Inleiding

Hazrat Umar Farooq (radi Allāhu anhu) behoorde tot “‘Adi’ familie van de Quraysh stam. In de 8ste generatie sluit zijn afkomst aan met de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Abu Hafs was zijn patroniem naam en “al-Farooq” zijn titel die gegeven werd door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Hij werd geboren in 583 na Chr., ongeveer veertig jaar voor de grote Hijrah. Het vroege leven van Hazrat Umar is niet in detail bekend. In zijn jeugd was hij een bekende worstelaar en redenaar, en een pittige persoon. Hij was een van de weinige mensen in Mekka die kennis had van lezen en schrijven in de pre-islamitische periode. Zijn voornaamste bezigheid was business. Toen de Heilige Profeet Mohammed ﷺ Openbaring kreeg en de mensen voor bekering tot de islam uitnodigde, werd Umar de gezworen vijand van de islam en de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en aarzelde niet om de moslims en de islam schade toe te brengen bij elke gelegenheid.

Aanvaarding van de islam

Het was het zesde jaar van de missie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ, toen de Quraysh leiders een vergadering belegden en een vrijwilligers uitnodigden voor de moord op de Heilige Profeet Mohammed ﷺ . Umar had zich aangeboden voor deze taak en iedereen in de vergadering riep dat hij de juiste persoon daarvoor was. Terwijl hij op weg was met een zwaard in zijn hand naar de Heilige Profeet ontmoette hij Sa’d bin Abi Waqqas die hem informeerde naar zijn bestemming. Umar vertelde hem dat hij op weg was naar de Heilige Profeet Mohammed ﷺ om hem van zijn leven te beroven.

Na enige discussie zei Sa’ad: “Je kunt beter eerst zorgen voor je eigen familie. Uw zus en schoonbroer hebben de islam geaccepteerd”. Dit horende veranderde Umar van bestemming en ging meteen naar het huis van zijn zus. Toen Hazrat Umar op de deur klopte, waren ze de Heilige Qur’ān aan het bestuderen van Hazrat Khabbab (radi Allāhu anhu). Zijn zus Fatima schrok bij het horen van Umar’s stem en probeerde het gedeelte van de Heilige Qur’ān dat zij aan het reciteren was te verbergen. Toen Umar het huis binnen was gekomen vroeg hij over hun islam en wist dat zij de islam hadden geaccepteerd. Als eerste viel hij zijn schoonbroer aan en sloeg hem behoorlijk. Toen zijn zus tussen beide kwam sloeg hij haar zo heftig op haar gezicht, dat het hevig begon te bloeden waarna zijn zuster uitbarstte: “Doe wat u wilt, wij zijn vastbesloten om te sterven als moslims”. Toen Umar zijn zus zag bloeden koelde hij af en voelde zich beschaamd. Hij hield heel veel van Fatima, maar kon haar bekering tot de islam niet tolereren.

Diep ontroerd vroeg Umar haar om de opgeschreven verzen van de Heilige Qur’ān te laten zien. Doch ze was immers, Umar’s zuster en zei hem meteen: “Je kunt het niet aanraken, tenzij je een bad neemt en maak jezelf schoon”. Hij waste zijn lichaam en bestudeerde de verzen. Dat was het begin van de Surah Tā Hā (hoofdstuk 20, vers 14 van de Heilige Qur’ān). Toen hij het ​​vers “Voorwaar, Ik ben Allāh; er is geen god behalve Ik, aanbid Mij derhalve en verricht het gebed tot Mijn gedachtenis” reciteerde zei hij: “Waarlijk, dit is het Woord van Allāh. Breng me naar Mohammed ﷺ”.

Toen Hazrat Khabbab (radi Allāhu anhu) dit hoorde, kwam hij tevoorschijn, want hij had zich verstopt in het huis, en zei: “O Umar! Blijde boodschap voor je. Het lijkt erop dat de smeekbede van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ die hij gisteravond deed is verhoord in uw voordeel. Hij had du’ā (smeekbede) gedaan tot Allāh, de islam te versterken met Umar bin Khattāb of Umar bin Hisham, wie Gij behaagt”.

Umar ging toen naar de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Bij het zien van hem vroeg de Profeet ﷺ: “Umar! Wat brengt je hier?” Hij antwoordde: “Ik ben hier om de islam te aanvaarden.” Toen de moslims dit hoorden schreeuwde zij van vreugde uit: “Allāhu Akbar” (Allāh is Groot) en het geluid vulde de lucht van Mekka.

