Hazrat Sayyidena Imam Bāqir (radi Allāhu anhu)
Inleiding
Hazrat Sayyidena Imam Mohammed ibn Aliyinil Bāqir (radi Allāhu anhu) is de vijfde Imam en Sheikh van de Silsilah Aaliyah Qādiriyya Barkātiya Razwiyah Nooriyya. Hij is een afstammeling van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en zijn nasl van Hazrat Imam Ali (radi Allāhu anhu). Hij was een groot Sāhib-e-Karāmat en een persoonlijkheid met bijzonder goede kennis van hadīth. Qāzi Abu Yusuf zei: “Ik vroeg aan Imam Abu Hanīfa (radi Allāhu anhu) of hij ooit Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) had ontmoet en hij antwoordde, ja ik heb Imam Bāqir ontmoet en ik vroeg aan hem een maslah (islamitische kwestie). Hij verklaarde het zo uitmuntend, zoals ik het nooit eerder iemand had horen verklaren.”
Sheikh-e-Tariqat
Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) was gezegend door de murid (mystiek leerling) en khalifah (afgezant) te zijn van zijn vader Imam Zainul Abidīn (radi Allāhu anhu). Toen zijn vader hem zegende met de khilafat zei hij: “O geliefde zoon! Wanneer dan ook Allah je begunstigt met genade, zeg dan Alhamdulillāh en wanneer je in pijn (droefheid) verkeerd zeg dan Laa Hawla Wa Laa Quwwata Illāh Billāhil Aliyil Azīm en wanneer je tekortkoming voelt in levensonderhoud zeg dan Astaghfirullah.”
Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) was geboren op 3 Safar 57 Hijri in Medina Munawwarah, drie jaar vóór de Oorlog van Karbala.
Geboorte
Zijn geboorte voorspelling
Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) zei: “Ik was in het gezegende Hof van de Heilige Profeet ﷺ aanwezig en Imam Hussain (radi Allāhu anhu) lag in de gezegende armen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ . De Heilige Profeet ﷺ zei, ‘O Jābir! Een zoon zal hem toekomen, wiens naam Ali zal zijn. Hij gaat een kind hebben wiens naam Mohammed (Imam Bāqir) zal zijn. O Jābir! Als je hem ontmoet, dan moet je hem mijn salām (islamitische groet) doen.”
Namen
Zijn naam is Mohammed en hij is bekend als Abu Jāfar. Zijn titels zijn Bāqir, Saami, Shākir en Hādi. Masālik Sālikīn deel 1, pagina 213
Waarom werd hij Bāqir genoemd?
Het staat in Sawā’iq-e-Muhariqa, dat de naam Bāqir afgeleid is van het woord Bāqir-ul-Ard, welk betekend de aarde openscheuren en de schatten daarin onthullen. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) werd deze titel gegeven, omdat hij de geheime deuren van mystiek opende en de schoonheden en schittering van Ruhāniyat toelichtte. Masālik Sālikīn
Zijn kinderen
De namen van de kinderen van Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zijn:
- Hazrat Abu Abdullah
- Hazrat Imam Jāfar Sādiq
- Hazrat Abdullah
- Hazrat Ibrahim
- Hazrat Abdullah
- Hazrat Ali
- Hazrat Zaynab (ridwānullāhi Ta’ālā alayhim ajma’in)
Opleidingen
Imam Bāqir deed zijn studie onder mentorschap van zijn gezegende vader. Hij studeerde hadīth bij zijn vader en ook Hadith wetenschappen bij Hazrat Ibn Abbās, Hazrat Jābir bin Abdullah, Hazrat Abu Saied Khudri, Bibi Aisha en Bibi Umme Salma (ridwānullāhi Ta’ālā alayhim ajma’in). Awliya-e-Rijāl Hadith
Kenmerken
Hij was niet erg lang, van huidskleur bruin getint en het voorbeeld van zijn voorgangers, zowel in uiterlijk als karakter.
Zijn allerbest
De Ulema (islam-Schriftgeleerden) vroegen hem af en toe over verschillende zaken en soms werd hem vragen gesteld om zijn kennis te testen, maar Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) beantwoordde alle vragen waarbij geen twijfel over het antwoord mogelijk was. Op een dag werd hem in Arafat duizend vragen gesteld en hij beantwoordde iedere vraag in het licht van de Shari’ah.
Karakter
Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) was een grote Abid, Zāhid en Faqīh. Hij had bijzonder veel controle over zijn ego. Zijn zoon Hazrat Imam Jāfar (radi Allāhu anhu) zei: “Mijn vader stond vaak omstreeks middernacht op en weende in het Hof van Allah Ta’ālā. Hij zei dan met volkomen nederigheid het volgende, ‘O Allah, U droeg mij op om alle goede daden te verrichten, maar ik heb die niet vervuld en U droeg mij op om van alle slechte dingen af te blijven en ik kon van die dingen niet afblijven. Ik ben Uw nederige dienaar die in Uw Verheven Hof staat als een crimineel zonder dat ik een excuus heb.”
