Inleiding van Tangali
Als khalīfa van Bareilly en khalīfa Sarkār van Shēr-e-Razā Shaykh Mannan Raza Khan — kleinzoon van Imām Aḥmad Razā Khān (raḍiyAllāhu ʿanhu) — heb ik deze uitspraken voorzien van juridische en theologische duidingen, zoals verwoord door klassieke geleerden. Deze tekstuele aanduidingen en zijn geselecteerd ten behoeve van de studenten van de Raza Sharīʿah & Sufi School. De aanduidingen beogen de leesbaarheid, contextuele duiding en didactische toegankelijkheid te vergroten, zodat de spirituele, juridische en methodologische rijkdom van deze bronnen beter begrepen en toegepast kan worden binnen hedendaagse studie- en onderwijssituaties. Deze benadering sluit aan bij de onderwijstraditie van Ahl al-Sunnah waʾl-Jamāʿah, waarin kennisoverdracht gepaard gaat met spirituele verfijning en methodische zorgvuldigheid.
Sadaqāh, in de islamitische traditie, verwijst naar vrijwillige daden van liefdadigheid of het geven van aalmoezen. Het is een manier voor moslims om iets terug te doen voor hun gemeenschap en mensen in nood te helpen. Hier zijn enkele belangrijke punten over Sadaqāh:
- Definitie: Sadaqāh is een vorm van liefdadigheid die niet verplicht is, maar sterk wordt aangemoedigd. Het kan in verschillende vormen worden gegeven, zoals geld, voedsel of andere middelen.
- Beloningen: Het geven van Sadaqāh wordt als deugdzaam beschouwd en brengt spirituele beloningen met zich mee. Er wordt aangenomen dat het rijkdom zuivert en beschermt tegen calamiteiten.
- Soorten Sadaqāh:
- Algemeen Sadaqāh: Dit is de meest voorkomende vorm, waarbij individuen vrijelijk geven aan mensen in nood.
- Sadaqāh al-Fitr: Een verplichte liefdadigheid die wordt gegeven tijdens de maand Ramadān voor Eid al-Fitr. Het helpt het vasten te zuiveren en zorgt ervoor dat iedereen Eid kan vieren.
- Sadaqāh al-Jariyya: Voortdurende liefdadigheid, zoals het bouwen van een waterput of het ondersteunen van een onderwijsinstelling, die mensen blijft helpen, zelfs na de dood van de gever.
- Daden van vriendelijkheid: Sadaqāh is niet beperkt tot financiële donaties. Daden van vriendelijkheid, een glimlach of het helpen van iemand in nood worden ook beschouwd als vormen van Sadaqāh.
Onthoud dat zelfs een kleine daad van liefdadigheid een aanzienlijke impact kan hebben. Zoals onze geliefde Profeet Muhammad ﷺ zei: “Een glimlach is een Sadaqāh (liefdadigheid).”
Dus laten we vriendelijkheid en mededogen verspreiden!
Q&A Alahazrat
Vraagstuk
Wat zeggen de juristen over dit onderwerp: er is een gewoonte in onze regio, dat wanneer een calamiteit zich voordoet zoals cholera, pokken of hongersnood de bewoners van het gebied rijst, tarwe en geld te geven volgens hun capaciteit, koken het eten en geven een feest voor de islamitische Schriftgeleerden en religieuze personen en dan ook nog de bewoners de hele tijd met hen gegeten. Is het geven van deze maaltijd aan de bewoners van dat gebied al dan niet legaal? Wat is het Shari’ah uitspraak voor deze maaltijd?
Moge Allāh u belonen!
Moulvi Ahmedullah, discipel van Maulana Ahmed Hasan, Madrassa Faiz Aam 1312 Hijri/ 1894 n. Chr.
Beantwoording
Alle lof zij aan Allāh Taʿālā, die deze zegen heeft geschonken aan een groep broeders, en die een einde heeft gemaakt aan vernietiging door een bijeenkomst van vrienden en buren.
Zegeningen en salām zij aan de Middelaar – de Profeet Muḥammad ﷺ – de Verweerder van de oproep, de begunstiger van de gemeenschap, de remedie tegen calamiteiten, epidemieën, hongersnood en honger.
En zegeningen zij ook op zijn nakomelingen, metgezellen, de gemeenschap van moslims, en eveneens op ons. O Aanhankelijke en Barmhartige! Āmīn, Āmīn, Āmīn, o Heer! Āmīn!
Zoals vermeld in de vraag: het geven van voedsel en het nuttigen van maaltijden is wettig voor iedereen die is uitgenodigd – dus ook voor de bewoners. Dit wordt niet verboden door de islamitische wet.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Er is geen schuld op u of u nu eet gezamenlijk of afzonderlijk. ” Para 18, An-Noor, vers 6
Het verbieden van deze rechtmatige handeling is dus een uiting van onwetendheid en duisternis.
