij stierf terwijl zij in haar Iddat was. Nu claimt ze erfenis op zijn eigendom. Maar de erfgenamen betwisten haar verklaring en zeggen dat hij van haar was gescheiden toen hij gezond was, en als zodanig heeft ze geen recht op een erfenis. In een dergelijke situatie zal op de verklaring van de vrouw worden vertrouwd en een correctie worden aanvaard.
Raj’at (echtelijke relatie te herstellen)
De letterlijke betekenis van het woord is om terug te gaan naar de vroegere positie plaats etc. Maar in de context van Nikāh en talāq staat het voor het herstel van de echtelijke relatie met een vrouw die tijdens haar Iddat de talāq-e-raj’ee of Herstellende Scheiding heeft gekregen op basis van en voorwaarden van de oorspronkelijke Nikāh.
Vraagstuk: Raj’at is alleen toegestaan wanneer de geslachtsgemeenschap met de gescheiden vrouw heeft plaatsgevonden, zonder dit herstel van de echtelijke relatie is niet toegestaan, zelfs als hij in perfecte privacy met zijn vrouw had gespeeld, wat betekent dat hij de vrouw met een gevoel van passie of lust aanraakt of hij heeft gewoon zijn ogen in het privégedeelte van het lichaam geworpen.
Vraagstuk: De Raj’at zal niet effectief zijn als het afhankelijk is van een ding of handeling die niet specifiek van aard of betekenis is, maar om woorden van scheiding als een grap of per ongeluk uit te spreken, zal de talāq-e-Raj’ee plaatsvinden.
Vraagstuk: Iemand anders sprak de bossen van Raj’ee en de man bevestigde het. De Raj’at valt verschuldigd.
Vraagstuk: De juiste procedure volgens sunnat is dat hij zijn toevlucht moet nemen tot herstel met een verklaring van duidelijke betekenis en om twee wijze personen als getuige daarvan te maken en ook de vrouw op de hoogte te stellen van zijn bedoelingen, zodat ze na haar Iddat niet met andere personen kan trouwen. En als ze trouwt, moet de scheiding met de andere man worden afgedwongen. In het geval van een gebrekkige of onjuiste “raj’at” moet het proces worden gecorrigeerd in aanwezigheid van getuigen.
Vraagstuk: De man oefent de Raj’at uit, maar informeert de vrouw niet die bij gebrek aan kennis met een andere man trouwt na haar Iddat. De claim van de man voor ‘raj’at’ zal moeten worden onderzocht, indien correct bevonden, zal scheiding met de tweede worden uitgevoerd, zelfs als de laatste geslachtsgemeenschap met haar had. De woorden van Raj’at volgens Urdu vocabulaire zijn. (1) ik herstel mijn (echtelijke) rechten met je, (2) ik herstel mijn (echtelijke) rechten op mijn vrouw, (3) ik neem jou terug (als mijn vrouw) en (4) ik heb je gehouden (als mijn vrouw).
Er zijn de duidelijke woorden van Raj’at zonder enige dubbelzinnigheid, zelfs als er geen intentie wordt uitgesproken, zullen sommige andere woorden in deze context Raj’at rechtvaardigen (retorsie), maar ze moeten met duidelijke intentie worden uitgesproken. Op de woorden van Nikāh zal de raj’at gerechtvaardigd zijn.
Vraagstuk: In de kwestie van Raj’at is bereidheid van de vrouw niet nodig. Zelfs als ze weigert, zal de Raj’at onaangetast blijven.
Vraagstuk: De man en de vrouw zijn het er allebei over eens dat de Iddat is voltooid, maar er is verschil tussen hen over de Raj’at. De een zegt dat de Raj’at heeft plaatsgevonden, maar de ander verlangt ernaar, hierin is de verklaring van de vrouw betrouwbaar en is het niet nodig om de eed af te leggen. Als de onenigheid heeft plaatsgevonden tijdens de Iddat dan zijn de woorden van de man het vertrouwen waard. Als na de Iddat de man op basis van getuigen heeft gezegd dat hij haar tijdens de Iddat heeft teruggenomen en dat hij gemeenschap met haar heeft gehad, zal dit bevestigen dat Raj’at heeft plaatsgevonden.
Vraagstuk: Na de voltooiing van Iddat zegt de man dat hij de raj’at heeft gedaan tijdens de Iddat en de vrouw bevestigt dit, dan staat de raj’at alsof er heeft plaatsgevonden. Maar als ze ontkent, dan is er geen sprake geweest van raj’at.
Vraagstuk: De vrouw die haar man minder dan drie talāq bā’in heeft gegeven, kan zelfs tijdens de Iddat en daarna in zijn Nikāh komen. Als hij drie talāq heeft gegeven kan hij niet met haar trouwen zonder halāla (zie volgend probleem). Ze kan niet met een andere man trouwen zonder haar Iddat te voltooien, of ze nu drie talāq heeft gekregen of minder.
Vraagstuk: De voorwaarde voor halāla is dat als de vrouw die geslachtsgemeenschap heeft gehad, met een andere man zou trouwen na de voltooiing van Iddat in de volgens islamitische leerstellingen en na geslachtsgemeenschap met de tweede man talāq van hem beveiligt en opnieuw de periode van Iddat voltooit, opnieuw met haar eerste man kan trouwen.
Als de vrouw echter geen gemeenschap had met haar man en de laatste haar talāq in die toestand geeft, dan kan ze meteen met een andere man van haar keuze trouwen omdat er geen Iddat is voor een vrouw die geen geslachtsgemeenschap had.
Vraagstuk: Over halāla is het fundamentele punt dat de vrouw seksuele ervaring moet hebben die het bad verplicht maakt, wat betekent dat eindelijk de penetratie van het hoofd (hashfa) van het mannelijke orgaan in haar privégedeelte moet worden bereikt, emissie van sperma is geen voorwaarde.
Vraagstuk: Na het trouwen met een vrouw onder een defecte/ onvolledige Nikāh, als de man drie talāq aan haar geeft, kan hij haar opnieuw trouwen zonder de tussenpersoon van halāla.
Ilaa
Ilaa betekent in de leerstellingen van de Shari’ah de verklaringen onder ede van de man ten aanzien van zijn vrouw dat hij niet in de buurt van haar zal komen (voor seksuele vereniging) of hij zweert dat hij haar vier maanden lang niet seksueel zal ontmoeten. Als de vrouw een slavin is dan is de Iddat van ilaa voor twee maanden. Het vloeken in ilaa is van twee soorten (1)Het wervelen of eed in de Naam van Allāh de Almachtige, Zijn Attributen of de Heilige Qur’ān, de anderen (2)Soort eed is van relatieve of voorwaardelijke aard, hij zegt bijvoorbeeld: ‘Als ik seksuele handelingen pleeg, dan wordt mijn slaaf bevrijd’ of mijn vrouw is gescheiden of houdt zich zoveel dagen vast of het uitvoeren van Hajj is bindend voor mij.
Vraagstuk: ilaa is van twee soorten (1) Ilaa-e-Muwaqqat (van beperkte duur) waarvan de duur vier maanden is en (2) de andere is Ilaa-e-Mu’bad (tijdloze Ilaa) waarin er geen tijdslimiet van vier maanden is. In beide gevallen pleegt hij geslachtsgemeenschap binnen vier maanden, zal de eed als gebroken of geschonden worden beschouwd (zelfs als hij een gek is) en kaffārah (compensatie) zal aan hem verschuldigd zijn en zal het ding waarop de eed is afgelegd worden afgenomen als zijnde gebeurt, zoals het bevrijden van de slaaf of het vasten enz. Aan de andere kant, als hij haar niet seksueel ontmoet, zelfs niet na het verstrijken van Ilaa-Iddat, zal dit een talāq-e-bā’in op de vrouw betekenen die een nieuwe Nikāh zou eisen, maar de eed zal nog steeds blijven staan. Als het proces drie keer wordt herhaald, kan zonder halāla niet opnieuw met haar trouwen. (Opmerking: ook hier is het proces ultra complex en vereist de diepe en zorgvuldige studie, de geïnteresseerde lezers kunnen de details zien op pagina 256 – 257 van het originele boek in Urdu ‘Qanoon-e-Shariat’. Vertaler)
Vraagstuk: Ilaa kan alleen worden gedaan met zijn vrouw of de vrouw onder de talāq-e-Raj’ee die zich met haar kan herenigen binnen de Iddat, en als zodanig is ze ook een vrouw in deze context.
Vraagstuk: Een andere voorwaarde voor Ilaa is dat de man talāq kan geven. Daarom is de Ilaa door een minderjarige of geestelijk gestoorde echtgenoot niet geldig, het is ook noodzakelijk dat de duur van ilaa niet minder dan vier maanden mag zijn, noch moet een bepaalde plaats worden vastgesteld voor de ilaa die beweert dat hij haar seksueel zou ontmoeten op die en die plaats, het is ook noodzakelijk dat hij zich bij een slavin of een vreemde vrouw voegt als onderdeel van Ilaa.
Vraagstuk: Sommige woorden van Ilaa zijn zelfexpressie (Shar’i) terwijl sommige woorden illusoir of suggestief zijn (kināyah). De woorden in de eerste categorie (Shar’i) laten er geen twijfel over bestaan dat de bedoeling achter de geest van de spreker seksuele vereniging met de vrouw is. In dit geval is de uitdrukkelijke intentie (niyyāh) niet nodig, zonder dat niyyāh ilaa kan plaatsvinden. De woorden in de kināyah-groep (illusoir) kunnen ook een andere betekenis hebben dan seksuele handelingen. In het geval van kināyah kan er geen Ilaa plaatsvinden zonder de niyyāh.
Vraagstuk: Als hij tegen zijn vrouw zegt dat als hij seksueel contact met haar heeft zij harām (verboden) voor hem zal zijn en de intentie (niyyāh) van Ilaa is, dan zal Ilaa plaatsvinden.
Vraagstuk: áls hij de ontmoeting seksueel afhankelijk maakt van zulke dingen die waarschijnlijk niet binnen vier maanden zullen gebeuren, dan komt dit neer op Ilaa.
