Qadiyani Dharm

Faqīh-e-Islam Mufti-e-Azam Europe Amīn-e-Shari’at Bihar Hazrat Allama Mufti Abdul Wajīd Qadri (Alayhir Rahmah)

Introductie

Door Mufakkir-e-Islam Hazrat Allāma Mohammed Qamruzzaman Sāhib Azmi, Khatib-e-Azam Europe, General Secretary World Islamic Mission.

Allāh’s naam zij het begin, de Barmhartige, de Genadevolle.

In 1857 hebben Ulema een Fatwa uitgesproken voor een Jihad tegen de Engelsen in India en hebben de moslims voorbereid de onderdrukkers en misdadigers uit het land verjagen en de heerschappij over te nemen. De Jihad was toen om politieke redenen niet gelukt. De Engelsen werden ook Sufet Samraj. Deze Engelsen dachten, als de moslimgemeenschap zich achter de Ulema gaat opstellen zij zeker zouden slagen in het verjagen van hen en daardoor de heerschappij konden overnemen. Daarom begonnen zij binnen de moslimgemeenschap een concentratie te vormen, die hun programma zouden uitvoeren. De nieuwe groep (Firqa) die hierdoor was ontstaan moest hun opdrachten uitvoeren. Binnen de verschillende Firqa‘s is de bedrieglijkste de Qadiyani Firqa. De stichter (Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani) van deze Firqa had afstand genomen van de moslimgemeenschap, die een unanimiteit[1] vormden. Niet alleen dat hij de mogelijkheid van een nieuwe Profeetambt had verkondigd, maar hij had zichzelf als Profeet geïntroduceerd. Hij had over de vorige Profeten vóór de komst van onze Heilige Profeet Mohammed ﷺ afschuwelijke woorden gesproken, en in het bijzonder over Hazrat Isa (alayhis salām) en zijn moeder. Zelfs ging hij zover, dat hij het Profeetambt van Hazrat Isa heeft ontkende en zichzelf als de verwachtte Hazrat Isa (als Ummat van onze Profeet Mohammed ﷺ) aankondigde. Deze zichzelf aangekondigde valse Profeet heeft alle Heilige Qur’ān verzen verworpen waarop al ruim 1400 jaar alle Ulema een eenstemmigheid vormt.

Bovendien heeft hij naast de Dawa-e-Nabuwat ook de Jihad, in overeenstemming met de Heilige Qur’ān instructies, verworpen. Hij heeft de heerschappij van de Engelsen als een schaduw van Allāh gezien, met andere woorden een gunst van Allāh. Ook heeft hij met hen samen de islamitische Jihad een ongeoorloofde oorlog verklaard. Hij heeft zichzelf bijzonder hooggewaardeerd gevoeld door een vertrouweling van de Engelsen te worden. Daarom hebben alle volkeren van Europa, voornamelijk van Engeland, hem geholpen om zijn misdaden te begaan. Om zijn uitgezette zaad een groot draagvlak te geven heeft hij allerlei hulp van anderen aanvaard.

Voor de onafhankelijkheid van India had de regering de mensen die Qadiyani waren geworden hoge ambten gegeven, daarnaast hadden zij in Pakistan eveneens hoge posities gekregen zoals minister van Buitenlandse Zaken. De reden hiervan was om op deze wijze over de wijde wereld de Qadiyani Dharm te verspreiden. Zelfs werd een Qadiyani benoemd tot rechter van het Internationaal Gerechtshof, zodat hij op basis van zijn macht de Qadiyani Dharm kon helpen verspreiden.

Ulema-e-Islam, waaronder in het bijzonder Mujaddid-e-Islam Alahazrat Imām Shah Ahmad Raza Khan (radi Allāhu anhu) heeft in zijn boek deze ongelovige activiteiten beschreven en eveneens het uit de Islam treden van hen. Alahazrat had toen een team samengesteld, dat de ongelovige Firqa’s met wortel en al moest uitroeien en in het bijzonder de Qadiyani Firqa.

Allāh zij dank! Daar waar de Ulema-e-Ahle Sunnat haar intrede heeft gedaan, daar heeft de Qadiyani Firqa hun sporen niet kunnen inwortelen. In afgelegen gebieden van India, Pakistan, Afrika en Zuid-Amerika hebben zij op een misdadige wijze de mensen in hun valse Qadiyani Dharm ingewijd. Op deze wijze heeft deze Firqa geprobeerd zich te doen voorkomen alsof zij in de wijde wereld zijn verspreid.