En ik zeg – moge Allāh ons leiden – dat deze handeling een remedie is voor vele maatschappelijke problemen. Want ook bedelaars en armen ontvangen deze maaltijd, en zelfs deugdzame personen, familieleden, vrienden, buren en autochtonen profiteren ervan. Deze praktijk bevat acht kwaliteiten die overeenkomen met het aantal poorten van het Paradijs: (1) Voortreffelijkheid van aalmoezen (sadaqāh), (2) Dienstbaarheid door deugdzame personen. (3) Vriendelijkheid jegens familieleden. (4) Sympathie voor buren. (5) Het behagen van de harten van moslims, in het bijzonder van de armen. (6) Het verstrekken van geliefd voedsel aan mensen. (7) Het organiseren van een feest voor moslimbroeders. (8) Het bijeenbrengen van moslims in een gezegende bijeenkomst – en wanneer dit alles gebeurt met een oprechte intentie, leidt het tot de tevredenheid van Allāh, vergeving van zonden en het afwenden van calamiteiten door Zijn Gebod.
Juridisch-theologische duiding Tangali: Deze tekst is een krachtige bevestiging van het beginsel dat maatschappelijke solidariteit in tijden van nood niet alleen toegestaan is, maar ook spiritueel verdienstelijk. De acht genoemde kwaliteiten zijn in lijn met fiqh-categorieën zoals: (1) Mustaḥabb: aanbevolen handelingen zoals het voeden van armen en het versterken van broederschap. (2) Sadaqāh jāriyah: doorlopende liefdadigheid die zegen brengt voor de gever en ontvanger. (3) Iḥsān ilā al-khalq: het tonen van goedheid aan de schepping, een kernwaarde in Sharīʿah.
Het is duidelijk, dat hongersnood, epidemieën en elke ramp gebeuren door zonden.
Allāh Ta’ālā zei: “En wat ellende bereikt u te wijten was aan wat jullie handen hebben verdiend, en Hij vergeeft veel.” Para 25, paragraaf 4, vers 30
Dus, bronnen van de redding, Allāh’s Welbehagen en Zijn Genade zijn ongetwijfeld de echte oplossing voor de calamiteiten. Luister nu met de leiding van Allāh om een Hadith.
Zestig ahadīth
Hadīth 1: Tirmidhī verklaarde deze ḥadīth als correct. Ibn Ḥibbān vermeldt in zijn Ṣaḥīḥ op gezag van Anas bin Mālik (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Sadaqāh dooft het vuur van de woede van Allāh Ta’ālā en voorkomt een slechte dood.”
Hadīth 2: Abū Yaʿlā en al-Bazzār vertellen op gezag van al-Ṣiddīq al-Akbar (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Red jezelf van het Hellevuur, al is het maar door het geven van een halve dadel in sadaqāh, want het helpt om fouten recht te zetten en voorkomt een slechte dood.”
Hadīth 3: Al-Ṭabarānī en Abū Bakr ibn Muqīm rapporteren in al-Juzʾ op gezag van ʿAmr ibn ʿAwf (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Zeker, de sadaqāh van een moslim verlengt zijn leven en voorkomt een slechte dood.”
Hadīth 4 en 5: Al-Ṭabarānī vermeldt in al-Kabīr op gezag van Rafāʿī ibn Mukassir Riḍwān (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Sadaqāh wist zonden uit en beschermt tegen een slechte dood.” Een andere ḥadīth is overgeleverd door Aḥmad, op gezag van Rafāʿī ibn Mukassir Riḍwān en Qazāʿī van Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhum), waarin de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Sadaqāh voorkomt een slechte dood.”
Hadīth 6: Imām ʿAbdullāh ibn al-Mubārak vermeldt in Kitāb al-Birr op gezag van Anas bin Mālik (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Zeker, Allāh blokkeert zeventig deuren van een slechte dood.”
Hadīth 7: Al-Ṭabarānī vermeldt in al-Kabīr op gezag van Rafāʿī ibn Khudayj (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Sadaqāh sluit zeventig deuren van het kwaad.”
Hadīth 8: Al-Khaṭīb vermeldt op gezag van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Sadaqāh voorkomt zeventig calamiteiten, waaronder melaatsheid en witte vlekken.”
Hadīth 9 en 10: Al-Ṭabarānī overlevert op gezag van Amīr al-Muʾminīn ʿAlī (raḍiyAllāhu ʿanhu) en al-Baihāqi op gezag van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Geef sadaqāh vroeg in de ochtend, want onheil komt niet samen met sadaqāh.”
Hadīth 11: Al-Daylamī rapporteert van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:
“Sadaqāh die in de ochtend wordt gegeven, voorkomt calamiteiten.”
Hadīth 12: Ibn ʿAsākir rapporteert van Jābir (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Sadaqāh weert ongeluk af.”