In feite was Umar’s bekering tot de islam een verschrikkelijke klap voor het moreel van de ongelovigen. ‘Abdullah bin Mas’ud, een vooraanstaande metgezel, zei: “Umar’s bekering tot de islam was een grote triomf, zijn emigratie naar Medina was een enorme versterking en zijn toetreding als kalief een grote zegen voor de moslims”.

Hazrat Umar krijgt de titel van Al-Farooqi

Conversie van Hazrat Umar (radi Allāhu anhu) versterkte de islam. Tot dat moment leefden moslims in voortdurende angst voor de ongelovigen, en de meeste van hen verborgen hun geloof. De moslims waren nu in staat om hun Salāt publiekelijk te verrichten. Toen Hazrat Umar (radi Allāhu anhu) een moslim werd verklaarde hij zijn geloof openlijk aan de Quraysh leiders. Hoewel ze hem aanstaarden konden zij geen kwaad aan hem doen. Vervolgens verzocht hij de Heilige Profeet Mohammed ﷺ om Salāt in de Ka ‘bah te verrichten. Op het verkrijgen van de toestemming van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ leidde Hazrat Umar een groep moslims naar die plaats.

Hazrat Hamzah die de islam een paar dagen voor Hazrat Umar (radi Allāhu anhuma) had aanvaard leidde een andere groep moslims om de Ka’aba voor tawāf (rondgang). Toen alle moslims zich verzameld hadden bij de Ka’aba verrichtten ze hun gebed in congregatie. De Heilige Profeet Mohammed ﷺ leidde dit eerste publieke Salāt in de geschiedenis van de islam. Voor deze moedige en gedurfde actie van Hazrat Umar (radi Allāhu anhu) gaf de Heilige Profeet Mohammed ﷺ gaf hem de titel van “al-Farooq” dat wil zeggen, degene die een onderscheid maakt tussen de “goed” (Haqq) en de “ondeugd” (Bātil).

Verkiezing

Vóór het overlijden van Sayyidena Abu Bakr raadpleegde hij de senior Sahāba-e-Kirām en droeg het leiderschap over aan Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘‘Anhum) als de tweede khalifah[1] van de moslims. Hij regeerde van 13 -24 Hijri (634-645).

Persoonlijkheid

Hij was de zoon van Khattāb en werd beroemd in de islamitische geschiedenis als “Al-Faroek” (degene die onderscheid maakt tussen goed en ondeugd). Zijn acceptatie van de Islam is eveneens befaamd.

Eenvoud en godvrezendheid waren de kernelementen van Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) leven. Gewoonlijk droeg hij kleding die voorzien was van vele reparaties. Daarnaast ontving hij gouverneurs, konvooien en diplomaten. Van de Staat nam hij net zoveel rantsoen als nodig was voor een eenvoudige maaltijd en simpele kledij. Op gezette tijden was hij zelfs erg arm. Het bezoeken van oude en zieke mensen vond hij deugddoend, zelfs het doen van hun huishouding. Ook vond hij het best om de huizen van soldaten te bezoeken en naar het welzijn van hun familie te vragen. Hij bleef in de nachten wakker en bracht de nachttijd door in salāh. Eveneens vastte hij vaak. Altijd verdedigde hij de Islam en hield het vaandel van de Islam hoog in de lucht met wijsheid, energie, gedrevenheid, braafheid en een beetje rijkdom.

Als een khalifah

Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) was de tweede kalief van de Profeet ﷺ en een moedige en zichtbare persoonlijkheid. Hij was onbuigzaam en ontoegeeflijk als het om islamitische principes ging. Daarnaast was hij ook een groot en talentvolle leider. Gedurende zijn imperium werden enorm grote gebieden van de Romeinse en Perzische keizerrijk én heel Egypte onder de islamitische heerschappij gebracht. Hij was ook een begaafde redenaar. Deze khalifah was heel erg bezorgd over het welzijn van de moslims. Hij liet een eerzame erfenis achter voor de moslims. De collectie van de Heilige Qur’ān Sayyidena Saied ibn Sābit was door Sayyidena Abu Bakr (radi Allāhu ‘Anhuma) aan hem overgedragen voor verzekerde bewaring.

