Imām al-Ghazālī (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft in zijn befaamde boek Ihya Uloom-ud-Dīn, dat namāz (gebed) een pijler van de religie is en de bewaker en wortel van het religieuze geloof, namelijk de kruin van religieuze acties.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Waak over jouw gebeden en het tussengebed en stel je ootmoedig voor Allāh.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 238
Hieruit blijkt dat namāz dus verplicht is op de gelovigen op de afgesproken tijden.
Enkele geciteerde ahadīth over namāz in Ihya Uloom-ud-Dīn
De Profeet ﷺ zei: “Allāh heeft het gebed voor Zijn dienaren verplicht gesteld voor vijf keer (per dag). Als een persoon ze nakomt en niets van hun plichten voorbij laat gaan zonder het uit te voeren, is een verbond voor hem van Allāh dat Hij hem in het Paradijs zal toelaten. Als een persoon namāz niet uitvoert, is er geen verbond van Allāh voor hem. Als Hij het wenst, mag Hij hem straffen en als Hij het wenst, kan Hij hem in het Paradijs toelaten.”
De Profeet ﷺ zei: “Gebed vijf keer is als een stromend kanaal van zuiver water aan de zijde van de mens. Hij neemt er vijf keer per dag een bad in. Ziet u onzuiverheden aan zijn lichaam?” De Sahāba zeiden: “Nee.” De Profeet ﷺ zei: “Zoals water onzuiverheden verwijdert, zo verwijdert gebed voor vijf keer ook de zonden.”
De Profeet ﷺ zei: “Gebed voor vijf keer verlaagt de zonden van een man tot hij geen grote zonden meet begaat.”
De Profeet ﷺ zei: “Het onderscheid tussen ons en de hypocrieten is onze aanwezigheid bij ochtend- en nachtgebeden en hun afwezigheid bij deze twee gebeden.”
De Profeet ﷺ zei: “Als een persoon Allāh ontmoet na het vernietigen van zijn gebed zal Allāh niet naar zijn deugden (overige goede daden) kijken.”
De Profeet ﷺ zei: “Gebed is de pijler van de religie. Wie het opgeeft, vernietigt de pilaar.”
De Profeet ﷺ werd eens gevraagd: “Welke actie is het beste?” Hij antwoordde: “Bidden op de afgesproken tijden.”
De Profeet ﷺ zei: “Als een persoon zijn gebed vijf keer beschermt met volledige wassing en in de afgesproken tijden, zullen deze bewijs en licht voor hem zijn op de dag van de opstanding. Hij die zijn gebed vernietigt zal opstaan met Farao en Haman.”
Q&A Alahazrat
Vraag gesteld aan Alahazrat op 4 Rabi-ul-Akhir 1320 Hijri of het makruh of makruh-e-tahrīmi is om in namāz, het politie-uniform te dragen, en is het toegestaan om een dhoti (jurk van de kuffār) voor namāz te dragen?
Beantwoording in Ahkām-e-Shari’ah door Imām-e-Ahle Sunnah Alahazrat Imām Ahmad Raza Khan al-Qādri (radi-Allāhu ‘Anhu)
Het uitvoeren van namāz in het genoemde uniform is makruh, vooral als het zich mengt met de voorgeschreven manier om sajdah te maken. Het is als volgt in de fatwa van Imām Qāzi Khan geschreven: “Als een kleermaker gevraagd wordt om een soort kleding te naaien die de jurk is van de fāsiq (openlijk overtreders) en hij weet dat hij hiervoor behoorlijk zal worden betaald, dan is het mustahab (wenselijk in Shari’ah) voor hem om zo’n opdracht niet aan te nemen, omdat het uitvoeren van zo’n taak niet anders is dan helpen bij zonde.” Het is ook makruh om namāz uit te voeren terwijl hij een dhoti draagt. Zelfs als het niet de jurk van de hindoes was, enz. Alleen maar om de kleren naar achteren te vouwen en te stoppen in de rug, is het een actie die de namāz makruh zal maken. De Profeet ﷺ weerhield ons ervan onze haren op te rollen en onze kleren te vouwen.” Als je de doek niet zelf trekt naar achteraan, dan laat je hem gewoon aan de voorkant hangen, in dit geval is het dan een tahband (middeldoek) en daar is geen bezwaar tegen, maar eigenlijk is het soenna. Allāh Ta’ālā weet het beter.
Vraag gesteld aan Alahazrat op 7 Rabi-ul-Akhir 1320 Hijri over iemand die opzettelijk de niyyāh in namāz vergeet.