Hadīth 13: Ibn ʿAsākir overlevert van Jābir (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Herstel je relatie met Allāh Ta’ālā door Hem veelvuldig te gedenken en door zowel openlijk als in het geheim overvloedig sadaqāh te geven. Als je dat doet, ontvang je levensonderhoud en word je geholpen om onrechtvaardigheid recht te zetten.”
Hadīth 14–17: Al-Tirmidhī overlevert van Muʿādh ibn Jabal, en met kleine variaties in formulering overleveren ook Ibn Ḥibbān van Kaʿb ibn ʿUjrah, Abū Yaʿlā van Jābir, en Ibn al-Mubārak van ʿIkrimah (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Sadaqāh verbrandt zonden zoals water het vuur dooft.”
Hadīth 18: Al-Baihāqi in Shuʿab al-Īmān en Abū Nuʿaym in Ḥilyat al-Awliyāʾ verhalen van Abū Saʿīd al-Khuḍrī (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Profeet Muḥammad ﷺ zei: “De toestand van een moslim en zijn Īmān is als een paard dat met een touw in de wei is vastgebonden: het graast rondom, maar keert uiteindelijk terug naar zijn plek. Zo maakt een moslim fouten, maar keert terug naar zijn Īmān. Daarom voeden vrome mensen anderen en gedragen zij zich goed tegenover de moslims.”
Conclusie: Deze ḥadīth toont aan dat het voeden van vrome personen en goed gedrag jegens moslims een middel is tot zuivering van zonden.
Hadīth 19: Abū Yaʿlā vertelt van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Profeet ﷺ zei: “Zeker, Allāh verlengt het leven door goede daden en vriendelijkheid. Hij voorkomt een slechte dood en beschermt tegen angst en afkeer.”
Hadīth 20: Al-Bukhārī overlevert van Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Wie overvloedig levensonderhoud en geluk in rijkdom wenst, moet zijn familieleden goed behandelen.”
Hadīth 21–22: ʿAbdullāh ibn Imām Aḥmad in Zawāʾid al-Musnad, al-Bazzār en al-Ḥākim in al-Mustadrak overleveren van Amīr al-Muʾminīn ʿAlī (KarramAllāhu Ta’ālā Wajhah), en al-Ḥākim overlevert ook van ʿUqbah ibn ʿĀmir (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Wie lang wil leven, zijn levensonderhoud wil vergroten en een slechte dood wil vermijden, moet Allāh vrezen, familiebanden versterken en goed gedrag tonen.”
Hadīth 23: Al-Ṭabarānī overlevert van ʿAmr ibn Sahl (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Goed gedrag jegens naaste verwanten vergroot rijkdom, liefde en levensduur.”
Hadīth 24: Qazāʿī overlevert van Ibn Masʿūd (raḍiyAllāhu ʿanhu) – [de overlevering is onvolledig; bronvermelding of tekst ontbreekt].
Hadīth 25: Al-Ṭabarānī overlevert van Abū Bakr (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Zeker, vriendelijke betrekkingen brengen onmiddellijke beloning. Zelfs als familieleden zondig zijn, wordt hun rijkdom vermeerderd en hun status verhoogd door onderlinge vriendelijkheid.”
En in een andere ḥadīth: “Elke familie waarin de leden elkaar slecht behandelen, zal geen zegen kennen.”
Hadīth 26: Imām Aḥmad en al-Baihāqi in Shuʿab al-Īmān vertellen van Umm al-Muʾminīn ʿĀishah al-Ṣiddīqah (raḍiyAllāhu ʿanhā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Vriendelijkheid jegens verwanten, goede manieren en goed gedrag tegenover buren vergroten de bevolking van steden en verlengen het leven.”
Hadīth 27: Al-Ḥākim vertelt in al-Mustadrak van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Goede daden beschermen tegen een slechte dood, rampen en vernietiging. En degenen die in deze wereld goed doen, zullen het ook goed hebben in het Hiernamaals.”
Hadīth 28: Al-Ṭabarānī vertelt in al-Awsaṭ van Umm al-Muʾminīn Umm Salamah (raḍiyAllāhu ʿanhā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Sadaqāh is een waarborg tegen rampen en verborgen gevaren. Het dooft de woede van Allāh. Goed gedrag jegens familieleden brengt Allāhs zegen over het leven. Elk goed gedrag, jegens wie dan ook, is in wezen sadaqāh. Sommige mensen ontvangen Allāhs gunst in het Hiernamaals zoals zij bijdroegen aan anderen in deze wereld. En anderen – die kwaad deden – zullen in het Hiernamaals de gevolgen dragen. Zij die zich goed gedragen, zullen als eersten het Paradijs binnengaan.”
Hadīth 29: Al-Ṭabarānī in al-Kabīr en al-Wasīṭ vertelt van Sayyidunā Imām Ḥasan ibn ʿAlī (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei:“Zeker, het verblijden van het hart van een moslimbroeder is een daad die werkelijk tot jouw redding leidt.”
Hadīth 30: Al-Ṭabarānī in al-Kabīr en al-Wasīṭ vertelt van Ibn ʿAbbās (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Na de verplichte daden is er niets dierbaarder voor Allāh dan het verblijden van het hart van een moslim.”
