Adāb: Protocol, etiquette, respect.
Ahl-ul-Bayt: De Heilige Qur’ān term voor de naaste familie van
Profeet Mohammed ﷺ. Meestal bedoeld voor de Profeet Mohammed ﷺ zijn dochter Hazrat Fatima Zehra, haar man Imam Ali en hun twee zonen Imam Hasan en Imam Hussain.
Alam Akbar: onwaarneembare kosmos, universum.
Alam Asghar: deel van waarneembare kosmos, universum.
Alam al-Ghayb: het onzichtbare rijk.
Arsh: Goddelijke Troon.
Baqā: overleving, voortbestaan. Deze fase volgt na fana, wanneer de gnostische (symbolische beschrijvingen van ‘het herstel’ als een spiritueel proces) terugkeert naar zijn of haar verbeterde ‘ik’ na geabsorbeerd in de Schepper.
Bātin: esoterische of mystieke betekenis van de Heilige Qur’ān. Innerlijke godsdienst of traditie.
Dargah: Soefi Tombe.
Derwisj: Soefi, Soefi student. De term wordt in het algemeen gebruikt in de Turkse beïnvloede gebieden zoals de Balkan, Turkije, Centraal-Azië en Iran. Bijvoorbeeld de wervelende derwisj van de Mawlawiyyah Soefi Orde.
Dhikr (zikr): Herinnering aan Allah in de Heilige Qur’ān voorgeschreven. In het soefisme, wordt dhikr gedaan door het reciteren van een geselecteerd Goddelijke Naam door tong of door het hart als een formule. Bijvoorbeeld in de Soefi Orde van Qādiriyya Razwiyah is Yā Hayyu Yā Qayyoum gegeven voor zikr.
Fanā: vernietiging, volledige overgave van het zelf (ik) met het Goddelijke. Zelfontkenning.
Faqir: verlicht, berooid, een zwervende Soefi student.
Fatāh: openbaring. In het soefisme, een toestand waarin de student in staat is om het onzichtbare te zien.
Fiqh: islamitische jurisprudentie.
Ghaus-e-Pak: titel van Shaikh Abdul Qādir Jilāni, oprichter van Qadiri Orde.
Hadith: uitspraken van de profeet Mohammed.
Iblīs: Satan. Volgens de Heilige Qur’ān toen Allah Ta’ālā de engelen commandeerde te knielen voor Adam, deden zij het behalve Iblīs, die op zijn superioriteit ten opzichte van Adam aangedrongen. Zo werd hij veroordeeld en weggestuurd uit het Goddelijke Hof. Toen ze geconfronteerd werden door Allah weigerde Iblīs om verantwoordelijkheid te nemen en beschuldigde Allah van hem laten afdwalen. Ook overtuigde hij (Iblīs) Eva om van de verboden boom te proeven.
Ihsān: een staat van bewustzijn waarin een persoon voelt alsof hij naar Allah Ta’ālā kijkt, maar zeker weet dat Allah naar hem voortdurend kijkt. Ook wel bekend als martabā-e-ihsān.
Ilm, ilm laduni: volgens het soefisme oorspronkelijke kennisgegeven aan Adam en na hem aan alle profeten en apostelen van Allah. Na de sluiting van het profeetambt, werd de kennis overgedragen via Imam Ali en zijn nakomelingen naar andere soefi heilige (Walī). De ultieme beloning voor elke Soefi.
Imam: literair leider. In de soennitische islam geldt deze term voor iedereen die gebeden (namāz) leidt.
Ishq: spiritueel, onbaatzuchtige liefde (verzen hu’b = liefde die verlangt naar fysiek contact, agiedat = devotionele liefde, dat is gebaseerd op imitatie).
Jalāl: Goddelijke Majesteit.
Jamāl: Schoonheid.
Jinn: volgens de Heilige Qur’ān, een ongezien schepsel anders dan de engelen of mensen.
Jadhab: Absorptie, overgave van het bewuste naar het Goddelijke.
Jazb: zie jadhab.
Karāmat: wonder uitgevoerd door Soefi heiligen.
Kashf: spirituele visie.
Kashf-ul-Qaboor: openbaring van het leven na de dood.
Khalifa: In het soefisme iemand die ilm (kennis) heeft ontvangen van zijn Shaikh. Ook gebruikt om de opvolger van een Shaikh aan te duiden.
Khanqah: Soefi klooster.
Khilafat: in de islam een seculier of theocratisch leiderschap. Echter, in het soefisme wordt de term gebruikt voor die ilm (kennis) die ooit Allah heeft geschonken aan Adam, Hij gaf opdracht alle engelen te knielen voor Adam. Ook bekend als ilm laduni, ilm al-alma.
Langar: gratis maaltijd aangeboden bij Soefi heiligdommen.
Majzoub: wie zijn bewustzijn permanent aan de Goddelijke heeft overgegeven, heilige ‘gestoorde’.
Murad (murshid): Shaikh, Soefi Meester.
Murāqaba: meditatie, concentratie, overdenking.
Marāqib: Iemand die in de staat Murāqaba.
Murid: discipel, student. Iemand die wordt ingewijd in een Soefi Orde.
Nafs: ziel.
Nafs al-Ammāra: zie ruh-e-hewāni.
Nafs al-lawwamah: zie ruh-e-insāni.
Nafs al-mutma’inna: zie ruh-e-Azam.
Noor: onzichtbaar puur licht.
Pak-Punjtan: literair de heilige vijf. Zie Ahl-ul-Bayt.
Pīr: soefi meester.
Qalander: een hooggeplaatste Soefi, die de beperking van tijd en ruimte heeft overwonnen.
Qawwali: geestelijke muziek uitgevoerd voornamelijk in soefi-heiligdommen. Ook bekend als Samā.
Qutub: Een hooggeplaatste Soefi.
Rooh: ziel.
Rooh-a-Azam: hogere zelf, tevreden ziel. Volgens het soefisme draagt deze ziel de oorspronkelijke kennis.
Rooh-e-insānī: ego, intellect.
Ruh-e-hewāni: lagere zelf.
Samā: geestelijke muziek.
Shahood: een niveau van Soefi leren, waar de student in staat is om te observeren over de grenzen van tijd en ruimte.
Shaikh: Soefi Master.
Silsilah: literair keten, Soefi Orde, Tariqah.
Soefi, Soefisme: de esoterische en mystieke versie van de islam.
Tariqah: Soefi Order.
Tasawwuf: originele term voor het soefisme.
Tekke: Soefi klooster in de eerste plaats in de Turkse gebieden.
Urs: literair huwelijk. Overlijden van de soefi-heilige, dus een vereniging met Allah, de Geliefde. Ook gebruikt voor de sterfdag van de heilige, die meestal een tijd van feest voor de liefhebbers.
Wa’da-e-Alust: Toen Allah de zielen van niet-bestaan geschapen had waren ze in eerste instantie in een toestand van verbijstering. Toen Allah hen gerichte, Ben ik niet Alust) (uw Heer), antwoordden de wezens collectief Bala (ja), wij getuigen. Dit evenement wordt genoemd in de Heilige Qur’ān en in de soefi-literatuur als Wada-e-Alust (Verbond van Alust) bekend. Door samen te getuigen gaan de schepselen collectief op in bewustzijn.
Zikr: zie dhikr.