Vraagstuk: Hij heeft Ilaa gedaan en wil de eed binnen de termijn verbreken, maar hij is niet in staat om dit te doen vanwege zijn fysieke capaciteit om welke reden dan ook om geslachtsgemeenschap met zijn vrouw te hebben en de vrouw zelf is niet in staat/ niet bereid om deze vervulling toe te staan, dan moet hij in een dergelijk geval Ilaa terugtrekken door woorden van mond, bij voorkeur in aanwezigheid van getuigen, op deze manier zal Ilaa tot een einde komen en niet talāq zal optreden. Als echter de fysieke oorzaak van het onvermogen tot seksuele vereniging wordt verwijderd, dan zal zijn verbale beëindiging van Ilaa niet genoeg zijn, hij moet zijn vrouw seksueel en voldoen aan de primaire voorwaarde voor het beëindigen van Ilaa.
Vraagstuk: In het geval van onvermogen tot seksuele vereniging om welke reden dan ook, moet de intentie van hereniging in woorden worden uitgedrukt, alleen verlangen in de kern is niet genoeg.
Vraagstuk: Er is geen vervanging voor de natuurlijke geslachtsgemeenschap, alleen zoenen met passie of haar lichaam aanraken met lust of kijken naar haar privégedeelte of seksuele handelingen plegen op een andere plaats zal niet voldoen aan de voorwaarde van Raj’at als voorwaarde voor het breken van Ilaa.
Vraagstuk: Geslachtsgemeenschap tijdens de menstruatie is een ernstige misstap, maar de Ilaa zal worden verwijderd.
Vraagstuk: Als er tijdens de Ilaa verschil ontstaat tussen de man en de vrouw, moet de verklaring van de man worden geaccepteerd. Wanneer in dit geval de vrouw leugenaar blijkt te zijn, is het niet raadzaam om de vrouw te houden, ze moet worden gescheiden door haar wat verlichting te geven.
Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw dat ze haram op hem is, als de niyyāh van Ilaa is, dan is het ilaa, als de niyyāh van Zihaar is, dan is het zo. Anders is het talāq-e-bā’in, als de niyyāh drie talāq is, is het zo. Als de vrouw tegen haar man zegt: “Ik ben haram op je”, dan komt dat neer op een eed. Als de man nu gedwongen of met toestemming van de vrouw geslachtsgemeenschap met haar heeft, dan zal de vrouw de kaffārah moeten betalen.
Vraagstuk: Als de man zijn vrouw verbiedt als haram op hem zoals het lijk (dood lichaam), het vlees en bloed van de zwijnen, wijn, dan als het idee is om zijn afkeer als iets vals te tonen, dan is het de hij of valse kap of als het de bedoeling is om haar haram op hem te brandmerken dan is het Ilaa en als hij talāq in zijn hoofd heeft, dan is het talāq.
Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw: ‘Jij bent mijn moeder’, en de bedoeling is om over haar te spreken als zijnde haram, dan zal ze eerder geen haram zijn, het is een leugen.
Khu’la
Khu’la: Het woord ‘Khula’ betekent letterlijk afwerpen, afzetten, uit zijn ambt zetten. Maar in de huwelijksfilosofie staat het voor een echtscheiding die door een vrouw is verkregen voor losgeld door haar of een andere persoon namens haar. Het betekent afzien van of afschrijven van de nikāh in ruil voor iets, geld of materiaal etc. De toestemming van de vrouw is essentieel zonder haar toestemming Khula zal niet geldig zijn. De voorwaarden/het patroon van Khula zijn vastgelegd en kunnen niet wezenlijk worden gewijzigd.
Uitleg: Khu’la is waar de vrouw wat geld of haar mahr aan haar man geeft en hem vraagt haar te laten gaan in ruil voor dat geld. Als alternatief zou ze hem kunnen vragen om haar te laten gaan in ruil voor de mahr die hij haar nog verschuldigd is. Daarna zegt de man in antwoord op haar verzoek: ‘Ik laat je gaan’, of ‘Ik geef je Khu’la’. Door dit te zeggen, vindt één talāq-ul-bā’in plaats. De man heeft niet het recht om haar tegen te houden of zijn scheiding te herroepen.
Vraagstuk: Als er voortdurend strijd is tussen de man en de vrouw en er gevaar is dat ze niet vreedzaam en volgens de leerstellingen van de islam kunnen, dan is “Khula” de oplossing die betekent dat de scheiding tussen man en vrouw moet worden geregeld. De Khula zal in dit opzicht talāq-e-bā’in zijn en wat het bedrag ook is overeengekomen, het zal door de vrouw moeten worden betaald.
Vraagstuk: Alles wat als mahr wordt geaccepteerd, kan worden ingewisseld voor de Khula, maar iets dat niet acceptabel is als mahr kan worden geaccepteerd in de ‘Khula’.
Vraagstuk: Khula heeft het recht van de man op een talāq-e-bā’in onder voorbehoud van de aanvaarding door de vrouw van de voorwaarden van khula, wat betekent dat als de vrouw instemt met de betaling van het bedrag aan de man, de scheiding tussen hen zal worden uitgevoerd als op basis van talāq-e-bā’in door de man. Daarom, als de woorden van Khula uitspreekt die het nog niet heeft geaccepteerd, heeft de man niet het recht om terug te gaan naar haar (Raj’at), noch hij, noch met de verandering van majlis (waar de procedure plaatsvindt) de Khula ongeldig maken.
Vraagstuk: ‘Khula’ is het instrument in de hand van de vrouw om zich te bevrijden uit de slavernij van haar man. Als zij dan de procedure van khula is begonnen, wat de man nog niet heeft verklaard, kan de vrouw het verblijf van khula (in zekere zin is het rujoe door de vrouw) voor drie dagen of zelfs langer krijgen.
Vraagstuk: Aangezien Khula de vergoeding is die door de vrouw moet worden ontvangen, is het essentieel dat ze de voorwaarden van Khula begrijpt en als ze toestemming geeft zonder het duidelijk te begrijpen, zal de Khula niet geldig zijn.
Vraagstuk: Aangezien Khula de talāq is door de man is het noodzakelijk dat de man volwassen is en van gezonde zintuigen, een gek of minderjarige kan de rechten van Khula niet uitoefenen. Het is noodzakelijk als voorwaarde dat de vrouw in een staat van de talāq moet zijn die haar wordt gegeven. Dus als ze de talāq-e-bā’in heeft gekregen, kan er geen khula met haar plaatsvinden, zelfs niet als ze in Iddat is. Als ze echter in Iddat van talāq-e-Raj’ee is, is Khula in deze toestand geldig.
Vraagstuk: De man zegt tegen zijn vrouw dat hij Khula heeft gedaan, maar noemt het bedrag niet namens deze, het zal geen khula zijn, het zal een talāq zijn waarvoor de toestemming van de vrouw niet nodig is.
Vraagstuk: De man zei tegen zijn vrouw: ‘Ik heb Khula met je gedaan op die en die hoeveelheid’, Maar de vrouw zegt alleen ‘Ja’. Dit is onvolledig en de khula zal niet plaatsen tenzij ‘ik het accepteer’ of ‘ik verklaar het als goedgekeurd’.
Evenzo, als de vrouw duizend roepies eist in uitvoering van de talāq en de man gaat akkoord. Ook dit is niet juist. Maar als de vrouw zegt dat talāq op haar is in ruil voor een talāq. Dan vindt talāq plaats.
Vraagstuk: Wat de rechten/privileges ook zijn overeengekomen op het moment van Nikāh zal op de khula worden ingetrokken. Maar wat de rechten ook zijn naast de rechten die in de nikāh worden genoemd, zullen onaangetast blijven. Het recht op onderhoud, hoewel een deel van nikāh, zal blijven bestaan, tenzij het door beiden onderling is overeengekomen als een voorwaarde van khula.
Vraagstuk: De man gaf talāq bā’in en trouwde met dezelfde vrouw en had toen een khula met haar op de mahr als losgeld voor khula. In zo’n geval vervalt de tweede mahr waarop de khula is overeengekomen, terwijl de eerste mahr zal staan.
Vraagstuk: Er werd een ‘Khula’ met de vrouw afgesproken dat ze nog een huwelijk met een vrouw zou regelen en dat ze de mahr zou betalen. In dit geval zal de vrouw de mahr die ze van haar man heeft gekregen moeten teruggeven en niets meer.
Vraagstuk: Ik ‘Khula’ is overeengekomen over haram dingen (zoals varkens een dood dier, bloed en wijn) die niet binnen het bereik van bedrag vallen (waarop Khula plaatsvindt op wederzijdse aanvaarding), het zal niet Khula zijn maar het zal talāq-e-bā’in zijn en er is niets verschuldigd aan de betaling, Als de talāq op deze dingen wordt gegeven, dan wordt het talāq Raj’ee.
Vraagstuk: Er wordt tegen de vrouw gezegd: ‘Ik maak Khula met jou’ en de vrouw zegt ‘Ik accepteer het.’ Als de man deze woorden had gezegd met de bedoeling van talāq, dan zal het talāq bā’in zijn en zal de mahr niet vervallen. Zelfs als de vrouw het niet accepteert, zal de positie niet veranderen. Als de man deze woorden niet met de bedoeling had gezegd, dan zal de talāq niet plaatsvinden tenzij de vrouw ermee instemt. Als de man na de aanvaarding door de vrouw zegt dat mijn doel niet talāq was, dan zal de verklaring van de man niet worden geaccepteerd.
Vraagstuk: Khula kan ook het spraakgebruik van de handel in zich opnemen. Als de man zegt: ‘Ik verkoop je talāq aan je tegen die en die prijs’, en de vrouw kondigt in dezelfde vergadering aan: ‘Ik accepteer het’, dan zal de talāq plaatsvinden. Evenzo, als de talāq wordt gezegd ten koste van mahr en ze accepteert het, dan zal het in dat geval talāq-e-Raj’ee zijn.
Vraagstuk: De mensen vroegen de vrouw of ze haar persoon (zelfvrijheid) had gekocht ten koste van de mahr en het bedrag aan alimentatie dat haar op Iddat verschuldigd was van de man, ze antwoordde bevestigend, Toen vroegen ze de man of hij hetzelfde had verkocht als door de vrouw was verklaard. Bij bevestiging door beide partijen werd verklaard dat de khula had plaatsgevonden en dat de man vrij was geworden van alle verplichtingen.
