Inleiding
Taajush Shari’ah Allāma Mufti Mohammed Akhtar Raza Khan a-Azhari al-Qādri (radi Allāhu anhu) is de zoon van Mufassir-e-Azam Hind Maulana Ibrāhīm, de kleinzoon van Hujjat-ul-Islam Maulana Hāmid Raza Khan en over kleinzoon van Imām-e-Ahle Sunnah Mujaddid-e-Dien-o-Millat Ash Shah Imām Ahmad Raza Khan (radi Allāhu ‘‘Anhum). Taajush Shari’ah was geboren op 25 Safar 1942 in district Saudagran van de stad Bareilly Sharīf in India. De naam die hij tijdens zijn aqīqa kreeg conform familietraditie was: ‘Mohammed’. Hij kreeg evenzo de naam ‘Ismail Raza’. Doch, hij is beroemd met zijn titel Taajush Shari’ah.
Toen hij een prille leeftijd van 4 jaar, 4 maanden en 4 vier dagen bereikte organiseerde traditiegetrouw zijn gerespecteerde vader Maulana Ibrāhīm Raza Khan (radi Allāhu ‘Anhu) zijn Bismillāh Khwāni (aanvang van islamitische studie). Zijn excellente grootvader, van moederzijde, Ghaus-ul-Waqt Mufti-e-Azam Hind Maulana Shah Mustafa Raza Khan Noori (radi Allāhu ‘Anhu) verrichtte de traditionele Bismillāh Khwāni. Alle studenten van de beroemde Dar-ul-Uloom Manzar-e-Islam die gebouwd was door Sayyidena Alahazrat waren ook uitgenodigd voor het veelbelovende feest.
Bijtijds onderwijs
Zijn moeder, een gezegende en vrome dochter van Huzoor Moefti-e-Azam Hind (radi Allāhu ‘Anhu), sprak veel belovende woorden uit voor zijn studie daar zij overtuigd was dat Taajush Shari’ah de khalifah (spirituele opvolger) van Mufti-e-Azam Hind zou worden. Taajush Shari’ah kreeg zijn islamitische basisonderwijs thuis. Hij heeft zijn studie recitatie van de Heilige Qur’ān thuis afgerond onder leiding van zijn gerespecteerde moeder. Daarna studeerde hij verder onder leiding van zijn meest gerespecteerde vader. Nadat hij zijn thuisstudie had afgerond ging hij naar de Dar-ul-Uloom Manzar-e-Islam in Bareilly Sharīf. Hier bestudeerde hij onder welbefaamde docenten veel studieboeken beginnende met de elementaire boeken zoals ‘Mizān, Munsha’ib, Nohmir en vervolgde de studie met diepgaande studieboeken zoals Hidāyah Ākhirain.
Onderwijs aan de Al-Azhar universiteit
In 1963, op 21-jarige leeftijd, ging hij naar Caïro in Egypte om aan de beroemde Al-Azhar universiteit te studeren. Hij studeerde gedurende 3 jaar tafsir van de Heilige Qur’ān en daarnaast ahadīth. Er wordt gezegd dat hij zelfs op zeer jeugdige leeftijd zeer intelligent was, een persoon met grote wijsheid en een bijzonder goed geheugen had. Tijdens zijn studie aan de Al-Azhar waren zowel docenten als studenten verrast met zijn excellente kennis en vaardigheid met de Arabische taal.
De examens aan de Al-Azhar universiteit worden vaak schriftelijk en de algemene kennis vakken worden mondeling afgenomen. Er is gezegd dat wanneer aan de studenten algemene kennis vragen door de examinatoren werden gesteld geen van hen de vragen konden beantwoorden. De examinatoren stelden vervolgens dezelfde vragen aan Taajush Shari’ah en hij beantwoordde de vragen op een intelligente wijze die vaak de examinatoren verraste. Toen de examinatoren hem de vraag stelden hoe hij de ingewikkelde vragen op het gebied van Ilm-e-Kalām zo goed beargumenteerd kon beantwoorden zei hij: “Ik heb dit onderwerp al bestudeerd toen ik nog student van Dar-ul-Uloom Manzar-e-Islam was.”
Hij slaagde als de beste voor de examens. Zijn studie aan de Al-Azhar werden vervolgd en hij verwierf meer kennis en kunde in academische vakken. Hij kreeg de onderscheiding ‘beste buitenlandse student van de Al-Azhar universiteit’. Tot de dag van vandaag herinneren zijn medestudenten hem hieraan.
Deze onderscheiding was verschenen in een bekend maandelijks tijdschrift met de volgende woorden: “De kleinzoon van Huzoor Hujjat-ul-Islam Maulana Hāmid Raza Khan en de zoon van Hazrat Ibrāhīm Raza Khan Jilāni Mia (radi Allāhu ‘Anhuma) slaagde met een Bachelor of Arts diploma in Arabisch op een waardig en excellente wijze.” Zijn Eminentie werd niet alleen de beste met de beperkingen van Al-Azhar universiteit, maar ook de beste van heel Caïro. Moge Allāh Ta’ālā hem meer succes geven, hem waardig voor reproductie maken en moge hij bekend worden als de ware opvolger van Alahazrat.” Amien.