Hadīth 31–33: Overgeleverd in al-Awsaṭ van Amīr al-Muʾminīn ʿUmar, en met variaties in formulering ook door Abū Shaykh in al-Thawāb en al-Asbahānī van Ibn ʿAbdullāh, en Ibn Abī al-Dunyā (raḍiyAllāhu ʿanhum) via enkele metgezellen van de Heilige Profeet ﷺ: “De meest voortreffelijke daad is het verblijden van het hart van een moslim. Dat betekent: hem kleden, zijn honger stillen of iets voor hem doen.”
Hadīth 34: ʿAqīl, al-Bazzār en al-Ṭabarānī in al-Kabīr vertellen van Abū al-Dardāʾ (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Als een moslim verlangt naar eten of drinken, en iemand geeft hem toevallig zijn favoriete ḥalāl gerecht of drank, dan zal Allāh hem vergeven.”
Hadīth 35: Al-Baihāqi overlevert van Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhumā) in Shuʿab al-Īmān dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Allāh Ta’ālā zal het Hellevuur verbieden voor degene die zijn moslimbroeder voedt met diens favoriete gerecht.”
Hadīth 36: Al-Ḥākim, al-Baihāqi en Abū Shaykh in al-Thawāb vertellen van Jābir (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Het voeden van een zondige moslim is zeker een daad van vrijgevigheid van Allāh.”
Hadīth 37–46: Deze reeks behoort tot een beroemde, weldadige en overvloedige ḥadīth. Overgeleverd door Imāms Abū Ḥanīfah, Aḥmad ibn Ḥanbal, ʿAbd al-Razzāq in al-Muṣannaf, al-Tirmidhī, al-Ṭabarānī, Ibn Mardawayh, Ibn Khuzaymah, al-Dārimī, al-Baghawī, Ibn Sakan, Abū Nuʿaym, Ibn Baṣṭah, Ibn Abī Shaybah, en anderen.
In deze ḥadīth, verbonden aan de Miʿrāj van de Profeet ﷺ, wordt vermeld dat Allāh Ta’ālā Zijn “palmen” tussen de schouders van de Profeet ﷺ plaatste als teken van Zijn Majesteit. De Profeet ﷺ zei: “Alles werd voor mij duidelijk en ik wist het.”
Een andere overlevering stelt dat hij alles wist wat zich tussen het Oosten en Westen bevindt. Imām Aḥmad Riḍā Khān vermeldt deze ḥadīth met variaties en duiding in zijn werk Sālāt al-Ṭul al-Muṣṭafā fī Maikūt Kull al-Warāʾ. De Profeet ﷺ zei:“Het verspreiden van salām, het voeden van mensen en het bidden in de nacht terwijl anderen slapen, zijn daden die je rang in het Hiernamaals verhogen.”
Hadīth 47: Al-Ḥākim overlevert van Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Profeet ﷺ zei: “Het voeden van mensen, het zeggen van salām en het bidden in de nacht terwijl anderen slapen, zijn daden die zonden doen verdwijnen.”
Hadīth 48: Al-Ṭabarānī in al-Kabīr, Abū Shaykh in al-Thawāb en al-Ḥākim in al-Ṣaḥīḥ, al-Baihāqi vertellen van Ibn ʿUmar (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Wie zijn moslimbroeder voedt en diens dorst lest, zal door Allāh Ta’ālā verwijderd worden van de zeven lagen van de Hel. Tussen elke laag is een afstand van vijfhonderd jaar reizen.”
Hadīth 49: Abū Shaykh overlevert van Imām al-Ḥasan al-Baṣrī (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Allāh, samen met Zijn Engelen, is trots op de dienaren die mensen voeden.”
Hadīth 50–51: Ibn Mājah overlevert van Ibn ʿAbbās en Ibn Abī al-Dunyā van Anas (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Voordelen en zegeningen bereiken het huis waarin voedsel aanwezig is sneller dan het mes de bult van een kameel kan bereiken.”
Hadīth 52: Al-Asbahānī overlevert van Umm al-Muʾminīn al-Ṣiddīqah (raḍiyAllāhu ʿanhā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Engelen zegenen en begroeten jullie zolang de tafel is klaargezet.”
Hadīth 53: Abū Shaykh vertelt van Abū al-Dardāʾ (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “De gast komt om zijn levensonderhoud te ontvangen en om de zonden van de gastheer te laten afbladeren.”
Hadīth 54: Abū Shaykh in al-Thawāb vertelt van Sayyidunā Imām al-Ḥasan al-Mujtabā (raḍiyAllāhu ʿanhumā). Dit is een mauqūf ḥadīth (toegeschreven aan de metgezel): “Ik geef de voorkeur aan een slok om mijn religieuze broeder te voeden boven het geven van honderd roepies aan een arme, want mijn religieuze broeder is mij dierbaarder.”