Als na het optreden van Khula de verzamelde en het paar vroeg om dezelfde woorden te herhalen als ze eerder hebben gesproken, nu is de man het niet helemaal eens met de vertaling, en verklaart dat hij hoewel er een materiële zakelijke deal plaatsvond. Ook dan zal het vonnis zijn als talāq van de echtgenoot.
Vraagstuk: De man vroeg zijn vrouw of ze drie talāq van hem had gekocht in ruil voor haar mahr. De vrouw zei simpelweg dat ze met de onvoldoende verklaringen talāq niet had gekocht, tenzij de man hierna zei dat hij had verkocht.
Als de man nu in eerste instantie had gezegd dat de vrouw drie talāq van hem had gekocht in ruil voor de mahr en de vrouw bevestigde dit, dan kan worden gezegd dat de talāq ook daarna heeft plaatsgevonden, sprak de man het woord ‘verkoop’ niet.
Vraagstuk: talāq werd gegeven in ruil voor een bepaald bedrag en de vrouw bevestigde dit. Nu is het bedrag verschuldigd en talāq bā’in zal plaatsvinden.
Vraagstuk: De man en vrouw lopen samen en tijdens het praten werd de khula afgesproken. Als de woorden die tussen hen worden gesproken conjunctief zijn (zonder onderbreking in het gesprek) dan is de khula in orde (geldig) anders zullen khula noch talāq plaatsvinden.
Zihaar
Zihaar: Het woord ‘Zihaar’ staat voor een gelijkenis of gelijkenis of gelijkenis van zijn vrouw of enig deel van haar lichaam, met het lichaam of een deel van het lichaam van een andere vrouw die of wier zicht (kijken naar) voor altijd verboden of haram is, Bijvoorbeeld, hij zegt tegen zijn vrouw: ‘Je bent als mijn moeder’ of ‘je hoofd, nek’ of ‘je helft is als de rug van mijn moeder’.
Vraagstuk: De vrouw op wie gelijkenis is gezinspeeld als haar haram-zijn van tijdelijke aard niet permanent verboden is, dan zal zijn verklaring van gelijkenis (Zihaar) niet plaatsvinden, bijvoorbeeld de zus van zijn vrouw of de vrouw die Drie talāq is geweest of een vrouw die behoort tot de gemeenschap van de wijzen (majoosi = vuuraanbidder) afgodendienaars christen etc. die al gehecht is aan een gemeenschap van geloven in evangeliën / geschriften of kunnen zich bekeren tot de islam en als zodanig zijn ze permanent haram.
Vraagstuk: áls de man tegen een vreemde vrouw zegt: ‘Als je mijn vrouw bent of je bent als die en die’ dan komt dit neer op Zihaar.
Vraagstuk: áls de vrouw woorden van ‘Zihaar’ uitspreekt tegen haar man, zal dit niet neerkomen op Zihaar.
Vraagstuk: Om gelijkenis of gelijkenis uit te drukken ten opzichte van vrouwen die permanent haram zijn en verwijzen naar hun lichaamsdelen die op zichzelf passie opwekken zoals rug, buik of dij of als hij tegen zijn vrouw zegt: ‘Ik heb Zihaar met je gedaan’, dit zijn allemaal uitdrukkelijk woorden van Zihaar, ongeacht de bedoelingen van de spreekt, zelfs door de manier waarop het Zihaar puur en eenvoudig is, geen uitleg of interpretatie die de man mag geven.
Vraagstuk: Vrouw, moeder, dochter of zus bellen is geen Zihaar, maar het is verfoeilijk (makruh).
Vraagstuk: ‘Zihaar’ van Taleeq (voorwaardelijke associatie) is ook mogelijk, Als hij bijvoorbeeld tegen zijn vrouw zegt: ‘Als je naar het huis van die en die vrouw gaat, zou je zijn zoals zij’, dan wordt het Zihaar.
De imperatieven (leerstellingen) vanwege Zihaar zijn dat hij vóór de vervulling van kaffārah (compenserende verplichtingen) geen seksuele relatie met zijn vrouw kan hebben, noch zijn vrouw met lust kan kussen, haar kan aanraken of naar haar delen van schaamte kan kijken. Dit zijn allemaal haram. Het kan geen kwaad als hij zijn vrouw kust of aanraakt zonder passie of lust,(maar dit moet worden vermeden omdat het zou kunnen leiden tot opgewonden passie enz.). Om de lippen te kussen, zelfs zonder passie, is niet toegestaan. Als hij geslachtsgemeenschap pleegt voordat hij kaffārah heeft betaald, moet hij oprecht berouw tonen (tawbah), maar er is geen extra kaffārah voor dit verval.
De kaffārah (verzoening) van zihaar
Als de man die Zihaar doet de intentie heeft om de seksuele verbintenis met de vrouw (nu onder Zihaar) te hervatten, dan mijmert hij aan het vervullen van de bevelen over Zihaar. Als hij echter niet geneigd is om geen seksueel gedrag te vertonen en wil dat de vrouw haram op hem is, zal hij niet verplicht zijn om de kaffārah te doen. Als hij de seksuele bedoelingen met haar had, maar voordat kaffārah de vrouw stierf, blijft er nu geen kaffārah meer aan hem verschuldigd.
De kaffārah van Zihaar bestaat uit het ontharen van de slavin/man. Als hij dit niet kan, dan mijmert hij vasten, gedurende twee opeenvolgende maanden voordat hij geslachtsgemeenschap met haar heeft. ALS hij twee maanden niet in staat is om te vasten, is het alternatief dat hij zestig behoeftige mensen voedt.
Vraagstuk: Wat betreft de vasten in deze naam moet in gedachten worden gehouden dat ze niet vallen in de periode waarin de maand Ramadān de twee dagen van Eids en een dag van Tashrīq (9e tot 13e Zilhaj) plaatsvinden. Als hij echter een reis moet ondernemen, dan kan hij met de intentie van kaffārah vasten in Ramadān, maar in de Verboden Dagen (zie hierboven), kan zelfs de reiziger niet vasten.
Vraagstuk: Als hij de continuïteit van kaffārah-vasten van het hebben van geslachtsgemeenschap met de vrouw met wie hij zihaar heeft gedaan, of hij verbreekt het vasten per ongeluk of opzettelijk, moet hij de twee maanden vasten vanaf het begin] houden om zich te houden aan de primaire voorwaarde in dit verband dat de vasten gedurende twee maanden aan een gespannen periode moeten worden gehouden. Daarom zullen de vasten die worden gehouden voordat de continuïteit wordt verbroken, niet worden verantwoord.
Vraagstuk: Als hij niet in staat is om te vasten vanwege ziekte en er is angst dat hij niet volledig zal herstellen om te vasten of vanwege ouderdom, dan moet hij zestig behoeftige mensen voeden met een vierkante maaltijd gedurende twee dagen of twee keer per dag, onder de voorwaarde dat hij waarschijnlijk niet zal herstellen tijdens de vereiste dagen van vasten, (Het voeden van de arme mensen zal worden ondernomen wanneer de kwestie van de gezondheid in het geding is), anders zal de voeding worden geteld als Sadaqāh Nafl en zullen vasten vers moeten worden gehouden. Er moet ook rekening mee worden gehouden dat de voeding twee opeenvolgende dagen of twee keer per dag aan dezelfde groep moet worden gegeven. Als de persoon wordt veranderd, is deze modus van kaffārah niet geldig.
Vraagstuk: Het is ook de voorwaarde dat onder de mensen die zo gevoed worden niemand minderjarig is (na bāligh) tenzij dezelfde persoon houder wordt gemaakt van het kwantum van gemiddeld voedsel van een volwassene.
Vraagstuk: Als het ook is toegestaan dat elke persoon het graan (tarwe of maïs) krijgt dat gelijk is aan de helft van de saa, op dezelfde manier als Sadaqāh Eid ul Fitr aan de verdienstelijke mensen wordt gegeven. Het is ook toegestaan dat voedsel aan deze zestig mensen wordt geserveerd in de middagmaaltijd en de contante waarde van het voedsel voor het avondeten. Of geef ze twee dagen ‘s middags of twee dagen ‘s avonds eten, of hij voedt dertig mensen met voedsel en geeft de prijs van voedsel aan de resterende dertig. Wat de methode ook mag worden opgeteld, het aantal zestig behoeftigen moet worden ingevuld.
Vraagstuk: De kaffārah kan ook vervuld worden als dezelfde arme man zestig dagen lang gegeven wordt of dagelijks het bedrag krijgt dat betaald wordt als Sadaqāh-e-Fitr.
Vraagstuk: In Zihaar is het essentieel dat voordat het seksuele contact met de vrouw wordt hervat, de voeding van de behoeftige wordt voltooid. Als hij echter voor het voeden van zestig mensen geslachtsgemeenschap heeft, dacht dat dit haram is en vermeden had moeten worden, maar aan hoeveel mensen hij voedsel heeft gegeven, zal niet verloren gaan. Hij zou de overgebleven mensen moeten voeden om de kaffārah van zihaar te vervullen. Het is niet nodig om de zestig personen opnieuw te voeden.
Vraagstuk: Als de man tegen wie kaffārah verschuldigd was, sterft en zijn erfgenamen het volk voeden, zal het geldig zijn, maar als de slaaf die hij voedt, zal het niet aan hun voorwaarde voldoen.
Liaan: Als de man zijn vrouw van overspel beschuldigt, zal het proces dat bekend staat als Liaan worden ondernomen om de kwestie op te lossen, wanneer de betreffende vrouw wijs, volwassen, vrij (geen slaaf), gelovig en kuis is.
De procedure van liaan is als volgt en vindt plaats voor de Qāzi
- Eerst zal de man onder ede verklaren dat zijn beschuldiging van overspel tegen zijn vrouw correct is en ik ben waarheidsgetrouw in mijn beschuldiging. Hij zal zijn uitspraak vier keer herhalen.
- Op de vijfde zal hij verklaren: “Allāh’s vloek zij mij als ik een valse beschuldiging van overspel tegen mijn vrouw doe”. Bij alle gelegenheden wanneer hij over zijn vrouw spreekt (als “deze vrouw”) moet hij uitdrukkelijk naar zijn vrouw wijzen.