Een blinde begon te zien
Abu Bashir (een blinde man) zei: “Ik was eens in het Hof van Hazrat Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) en vroeg hem, ‘bent u de erfgenaam van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ ? Hij antwoordde, ja.” Ik vroeg vervolgens of de Heilige Profeet ﷺ de erfgenaam was van de vorige Profeten. Hij antwoordde weer met ja. Ik zei, ‘dan bent u ook de erfgenaam van de kennis van het Hof van de Heilige Profeet ﷺ? Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) antwoordde, ‘ik neem aan dat het zo is’. Ik zei toen: “Kunt u de dode weer tot leven brengen, de paria zieke genezen, de blinde weer laten zien, weet wat mensen zeggen en eten in hun huizen en wat zij hamsteren?” En Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) antwoordde: “Ja, wij kunnen ook dat doen met het goedvinden van Allah Ta’ālā.” Vervolgens vroeg hij mij dichterbij te komen en legde zijn hand op mijn gezicht en ik begon de hemel, de aarde en bergen te zien. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei toen: “Wil je blijven zien en je handelingen conform Allah Ta’ālā te doen of wil je blind blijven en Jannat (Paradijs) in ruil voor je blindheid krijgen?” Ik zei, ‘ik wil Jannat’. Vervolgens trok hij zijn hand van mijn ogen en ik kon weer niet zien. [Bron: Masālik Sālikīn, deel 1, pag.215]
Zijn vooruitzicht
Een man vertelde dat hij op een dag met ongeveer 50 mensen naar Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) was geweest om hem te ontmoeten. Hij vertelde: “Terwijl wij bij hem zaten stond een man op die droge dadels verkocht en zei aan de grote Imam, O Imam! Wij hebben gehoord dat u een engel heeft die aan u door Allah Ta’ālā is toegewezen die u vertelt wie een kāfir (ongelovige) is en wie een gelovige. Ook verteld die engel u wie uw vijanden zijn uit uw vrienden. Nadat hij naar hem geluisterd had vroeg Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) aan hem naar zijn beroep. Die man zei dat hij tarwe verkocht. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei hem dat hij een loog. Vervolgens zei die man, ‘ik verkoop verschillende dingen’. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei, ‘je vertelt nog steeds niet de waarheid, je verkoopt droge dadels’. De man vroeg hoe het kan dat Imam Bāqir dat wist. De Imam zei, ‘er is een engel door Allah Ta’ālā aan mij toegewezen en die verteld mij wie mijn vrienden zijn uit mijn vijanden’. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) informeerde vervolgens die man over de ziekte die de oorzaak zal zijn van zijn dood. De verteller van deze wāqi’ah (waar gebeurtenis) zei dat toen hij op een dag in Kufa was hij te horen kreeg dat de man aan de ziekte was overleden zoals Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) had voorspeld. [Bron: Masālik Sālikīn]
Goede tijding
Op een dag was Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) in de Masjid-e-Nabwi ﷺ. Het tijdstip was dicht aan de tijd van de wisāl van Imam Zainul Abidīn (radi Allāhu anhu). Gedurende die dag kwamen Dawood ibn Sulaimān en Mansoor Dawanaqi bij hem. Dawood zat dichtbij en Mansoor verder weg. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) vroeg aan Dawood waarom Mansoor niet dichterbij zit. Dawood antwoordde dat hij een geldig excuus had. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei: “De tijd zal komen dat hij zal regeren over de wereld. Het Oosten en Westen zullen onder zijn heerschappij komen en hij gaat heel lang leven. Ook gaat hij veel rijkdom bezitten zoals niemand eerder heeft gehad.” Dawood ging meteen naar Mansoor en vertelde hij de blijde boodschap. Hij kwam naar Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) en zei: “Ik kwam niet dichterbij u zitten, daar ik uw aanblik vreesde. Is het waar wat Dawood mij vertelde?” Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) antwoordde met ja. Hij vroeg toen: “Zal mijn heerschappij in uw tijd zijn? Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) antwoordde met ja. Mansoor vroeg vervolgens of de heerschappij alleen met hem zal zijn of ook zal overgaan op zijn kinderen. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) antwoordde, dat de heerschappij ook met zijn kinderen zal zijn. Mansoor vroeg daarna of zijn heerschappij langer zal duren dan van de Bani Umayya. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei ja en uw kinderen zullen daarmee omgaan zoals kinderen met een bal spelen en zijn zullen zeggen, ‘dit heb ik van mijn vader geërfd’.
Deze wāqi’ah kwam precies zo uit zoals Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) had voorspeld.