Tijdens de uitreiking van zijn behaalde diploma aan de Al-Azhar universiteit werd hij eveneens beloond met de ‘Jamia Azhar Award’ door kolonel Jamaal Abdul Nasir. Hij kreeg ook een Certificaat van Verdienste op het gebied van ahadīth. Nadien keerde hij terug naar huis om zijn islamitische missie voort te zetten.
Zijne Eminentie gaat naar huis
Taajush Shari’ah ging drie jaar later op 24-jarige leeftijd terug naar huis. Een grote menigte wachtte hem op met ongeduld op het treinstation. Zij gaven hem een warm applaus. Een artikel gewijd aan zijn terugkomst werd door de heer Umeed Razvi geschreven in het tijdschrift ‘Monthly Alahazrat’ met de kop titel “GREAT WELCOME.” Dit artikel luid als volgt: “Een prachtige en geurige roos uit de Tuin van Alahazrat, Zijne Eminentie Hazrat Maulana Akhtar Raza Khan, de zoon van Hazrat Mufassir-e-Azam Hind Maulana Ibrāhīm Raza Khan (radi Allāhu ‘Anhu) arriveerde in Bareilly Sharīf na een lang verblijf in Al-Azhar universiteit. Hij arriveerde in Bareilly Sharīf na het voltooien van zijn studies in de Al-Azhar in Caïro. Hij werd verwelkomd op het Bareilly Junction Railway Station door veel fans, vrienden, families, vooraanstaande Ulema en studenten van Madrassa Manzar-e-Islam. Onder de spirituele supervisie van Huzoor Sarkār Mufti-e-Azam Hind werd hij verwelkomd. Zij toonden Zijne Eminentie veel respect en liefde, en versierden hem met kransen van geurende bloemen. Deze organisatie feliciteerde Maulana Akhtar Raza Khan en zijn familie voor het behaalde succes van hem. Wij bidden tot Allāh Ta’ālā met de wasila van de Heilige Profeet ﷺ dat hij een ware opvolger van zijn voorvaders mag worden, vooral van Alahazrat Imām-e-Ahle Sunnah Mujaddid-e-Dien-o-Millat Imām Ahmed Raza Khan (radi Allāhu ‘Anhu).” Amien.
Gezegend met khilāfat
Toen hij 20 jaar oud was werd hij gezegend met khilāfat door Ghaus-ul-Waqt Huzoor Mufti-e-Azam Hind. Deze onderscheidende gebeurtenis vond plaats op 15 januari 1962. Veel vooraanstaande personen waren tijdens deze gelegenheid aanwezig. Onder hen was Shams-ul-Ulema Maulana Shamsuddin Ahmad en Burhān-ul-Millat Hazrat Burhān-ul-Haqq.
Over Allāma Sadrush Shari’ah Ash Shah Maulana Amjad Ali (radi Allāhu ‘Anhu) is bekend dat hij de volgende verklaring deed tijdens de Urs van Hujjat-ul-Islam Maulana Hāmid Raza Khan (radi Allāhu ‘Anhu): “Ik vroeg Alahazrat tijdens zijn leven wie zijn opvolger zal worden.” Alahazrat antwoordde: “Hāmid Raza Khan. Ik vroeg hem wie daarna zijn opvolger zal worden. Alahazrat antwoordde: “Mufti-e-Azam Hind.” Vervolgens vroeg ik wie daarna de opvolger wordt. Hij antwoordde: “Jilāni Mia Mufassir-e-Azam Hind.” Er is geschreven dat toen hij Jilāni Mia tot zijn murid (spirituele leerling) maakte hij in zijn Shajrah de volgende woorden schreef: “Khalifah, Inshā’Allāh, op basis van kennis en praktijk.” Over de spirituele status van Zijne Eminentie Hazrat Mufti-e-Azam Hind is geschreven dat hij zei: “Ik heb veel hoop op deze kleine jongen (Mufti Akhtar Raza Khan al Qādri Azhari).” Gedurende latere tijd gaf Mufti-e-Azam Hind zijn verklaring op geschrift aan Allāma Akhtar Raza Khan.
Op 14 en 15 november 1984 toen Taajush Shari’ah zichzelf aan de voet van Ahsan-ul-Ulema Maulana Sayyid Hassan Mia Barkāti (radi Allāhu ‘Anhu) de Sajjāda Nashin van Khanqah Aaliyah Barkātiya Mahrerah (in Mahrerah Sharīf) presenteerde, werd hij verwelkomd met de volgende woorden: “Qā’im Maqām Huzoor Mufti Azam! Allāma Azhari! Zinda bād!”
In een bijeenkomst waarin veel Ulema, Mashā’ikh en andere eerwaarden aanwezig waren verklaarde Maulana Hassan Mia Barkāti: “Als hoofd van de Khanqah-e-Aaliyah Barkātiya Nooriyya presenteer ik Allāma Akhtar Raza Khan alle khilāfat en spirituele toestemmingen van de Qādiriyya, Barkātiya en Nooriyya. Laat eenieder die hier aanwezig is inclusief de Barkāti muriddin dit horen en de Ulema die hier eveneens aanwezig zijn getuigen.”
Na deze zegenrijke woorden wikkelde Maulana Sayyid Hassan Mia Barkāti (radi Allāhu ‘Anhu) de Amāma (tulband) om het hoofd van Allāma Akhtar Raza Khan Azhari en gaf hem eveneens wat geld en een cadeau. Hij kreeg evenzo khilāfat van Sayyid-ul-Ulema Maulana Sayyid Aala Mustafa en Maulana Burhān-ul-Haqq Razvi. Zelfs toen hij nog een student was vaardigde Maulana Ibrāhīm Raza Khan (radi Allāhu ‘Anhu) een verklaring waarin hij zijn zoon Allāma Akhtar Raza Khan Azhari als zijn opvolger benoemde.