- Dan zal de vrouw getuigen en zeggen: ‘Ik getuig onder ede in de Naam van Allāh dat de beschuldiging van overspel tegen mij door deze man (wijzend naar haar man) vals is en dat hij een leugenaar is, ze zal haar verklaring vier keer herhalen.
- Bij de vijfde keer zal ze verklaren: “Vloek van Allāh zij met mij als wat hij beweerde waar is”.
In het proces van Liaan is het woord ‘ik geef getuigenis’ (Shahāda) essentieel. Alle vervangende zinnen zoals ik zweer bij Allāh dat ik gelijk heb (waarheidsgetrouw), zullen niet het nodige doen, en de Liaan zal niet zijn zoals vastgesteld.
Vraagstuk: Er zijn bepaalde voorwaarden over de ‘Liaan’ (1) nikāh is correct en in volgens voorgeschreven vereisten, (2) de relatie tussen hen wordt vastgesteld als man en vrouw, ongeacht of geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden of niet[2], (3) beide moeten vrij zijn, (4) beide moeten een normale gevoeligheid hebben, (5) beide moeten volwassen zijn, (6) beide moeten moslim zijn, (7) beide zijn in staat tot duidelijke spraak, (8) over geen van beide als er een beschuldiging /beschuldiging van in het verleden is, (9) de man heeft geen getuige op zijn verklaring (beschuldiging) (10) de vrouw weigert de beschuldiging van overspel en verklaart zichzelf als kuis (11) De valse beschuldiging duidelijk betrekking hebben op overspel of hij is niet de eigenaar van de geborene van zijn vrouw als de zijne (12) De beschuldiging heeft plaatsgevonden in Darul Islam (moslimland) (13) De vrouw moet dit eisen van de Qāzi (14) De man bekent zijn vrouw van overspel te hebben beschuldigd. Het is niet nodig dat de vrouw voor de Qāzi staat.
Vraagstuk: Zelfs als de beschuldiging van overspel meer dan eens tegen de vrouw is geuit, zal de procedure voor Liaan slechts eenmaal worden ingesteld.
Vraagstuk: Wanneer de man zijn vrouw aanspreekt ‘O overspelige dame’ of ‘Je hebt overspel gepleegd’ of ‘Ik heb gezien dat je overspel pleegt’ duiden al deze woorden op een duidelijke beschuldiging en vallen ze binnen het bereik van ‘Liaan’. Maar als hij zegt dat ze een haram-daad heeft gepleegd of als ze op een haram- of verboden manier geslachtsgemeenschap heeft gehad of iemand sodomie tegen haar heeft gepleegd. Dan zal dit niet neerkomen op Liaan.
Vraagstuk: De instelling van onderzoek tegen Liaan betekent dat de vrouw na de voltooiing ervan haram wordt voor de man om geslachtsgemeenschap te plegen, maar ze blijft in de nikāh van de man totdat de betrokken autoriteit de huwelijksband nietig verklaart en de scheiding van de twee beveelt. Nu wordt de vrouw zoals gegeven talāq-e-bā’in. Dus als na Liaan de Qāzi geen scheiding veroorzaakt, kan hij zowel van haar scheiden als van de Ilaa en de Zihaar en als iemand overlijdt, erft de ander het eigendom/ toebehoren van de overledene. Als ze het na Liaan niet eens worden over de scheiding zal het afscheid moeten plaatsvinden. Als ze nog steeds niet scheiden, kunnen ze geen seksuele handelingen van welke aard dan ook plegen, wordt het
Haram. En wanneer de scheiding plaatsvindt, heeft ze recht op het onderhoud van Iddat en het huis om verder in te wonen, als ze tijdens haar Iddat een kind baart, wordt het kind aan haar man toegeschreven.
Vraagstuk: áls de man zijn vrouw ervan beschuldigt haar ‘O overspelige vrouw’ te noemen! Drie talāq op jou’. Dit zal niet neerkomen op Liaan maar valse beschuldiging tegen kuisheid (Hadd-e-Qazaf), of hij zegt ‘O overspelige vrouw, drie talāq over u’, dan is dit noch Liaan noch Qazaf.
Vraagstuk: Als de man tegen zijn vrouw zegt: ‘Ik heb geen fijne maagd’, dan is ook dit noch Qazā, noch Liaan.
Impotent (in’nien)
De man die lijdt aan impotentie staat bekend als in’neen en hiermee wordt bedoeld de persoon wiens mannelijke orgaan (penis) er is, maar het kan niet het voorste deel van de vrouw binnendringen of hij kan geslachtsgemeenschap hebben met een vrouw en niet met een andere, of hij kan seksuele handelingen verrichten met een niet-maagd (na seksuele ervaring te hebben ondergaan) en niet met een maagd. Dan zal hij over die vrouwen met wie hij seksueel onbekwaam is, als impotent worden behandeld, en niet zo met anderen. Er kunnen verschillende redenen zijn voor deze onmacht (1) het defect kan natuurlijk of aangeboren, (2) door een ziekte, (3) ouderdom of seniliteit en (4) door magie of tovenarij die hem is aangedaan.
Vraagstuk: Als hij alleen de kop van de penis kan penetreren, (hashfa) dan zal hij niet impotent worden genoemd en als het hoofd wordt doorgesneden en de penis minstens gelijk aan de grootte van de hashfa (hoofd van het mannelijke orgaan) kan inbrengen, zelfs dan zal hij niet als impotent worden beschouwd. Als de vrouw het mannelijke orgaan van haar man snijdt, wordt het geen bevel uitgevaardigd met betrekking tot de ‘penis toegerekende echtgenoot’.
Vraagstuk: Als het mannelijke orgaan en de testis of alleen het orgaan uit de wortel is gesneden of het is te klein voor een bevredigende geslachtsgemeenschap en de vrouw wil scheiding, dan zal de scheiding worden uitgevoerd op voorwaarde dat het onafhankelijk is (geen slaaf), volwassen en ze had geen kennis van haar man defect, noch had ze ermee ingestemd om dit over het hoofd te zien op het moment van Nikāh. Als de vrouw slaaf is, dan heeft ze geen eigen wil, maar haar meester heeft dit gezag. Als ze minderjarig (minderjarig) is dan zal ze moeten wachten tot de puberteit. Dan een reactie die fase als ze bereid is om met hem te leven, goed en wel, anders zal scheiding worden geregeld. ALS het orgaan bij de wortels wordt gesneden, zal het niet vragen of zijn volwassene of volwassene. Het onvolwassen (minderjarige) meisje werd door haar vader ten huwelijk gegeven. Als het meisje haar vindt echtgenoot als penis toegerekend, dan heeft haar vader niet het recht om scheiding te eisen totdat het meisje zelf de puberteit bereikt (en haar eigen zaak maakt).
Vraagstuk: Als na een geslachtsgemeenschap het orgaan van de man wordt doorgesneden of hij impotent wordt, kan scheiding niet worden geclaimd of gegeven.
In geval van impotentie
De Shariat jurisprudentie positie in deze zaak is dat wanneer de vrouw de Qāzi benadert (om scheiding te zoeken), de Qāzi in eerste instantie de man zal vragen, als hij bekent, zal de Qāzi hem een jaar de tijd geven om zijn vermogen te verbeteren. Als de man binnen een jaar in staat is om geslachtsgemeenschap te hebben, dan is de eis/ claim van de vrouw nietig. Als de man echter geen geslachtsgemeenschap heeft gehad en de vrouw wil scheiden, zal de Qāzi de man vragen om van haar te scheiden, als hij scheidt, goed en wel, anders zal de Qāzi de scheiding bevelen en afdwingen.
Vraagstuk: De vrouw benadert de Qāzi met de klacht dat haar man impotent is, terwijl de man zegt dat hij geslachtsgemeenschap met haar heeft en dat zij geen maagd is. De Qāzi zal de man vragen om onder ede de waarheid te verkondigen. Als hij de eed aflegt, zal de claim van de vrouw instorten. Als de vrouw nog steeds volhoudt dat ze maagd is, dan zal ze door een vrouw worden onderzocht (het zal beter zijn, als twee vrouwen haar onderzoeken), als de vrouw niet maagd wordt gevonden (na geslachtsgemeenschap te hebben ondergaan) dan moet de verklaring van de man worden geaccepteerd nadat ze onder ede van de man is gekomen. Als de vrouw haar maagd verklaart, zal de claim van de vrouw als waar worden aanvaard zonder enige eed van haar. In geval van verschil tussen de vrouw, zal enig ander betrouwbaar bewijs worden verkregen om de zaak te beslissen.
Vraagstuk: Na het verstrijken van (een jaar) tijd beweert de vrouw dat de man geen gemeenschap met haar heeft gehad terwijl de vrouw volhoudt dat ze nog maagd is, in dat geval zal de hierboven genoemde methode worden toegepast. Normaal gesproken als de man onder ede zegt geslachtsgemeenschap te hebben met zijn vrouw, moet dit worden geaccepteerd.
Vraagstuk: Scheiding op bevel van Qāzi zal worden behandeld als talāq-e-bā’in. Als het huwelijk is voltrokken, krijgt de vrouw volledige mahr en zal ze in Iddat zitten, anders krijgt ze de helft van de mahr zonder in Iddat te zitten. Als de man lijdt aan andere ziekte(s) dan seksuele handicap, zoals waanzin, lepra etc. of als de geslachtsdelen van de vrouw gesloten zijn, dan kan de annulering van het huwelijk niet worden vermaakt.
Vraagstuk: De man pleegt geslachtsgemeenschap met zijn vrouw, maar om sommige redenen heeft hij geen of sperma om emissie te bewerkstelligen (Inzal) De vrouw in een dergelijke toestand heeft niet het recht om iets te eisen (hierover, scheiding/ compensatie enz.).
Iddat (de wachttijd van een echtscheiding of weduwe)
Iddat is gedefinieerd als de wachttijd voor een weduwe of gescheiden. In Shariat terminologie is het de wachttijd voor een vrouw wanneer haar Nikāh met een man om de een of andere reden niet meer bestaat. De wachttijd betekent dat na het stoppen van nikāh de vrouw zich moet inhouden voor een andere Nikāh totdat de voorgeschreven periode voorbij is.