De Konings akelige intenties
Eens wilde de koning Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) martelen en stuurde daarom iemand om de Imam te ontbieden. Toen Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) het paleis bereikte toonde de koning bijzonder veel respect aan hem en overspoelde hem eveneens met veel cadeaus. Bij het vertrek van Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) werd iedereen die daar aanwezig verwonderd, omdat zij afwisten van de akelige intenties van de koning. Zij vroegen aan de koning waarom hij zijn intenties had gewijzigd. De koning antwoordde: “Toen de Imam binnen kwam zag ik twee enorme leeuwen met hem. Een leeuw was een de rechterkant en de andere aan de linkerkant van de Imam. De leeuwen zeiden aan mij, dat wanneer ik de Imam zou aanvallen zij mij gaan doden.” Kashf ul-Mahjoob pag. 129
Het gebouw zal worden vernietigd
Er is verteld, dat Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) op een dag in het fort van Hishām bin Abdul Malik aanwezig was. Hij keek naar de pracht en praal van het gebouw en zei: ‘Dit gebouw zal gesloopt worden en zelfs de ruïnes ervan gaan weggebracht worden, ver weg hier vandaan.” Toen de aanwezige mensen dit hoorden van de Imam werden zij erg verbaasd over zijn woorden, maar toen Hishām overleed en zijn zoon Walid aan de macht kwam heeft hij het gebouw gesloopt en alle brokstukken laten wegbrengen uit de streek. Anwār us Sufia, pag. 85
Edelstenen der wijsheid*
Abu Saied Mansoor bin Hussain (Rahmatullāhi Alaih) schreef in zijn boek Nashrud Durr, dat Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zijn zoon Imam Jāfar (radi Allāhu anhu) het volgende verteld had: “O mijn dierbare zoon! Allah Ta’ālā heeft drie dingen in drie andere dingen verscholen. (1) Hij heeft Zijn Genoegen verscholen in gehoorzaamheid, dus wees niet ongehoorzaam jegens welke opdracht dan ook, omdat je niet weet in welke Zijn Genoegen is verscholen. (2) Hij heeft Zijn Toorn verscholen in ongehoorzaamheid, dus denk niet aan geen enkele zonde hoe klein of groot ook, omdat je niet weet in welke Zijn Toorn is. (3) Hij heeft de Awliya Allah onder de mensen verscholen, dus kijk niet neer op wie dan ook, omdat je niet weet wie de Walī (ware dienaar) van Allah Ta’ālā is.”
- * Hij zei: “Bliksem treft degene met Imān en zonder Imān, maar het treft niet degene die zikr doet (Allah Ta’ālā herdenkt).”
- * Hij zei dat “Rasūlullāh ﷺ zei: “Wanneer je de bliksem ziet, lees dan Allāhumma Laa Taqtulna Bi Ghadabika Wa Laa Tuhlikuna bi Azaabika, en wanneer je de donder hoort zeg dan Subhānallazi Yusab’bihu Ra’du bi Humdihi Wal Mala’ikahatu min Sefatihi.”
- * Hij zei geen ibādat is groter dan de bescherming van uw maag tegen harām (verboden) dingen en uw geslachtsorganen (tegen slechte handelingen zoals seks zonder nikāh).
- * Hij zei: “Wanneer het hart alleen met Dien (godsdienst) van Allah Ta’ālā gevuld is, dan verwijderd het alles behalve de liefde voor Allah.”
- * Hij zei: “Degene met Imān zijn niet comfortabel met de wereld, omdat zij weten dat het aan een eind zal komen, zij zijn niet bezorgd over het Hiernamaals door de vrees van het Hiernamaals.”
- * Hij zei: “Armoede en geachte eraan passeert in het hart van een momīn (vrome aanbidder), maar wanneer hij het niveau van Tawakkul (volledig vertrouwen in Allah) bereikt, dan krijgt zijn hart onmiddellijk voldoening.”
Wisāl
Imam Jāfar (radi Allāhu anhu) zei: Ik was met mijn vader vlak voor het heengaan en hij adviseerde mij over zijn ghusl, kaffan en begrafenis. Ik zei toen, ‘vanaf het moment dat u ziek werd, zag u niet beter uit dan vandaag en op dit moment zie ik geen enkele teken van doodsintrede’. Imam Bāqir (radi Allāhu anhu) zei: “Mijn zoon! Kun je Hazrat Ali bin Hussain (radi Allāhu anhu) niet horen, dat hij mij roept van achter deze muur door te zeggen, ‘O Mohammed, kom snel’.” Tashrif-ul Bashr, pag. 70.
Hij adviseerde ook Imam Jāfar (radi Allāhu anhu) dat hij dient te worden verwikkeld in de kleren die hij voor namāz (gebed) gebruikte. Dus gaf Imam Jāfar (radi Allāhu anhu) hem ghusl en wikkelde hem in de namāz kleren zoals was gezegd.
Er is een verschil in vertelling over de dag van wisāl (overlijden), maar de meest authentieke overlevering is dat hij overleed op 7 Zill-hijjah, 114 Hijri op een leeftijd van 57 jaar.
Mazār Sharif
Zijn mazār Sharif (heilige tombe) ligt in beroemde begraafplaats Jannatul Baqi van Madinatul Munawwarah.