Huwelijk
Taajush Shari’ah trouwde met de dochter van Hakim-ul-Islam Maulana Hasnain Raza Khan op dinsdag 3 november 1968 in Bareilly Sharīf. Uit zijn huwelijk kamen 6 kinderen voort, een zoon en vijf dochters. Zijn zoon is Mohammed Muhamid Raza en is bekend als ‘Asjad Mia’. Moge Allāh Ta’ālā hem verrijken met spirituele zegen van Alahazrat Imām Ahmed Raza Khan al-Qādri (radi Allāhu ‘Anhu).
Decorerende docenten
Hij volgde onderwijs onder supervisie van vele eerwaarde docenten die zelf grote Schriftgeleerden van hun tijd waren. Onder hen bevonden zich:
- Zijn grootvader van moederskant Huzoor Mufti-e-Azam Hind Maulana Shah Mustafa Raza Khan Noori Barkāti (radi Allāhu ‘Anhu).
- Bahr-ul-Uloom Maulana Sayyid Afzal Hussain Razvi.
- Zijn vader Sheikh-e-Tafsir Maulana Ibrāhīm Raza Khan (Jilāni Mia) (radi Allāhu ‘Anhu).
- Hazrat Maulana Allāma Muhammad Simahi-Sheikh-ul-Hadith en Tafsir, Al-Azhar universiteit.
- Hazrat Maulana Mahmood Abdul Gaffār, Al-Azhar universiteit.
- Zijn oudste broer Rehān-e-Millat Maulana Rehān Raza Khan en
- Ustāz-ul-Ulema Mufti Mohammed Ahmed Jahangir Khan Razvi.
Als een docent
In 1967 toen hij 25 jaar werd is hij benoemd als docent aan de Dar-ul-Uloom Manzar-e-Islam. Verheugd accepteerde hij deze aanstelling en begon met lesgeven. In 1968 werd hem door zijn oudste broer Maulana Rehān Raza Khan de functie CEO/directeur van Dar-ul-Uloom Manzar-e-Islam aangeboden welke hij nederig aanvaarde. Tegelijk werd hij ook aangewezen als Opper Mufti van het instituut. Deze dienstbaarheid vervulde hij gedurende 12 jaar. Hij leidde de madrassa met onderscheiding tot bloei en vooruitgang. Later door zijn wereldwijde reizen als missionaris begon hij particuliere onderwijs van de Heilige Qur’ān te geven. Veel studenten kamen van heinde en verre.
In 1986 en 1987 doceerde hij de gezegende Sahīh al-Bukhārī aan de Jamia Islamiyya Ganj Qadim in Rampur. In het begin van 1987 ging hij wederom Sahīh al-Bukhārī doceren aan de Madrassa Farooqiya en in 1988 doceerde hij Sahīh al-Bukhārī Sharīf aan de Jamia Amjadia in Karachi. Later in datzelfde jaar doceerde hij ‘Shaya Waqqaya’ (een befaamd boek over islamitische jurisprudentie) aan de Al-Jamiat-ul-Qādiriyya. Hazrat Maulana Mufti Mohammed Akhtar Raza Khan Azhari heeft eveneens een excellente kennis van de Engelse taal.
Het uitvaardigen van Fatāwa
Dienstverlening aan de mensheid is altijd kenmerkend geweest voor de familie van Sayyidena Alahazrat. Als wij de onderstaande details nader onderzoeken, zullen wij inzicht krijgen in de lange periode van dienstverlening door zijn familie.
- 1831 – 1865: Hazrat Maulana Raza Ali Khan
- 1869 – 1921: Alahazrat Ash Shah Imām Ahmed Raza Khan
- 1895 – 1942: Hazrat Maulana Hāmid Raza Khan
- 1910 – 1981: Hazrat Maulana Mustafa Raza Khan (Radi Allāhu ‘Anhum)
Wij zien dus, dat deze familie voor meer dan 163 jaar islamitische diensten heeft verleend aan de mensheid wereldwijd. Deze oorsprong continuerende, Zijne Eminentie beantwoord vragen op verschillende terreinen van de Islam en de wereld. Hij doet dit sinds zijn 17-jarige leeftijd en onder de spirituele leiding van Ghaus-ul-Waqt Huzoor Mufti-e-Azam Hind en Maulana Mohammed Afzal Hoessein Razvi. In het verlengde van deze enorme werkdruk en ontvangen verzoekschriften uit de wijde wereld werken vele islamitische Schriftgeleerden onder supervisie van Taajush Shari’ah om deze grote vraag te vervullen.
Er is geschreven dat eens Huzoor Mufti-e-Azam Hind de volgende woorden tot Zijne Eminentie richtte: “Akhtar Mia! Er is geen tijd om thuis te zitten. Het is aan jou om deze taak op je te nemen, daarom draag ik het aan je over.” De grote heilige wendde zich daarna tot de aanwezigen en zei: “Jullie zullen vanaf nu zich moeten wenden aan Akhtar Mia. Hij is nu mijn opvolger.”