Vraagstuk: De Iddat begint na de nietigverklaring van Nikāh door de vrouw wiens man is verlopen of er een scheiding tussen hen plaatsvindt, op voorwaarde dat de huwelijken door de seksuele verbintenis zijn voltrokken. Er is geen Iddat voor een overspelige vrouw, hoewel ze zwanger kan zijn, kan ze trouwen met de man met wiens seksuele contact ze zwanger werd gemaakt. Als ze met een andere man trouwt, is geslachtsgemeenschap met hem niet toegestaan tot de geboorte van het kind.
Vraagstuk: In een onwettige of gebrekkige Nikāh (Nikāh-e-Fasid) als er scheiding is voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap, is er geen Iddat, maar na de geslachtsgemeenschap is de Iddat noodzakelijk als de scheiding tussen hen plaatsvindt.
Vraagstuk: Er is geen Iddat voor de gescheiden vrouw wiens plaats van schaamte dichtbij is, hoewel ze mogelijk seksueel contact heeft gehad.
Vraagstuk: De vrouw krijgt talāq, rajee of bā’in of de nikāh wordt om welke reden dan ook nietig verklaard, en geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, maar de vrouw is momenteel niet zwanger en ze krijgt menstruatie, dan gaat de periode van Iddat voorbij van drie menstruaties.
Als de vrouw geen zin krijgt omdat ze minderjarig is of als ze de leeftijd van droogheid heeft bereikt (geen menstruatie meer heeft door ouderdom) of door het aantal jaren dat ze de leeftijd van de puberteit heeft bereikt, maar geen menstruatie heeft, dan is in al deze gevallen de termijn van Iddat drie maanden. (Als ze een slavin is, is de periode anderhalf jaar.)
Vraagstuk: Als de talāq of de annulering van Nikāh plaatsvindt op de eerste van de maand, dan zal 3 maanden Iddat in aanmerking worden genomen volgens de maankalender en als het een andere datum is, dan zal de maand van 30 dagen of 90 dagen in totaal worden genomen voor de Iddat.
Vraagstuk: De vrouw heeft de menstruatie gehad maar nu heeft ze het niet en ze heeft niet bereikt van droogheid (van menstruatie) dan is de term van Iddat volgens het aantal menstruaties, Daarom heeft ze drie menstruaties of bereikt ze de leeftijd van droogheid, haar Iddat zal niet voorbij zijn. En als ze niet eerder menstruatie had, maar na het begin van Iddat krijgt ze de menstruatie, dan zal de term van Iddat drie menstruaties zijn.
Vraagstuk: Als de talāq in staat van menstruatie wordt gegeven, wordt deze menses niet meegeteld in de drie menses voor Iddat. Na de huidige moet er nog 3 menstruaties passeren om de termijn van Iddat te voltooien.
Vraagstuk: De vrouw die getrouwd is geweest op een onvolledige of gebrekkige nikāh (Fasid) en zij heeft geslachtsgemeenschap ondergaan of de vrouw met wie er nominale of pseudo-geslachtsgemeenschap is geweest, de Iddat van beide zal worden gerekend op de scheiding en de dood (naargelang het geval) op basis van menstruatie. Indien er geen menstruatie plaatsvindt, duurt de Iddat drie maanden.
Vraagstuk: De vrouw met wie een minderjarige jongen gemeenschap pleegt of ze heeft alleen schijnbare samenwoning of op een verkeerde en illegale nikāh, dezelfde Iddat zal van toepassing zijn. Als de geslachtsgemeenschap plaatsvond terwijl de jongen minderjarig was en hij bij het bereiken van de volwassenheid van haar scheidde, is dezelfde termijn van Iddat ook in dit geval van toepassing.
Vraagstuk: In het geval van een defecte (fasid) nikāh zal de Iddat plaatsvinden vanaf de datum van scheiding of de datum waarop de man de geslachtsgemeenschap op eigen zeggen heeft opgegeven.
Vraagstuk: De Iddat vanwege talāq is van de datum van de talāq of de vrouw zich hiervan bewust is of niet. Als ze na het verstrijken van drie menstruaties te weten komt, wordt de Iddat geacht al te hebben plaatsgevonden, of als de man een bepaalde datum (van talāq) noemt, dan wordt de Iddat vanaf die datum geteld.
Vraagstuk: De Iddat bij de dood van de man is vier maanden en 10 dagen (inclusief de 10e nacht) wanneer de nikāh wettig volledig en correct was, ongeacht of de geslachtsgemeenschap had plaatsgevonden en of de man of vrouw minderjarig (minderjarig) was. Als de vrouw zwanger is, duurt de Iddat tot de bevalling van het kind.
Vraagstuk: Voor de Iddat bij de bevalling van het kind is er geen tijdslimiet vastgesteld. De Iddat komt tot een einde zodra de bevalling plaatsvindt toen ze in Iddat was vanwege overlijden of talāq door haar man, zelfs als de bevalling slechts één minuut na de talāq of het overlijden plaatsvindt. In het geval van abortus als de ledematen van het kind zijn gevormd, is de Iddat zal (onmiddellijk) plaatsvinden. Als er een tweeling of drieling wordt geboren, betekent de laatstgeborene het einde van Iddat.
Vraagstuk: De kreeg talāq Raj’ee maar de man stierf tijdens de Iddat de vrouw zal nu de Iddat van de dood voltooien. De Iddat van talāq vervalt.[3]
In elk geval van Iddat, hetzij vanwege het overlijden van de man, of formele talāq of die op basis van zwangerschap en bevalling of drie menstruaties welke termijn dan ook in behandeling is, zal de volledige termijn moeten worden voltooid, vooral de laatste fase van Iddat.
De rouw (soag)
De Heilige Profeet Mohammed ﷺ heeft gezegd dat ‘elke vrouw die in Allāh en de Dag des Oordeels gelooft, niet langer dan drie nachten moet rouwen om de dood van een persoon, behalve voor het verlies/ de ondergang van haar man, wat vier maanden en tien dagen zou moeten zijn. Ze mag geen gekleurde kleding dragen, behalve de kleding die wordt geverfd door het vast te binden, zal draden voordat ze in een doek draait, ze mag geen collyrium (surma) op de oogleden aanbrengen of een parfum stoer maken, maar ze gebruikt zeer mild parfum na de zuivering bad van de menstruatie. Hina is ook verboden.
Rouw betekent dat ze moet stoppen met het dragen van ornamenten, juwelen, goud, zilver, zijden kleding, noch parfums op de kleding of het lichaam moet aanbrengen, zelfs als het een geurloze olie is of het haar kamt. De kleding in tinten saffraan, giru rood etc. moet ook worden vermeden.
Vraagstuk: Ze kan echter oude en versleten jurken van vervagende kleuren dragen, evenals de kleding van zwarte kleur, op voorwaarde dat het geen zijde of andere vezels is die op zijde en glanzend lijken.
Vraagstuk: In geval van hoofdpijn of pijn in de ogen kan ze haarolie of collyrium aanbrengen voor verlichting van pijn.
Vraagstuk: Rouw is door de volwassen verstandige moslima wanneer Iddat te wijten is aan de dood van de man of vanwege bā’in talāq.
Vraagstuk: Als het huwelijk wordt ontbonden vanwege de onmacht van de man, is er Iddat en in Iddat moet rouw in acht worden genomen.
Vraagstuk: De vrouw kan rouw van een naast familielid observeren, de man mag geen rouw toestaan uit medeleven met een andere vrouw die man is overleden.
Vraagstuk: Het dragen van zwarte kleding uit sympathie voor iemands dood is niet toegestaan, maar de vrouw die rouwt om de dood van haar man kan zwarte kleding dragen, maar niet langer dan drie dagen. Als er echter een teken van vertoon is, kan de zwarte kleding worden gebruikt voor de hele periode van rouw.
Vraagstuk: Een duidelijke en open boodschap van nikāh sturen naar een vrouw die in Iddat is, is haram. In het geval van Iddat van de dood kan echter een bewaakte en suggestieve boodschap worden verzonden, maar niet in een andere vorm van Iddat.
Vraagstuk: Een vrouw in Iddat vanwege talāq Raj’ee of bā’in of scheiding op Khula etc., mag niet naar buiten gaan. Een minderjarig (minderjarig) meisje dat in Iddat is vanwege raj’ee talāq mag met toestemming van haar man naar buiten, en in het geval van bā’in talāq mag ze zonder toestemming naar buiten.
Vraagstuk: In het geval van onvolledige /defecte (fasid) nikāh, kan ze uitgaan in Iddat, maar de man kan haar controleren. Ze kan haar huis niet veranderen tijdens Iddat, zelfs als het huis een huurwoning is. De huurprijs van het huis tijdens haar Iddat moet worden betaald door de man. ALS de man naar buiten is gegaan en ze kan de huur betalen, zelfs dan moet ze in dit huis blijven.
Vraagstuk: In een Iddat van de dood kan de vrouw overdag naar buiten gaan om in haar levensonderhoud te voorzien als er geen alternatief is voor haar levensonderhoud. Maar ze brengt het bijna thuis door.
Vraagstuk: De vrouw moet de termijn van Iddat voltooien in hetzelfde huis waarin ze woonde op het moment van scheiding van haar man of op het moment van zijn dood, tenzij er zo’n ernstige zaak is waarover ze geen controle heeft en ze gedwongen is het huis te verlaten/ te verlaten.
Vraagstuk: De vrouw is naar haar moederhuis gegaan of anders waar toen de man haar talāq gaf of hij stierf. In dat geval moet het huis onmiddellijk terugkeren.
Vraagstuk: In het geval van talāq bā’in moet er een scherm zijn tussen de man en de vrouw als beiden in hetzelfde huis (in de Iddat) moeten verblijven als zij vreemd voor hem heeft, Als de beschikbare ruimte te beperkt en onvoldoende is om ze gescheiden te houden tijdens de Iddat, dan moet de man voorlopig buiten blijven. Maar de vrouw moet niet worden uitgezet. In het geval van talāq Raj’ee is geen screening tussen hen nodig, zelfs als de man een goddeloze en waardeloze kerel is.