Wat is de uitspraak van de geleerde Ulema in het volgende geval: “Een persoon stond op om zohr salāh te bidden en na het lezen van de vier sunnat maakte hij opzettelijk niyyāh voor vier sunnat opnieuw, terwijl hij vier farz moest lezen. Na het voltooien van twee rak’āt van sunnat namāz, besefte hij dat hij farz namāz had moeten spelen. Hij maakte dus de intentie van farz in zijn hart (in dat stadium) ‘ik verricht farz’. Hij beschouwde de eerste twee als per ongeluk gelezen als sunnat en las dus alleen Surah Fātiha in de tweede twee rak’āt met de intentie dat het nu een farz namāz is. Nu, in het genoemde geval, is zijn namāz farz of een sunnat namāz?
Beantwoording in Ahkām-e-Shari’ah door Imām-e-Ahle Sunnah Alahazrat Imām Ahmad Raza Khan al-Qādri (radi-Allāhu ‘Anhu)
Deze namāz wordt noch als farz noch als sunnat beschouwd. Het wordt niet als farz beschouwd, omdat hij in de eerste twee rak’āt geen intentie voor farz had gemaakt en na het doen van de acties van farz, is er geen basis voor (het veranderen van de intentie) Het is in Durr- e-Mukhtar geschreven, dat er achteraf geen basis van intentie is en dit is gebaseerd op onze Mazhab. Als hij bij het uitvoeren van de laatste twee rak’āt niet de intentie van farz heeft gemaakt in de derde rak’āt ten tijde van de eerste takbīr, dan is de intentie zelf zinloos. Als hij op dit moment de intentie had uitgesproken, dan is hij van de eerste intentie naar de farz gegaan. Als hij de vier rak’āt op deze manier had voltooid, dan zou de farz klaar zijn, omdat hij door het te doen wat hij deed, hij de eerste twee rak’āt ophief en dus ook dit zal niet voldoende zijn voor de namāz die farz namāz is. Het is als volgt in Durr-e-Muhtar geschreven: “De namāz wordt ongeldig door in dezelfde namāz over te gaan (naar een andere niyyāh voor) namāz, wat in strijd is met de eerste namāz.” In Shāmi wordt vermeld dat het is alsof iemand in de harten van de takbīr van plan is weg te gaan en de verwante in te gaan. De auteur van Nahr heeft verklaard dat hij het voorbeeld is van iemand die een rak’āt van zohr namāz heeft gelezen en vervolgens (plotseling) zijn asr namāz is begonnen of het is alsof hij nafl namāz plotseling met de takbīr begon. Volgens de Shaikhayn, als hij Sāhib-e-Tartib is, begint hij nafl. Volgens Imām Muhammad is er ook verschil van mening of vond de namāz niet plaats. Als het vanwege een tekort aan tijd of vanwege buitensporigheid was beëindigd, dan is het goed voor hem om asr te starten, omdat hij de intentie heeft gemaakt om datgene te bereiken waar hij nog niet in is gestapt. Hij is dus uit de eerste namāz gekomen. De uitkomst van de eerste namāz is gebaseerd op de voorwaarde om naast de eerste een andere namāz te beginnen, zelfs als de verandering niet voor niets was. Wat betreft de kwestie dat de sunnat niet plaatsvindt, dan is het duidelijk dat hij de sunnat al had gelezen en zelfs als hij de intentie voor farz in de derde rak’āt of een andere rak’āt had gemaakt ten tijde van zijn eerste takbīr, dan ook zou de sunnat niet geldig zijn geweest, omdat hij op basis van zijn intentie naar farz namāz is overgegaan. Er moet dus worden geconcludeerd dat deze rak’āt (die hij uitvoerde) als nafl zullen worden beschouwd. Allāh Ta’ālā weet het beter.