Taajush Shari’ah verklaarde zelf het volgende: “Ik was al sinds kindertijd aan de spirituele Orde van Huzoor Mufti-e-Azam Hind aangesloten. Bij mijn terugkeer van Jamia Al-Azhar en de voorkeur gevende aan, kwam ik in aanraking met het geven van fatwa. In het begin deed ik dit onder toezicht van Mufti-e-Azam Hind door hem mijn werk te laten controleren. Na enige tijd werd ik bekwaam in dit vak, maar bleef mijzelf voortdurend bij Mufti-e-Azam Hind vervoegen. In zeer korte tijd en door de spirituele zegening van Mufti-e-Azam Hind kreeg ik onmetelijke profijt in dit vak.” De afgelopen 30 jaar heeft Zijne Eminentie deze aan hem, door buitengewone spirituele beroemdheden, toevertrouwde taak volbracht. Zijn islamitische vonnissen worden wereldwijd herkend en geaccepteerd. Taajush Shari’ah heeft meer dan 5.000 vonnissen uitgebracht.
Verkregen titels
Op 18 augustus 1984 arriveerde Taajush Shari’ah in Junagardh voor het bijwonen van een bijeenkomst in Junagardh Masjid georganiseerd door Bazme Raza. Daar waren veel Ulema aanwezig. Hij kreeg de titel ‘Taajul Islam’ (kroon van de Islam). Deze titel werd ook bekrachtigd door Mufti-e-Gujrat Mufti Ahmed Mia Sāhib. Hij kreeg ook de titel ‘Faqīh-e-Islam’ (de jurist van de Islam) van Sheikh-ul-Hadith Maulana Mufti Sayyid Saheed Ali Razvi Rampuri. Ook kreeg hij de titel ‘Taajush Shari’ah’ (Kroon van Shari’ah) en ‘Marja’i Ulema’. Naast deze titels heeft hij veel meer bekroningen mogen ontvangen van eminente Schriftgeleerden van de Islam.
Pelgrimstocht naar Mekka
In september 1983 verrichtte hij zijn eerste hadj en in 1986 zijn tweede hadj. Ook heeft hij veel Umrah mogen verrichten.
Arrestatie door Saoedi overheid
Op 13 september 1996 werd een grote protestactie in Mumbai (Bombay) georganiseerd tegen de Saoedi regering. De reden was dat duizenden moslims gehoord hadden dat Taajush Shari’ah gevangengenomen was in Saoedi-Arabië. Deze protestactie werd georganiseerd onder leiderschap van Sheikh-ul-Hadith Allāma Zia-ul-Mustafa Al-Qādri Amjadi. Ruim 50.000 mensen namen deel aan de protestactie waaronder A’imma, Ulema en vooraanstaande islamitische leiders. De actievoerders lieten hun boosheid en minachting aan de Saoedi regering blijken. Door deze en andere protestbijeenkomsten werd uiteindelijk Taajush Shari’ah vrijgelaten door de Saoedi verdoemden. Bij zijn aankomst in India gaf Taajush Shari’ah persoonlijk het volgende mondeling persbericht over wat hij in Medina Sharīf had meegemaakt: “Op de avond van 31 augustus 1996 omstreeks 03:00 uur kwam een CID-agent vergezeld met andere politieofficieren in uniform bij mijn logeergelegenheid (hotel) aan en zonder enige aankondiging begon hij mijn paspoort te zoeken. Zij zeiden dat zij mijn bagage wilden doorzoeken. Ik verzocht mijn gesluierde echtgenote toen om in de badkamer te gaan. Een pistool werd toen naar mij gericht en ik werd gevraagd op te schuiven. Zij begonnen vervolgens mijn koffers te doorzoeken. Ik had op dat moment een paar boeken bij mij die ik van Maulana Sayyid Alāwi Mālikī had gekregen en een paar boeken van Alahazrat. Ik had ook een kopie van Dalā’il-ul-Khayrāt Sharīf bij mij. Zij namen de boeken in beslag en vroegen naar een agenda die ik niet in mijn bezit had. Ze namen onze paspoorten en vliegtickets in beslag. Dezelfde nacht werd ik gevraagd om een paar vragen over verschillende onderwerpen te beantwoorden. De eerste vraag had betrekking op waar ik mijn Jumu’ah namāz had verricht. Ik antwoordde dat ik een reiziger ben en de Jumu’ah namāz niet op mijn verplicht is gesteld. Daarom heb ik de zohr namāz in mijn hotel verricht. Zij vroegen mij of ik ooit namāz in Haram Sharīf heb verricht. Ik antwoordde dat ik gezien de afstand van mijn hotel en Haram Sharīf uitsluitend voor tawāf (rondgang van de Ka’aba) naartoe ga. Vervolgens vroegen zij mij hoe ik aan de boeken van Maulana Sayyid Alāwi Mālikī ben gekomen. Ik vertelde dat de hoogbegaafde geleerde die boeken een paar dagen geleden tijdens bij bezoek aan hem, aan mij had gegeven. Nadat de CID-agent door een paar boeken van Alahazrat betreffende het voordragen van naat en verschillende wet- en regelgeving van hadj bladerde vroeg hij