Sayyidena ‘Umar was zo geweldig dat RasoolAllāh zei: “Ik ben de laatste profeet, geen profeet zal mij opvolgen, maar als er een profeet na mij zou komen, zou ‘Umar die profeet zijn.” Hoewel hij zo groot was en zeer goed Arabisch wist, was hij zelfs niet in staat om de uitleg van de Heilige Qur’ān te begrijpen. Allen RasoolAllāh ﷺ kon het begrijpen en legde het altijd uit in overeenstemming met de mate van begrip van een persoon. De mate van begrip van Sayyidena Abu Bakr was veel hoger dan die van Sayyidena ‘Umar. Desondanks ook hij, en zelfs Sayyidena Jibra’il (alayhis salām) vroegen het altijd RasoolAllāh ﷺ over de betekenis, over de mysteries in de Heilige Qur’ān.[2]

Nieuw bevelhebber aanwijzen

Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) was sterk gedisciplineerd. Hij merkte de ontzagwekkende populariteit van Sayyidena Khalid bin Walid (radi Allāhu ‘Anhu) op. De khalifah voelde aan dat de mensen hun vertrouwen in Allāh Ta’ālā aan het verliezen waren en hun vertrouwen in handen van Sayyidena Khalid bin Walid (radi Allāhu ‘Anhu) legden. Hij vreesde dat de mensen een te hoge dunk van hem zouden krijgen en daardoor mogelijk de trots van Sayyidena Khalid bin Walid (radi Allāhu ‘Anhu) zou toenemen, welke kon omslaan in arrogantie van Sayyidena Khalid (radi Allāhu ‘Anhu). Daarom heeft hij Sayyidena Abu Ubaidah bin Jarrah (radi Allāhu ‘Anhu) aangewezen als de opperbevelhebber van het moslimleger.

Sayyidena Khalid bin Walid accepteerde met tevredenheid de bevelen van Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhuma) en diende daarna als een onbeduidende soldaat. Dit is een voorbeeld van het islamitische onderricht betreffende gehoorzaamheid aan leiderschap!

Nederlaag van de Perzische krijgsmacht

Sayyidena Khalid bin Walid liet Sayyidena Muthanna (radi Allāhu ‘Anhuma) als groepscommandant van de moslim krijgsmacht in Irak achter toen hij spoedig naar Yarmuk moest gaan. Sayyidena Muthanna vond het moeizaam om de vijand te verslaan en ging daarom persoonlijk naar Medinat-ul-Munawwarah om Sayyidena Abu Bakr (radi Allāhu ‘Anhuma) versterking te vragen. Sayyidena Abu Bakr (radi Allāhu ‘Anhu) kwam juist op dat moment te overlijden.

Sayyidena Muthanna (radi Allāhu ‘Anhu) afwezigheid in de Irakese frontlinie maakte de situatie erger. De Perzische leger hergroepeerde onder bevel van Rustam en heroverden de gebieden dat door de moslims eerder waren veroverd. Rustam stuurde twee militaire colonnes, één naar Hira en de andere naar Kaskar.

Sayyidena ‘Umar stuurde vervolgens Sayyidena Abu Ubaidah (radi Allāhu ‘Anhuma) als bevelhebber om over de situatie te beraadslagen. Beide Perzische colonnes werden verslagen. Rustam stuurde daarom een veel groter leger en versloeg de moslims. Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) vormde een ander leger en versloeg vervolgens het Perzische leger. Echter, het Perzische gerechtshof stuurde een ander groot leger en dwong Sayyidena Muthanna (radi Allāhu ‘Anhu) zich over te geven. Het rapport van de nieuwe situatie werd gestuurd naar Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) en hij hergroepeerde het leger onder commando van Sayyidena Saad bin Abi Waqqas (radi Allāhu ‘Anhu) die naar het oorlogsgebied werd gestuurd.

De Perzische en moslimlegers ontmoetten elkaar in Qādisiyya. Na een lang en hevig gevecht op verschillende fronten versloeg het veel grotere moslimleger de 120.000 Perzische militairen en heroverende wederom in het jaar 14 Hijri (636 n. Chr.) Hirah en hun regio’s.

Nederlaag van de Romeinen

Moslims belegerden Damascus onder het kalifaat van Sayyidena Abu Bakr (radi Allāhu ‘Anhu). Na zijn overlijden werd de bestorming voortgezet waarvan de laatste 70 dagen onder het kalifaat van Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu). Na een lange belegering verraste Sayyidena Khalid bin Walid (radi Allāhu ‘Anhu) de Romeinen en drong de stad binnen. De gouverneur gaf zich over en een vreedzaam verdrag werd gesloten.