Een moslim bidt vijfmaal per etmaal. Dit gebed heeft Allāh, staat in de Heilige Qur’ān, verplicht gesteld. De Profeet heeft dit uitgelegd in de Ahadīth (boek der handelingen van de Profeet ﷺ). Deze gebeden heten fajr (voor de dageraad), zohr (begint ongeveer een uur nadat de zon de middenstand heeft bereikt), asr (begint ca. twee uur voor zonsondergang in het laagseizoen en 2,5 uur vóór zonsondergang in het hoogseizoen), maghrib (begint met het aanbreken van de zonsondergang) en ishā (dit late gebed begint ruim twee uur na zonsondergang). Zodra de kinderen zeven jaar oud worden moeten ze alvast namāz leren verrichten (wennen) en zodra zij tien jaar oud zijn moeten ze verplicht het namāz verrichten. Omstreeks middernacht begint het tahajjud gebed. Deze is echter niet verplicht gesteld, maar wordt door veel moslims voor spirituele vooruitgang verricht. De moslim richt zich tijdens het gebed naar de richting van de Ka’aba in Mekka, het centrum van devotie.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Verkondig hetgeen u in het Boek is geopenbaard, en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En Allāh gedachtig te zijn is inderdaad het hoogste. Allāh weet wat je doet.”Surah al-Ankābut (de spin), H29, vers 45
“Houd het gebed aan de twee uitersten van de dag en gedurende de eerste uren van de nacht. Voorzeker, goede werken verdrijven kwade werken. Dit is een aanmaning voor degenen die er lering uit trekken.” Surah Hood, H11, vers 114
“Waak over jouw gebeden en het tussengebed en stel je ootmoedig voor Allāh.”Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 23
“Op tijd! – of het ‘asr kan de periode betekenen van het verdwijnen van de zon tot zonsondergang of het kan het middaggebed aanduiden.”Surah al-Asr (tijd door de tijden), H103, vers 1
De Heilige Profeet Mohammed ﷺ zegt, dat wanneer een moslim namāz verricht zijn zonden door Allāh worden vergeven. Wanneer de moslim de namāz verricht opent Allāh de deuren van het Paradijs voor hem. De namāz is de sleutel tot het Paradijs. In de Heilige Qur’ān staat geschreven, dat de namāz de moslim beschermt tegen de Shaytān en slechte daden. Allāh en de Profeet ﷺ hebben degene die namāz verricht lief. De moslim heeft er profijt van wanneer hij of zij de verplichting nakomt, Allāh zegent hun werk, handel, leeftijd en geloof. De Profeet ﷺ heeft gezegd, degene die opzettelijk de namāz niet verricht, zijn naam komt op de deuren van de Hel te staan. Degene die niet de gewoonte heeft de namāz tijdig te verrichten zullen op de Dag des Oordeels met de farao’s zijn.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Verkondig hetgeen u in het Boek is geopenbaard, en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En Allāh gedachtig te zijn is inderdaad het hoogste. Allāh weet wat je doet.” Surah al-Ankābut (de spin), H29, vers 45
Tafsir al-Jalālayn: reciteer wat u is geopenbaard in het Boek de Qur’ān en onderhoud het gebed; echt gebed verbiedt onzedelijke daden en onfatsoenlijkheden die als zodanig worden omschreven volgens de Wet. Met andere woorden, dat is het doel ervan, op voorwaarde dat de persoon zich houdt aan de naleving ervan. En de herinnering aan Allāh Ta’ālā is zeker groter dan andere daden van gehoorzaamheid en Allāh Ta’ālā weet wat u doet en Hij zal u voor hen vergelden.
Verschillen tussen man en vrouw in namāz
Man: blote handen tot oren, handen onder de navel op elkaar leggen, rechter- de linkerhand vastpakken, in roekoe ver naar beneden buigen tot rug en hoofd horizontaal een rechte lijn vormen, in roekoe de knieën met gespreide vingers vasthouden, in sajdah de armen naast het lichaam wijd laten rusten en dijbeen moet recht staan, in sajdah ellebogen niet op de grond leggen, in al-Tahyāt rechtervoet rechtop staan en zitten op linkervoet.
Vrouw: geen blote handen tot schouders, handen op de borstkast op elkaar leggen, rechter- op linkerhand leggen en niet vastpakken, in roekoe net zover buigen dat de handen tot de knieën reiken, in roekoe de handen met niet gespreide vingers op de knieën leggen, In sajdah de armen niet wijd laten rusten op de grond, maar vastgeplakt aan het lichaam, in sajdah ellebogen op de grond leggen, in al-Tahyāt rechter- en linkervoet liggend naar rechts zitten, altijd qirāt van alles wat gelezen word in namāz met heel zachte stem zodat alleen zij het kan horen.
Verzen over de vijf namāz tijden
Allāh Ta’ālā openbaart over de bloktijden van Fajr, Maghrib en Ishā: “Houd het gebed aan de twee uitersten van de dag en gedurende de eerste uren van de nacht. Voorzeker, goede werken verdrijven kwade werken. Dit is een aanmaning voor degenen die er lering uit trekken.” Surah Hood, H11, vers 114
Allāh Ta’ālā openbaart over de bloktijden van Zohr: “Waak over jouw gebeden en het tussengebed en stel je ootmoedig voor Allāh.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 23
Tafsir Al-Jalālayn: en vestig het gebed aan de twee uiteinden van de dag bij het eerste licht en voor zonsondergang, dat is fajr (’s ochtends), zohr (’s middags) en Asr (late namiddag), en in sommige horloges is zulafan het meervoud van zulfa een deel van de nacht dat is Maghrib (bij zonsondergang) en Ishā (laat in de avond). Inderdaad, goede daden zoals de vijf gebeden doen een einde aan wandaden kleine zonden dit werd geopenbaard over iemand die een vrouwelijke vreemdeling kuste en de Profeet Mohammed ﷺ erover vertelde en hem vervolgens vroeg: ‘Is dit vers waar voor mij?’ En de Profeet Mohammed ﷺ zei tegen hem: “Het is zo voor iedereen in mijn gemeenschap[1].” Sahīh Bukhārī en Sahīh Muslim.
[1] Dit is een herinnering voor de bedachtzame en een vermaning voor degenen die er acht op slaan