aan mij welke relatie ik met Alahazrat had. Ik vertelde hem dat hij mijn grootvader van vaderszijde was. Aan het eind van deze vragensessie die de hele nacht duurde namen zij mij mee en sloten mij op in een cel op een moment dat het fajr namāz tijd was. Op dezelfde dag werd ik omstreeks 10:00 uur weer ondervraagd door de CID-agent over de verschillende sekten in India. Ik vertelde dat onder de verschillende sekten Shia en Qadiyani waren. Ik vertelde hem ook dat Alahazrat de Qadiyani sekte en andere sekten als corrupte sekten had bestempeld en hij over die sekten vele boeken had geschreven. Vervolgens vertelde ik hem dat er een trend is ons Bareilvi te noemen. Sommigen denken dat Bareilvi een nieuwe sekte is. Ik verklaarde dat dit onzin was en dat in werkelijkheid wij de ware Ahle Sunnah wa Jamā’ah zijn. Ik legde uit dat Alahazrat geen basis voor een nieuwe sekte heeft gelegd. Zijn leerstellingen waren gebaseerd op de Heilige Profeet ﷺ en Ashāb, de Tābi’īn (volgers) en de heilige mensen (radi Allāhu ‘‘Anhum) van het verleden en wij ons Ahle Sunnah wa Jamā’ah noemen. Ik legde hem uit wat het verschil is tussen de Soenniet en de Wahhābi. Ik legde uit dat de Wahhābi niet geloven dat de Heilige Profeet Mohammed ﷺ Ilm-e-Ghayb heeft wat door Allāh Ta’ālā aan hem is begunstigd. Zij geloven niet dat de Profeet ﷺ zal bemiddelen voor de schepping en dat zij het shirk (ongeloof) noemen als de Heilige Profeet ﷺ of Awliya (radi Allāhu ‘‘Anhum) om hulp wordt gevraagd. Vervolgens zei ik dat de Soenniet geloven dat de Profeet ﷺ zal bemiddelen en dat het toegestaan is om hem hulp te vragen en te geloven dat hij een bemiddelaar is. Wij (soenniet) geloven dat hij ons betoog door de begunstiging van Allāh Ta’ālā hoort en hij zeer zeker Ilm-e-Ghayb bezit. Daarna vervolgde ik door bewijzen voor te dragen uit de Heilige Qur’ān en verschillende authentieke bronnen waarin de Ahle Sunnah wa Jamā’ah geloofsartikelen.
Op de tweede dag presenteerde hij mij een getypt rapport (verklaring) waarin stond, ‘ik Akhtar Raza, zoon van Ibrāhīm Raza, is een volgeling van de Bareilly religie’. Ik reageerde woedend en verwierp zijn rapport door nogmaals te benadrukken dat Bareilly niet een godsdienst is en als er zulk een godsdienst bestaat ik geen deel uitmaak van die godsdienst. Verder had de CID-agent in zijn rapport geschreven dat, ’ik een volgeling ben van Imām Ahmed Raza. Ons geloof is dat wij de bemiddeling en hulp van de Profeet ﷺ accepteren en wij verder geloven dat het toegestaan is om zijn hulp te vragen. Wij geloven dat de Profeet ﷺ Ilm-e-Ghayb bezit, ondanks dat de Wahhābi het shirk vinden. Daarom verricht ik geen namāz achter hen (Wahhābi).’ Daarna werd ik op verschillende manieren ondervraagd over dezelfde onderwerpen. Ik werd ook gevraagd over mijn reis naar Londen en of ik de conferentie daar had bezocht. Ik antwoordde dat de conferentie was gearrangeerd in opdracht van de regering en hoge politici. Ik vertelde hem dat wij geen politici zijn, noch hebben wij contact met enige regering. De doelstelling van de conferentie was de Eenheid van de moslims en moslim privaatrecht. De kosten van die conferentie werden gedragen door de soenniet moslims van Londen. Ik bracht ter sprake dat een verzoek was gericht aan de conferentie waarbij het mogelijk was voor een soenniet zich te nomineren in de moslimwereld zoals aan de Nadwis oneerlijke vooruitzichten zijn gegeven. Ik zei dat deze resolutie unaniem was aangenomen en gepasseerd. Op dat moment benaderde eens CID senior agent mij en uitte, ’ik moet bekennen dat ik u om uw leeftijd en kennis eerbiedig en dat misschien in betere omstandigheden ik u zou verzoeken om du’ā (smeekbede) voor mij te doen’. Toen ik hem vroeg naar de reden van mijn arrestatie antwoordde hij niet adequaat, maar zei merendeels dat hij degene was die de politie had gevraagd mijn handboeien los te maken. Zij overwogen mijn vrijlating uit te stellen zonder mij te vervolgen en de kans ontnemen om Medina Sharīf te kunnen bezoeken. Na 11 dagen werd ik geboeid vervoerd naar Jeddah luchthaven. Zij lieten mij gedurende de reis niet eens zohr namāz verrichten en moest ik Qazā namāz verrichten.”