Hadīth 55: Ook een mauqūf ḥadīth, overgeleverd door Sayyidunā Amīr al-Muʾminīn ʿAlī al-Murtaḍā (KarramAllāhu Ta’ālā Wajhah):“Het bijeenbrengen van drie tot zes religieuze broeders voor een maaltijd is mij liever dan het bevrijden van een slaaf die ik net van de markt heb gekocht.”
Hadīth 56: Abū Dāwūd, Ibn Mājah en Ibn Ḥibbān vertellen van Wahshī ibn Ḥarb (raḍiyAllāhu ʿanhum): De metgezellen zeiden tegen de Profeet ﷺ dat zij aten maar niet verzadigd waren. Hij vroeg: “Eten jullie afzonderlijk of samen?” Zij antwoordden: “Afzonderlijk.” De Profeet ﷺ zei:
“Eet samen en noem de Naam van Allāh, dan zal er zegen zijn.”
Hadīth 57: Ibn Mājah en al-ʿAskarī in al-Mawāʿiẓ vertellen van Amīr al-Muʾminīn ʿUmar (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Eet samen en scheid niet, want de zegen van Allāh is met de groep.”
Hadīth 58: Al-Ṭabarānī in al-Kabīr en al-Baihāqi in Shuʿab al-Īmān vertellen van Salmān (raḍiyAllāhu ʿanhum) dat de Heilige Profeet ﷺ zei:“Zegen ligt in drie zaken: het bijeenbrengen van moslims, het eten van sareed (een gerecht) en het eten van sahūr (de maaltijd vóór zonsopgang tijdens Ramaḍān).”
Hadīth 59: Al-Bazzār overlevert van Samrah (raḍiyAllāhu ʿanhumā) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Het dieet van één persoon is voldoende voor twee, en de voeding van twee personen is voldoende voor vier. En de Hand van Allāh (Zijn bescherming) rust op de groep.”
Hadīth 60: Abū Yaʿlā, al-Ṭabarānī en Abū Shaykh vertellen van Jābir (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ zei:“Zeker, gezamenlijk gegeten voedsel is dierbaarder bij Allāh.”
Het is bewezen uit deze aḥādīth dat moslims die deelnemen aan deze praktijk met een oprechte intentie en zuivere daden, naar verwachting vijfentwintig voordelen zullen verkrijgen — door de Genade van Allāh Taʿālā en de beloning van de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ:
- Zij zullen gered worden van een kwaadaardige dood door Allāh Ta’ālā Gebod (Hadith 1, 2, 3, 4, 5, 6, 19, 21, 22, 27, 28: elf ahadīth). Zeventig deuren naar een kwaad dood zal worden afgesloten voor ze.
- Ze worden veroorzaakt op lange leven (Hadith 3, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 26, 28: negen ahadīth).
- Zij zullen in aantal toegenomen (hun bevolking zal worden verhoogd) (Hadith 25.) Deze drie voordelen zijn gerelateerd in het bijzonder voor epidemieën.
- Er zullen verhogingen van hun levensonderhoud en overvloed in hun rijkdom. (Hadith 13, 20, 21, 22, 23, 25: zes ahadīth). Ze zullen nooit een slechte geworden door de aanneming van deze praktijk. (Hadith 25).
- Ze krijgen deugd en zegeningen (Hadith 50, 51, 56, 57, 58: vijf ahadīth). Deze twee zijn gekoppeld aan de preventie van hongersnood.
- Calamiteiten en kwaad zal worden verwijderd (Hadith 7, 8, 9, 10, 11, 12, 27: zeven ahadīth). Het kwaad dood zal worden uitgesteld (Hadith 12); zeventig deuren van het kwaad zal worden afgesloten (Hadith 7) en zeventig soorten calamiteiten wordt verwijderd (Hadith 8).
- Hun stad wordt bevolkt (Hadith 26).
- Ellende zullen worden verwijderd (Hadith 13).
- Angst en wantrouwen zal verdwijnen en krijgen ze volle tevredenheid (Hadith 19).
- Allāh’s hulp zal hen begeleiden (Hadith 13, 59: twee ahadīth).
- Allāh’s overvloed zullen zeker bepaalde voor hen (Hadith 36).
- De Engelen zullen aanroepen van Allāh zegen op hen (Hadith 52).
- Zij zullen doen een daad voor de wil van Allāh. (Hadith 30, 31, 32, 33, 60: vijf ahadīth).
- Allāh’s woede zal verdwijnen van hen. (Hadith 1, 28).
- Hun zonde zal vergeven worden. (Hadith 4, 5, 14, 15, 16, 17, 18, 29, 34, 47. 53: elf ahadīth). De vergeving van Allāh Ta’ālā zal zeker bepaalde voor hen (Hadith 29). Het vuur van hun zonde zal worden uitgesteld. (Hadith 4, 5, 14, 15, 16, 17, 18, 29, 34, 47, 53: elf ahadīth). Deze ahadīth hebben betrekking op het voorkomen van honger en epidemieën en zijn nuttig in allerlei ziekten, rampen, behoeften waaraan moet worden voldaan, de zegen en geluk.