Vraagstuk: Voor Three talāq geldt dezelfde bepaling als voor talāq-e-bā’in.
Vraagstuk: De man kan de vrouw niet meenemen op reis tijdens haar Iddat, zelfs niet als het op Iddat van talāq-e-Raj’ee is.
Vraagstuk: De commando’s voor de Iddat van talāq raj’ee zijn dezelfde als voor de talāq-e-bā’in, maar er is rouw in talāq-e-Raj’ee. Als de vrouw talāq raj’ee krijgt in de reis zal ze bij de man blijven en in de reis in een andere richting, ze kan niet met hem meegaan.
Familie identificatie van het kind (Saboot-e-Nas’l)
Het kind is van hem wiens vrouw zij is en voor de overspelige zijn de stenen.
Vraagstuk: De duur van de zwangerschap is minimaal zes maanden en de maximale twee jaar. Daarom de vrouw die in Iddat van talāq-e-raj’ee is, maar de vervulling van de Iddat niet heeft opgebiecht. Als het kind in deze periode wordt geboren, is dit de bevestiging van de identiteit van het kind als zijnde de zoon van de echtgenoot van de vrouw (zijn wettige ouders). Als ze de voltooiing van haar Iddat toegeeft, maar de duur van Iddat is zo lang dat volledige Iddat hij erin zou kunnen voltooien en het kind wordt geboren binnen de zes maanden periode van haar opname (van Iddat) dan is dit het bewijs dat het kind behoort tot de, hoewel het aantoont dat de vrouwelijke opname (Iqrar) van haar Iddat verkeerd was. Dit bewijst ook dat de man de echtelijke relaties binnen de Iddat van talāq-e-Raj’ee had hervat, op voorwaarde dat het kind na twee jaar of langer na de talāq wordt geboren. Als het kind in minder dan deze periode is geboren, staat de hervatting van het huwelijksrecht van de man niet vast, omdat het mogelijk is dat de zwangerschap vóór de talāq is. En als het kind in minder dan zes maanden tijd wordt geboren, vormt het moment van opname van haar een Iddat. Dan wordt de legitimiteit van de afstamming van het kind vastgesteld, anders niet.
Vraagstuk: Als de vrouw talāq-e-bā’in heeft gekregen, wordt het kind binnen twee jaar na talāq geboren, dan is de wettige afstamming vastgesteld. Als het kind echter na twee jaar wordt geboren, wordt de rechtmatige afstamming niet bewezen. Maar als de man beweert dat het kind van hem is, dan zal dit worden geaccepteerd. Of als één kind binnen twee jaar geboren wordt en het tweede kind daarna, dan wordt de afstamming van beide kinderen bewezen.
Vraagstuk: Als het kind binnen zes maanden na de Nikāh wordt geboren, dan zal het kind niet als legitiem worden beschouwd. Als de geboorte echter na zes maanden tijd van de nikāh aanneemt, dan zal het nodig zijn dat de afstamming correct of legitiem is wanneer de man zwijgt of niet toegeeft. En als de man zegt dat er geen kind wordt geboren, dan zal op basis van het bewijs van een andere vrouw de geboorte van het kind als waar worden beschouwd. Evenzo als de man de zwangerschap toegeeft of de laatste duidelijk is, dan is de talāq vastgesteld, maar voor de legitimiteit van afstamming is alleen de verklaring van de vrouw die bevalt voldoende. In het geval dat twee bevallingen plaatsvinden binnen zes maanden en de andere op of na zes maanden, dan blijft de afstamming van beide kinderen onbewezen.
Vraagstuk: Als het kind binnen twee jaar na het overlijden van de man wordt geboren, zal er geen afstamming met hem worden vastgesteld, anders niet. Bij de geboorte van het kind zegt de vrouw dat zes maanden of meer dan zes maanden tijd van nikāh is verstreken, terwijl de man zegt dat er geen zes maanden zijn verstreken, dan moet het bewijs onder ede van de vrouw worden afgenomen en moet haar verklaring worden geaccepteerd. Om dit te weerleggen, als de echtgenoot of zijn opvolgers getuigen willen voortbrengen, dan moet er niet naar hen worden geluisterd.
Vraagstuk: Een man pleegt overspel met een vrouw en deze laatste trouwt met haar, als het kind binnen zes maanden of langer wordt geboren, zal de afstamming worden geaccepteerd, en als deze geboorte in minder dan zes maanden huwelijk is, zal de afstamming ervan niet worden vastgesteld, zelfs als de man het kind als het zijne claimt van de ongeoorloofde geslachtsgemeenschap met de vrouw.
Voeding van het kind
Voeding van het kind is het recht van de moeder, of ze nu in nikāh is of eruit. Als ze echter haar geloof heeft verworpen en afvallig is geworden, dan kan ze het kind niet voeden/ verzorgen of als ze betrokken is bij een immorele of onfatsoenlijke activiteit (overspelige, dief of beroepsrouw) dan mag het kind niet onder haar hoede worden gegeven. Sommige geleerden zijn van mening dat als de vrouw niet regelmatig bidt, ook zij het kind niet mag voeden. Maar de beste manier is dat het kind in het begin onder zijn hoede moet zijn zolang hij baby blijft en wanneer het tekenen van begrip begint te vertonen, moet hij van haar worden weggenomen en aan zijn moeder worden overgedragen. (De tekst (P-271) kan ook betekenen dat het kind vanaf het begin voor zijn moeder moet zorgen), evenzo mag het kind niet aan zijn moeder worden gegeven tijdens de kindertijd wanneer ze vaak het huis uit moet vanwege haar beroep.
Vraagstuk: Als de moeder van het kind een man trouwt die ghair mahram is met het kind (een persoon die niet wordt opgenomen in het vrouwenappartement), hetzij om redenen van gezinsafstamming of vanwege pleegzorg, dan zal het kind niet onder de bescherming van zijn moeder blijven. En als ze trouwt met een man die mahram is tot kindlijn, dan zal haar recht op voeding niet worden ingetrokken. Als zij bijvoorbeeld trouwt met de pleeg oom van het kind, zal deze laatste (kind) niet onder haar hoede blijven, omdat deze man ondanks het hebben van een pleegrelatie een vreemdeling is door familierelaties. En als ze trouwt met een familielijn oom van het kind, dan zullen haar rechten op voeding niet vervallen.
Vraagstuk: Als de moeder niet bereid is om het kind zonder betaling te voeden en de vader is in een positie om haar te verplichten, dan moet hij dat doen. En als hij arm is en geen betaling kan betalen, moet het kind naast de moeder de leiding van de relatie krijgen als hij bereid is om zonder betaling voor de kosten te zorgen, op voorwaarde dat de moeder niet is getrouwd met het ghair mahram-familielid van het kind en het moet de moeder duidelijk worden gemaakt dat zij de voeding van haar eigen voeding zonder betaling moet uitvoeren of het kind moet overdragen aan die of die persoon. In het laatste geval, als de moeder haar kind vaak wil zien en hem wil meenemen voor verzorging of bescherming, moet haar verzoek niet worden afgewezen.
Vraagstuk: Iemand aan wie de zorg en bescherming van het kind wordt overgedragen, weigert en er is geen andere vrouw die voor het kind kan zorgen, dan zal de eerste onder druk worden gezet om de verantwoordelijkheid op zich te nemen, Evenzo, als de moeder weigert het kind borstvoeding te geven en de vrouw geen voeding door een andere vrouw accepteert, noch stemt een vrouw ermee in om het kind zonder betaling te voeden en de vader is financieel hulpeloos om te betalen, dan moet de moeder in deze acute toestand gedwongen worden haar eigen kind te voeden.
Vraagstuk: Het kind staat onder de voeding van de moeder die zich in de nikāh of Iddat van de vader van het kind bevindt, in deze situatie krijgt de moeder geen vergoeding voor het voeden van het kind. Als ze niet in de Nikāh of de Iddat is, kan ze betaling ontvangen voor het voeden van het kind. Ook kan zij het bedrag voor de voeding en alimentatie namens het kind opeisen, zij kan zelfs woonruimte en de terbeschikkingstelling van een bediende eisen. Al deze kosten zullen worden betaald uit het vermogen van het kind als dat er is, anders zal de man op wie al deze verantwoordelijkheden rusten de geldelijke verplichtingen nakomen.
Vraagstuk: Als de moeder eerder had geweigerd het kind te voeden en nu het kind onder haar hoede wil nemen, kan ze worden toegestaan, in feite moet dit volgen van haar verplichting worden aangemoedigd.
Vraagstuk: Als de moeder niet in staat is om haar kind te voeden of ze heeft geweigerd of de vrouw is met een vreemdeling getrouwd, dan zal nu de taak van het voeden van het kind worden uitgevoerd door grootmoeder moeder (nani) van het kind, als grootmatige moeder er niet is, zal de verantwoordelijkheid op grootmoeder van vaderskant (dadi) vallen onder de hierboven genoemde voorwaarden. (Opmerking: andere in dit verband genoemde in aanmerking komende relaties (P-272) zijn logisch en kunnen nauwelijks worden gebruikt.)
Vraagstuk: Als de persoon die in aanmerking komt en bereid is om voor het kind te zorgen van gelijke status is, dan is de man die deze verantwoordelijkheid verdient degene die beter is, dan iemand die rechtvaardiger is dan die ouder is in leeftijd die in ander opzicht meer gekwalificeerd is.
Vraagstuk: Het kind staat onder de leiding van de grootmoeder (nani of dadi) maar ze is oneerlijk dan kan de zus van de vader (phoophi) het kind terugnemen en hem onder zijn hoede en bescherming houden.
Vraagstuk: De vrouw op wie het recht/de verantwoordelijkheid rust om het kind te voeden, moet hem zo lang mogen houden dat de noodzaak om hem daar te houden (onvermijdelijk) blijft of met andere woorden de jongen in staat wordt om voor zijn persoonlijke basisdiensten te zorgen (eten, drinken) het bijwonen van natuurlijke oproepen etc. Dit kan wanneer hij de leeftijd van zeven jaar of zo bereikt. Daarna moet hij worden teruggetrokken en onder leiding van de vader worden gegeven. Als hij weigert, moet hij zich dwingen om dit op een verantwoorde manier te ondernemen.