Saoedi overheid reikt een speciaal visum uit
Wij hebben gelezen hoe de onwettige Saoedi overheid Taajush Shari’ah zonder enige reden liet arresteren. Hij werd gevangengenomen gedurende 11 dagen en de straf was dat hij niet in staat werd gesteld om Medina Sharīf te bezoeken. Het komt door dit despoot gedrag van de Saoedi dat duizenden soenniet moslims wereldwijd pijn en verdriet in hun hart hebben geleden. Het gaf aanleiding voor vele protestacties en talloze nieuwsreportages op dit incident. Als gevolg hiervan zei koning Fahad van Saoedi-Arabië dat alle moslims van iedere stroming op hun eigen wijze hun ibādah (gebed) in Saoedi-Arabië mogen verrichten. Deze demonstratie vervolgde en de afgezanten van World Islamic Mission in Londen reageerden onvermurwbaar naar koning Fahad en zijn broer Turki ibn Abdul Aziz over de controversieel Wahhābi geloof. Hazrat Allāma Arshadul Qādri presenteerde eveneens een memorandum in het Arabisch aan de ambassadeur van Saoedi-Arabië. Het resultaat was dat op 21 mei 1997 Taajush Shari’ah een uitnodiging van de Saoedische ambassade in Delhi ontving met de mededeling: “De regering van Saoedi-Arabië heeft besloten u een speciaal visum te geven voor het doen van Umrah en bezoeken van Medina Sharīf. Dit speciale visum is voor een maand geldig.” Op 27 mei 1997 arriveerde Taajush Shari’ah in Saoedi-Arabië om zijn plicht te vervolmaken en werd daar ontvangen door de Saoedi ambassadeur die hem groot respect en hoffelijkheid toonde. Na 16 dagen keerde Taajush Shari’ah terug naar India en werd daar door een grote menigte op zowel Delhi als Mumbai stations opgewachte en verwelkomd.
Muriddin
Er was gerapporteerd dat Ghaus-ul-Waqt Huzoor Mufti-e-Azam Hind eens de moslims had geadviseerd murid (mystieke volgeling) te worden van Taajush Shari’ah. Op een dag liet hij persoonlijk een grote groep moslims murid worden van Taajush Shari’ah. Toen hij door Mufti-e-Azam Hind naar verschillende plaatsen werd gestuurd werden grote getallen moslims zijn muriddin. Taajush Shari’ah heeft duizenden moslims tot murid ingewijd in onder andere Irak, Pakistan, Medina Sharīf, Mekka Sharīf, India, Bangladesh, Sri Lanka, Mauritius, Engeland, Nederland, Zuid-Afrika, Amerika, Riyad, Iran, Turkije en Malawi gemaakt. Het zijn moslims van verschillende kwaliteiten zoals vooraanstaande Ulema (theologen), Mashā’ikh, dichters, prozaschrijvers, doctors en wetenschappelijke onderzoekers. Hij arriveerde voor het eerst in 1990 in Zuid-Afrika op uitnodiging van Maulana Abdul Hādi Al-Qādri Radāwi, President van de Imām Ahmed Raza Academy en gaat sindsdien daarheen op uitnodiging van zijn muriddin.
Beroemde khulafa
Onder de muriddin van Taajush Shari’ah zijn de bekende khulafa (opvolgers): Maulana Mohammed Imrān Raza Khan Samnani Mia, Maulana Mufti Sayyid Shaheed Ali Razvi, Mufti Muhammad Ja’ish Barkāti, Maulana Muhammad Hanif Razvi, Maulana Saghir Ahmad Razvi, Maulana Muhammad Hussain Siddiqui, Qāri Hāmid Ali, Hāfiz Shah Laiq Ahmad, Maulana Sayyid Abdul Aziz Razvi, Mufti Aziz Ahsan Razvi, Maulana Sayyid Shaheed Ali Noorani, Maulana Ali Ahmad Siwani, Allāma Mazhar Hassan Qādri, Maulana Abul Mustafa Ronak, Maulana Abdul Hāmid Makki, Maulana Tāhir Ahmad Razvi, Qāri Alla’udeen Razvi, Maulana Sayyid Ale Rasool Razvi, Maulana Jamal Ahmad Razvi, Hāfiz Muhammad Aslam Razvi, Maulana Muhammad Rafiq Razvi, Maulana Abdul Jabbār Razvi en Haji Zubair Makki.
Enkele bekende en beroemde studenten: Allāma Mufti Sayyid Shaheed Ali Razvi, Maulana Anwar Ali Razvi, Maulana Nazim Ali Razvi, Maulana Kamal Ahmad Khan, Maulana Jameel Ahmad Khan, Maulana Muzaffar Hussain Khan, Maulana Zulfiqar Khan, Mufti Ubaid-ur-Rahmān Razvi, Maulana Wasi Ahmad Razvi, Maulana Salimuddeen Razvi, Maulana Sheeruddeen Razvi, Maulana Mujjibur Rahmān Razvi, Maulana Sajjād Ālam Razvi, Maulana Sharf Ālam Razvi, Sahebzad Asjad Raza (Hazrat’s zoon), Maulana Atiq-ur-Rahmān en Maulana Sahābuddin Razvi.
Islamitische instituten onder zijn supervisie
Veel buitenlandse instituten, naast wat al in India is, werken onder leiding van Zijne Eminentie. Deze instituten zijn: Markazi Dār-ul-Iftā Bareilly Sharīf, Mahnama Sunni Dunya – Bareilly Sharīf, Akhtar Raza Library – Lahore (Pakistan), Markazi Dar-ul-Iftā Holland, Jamia Medinat-ul-Islam Holland, Al-Jamiat-ul-Islamiyya Rampur, Al Jamiat-ul-Nooriyya Bahraich, Al-Jamiat-ul-Razvia Bihar, Madrassa Arabiyya Ghausiyya Razvia Burhanpur, Madrassa Ghausiya Jashn Raza Gujraat, Madrassa Ahle Sunnat Gulshan Raza Bihar, Dar-ul-Uloom Quraishiya Razvia Asaam, Madrassa Raza Darul Uloom Bombay, Madrassa Tanzeemul Sahīh Muslimeen Bihar, The Imām Ahmed Raza Academy South Africa, Muhibbane Raa-e-Mustafa South Africa en Raza Shari’ah & Sufi Shool Nederland.