- Ze krijgen meer beloning van de Sadaqāh door te dienen religieuze personen. (Hadith 54).
- Zij zullen meer bereiken beloning dan door de bevrijding van een slaaf (Hadith 55).
- Hun slechte daden zullen worden gecorrigeerd (Hadith 2).
- Liefde en genegenheid die de bron van alle uitmuntendheid en deugd zal groeien onderling. (Hadith 23).
- Veel mensen zullen eten voor weinig geld, want als men eet afzonderlijk, is dubbel besteed. (Hadith 59). Over deze onderwerp, bestaan er vele ahadīth die heb ik niet vanwege de noodzaak het kort beschreven.
- Zij zullen verhoogd worden voor Allāh (Hadith 37 tot 46: tien ahadīth).
- Allāh zal trots op hen zijn in de aanwezigheid van de Engelen (Hadith 49).
- Zij zullen gered worden van de hel op de Dag van de Opstanding. (Hadith 2, 35, 48: drie ahadīth). Het Vuur van de Hel zal worden verboden voor hen. (Hadith 25).
- Zij zullen welvarend geworden met de gunst van Allāh in het Hiernamaals en dit is de grootste van al onze doelstellingen en wensen (Hadith 27, 28).
- Allāh het wil! Zij zullen in die gezegende groep die zal eerst het Paradijs binnengaan door de tussenkomst van het paar heilige schoenen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ (Zijn glans, de Helder, de Meester van de Wereld, de Vriendelijke Leider en de Gids) ﷺ. (Hadith 28).
Allāh is Groot!
Denk aan dit en prijs Allāh met lof!
Wat een veredeld, fijn, uitgebreid, voldoende, genezend, zuiver en volledig geneesmiddel is vervat in deze ene remedie — en hoeveel verfrissende winst brengt het met zich mee! En waarlijk, Allāh’s beloning is extreem, omvangrijk, groots, voortreffelijk en onbeperkt.
De ʿUlamāʾ vermelden verschillende middelen tot genezing en het afwenden van rampen.
Eén daarvan is als volgt: Wanneer een man zijn vrouw haar volledige bruidsschat – of een deel daarvan – betaalt, en zij hem vervolgens met een goed hart een deel daarvan schenkt als gift, dan koopt hij met dat bedrag honing en olijfolie. Vervolgens neemt hij een bord en schrijft daarop enkele verzen uit de Heilige Qurʾān, in het bijzonder Sūrah al-Fātiḥah en de Āyāt al-Shifāʾ. Daarna wast hij het bord met regenwater – en als dat niet beschikbaar is, met rivierwater – en mengt dit met een beetje honing en olijfolie. Wanneer hij dit mengsel vervolgens drinkt, zal hij – met de hulp van Allāh – genezen worden van elke ziekte. Want in deze handeling zijn vijf spirituele elementen verenigd: (1) Twee genezingen: de Heilige Qurʾān en de honing. (2) Twee zegeningen: het regenwater en de olijfolie. (3) Eén spirituele waarde: het met liefde geschonken deel van de bruidsschat – een gift van zuivere intentie.
Allāh Ta’ālā openbaart:
- “En Wij zenden in de koran dat hetgeen een geneesmiddel en genade voor de gelovigen.” Surah Bani Isrā’īl
- “In welke er genezing voor de mensen.” Surah An Nahl
- “En we neergezonden uit de hemel gezegend water.” Surah Qāf
- “De gezegende olijfboom.” Surah An-Noor
- “Als ze, geven van plezier hun eigen hart is terug iets voor u, dan eet het met smaak en plezier. ” Surah An-Nisā
Dit betekent dat Wij in de Qurʾān hebben neergezonden wat een genezing en genade is voor de gelovigen. En Wij zonden neer uit de hemel gezegend water, en noemden de olijfboom gezegend. En wanneer vrouwen uit eigen vrije wil en met een oprecht hart een deel van hun bruidsschat teruggeven, dan mag men daarvan eten met smaak, plezier en dankbaarheid.
Ḥazrat Amīr al-Muʾminīn, Maulā al-Muslimīn ʿAlī al-Murtaḍā (KarramAllāhu Ta’ālā Wajhah) en Ḥazrat Sayyidunā ʿAwf ibn Mālik al-Ashjaʿī (raḍiyAllāhu ʿanhu) hebben ons begeleid in deze gezegende methoden.