In het geval dat het meisje onder de hoede van haar moeder begint, moet ze daar blijven totdat ze de leeftijd van negen jaar bereikt. Als het meisje getrouwd is in de leeftijd jonger dan negen jaar, mag ze het huis van moeder niet verlaten, vooral niet als ze fysiek aantrekkelijke opwindende passie heeft. Alleen het huwelijk moet niet worden opgevat als het einde van de verantwoordelijkheid. Ze zou naar het huis van haar man moeten kunnen gaan als ze de puberteit bereikt en in staat is om huwelijkseisen te ervaren.
Vraagstuk: Na het bereiken van de leeftijd van zeven jaar zal de zoon onder de waakzaamheid van zijn vader blijven of zijn vader of een beschermheer. Maar wanneer hij volwassen wordt en gezond verstand bezit om onderscheid te maken tussen deugd en ondeugd en waarschijnlijk niet in kwaadaardig gezelschap van jonge mannen zal vallen, wat schande en schande voor het gezin kan brengen, kan hij worden toegestaan om te blijven waar hij maar wil. Anders kan hem worden geadviseerd om bij familieouders te blijven. Na het bereiken van de volwassenheid zijn de vader/grootvader echter niet verplicht om alimentatie voor de zoon te betalen. Als ze dat doen, zal het een gunst zijn.
Vraagstuk: De dochter moet na negen jaar tot de puberteit en ten huwelijk wordt weggegeven, bij vader/grootvader/oudere broers blijven. Dit is om voorzorgsmaatregelen te nemen voor eventuele ongewenste ongelukken, waardoor de familie in diskrediet raakt. Ze kan niet bij de zoon van haar oom blijven voor onderhoud omdat hij een niet-mahram is, waar het noodzakelijk is dat het meisje met een Mahram-relatie moet leven. Het andere alternatief is dat ze onder de voogdij van een rechtvaardige vrouw kan worden gegeven die haar eer met toegewijde zorg mag bewaken.
Vraagstuk: De jongen was nog niet volwassen, maar hij is geschikt geworden om in een geschikt beroep te werken. Het kan geen kwaad om hem erop uit te sturen om te werken en te verdienen om zijn toekomst en fortuin op te bouwen. Er moet altijd rekening mee worden gehouden dat hij een dergelijk beroep opneemt of dat hij tegelijkertijd kan verdienen en leren (bij voorkeur religieus onderwijs).
Vraagstuk: Over het meisje dat naar de puberteit gaat, moeten dezelfde basisprincipes worden aangenomen die geschikt en winstgevend zijn voor haar als meisje. De keuze van de aanroeping is enorm en bont in de vrouwelijke lijnen, gezond verstand, nogal voorzichtigheid moet worden toegepast over de toekomst van het meisje, omdat de problemen waarmee het eerlijke geslacht wordt geconfronteerd even delicaat als complex zijn in aard en omvang. Van verstandige ouders wordt verwacht dat ze een prospectieve keuze maken, maar de meest eervolle en levenslange vreedzame en welvarende keuze is om voor haar een levenspartner te vinden die hun interesse in Dīn en Dunya kan bewaken en bevorderen.[4]
Onderhoudsproblemen
In de Shari’ah-terminologie staat dit aspect van Nikāh en talāq bekend als NAN-O-NAFQAH, wat letterlijk brood en levensonderhoud betekent waarvoor het Engelse equivalent voorziening is voor onderhoud van levensonderhoud door de man. In bredere zin staat het voor het verstrekken van voedsel, kleding en huis. De overeenkomst is van kracht op drie punten (1) huwelijk, (2) familielijn en (3) activa, respectievelijk staand voor Zaujiat, Nasab en Milkiyat.
Vraagstuk: Het verstrekken van alimentatie voor de vrouw door de man die met haar is getrouwd door middel van een geldige en volledig gedocumenteerde nikāh op de voorgeschreven islamitische manier, de vrouw kan een gelovige (Musalman) of ongelovige zijn, vrij van aankoop via een schriftelijke overeenkomst, behoeftig of welvarend, voltooid (matrimoniaal) of de geconsumeerde, volwassen of minderjarige, maar in staat om geslachtsgemeenschap uit te voeren of fysiek gebouwd om passie op te wekken, zelfs als de man minderjarig is, is de alimentatie voor hem bindend, te betalen uit zijn geldelijke bezittingen. Als de man niets bezit zal het niet worden gegeven door de vader van de man. Als de vader echter namens hem borg heeft gestaan, betaalt de vader de alimentatie.
Vraagstuk: Als de man impotent is of een geamputeerd orgaan heeft (en niet in staat is tot geslachtsgemeenschap) of zwakte vanwege ziekte of is uitgegaan voor hadj, is het onderhoud wājib op hem.
Vraagstuk: Een minderjarige vrouw die ongeschikt is voor geslachtsgemeenschap, haar onderhoud is niet verschuldigd aan haar man, ze kan bij haar man of bij haar vader wonen totdat ze geschikt wordt voor echtelijke relaties. Als de minderjarige vrouw in het huis woont dat door haar man is verstrekt voor het verlenen van enige dienst of vanwege haar verliefdheid op hem, is de alimentatie verschuldigd aan de man.
Vraagstuk: De geslachtsdelen van de vrouw zijn achterlijk waardoor geslachtsgemeenschap onmogelijk wordt of ze is gek geworden en verzet zich tegen geslachtsgemeenschap, zelfs dan is het onderhoud aan hem verschuldigd.
Vraagstuk: In een illegale of defecte nikāh is geen alimentatie verschuldigd. Als de nikāh blijkbaar in orde is geweest en de Qāzi de alimentatie heeft bevolen, maar later wordt ontdekt dat de nikāh niet wettig geldig was (de vrouw bleek de pleegzus van haar man te zijn), dan kan de man alles terugnemen wat hij als alimentatie heeft gegeven op bevel van de Qāzi, Als hij echter het onderhoud op zijn instemming heeft gegeven zonder de toestemming of het bevel van de Qāzi, dan kan hij het door hem gegeven onderhoud niet terugnemen.
Vraagstuk: Wanneer een volwassen vrouw alimentatie eist wanneer ze niet naar het huis van haar man is gegaan, is haar eis geldig op voorwaarde dat de man haar tot dan toe niet had gevraagd om hem te vergezellen of ze heeft niet geweigerd om met hem mee te gaan. Als de vrouw heeft geweigerd, kan dit te wijten zijn aan een van deze twee redenen, (1) ze eist onmiddellijke mahr (mahr muajjal) wat haar recht is en ze is alimentatie verschuldigd of (2) haar weigering is onterecht vanwege een verkeerde verklaring, dan is er geen onderhoud verschuldigd tenzij ze naar het huis van haar man gaat.
Vraagstuk: Nadat de seksuele daad eenmaal heeft plaatsgevonden, weigert de vrouw naar het huis van haar man te gaan en de betaling van onmiddellijke mahr (muajjal) als voorwaarde te eisen, dan heeft ze recht op alimentatie (bij wijze van betaling van mahr), anders niet.
Vraagstuk: Als de vrouw het huis van de man verlaat zonder toestemming of reden, heeft ze geen recht op enige verlichting (alimentatie) tenzij ze terugkeert.
Vraagstuk: De vrouw die talāq heeft gekregen, zal in alle omstandigheden het onderhoud (Nafqah) ontvangen tijdens haar Iddat, of het nu een talāq Raj’ee of Bain of Three talāq is, ze zwanger is of anderszins.
Vraagstuk: Zolang de vrouw de leeftijd van droogheid (permanente stopzetting van de menstruatie door ouderdom) niet bereikt, is haar termijn van Iddat drie menstruaties. Voordat ze deze leeftijd bereikt, als een jonge vrouw om welke reden dan ook geen menstruatie heeft, zal ze onderhoud ontvangen tijdens haar Iddat, hoe dan ook, hoe het ook kan duren. Als ze, zelfs tot het bereiken van deze leeftijd, geen menstruatie krijgt, dan krijgt ze de alimentatie voor de duur van drie menstruaties wanneer haar Iddat zal eindigen. Als de man echter op getuigenbewijs bewijst dat zij al drie menstruaties heeft gehad, vervalt de eis van alimentatie.
Als de vrouw bij het krijgen van de talāq heeft onthuld dat ze zwanger is, dan zal de termijn van Iddat doorgaan tot na de bevalling. Dat wordt twee jaar tijd van de talāq. Als zij het kind pas aan het einde van deze twee jaar ter wereld brengt en de vrouw nog steeds volhoudt dat zij geen menstruatie had en geloofde dat zij droeg (zwangerschap), zal zij alimentatie blijven ontvangen tot het verstrijken van drie menstruatieduur na de leeftijd van droogheid, dat wil zeggen drie maanden na deze leeftijd.
Vraagstuk: Als de vrouw geen aanspraak maakt op het onderhoud van Iddat na de talāq, noch heeft de Qāzi een dergelijk bedrag vastgesteld, dan is het geen onderhoud verschuldigd nadat de Iddat voorbij is.
Vraagstuk: De vrouw wiens man lang afwezig is en van wie de verblijfplaats niet bekend is, trouwde met een andere man die seksuele verbintenis met haar had. Als nu in de tussentijd de ex-echtgenoot terugkomt, dan zal de scheiding tussen de vrouw en de tweede man plaatsvinden en zal de vrouw door de Iddat gaan, maar het onderhoud van deze Iddat zal noch op de eerste echtgenoot, noch op de tweede echtgenoot zijn.
Vraagstuk: Geen onderhoud is wājib (essentieel) tijdens de Iddat bij overlijden van de man, of de vrouw nu zwanger is of niet. Evenzo zou de scheiding die plaatsvindt vanwege de immoraliteit van de vrouw of het geloof tegen de religie de vrouw geen recht geven op enig onderhoud.
Vraagstuk: De alimentatie is toegestaan in de khula (scheiding op verzoek van de vrouw voor een bevoegde autoriteit). Als de khula echter wordt verleend op voorwaarde dat de vrouw geen alimentatie of huisvesting (of kosten daarvan) zal eisen, krijgt de vrouw geen alimentatie, maar de man zal moeten betalen voor de accommodatie (residentie), omdat de vrouw niet het recht heeft om af te zien van de betaling vanwege verblijf.