Taajush Shari’ah is ook de gekwalificeerde als President van All India Jamiat-ul- Ulema, President van de Shari’ah Board en President van de U.P. Sahīh Muslim Personal Law Council.
Literaire bijdragen
Door de vele reizen en groot aantal vaste programma’s in India en buitenland heeft hij weinig tijd over om boeken te schrijven. Fatāwa worden opzijgezet voor zijn aandacht en hij beantwoordt ze meestal gedurende zijn reis.
De volgende boeken heeft hij geschreven, gecompileerd of verbeterd:
- Al Haqq-ul-Mubeen – Part 1
- Diva Kanz-ul-Imān – Part 1
- T.V. Aur Video Ka Operations
- Mirat-un-Najdiya Bi Jawaabil Bareilwiyah – Part 1
- Tasweero Ka Shar’i Hukm
- Sharah Hadith-e-Niyyāh
- Hazrat Ibrāhīm Ke Walid Tariq Yā Aazar
- Diva Kanz-ul-Imān (Booklet)
- Ek Aham Fatāwa
- Taqdimu Tajjali Aslam
- Mirat-un-Najdiya Bi Jawaabil Bareilwiyah – Part 2
- Hāshiya Sharah Qasida Burdah
- Al Haqq-ul-Mubeen -Part 2
- Diva Kanz-ul-Imān – Part 2
- Kya Dīn Ki Mahm Poori Ho Chuki
- Jashn-e-Eid-e-Milād-un-Nabi ﷺ
Dichtkunst (naat Sharīf)
Taajush Shari’ah volgt de tradities van zijn befaamde familie en wiens liefde voor Sayyidena RasoolAllāh ﷺ geen grenzen kent. Hij heeft veel naat gecomponeerd waaruit zijn immense liefde en verbondenheid met de Heilige Profeet ﷺ blijkt. Zijn compositie is terug te vinden zijn het boek Safina Baksjisj die in drie talen is geschreven. Het eerste naatboek schreef hij toen hij 19 jaar oud was.
Uitnodiging voor bekering tot de Islam
Taajush Shari’ah heeft verre reizen gemaakt om de Imān van bekeerlingen tot de Islam te helpen verstevigen. Onder de bekeerden zijn:
Eerste geval
Moslim Razvi, voorheen was hij gekend als Riyawar, een jongeheer die in Jabalpur woonde. Hij verliet zijn huis en wist niet waarheen te gaan. Op een dag ontmoette hij een groep Sadhoes die hem uitnodigden om met hen te leven. Zijn jonge jaren bracht hij door met de Sadhoes. Een van de vrienden onder hen was een moslim. Zij waren klasgenoten toen moslim Razvi nog erg jong was. Van deze vriend kreeg hij voor het eerst iets over de Islam te horen. Na een lange periode met de Sadhoes geleefd te hebben merkte hij op dat hij niet was vooruitgegaan en ook geen rust had. Daarom begon hij de boeken over de Islam te bestuderen. Toen moslim Razvi over zijn bekering tot de Islam werd gevraagd antwoordde hij: “Ik voelde echte rust nadat ik deze boeken had gelezen en ik besloot te Islam als godsdienst te accepteren. Ik ging naar Bareilly Sharīf en zag daar een man die glom als de maan. Toen ik hem vroeg wie hij was werd mij gezegd dat hij Taajush Shari’ah is. Nadat ik zijn glimmende gezicht had gezien werd ik vertrouwelijker. Ik vroeg Taajush Shari’ah toestemming om de kalima te reciteren en accepteerde vervolgens de Islam als ware geloof.”
Tweede geval
Mohammed Ahsan Razvi was eerst bekend als George Stephan. Hij woonde in de stad van Punjab en was Rooms Katholiek en was een Rooms Katholieke leraar en beroemde prediker. Hij was niet zoals de andere christenen, maar was zo bekwaam in zijn werk dat hij altijd de opdracht kreeg een vergelijking te maken met de Heilige Qur’ān. Daarnaast was hij meester in de Urdu taal en behoorlijk geletterd in het Arabisch en Perzisch. Tijdens het doorzoeken van deel 7 van Fatāwa Razwiyah kwam hij achter het adres van Bareilly Sharīf. Tegenwoordig is hij een fantastische reciteerder van de Heilige Qur’ān. Hij accepteerde de Islam en werd in 1986 murid van Taajush Shari’ah. Nadat hij was bekeerd verbleef hij een poos bij Taajush Shari’ah en volgde onder zijn leiding de rituelen. Hij begon te vasten, namāz te verrichten en meer te leren over de Islam. Voordat hij in Bareilly Sharīf aankwam had hij al veel gelezen over de Wahhābi, Deobandi en Shia sekten. Toen hij in Bareilly arriveerde kwam hij erachter de ware Islam werd onderwezen in de scholen van Bareilly Sharīf. Hij verklaarde dat zijn verstand, voordat hij de Islam accepteerde, gedurende zes maanden in de war was. Hij geloofde vaak dat de Bijbel welke hij onderwees niet de waarheid was en dezelfde oorspronkelijke Bijbel. Hij wist dat in de oorspronkelijke Bijbel de Profeet Mohammed ﷺ was genoemd waarin hij was beschreven als de gunst en genade voor de werelden én dat hij de laatste Boodschapper is.