Ibn Abī Ḥātim overlevert in zijn Tafsīr van Ḥazrat Mawlā Mī (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat hij zei:
“Wanneer iemand van jullie ziek is, laat hij een dirham schenken aan zijn vrouw uit haar bruidsschat. Laat zij hem dit met instemming teruggeven. Laat hij daarmee honing kopen, en met regenwater mengen, en het vervolgens drinken met smaak, plezier en vertrouwen op Allāh.” En hij zei ook: “Wanneer iemand van jullie genezing verlangt, laat hij Qurʾānverzen op een bord schrijven – in het bijzonder Āyāt al-Shifāʾ – en deze afwassen met regenwater. Laat hij vervolgens met toestemming van zijn vrouw een dirham uit haar bruidsschat nemen, daarmee honing kopen, dit mengen met het water en het drinken. Waarlijk, daarin is genezing.”
Allāmah al-Zurqānī vermeldt in zijn Sharḥ al-Mawāhib dat ʿAwf ibn Mālik al-Ashjaʿī (raḍiy-Allāhu ʿanhu) ziek werd. Hij zei tegen zijn metgezellen: “Breng het water waarover Allāh Ta’ālā heeft gezegd: ‘Wij zonden gezegend water neer uit de hemel.’” Daarna vroeg hij hen om honing te brengen en reciteerde het vers: “Daarin is genezing voor de mensen.” Vervolgens vroeg hij om olijfolie en reciteerde het vers: “Van een gezegende boom, een olijfboom…”. Hij mengde deze ingrediënten, dronk het, en bereikte genezing.
Deze genezende methode is alleen effectief wanneer het verzamelen van deze elementen Sharʿī toegestaan en spiritueel winstgevend is. Het beste voorbeeld hiervan is beschreven door Hazrat ʿAbdullāh ibn al-Mubārak, de discipel van Imām al-Aʿẓam Abū Ḥanīfah (raḍiy-Allāhu ʿanhumā), en het is glorieus bevestigd in een visioen van de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ.
Aw bin Ḥusayn bin Shaqīq vertelt: Een man vroeg in zijn aanwezigheid aan Ibn al-Mubārak: “O Abū ʿAbd al-Raḥmān, ik lijd al zeven jaar aan een etterende zwelling op mijn knie. Ik heb vele artsen geraadpleegd, maar zonder verlichting.” Ibn al-Mubārak antwoordde: “Ga naar een plek waar mensen water nodig hebben. Graaf daar een put. Ik hoop dat er een bron zal ontspringen, en dat jouw bloeding zal stoppen.” De man deed dit — en hij werd genezen.
Imām al-Baihāqi overlevert dit voorval van Mi (bin ʿAw bin Ḥusayn bin Shaqīq), die het hoorde van Ibn al-Mubārak. Een andere man vroeg hem hierover, en hij bevestigde het verhaal.
Imām al-Baihāqi vertelt ook over zijn eigen leraar Abū ʿAbdullāh al-Ḥākim (de auteur van al-Mustadrak), die leed aan een etterende zwelling op zijn gezicht. Hij probeerde verschillende geneesmiddelen, maar vond geen verlichting — en bleef in deze toestand ongeveer een jaar.
Op een vrijdag vroeg hij zijn leraar Abū ʿUthmān al-Ṣābūnī (Raḥmatullāhi ʿalayh) om duʿāʾ voor hem te verrichten. Hij deed dat, en het publiek zei overvloedig “Āmīn”.
De volgende vrijdag gooide een vrouw een brief in de bijeenkomst. Daarin stond dat zij die nacht had gebeden tot Allāh Ta’ālā voor het herstel van Abū ʿAbdullāh al-Ḥākim. In haar droom had zij de eer om de Heilige Profeet ﷺ te ontmoeten, en hij beval haar om aan Abū ʿAbdullāh te zeggen dat hij water moest verstrekken aan de moslims.
Imām al-Baihāqi bracht deze brief naar zijn leraar. Abū ʿAbdullāh gaf opdracht om een waterreservoir te bouwen bij zijn deur. Toen het voltooid was, vulde hij het met water en ijs, en de mensen begonnen ervan te drinken.
Nog vóór het einde van de week begon hij te genezen. De zwelling verdween, en zijn gezicht werd schoner dan voorheen. Hij leefde daarna nog vele jaren.
In dit alles dienen moslims enkele punten als verplicht te beschouwen, zodat zij kunnen slagen in deze wereld en in het Hiernamaals — en deze prachtige winst kunnen behalen.
De intentie moet zuiver zijn, want de mens is slechts de vrucht van zijn voornemen. Alleen dan zal hij de beloning bereiken. Wie een goede daad verricht met een slechte intentie, zal daar geen nut van ondervinden. Handelingen zijn afhankelijk van intentie (al-aʿmāl bi al-niyyāt), dus het is noodzakelijk om geen hypocrisie te tonen of slechte bedoelingen toe te laten. Anders zal men in plaats van winst slechts verlies oogsten. Moge Allāh ons allen beschermen!
Stel de intentie niet beperkt of abrupt vast, want een goede daad kan meerdere nobele bedoelingen omvatten. Als iemand slechts één van die bedoelingen nastreeft, zal hij ook slechts voor die ene worden beloond. Maar wie alle bedoelingen omvat, verkrijgt de volledige beloning.