Vraagstuk: In het geval van Ilaa, Zihaar of Liaan door de man tegen zijn vrouw (er is uitgebreid op de voorgaande pagina’s gesproken) of hij zijn religie verzaakt (afvallig of murtad wordt) of hij gemeenschap pleegt met de moeder van zijn vrouw of een vrouw van een impotente echtgenoot zorgt voor scheiding, in alle gevallen krijgt de vrouw de alimentatie.
Vraagstuk: Als man en vrouw beiden rijk zijn en de kwestie van alimentatie tussen hen ter sprake komt, dan zal hetzelfde worden betaald als onder de rijken, en als beiden arm zijn, dan zal het onderhoud op het niveau van hun levensomstandigheden zijn. En in het geval van ongelijkheid of gemengd niveau van leven, zal het onderhoud van een gemiddelde standaard geschikt en aangenaam zijn voor beide, met enige concessie of gunst jegens de vrouw.
Vraagstuk: Tijdens het verstrekken van alimentatie mag de vrouw niet onder druk worden gezet voor het verrichten van huishoudelijk werk waarvan zij niet wordt gebruikt of dat buiten haar capaciteit ligt.
Vraagstuk: Wat betreft de kwestie van de voorziening van alimentatie is het aan de echtgenoot om voorwerpen van nut of de huishoudelijke behoeften te verstrekken.[5]
Vraagstuk: Het is aan de man om zijn vrouw van alles te voorzien wat nodig is of regelingen te treffen door het vereiste bedrag te geven. De vrouw van haar kant mag zichzelf niet in bedwang houden die nadelige gevolgen kunnen hebben voor haar lichaamsbouw of algemene gezondheid, die de belangrijkste bron van aantrekkingskracht of bijzondere ontwikkeling voor de man zijn. Hij kan alle stoppen nemen om haar in goede trim te laten leven.
Vraagstuk: Als de man een arme man is zonder enig bezit en als zodanig is hij niet in staat om de onderhoudskosten aan zijn vrouw te betalen. Het is echter wenselijk om hieruit scheiding te veroorzaken. Hij kan op bevel van Qāzi worden gevraagd om geld te verdienen door arbeid of dienst om de verantwoordelijkheid te dragen die op hem is gevallen. Hij kan hiervoor ook een lening aangaan en deze in termijnen terugbetalen.
Vraagstuk: De volgende vraag naar onderhoud is de huisvesting voor verblijf. Het huis dat de man biedt, moet zodanig zijn dat het paar in volledige privacy kan leven, wat de eerste noodzaak is voor een getrouwd paar en het hangt van hun middelen af hoe ze zichzelf het beste kunnen helpen of de ouders van de man hun hulp kunnen bieden. Andere details in dit verband kunnen onderling worden geregeld en in werking worden gesteld.
Vraagstuk: De ouders van de vrouw kunnen eens in de week komen of zo vaak als het uitkomt om hun dochter te zien. Op dezelfde manier kan de vrouw ook haar ouders en andere naaste relaties bezoeken met toestemming van haar man.
Vraagstuk: De alimentatie die verschuldigd is aan de minderjarige wordt betaald door de ouders, wanneer de zoon arm is en minder middelen heeft. Als de volwassen zoon kreupel, gek of blind is en als zodanig niet in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien en het alimentatie regelen, zullen de ouders deze aansprakelijkheid moeten dragen.
Vraagstuk: áls de zoon een eigendom op zijn naam heeft en er is de verantwoordelijkheid voor onderhoud op zijn schouders, dan kan het geld voor dit doel worden verkregen door verkoop van zijn eigendom, zelfs als het hele onroerend goed voor deze rekening wordt verbruikt.
Vraagstuk: Wanneer de dochter de leeftijd van de puberteit bereikt (ze wordt jong) en wordt weggegeven in het huwelijk, dan blijft de aansprakelijkheid voor alimentatie niet langer van haar vader. Het wordt verschoven naar haar man (en zijn familielid).
Vraagstuk: Als de moeder de alimentatie van de vader van het kind ontvangt en hetzelfde (het geld) verloren of gestolen wordt, kan zij opnieuw de alimentatie eisen van de vader van het kind. Als echter het bedrag of een deel ervan wordt teruggevorderd, moet het worden teruggegeven.
Vraagstuk: De voeding van het kind wordt de morele verantwoordelijkheid wanneer er geen andere vrouw beschikbaar is, of het kind de (borstvoeding) voeding van een andere vrouw niet accepteert of de vader arm is en het bedrag niet aan een andere vrouw kan betalen terwijl er geen vermogen als erfenis op naam van het kind is, In al deze onvermijdelijke omstandigheden is het moreel bindend voor de moeder om het kind te voeden, maar ze kan niet gedwongen of gedwongen worden om dit te doen.
Vraagstuk: Wanneer de moeder bij haar man woont of de vrouw in de Iddat van talāq is Raj’ee, als ze het kind voedt, kan ze geen bedrag eisen, maar als ze in Iddat van
talāq-e-bā’in, ze kan de betaling voor het voeren eisen. Als ze het kind voedt van een andere vrouw wiens man ook haar man is, kan ze zeker het loon van het voeden eisen.
Vraagstuk: Als de ouders (vader, moeder) grootvader en grootmoeder en grootmoeder en grootmoederlijke ouders (nana, nani) arme behoeftigen zijn, dan is hun onderhoud de verantwoordelijkheid van de man, zelfs als ze in staat zijn om te verdienen. Wanneer deze man wil doen en in de zin van de Shari’ah, is hij ‘Sāhib-e-Nas’ab. Maar als de man zelf arm is, dan ligt het onderhoud van zijn vader niet op hem (het is geen wājib).[6]
Vraagstuk: Het onderhoud van vader, grootvader etc. is even wājib (essentieel) op de zoon en de dochter als zij in hun respectievelijke hoedanigheid als Sāhib-e-Nas’ab en of rijk. Sāhib-e-Na’sab betekent voldoende bezittingen en middelen bezitten waarop Zakāt verplicht wordt geheven.
Vraagstuk: In de kwestie van alimentatie over vader/nakomelingen is het criterium van nabijheid/nabijheid, exclusiviteit en niet van erfopvolging bijvoorbeeld, wanneer zoon en kleinzoon beide zijn dan zal de verantwoordelijkheid voor alimentatie bij de zoon liggen en niet bij de kleinzoon, tussen dochter en kleinzoon, het is op de dochter, tussen kleinzoon en de kleindochter, het is gelijk op beide, tussen dochter en zus is het op dochter.[7]
Vraagstuk: Een student van religieuze studie zal volledig worden onderhouden door al zijn relaties gezamenlijk of afzonderlijk vanwege het belang van religieus leren, hoewel hij jong kan zijn en in staat om zijn levensonderhoud te verdienen.
Vraagstuk: Als de relaties niet Mahram zijn (bijv. broer wezens zoon van de oom, neef) of hij is Mahram maar relatie (bijv. pleegbroer/zus), of de neef die ook pleegbroer is, in al deze gevallen is geen alimentatie wājib. Het onderhoud van slaaf is op de meester. Als hij weigert, moeten ze verdienen door arbeid/ service en hun eigen onderhoud verzorgen. Bron: Qanoon-e-Shariat
[1] Om eerlijk te zijn, de talāq van kināyah is min of meer de onderliggende gedachte achter deze zinnen uitgedrukt in verschillende stemmingen/ gebaren van de betrokken man, terwijl ze uiteindelijk tot geen andere conclusie leiden dan tot talāq!
[2] Het betekent dat als na het geven van Talaq Baain de beschuldiging naar buiten is gebracht, er geen Liaan kan plaatsvinden, zelfs als hij de vrouw heeft hertrouwd nadat hij haar Talaq heeft gegeven.
Vraagstuk: Er is geen tijdslimiet voor de executie van Liaan, wat betekent dat als de vrouw geen klacht indient, het proces van Liaan niet zal worden gestaakt, de vrouw kan op elk moment verhaal van haar klacht eisen, Liaan is niet vergeeflijk. Bijvoorbeeld als de man haar van overspel heeft beschuldigd en de vrouw hem daarvoor geeft. Maar als ze op een later tijdstip de Qazi (rechtbank) benadert voor onderzoek naar de beschuldiging, zal de Qazi het onderzoek moeten bevelen. Als de vrouw echter geen onderzoek eist, kan de Qazi niet zelf actie ondernemen. Evenzo, als de vrouw wat geld heeft geaccepteerd en de man heeft vergeven, kan ze nog steeds nieuw onderzoek eisen door het bedrag terug te geven dat ze heeft ontvangen. Maar het is raadzaam voor de vrouw om de affaire niet bekend te maken, omdat het waarschijnlijk is dat het haar reputatie kan schaden, ook The Qazi moet de beschuldiging verdoezelen en niet openbaar maken.
[3] Ik heb het geval weggelaten waarin staat, als de zwangerschap van de man plaatsvindt. Naar mijn mening zal dit blijvend vermoeden over het vrouwelijke karakter. Het sperma is het zaad van de zwangerschap. Hoe kan zaailing enige tijd nodig hebben om wortels in het lam te krijgen.
[4] Bij het presenteren van de problemen in deze context is een brede visie aangenomen, rekening houdend met, tegelijkertijd, veranderingen/ trends die zelfs in de islamitische samenleving plaatsvinden. Er wordt niet afgeweken van de basisprincipes van de Shari’ah. In zekere zin zijn deze in uitwerking van het eeuwenoude gebod in dit verband.
[5] De lijst van artikelen, te verstrekken door de man en andere voorzieningen waar de vrouw recht op heeft, gegeven op P/277 zijn niet van universele of nationale aard. Integendeel, deze zijn van puur lokale of primitieve aard. Ze zijn daarom weggelaten.
[6] Verdere details zijn puur pre weelderig en zullen zelden plaatsvinden in andere samenlevingen dan primitieve en orthodoxe.
[7] Het criterium van alimentatie tussen twee sets van relaties van oud en jong of jonger zal voor de oudere moeten zorgen, en tussen relaties van gelijke status zal het onderhoud gelijkelijk door beide moeten worden verstrekt.