In 1988 bekeerden ook zijn vrouw, dochter en twee zonen tot de Islam. De naam van zijn vrouw was voorheen Sandra Masīh, maar kreeg een nieuwe naam Maryam Khatoon. Peter en Mozes, zijn twee zonen, kregen de namen Mohammed en Mahmood Hassan Razvi. Hun dochter Rosina kreeg de naam Qhanis Fatima.
Zijn persoonlijkheid gebaseerd op Shari’ah en Taqwa
Allāh Ta’ālā heeft Taajush Shari’ah gezegend met uitzonderlijke kwaliteiten. Zijn handelingen weergeven zijn liefde voor de Sunnah van de Geliefde Profeet ﷺ. Om getuige hiervan te kunnen zijn moet zijn gezelschap opgezocht worden. Net als Huzoor Mufti-e-Azam Hind heeft ook Taajush Shari’ah altijd ongemak getoond tegenover moslims die geen baard dragen en zich westers kleden zoals het dragen van een das. Dit heeft te maken met de institutie van de das. Wanneer hij kleding of schoenen aantrekt is hij altijd bedachtzaam om de Sunnah niet te overtreden. Hij vindt het opzetten van ittar (zoete oosterse parfum) fijn en wikkelt zijn Amāma (tulband) met veel zorg. Als hij gaat eten dan zit hij altijd op de grond, de Sunnah nauwkeurig volgend door vooraf aan de maaltijd een beetje zout te eten.
Tijdens Milād-un-Nabi of Mehfil-e-Zikr zit hij altijd vol respect tot het eind van de bijeenkomst. Hij is altijd vol emotie tijdens naat Sharīf voordracht. Hij let erop dat de persoon die een naat Sharīf voordraagt de woorden perfect reciteert en de juiste woorden gebruikt. Als hij de mazār Sharīf bezoekt zit hij in nederigheid en respect. Tijdens zijn reizen reciteert hij in stilte voortdurend naat Sharīf. Taajush Shari’ah heeft veel respect voor de Ulema en geeft hun voorrang boven anderen. Ook respecteert hij de Sayyids (familie van de Heilige Profeet ﷺ) op zo’n manier zoals een slaaf zijn koning eerbiedigt. Sayyids laat hij altijd dicht bij hem zitten zelfs als Ulema ook aanwezig zijn. Als een Sayyid op de grond zit dan wil hij onmiddellijk ook op de grond gaan zitten om te voorkomen dat hij oneerbiedig overkomt. Hij verbiedt moslims om niet-islamitische namen te hebben. Namen die hij adviseert zijn Abdullah, Abdur Rahmān, Muhammad en Ahmad. Hij vindt het niet prettig als mensen met Rahmān worden genoemd, omdat het een eigenschap van Allāh Ta’ālā is. Wat hij adviseert is de toevoeging zoals Abdur aan Rahmān.
Zijn hele leven is hij al bezig jihad te voeren tegen de vijanden van de Islam zoals Deobandi, Wahhābis, Maudoodi, Ibn Taymiyya, Qadiyanisme en Najdism. Hij propageert altijd de ware basis voor het leven dat gevonden wordt in de Ahle Sunnah. En met zijn advies helpt hij de Imān van niet alleen moslims in India, maar ook in de wijde wereld. Hij heeft de vijanden van de Islam aangevallen met zijn pen en zijn handelingen. Taajush Shari’ah heeft alles gedaan wat in zijn vermogen lag om de vijanden van de Islam uit te dagen. Hij heeft altijd veel aandacht voor de soenniet die misleid zijn en maakt het altijd tot zijn plicht om hen het ware pad van de Ahle Sunnah wal Jamā’ah weer te laten zien. Taajush Shari’ah verricht altijd namāz met Jamā’ah (gezamenlijk). Wanneer hij woezoe (kleine rituele bewassing) verricht wast hij alle delen perfect zodat aan de Sunnah wordt voldaan.
Voor namāz adviseert hij altijd de namāzi om ook de bovenste knoop van de kurta te knopen, de namāz met lange kleding te verrichten en de das te verwijderen. Hij adviseert ook de mannen om hun shirts niet in hun broek te laten wanneer zij de namāz gaan verrichten. Taajush Shari’ah ziet erop toe dat de handelingen in de namāz altijd perfect is. Hij verricht de namāz nooit met gebruik van microfoon en keurt het gebruik sterk af.
Recentelijk was hij bedroefd te zien dat zogenaamde Pīr, fakiers en Ulema, die claimen de Shari’ah te volgen, maar tussen de vrouwen in zitten. Taajush Shari’ah keurt het zitten tussen de vrouwen sterk af en vooral als in bijeenkomsten geen pardah (gordijn) als scheiding tussen mannen en vrouwen is geregeld. Hij keurt ook af dat vrouwen ongesluierd in mazār (heilige graftombe) zitten.
Hij keurt ook video-opnames af en staat erop dat tijdens zijn toespraken geen video-opnamen worden gemaakt. Ook vindt hij niet goed dat moslims televisiekijken. Hierover heeft hij een boek geschreven.