Zelfs zonder extra handelingen, kan een zuivere intentie tienvoudige beloning brengen. Hoe dwaas is het dan om slechts één intentie te hebben en schade te lijden zonder reden?
Wij hebben hierboven al benoemd hoeveel intenties in deze handeling kunnen worden opgenomen: sadaqāh aan de armen, dienstbaarheid aan deugdzame personen, vriendelijkheid jegens familieleden, en goed gedrag jegens buren. Wie slechts één van deze bedoelingen nastreeft, is als iemand die slechts de schil van een vrucht neemt en de pulp laat liggen.
Streef naar maximale zuiverheid in je rijkdom, want Allāh Ta’ālā is heilig en accepteert alleen het zuivere. Al-Bukhārī, Muslim, al-Nasā’ī, al-Tirmidhī, Ibn Mājah en Ibn Khuzaymah overleveren van Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhu) dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Allāh accepteert slechts het zuivere.”
Ibn ʿAbbās (raḍiyAllāhu ʿanhumā) bevestigt dit eveneens. Dit brengt verdriet voor degenen die onzuivere rijkdom bezitten, want hun sadaqāh, Fātiḥah (gebed voor overledenen), niyyāz (offering) enzovoort worden niet geaccepteerd. Moge Allāh ons allen beschermen!
Pas op! Nodig niet alleen de welgestelden uit en negeer de armen, die juist het meest behoefte hebben aan dit feest. Hen negeren is hen kwellen en hun hart breken — Allāh verhoede! Het breken van het hart van een moslim is een ramp die alle goede daden tot as kan maken.
De Heilige Profeet ﷺ heeft gezegd: “Het slechtste feest is dat van de walīmah (bruiloft), waarbij de armen worden uitgesloten en de welgestelden worden uitgenodigd.” Muslim, overgeleverd van Abū Hurayrah
Al-Ṭabarānī in al-Kabīr en al-Daylamī in Musnad al-Firdaws vertellen van Ibn ʿAbbās (raḍiyAllāhu ʿanhu): “De armen worden beroofd van het feest, terwijl de welgestelden worden uitgenodigd.”
Als de armen komen, moeten zij met gastvrijheid worden behandeld. Zij mogen niet als verplichting worden gezien, maar als zegen — want zij brengen hun levensonderhoud en zuiveren onze zonden. Behandel hen niet op een manier die hen beledigt, kwetst of ongemakkelijk maakt — in uitnodiging, etiquette of voeding. Sadaqāh wordt tenietgedaan door het herinneren aan de gunst en het kwetsen van harten.
Juridisch-theologische duiding Tangali: Deze tekst verenigt de kernprincipes van (1) Al-aʿmāl bi al-niyyāt: handelingen zijn afhankelijk van intentie (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, ḥadīth 1). (2) Ṣafāʾ al-māl: zuiverheid van bezit is een voorwaarde voor acceptatie van daden. (3) Ḥuqūq al-fuqarāʾ: rechten van de armen in sociale bijeenkomsten. (4) Adāb al-daʿwah: etiquette van uitnodiging en gastvrijheid.
Allāh Ta’ālā zegt: “Degenen die hun rijkdom uitgeven op de Weg van Allāh, en daarna geen grootspraak houden over de gunsten die zij hebben verleend, noch schade berokkenen — hun beloning is bij hun Heer, en zij zullen geen angst kennen, noch verdriet. Een vriendelijk woord en vergeving zijn beter dan liefdadigheid die gevolgd wordt door kwetsing. Allāh is Onafhankelijk en Meest Genadevol. O gelovigen! Maak jullie goede daden niet waardeloos door het herinneren aan jullie gunsten en het kwetsen van mensen — zoals degene die zijn rijkdom uitgaf om indruk te maken op anderen.” Surah al-Baqarah, āyāt 262–264, Para 3
Moge Allāh ons beschermen!
Deze daad van liefdadigheid moet niet slechts eenmalig worden verricht, maar herhaaldelijk worden uitgevoerd — zodat de bedelaars en armen er herhaaldelijk van profiteren. Zo zal lichamelijke én geestelijke genade, zegen, voorspoed en geluk u bereiken — vooral in tijden van hongersnood.
Moge Allāh ons beschermen!
Zolang de hongersnood voortduurt, is het dagelijks verrichten van deze daad een goede gewoonte. Het zorgt voor de armen en behoeftigen, en uw voedsel zal ook voor hen voldoende zijn. Uw ziel zal zich niet belast voelen door het delen van voedsel, want het voeden van honderd personen zal — door barakah — voldoende blijken voor tweehonderd. Ḥazrat Sayyidunā Amīr al-Muʾminīn ʿUmar al-Fārūq al-Aʿẓam (raḍiyAllāhu ʿanhu) had deze intentie tijdens een periode van algemene hongersnood, geleid door de hulp en leiding van Allāh Ta’ālā op het Rechte Pad.