Verovering van Jeruzalem

Intussen werd Jeruzalem belegerd door Sayyidena Amr ibn Âs (radi Allāhu ‘Anhu). Sayyidena Khalid, Sayyidena Abu Ubaidah en andere Sahāba (radi Allāhu ‘‘Anhum) sloten zich ook aan bij hem. De christenen hadden enige hoop en besloten zich over te geven. Zij stelden eveneens voor dat de sleutels van Jeruzalem persoonlijk werden overhandigd aan Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu). Daarom ging Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) naar Jeruzalem. Een overeenkomst werd gesloten die hun veiligheid en de veiligheid van de stad garandeerde.

Veranderingen

In het zeventiende jaar van Hijri riep Sayyidena ‘Umar de Sahāba-e-Kirām (radi Allāhu ‘‘Anhum) bij zich en rapporteerde aan hen de volgende hadīth: “Masjid moet vergroot worden.” de Sahāba-e-Kirām accepteerden het unaniem en sloopten Damascener en de westelijke muren van de moskee, en vergrootten het met vijftien meter. Veel huizen waren opgekocht en hun percelen toegevoegd aan de moskee. In het jaar 35 Hijri overlegde Sayyidena ‘Umar met de Sahāba-e-Kirām (radi Allāhu ‘‘Anhum) en de unanimiteit werd verkregen van Sahāba-e-Kirām. Zij sloopten de zuidelijke, noordelijke en westelijke muren en vergrootte de masjid tien meter breed en twintig meter lang. Ondertussen werden de kamers van Sayyidah Hafsah, Talha ibn ‘Abdullah en Abbās (radi Allāhu ‘‘Anhum) aan de masjid toegevoegd.

In een korte tijd van tien jaren werd Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) zeer bekend om zijn buitengewone prestaties en bracht hij veranderingen aan. Enkele van deze veranderingen zijn:

  • Hij stichtte de Bait-ul-Māl.
  • Juridische rechtbanken werden in het land opgezet. Rechters en rechterlijke ambtenaren handelden alle zaken af.
  • Oprichting van een legerhoofdkwartier voor verdediging van landsgrenzen (ministerie van defensie).
  • Constructies van wegen en kanalen.
  • Scholen werden gesticht.
  • Salarissen voor A’imma, Muazzin en Ustāds werden geregeld.
  • Masājid werden verbeterd en gebouwd in Makkah-ul-Mukarramah en Medinat-ul-Munawwarah inclusief faciliteiten voor de Haji’s.
  • Politiebureaus en gevangenissen werden gebouwd.
  • Ontwerp van de eerste islamitische Lunair kalender met begindatum de Hijri.
  • Geijkte gewichten en maatbekers werden geïntroduceerd.
  • Volkstelling werd ingevoerd.
  • Weeshuizen en welzijnsinstellingen werden opgericht.
  • Een onpartijdig strafrechtsysteem werd ingevoerd en slavernij opgeheven.
  • Zijn heerschappij strekte zich tot ver buiten zijn woongebied, te weten Egypte, Irak, Palestina, Khuzestan, Armenië, Azerbaijan, Iran, Kirman, Khurasan en Makran.
Overlijden

Een Perzische non-moslim Firoz, bijgenaamd “Abu Lulu”, klaagde bij Sayyidena ‘Umar over zijn baas Sayyidena Mughirah bin Shuba (radi Allāhu ‘Anhuma) die een belastingaanslag op hem legde. Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) vertelde Firoz dat de belasting redelijk was. Dit maakte Firoz boos. De volgende dag, tijdens de fajr salāh, stak Firoz zes keer Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) in de rug en verwondde de khalifah ernstig. Sayyidena ‘Umar (radi Allāhu ‘Anhu) overleed drie dagen later op 1 Muharram 24 Hijri. Hij werd 63 jaar oud. Hij heerste over de islamitische Staat gedurende tien jaren, zes maanden en vier dagen.


[1] Conform de aanwijzing van de Profeet ﷺ tijdens zijn aardse verblijf.

[2] In het boek al-Hadiqah waarin de opgelopen rampen door de tong wordt uitgelegd, staat ook dat Imām Suyuti schreef: “RasoolAllāh legde de interpretatie van de hele Heilige Qur’ān uit aan de Ashāb-e-Kirām.”


Translate »
error: Content is protected !!