Tijdens het leven van Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani heeft Hazrat Shah Mohammed Abdul Aleem Siddiqui (Alayhir Rahmah) en zijn studenten, maar ook Hazrat Pīr Syed Mehr Ali (Alayhir Rahmah) en Hazrat Pīr Sayyid Jamaat Ali Shah (Alayhir Rahmah) bewezen dat Mirza Ghulām Qadiyani een leugenaar is. De Musailma van Qadiyan (eerste persoon die zich als nieuwe Profeet heeft aangekondigd) heeft namelijk Mirza Ghulām Qadiyani uitgedaagd voor een debat, maar hij heeft niet gedurfd te verschijnen. Uiteindelijk is Mirza getroffen door een vreselijke dood. Moge Allāh’s vloek op hem rusten. Amien!

In het Assemblee van Pakistan zijn in 1972 door de Ulema waaronder Qaid-e-Ahle Sunnat Maulana Shah Ahmad Noorani Siddiqui, Hazrat Mujāhid-e-Millat Maulana Abdus Sattar Khan Niazi, Hazrat Allama Mustafa Azhari (zoon van Hazrat Sadrus Shariah) en Professor Shah Farid-ul-Haq de Qadiyani als ongelovigen verklaart. Maar het besluit van de Assemblee is jammer genoeg niet in de wereld verspreid. In 1975 had World Islamic Mission voorbereidingen getroffen om dit besluit te verspreiden in de wereld. Qaid-e-Ahle Sunnat Maulana Shah Ahmad Noorani Siddiqui, Hazrat Mujāhid-e-Millat Maulana Abdus Sattar Khan Niazi, Hazrat Allama Arshad-ul-Qadri en Professor Shah Farid-ul-Haq hadden een missie reis gemaakt door Europa, Afrika, Noord- en Zuid Amerika en aldaar aan de moslimgemeenschap de leugenaar (Mirza Ghulām Qadiyani) onthuld.

Getroffen door de wet van 1972 zijn de Qadiyani van Pakistan onder de paraplu van de Europeanen naar het Westen gekomen. Zij hebben zich gevestigd in onder andere Duitsland, Frankrijk, België, Nederland en Engeland met als hoofdkwartier Londen. AMTV heeft voor de verspreiding van de Qadiyani Dharm gebruik gemaakt van de televisie om 24 uur per etmaal Qadiyani programma’s uit te zenden. Hun activiteiten zijn voor de Moslimgemeenschap van het Westen zeer gevaarlijk, omdat de Qadiyani Fitnah niet alleen lokaal actief is, maar ook via de satelliet televisiebeelden, wereldwijd, in de huiskamer brengt. Hazrat Allama Maulana Mufti Abdul Wajīd Qadri Zid-e-Majdahu heeft de uitbreiding van de Qadiyani via deze media tijdig opgemerkt. Hij heeft gedacht, indien de verspreiding van de Qadiyani Dharm via televisie niet wordt stop gezet, zal de jongere generatie van Moslimgemeenschap, die niet in voldoende mate bekend is met de Khatm-e-Nabuwat kunnen worden misleid.

Ulema-e-Islam, bespreken de Qadiyani problemen in moskeeën, maar hun boodschap bereikt jammer genoeg niet alle moslims. Daarom is het noodzakelijk dat ook via literatuur alle moslims op de hoogte worden gebracht van de grote leugenaar en valse Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani. Dit boek “Qadiyani Dharm” is juist daarom geschreven. Hazrat Mufti Sāhib Qiblah heeft in dit boek de gedachte, de valse overtuiging en wantrouwen van deze mensen beschreven. Zijn schrijfstijl en het gebruikte taalniveau (van de Urdu versie) zijn zodanig, dat een ieder het geschrevene kan begrijpen en zijn voordeel mee doen.

Het is noodzakelijk dat dit boek naast Urdu en het Nederlands ook in het Engels en andere Europese talen wordt vertaald, zodat alle moslims deze boodschap kunnen ontvangen. Moge Allāh Hazrat Maulana Mufti Sāhib in zijn streven belonen en zijn boodschap de moslims doen bereiken. Amien!

Mohammed Qamruzzaman Azmi

Kalimāt Noorani

Inleiding door Qaid-e-Ahle Sunnat Hazrat Allama Shah Ahmad Noorani Siddiqui (Alayhir Rahmah)

Alle lof aan Allāh Ta’ālā en naat van de Profeet ﷺ

De Islamitische missie van Hazrat-e-Muhtaram Fāzil Jaleel Maulana Allama Mufti Abdul Wajīd Sāhib Qadri Zid-e-Majdahu is niet onbekend bij de moslims. De boeken van Hazrat Mufti Sāhib onder de moslims genieten grote bekendheid. Moge Allāh hem daarvoor bijzonder belonen. Zijn nieuwe boek, Qadiyani Dharm, waarin Mirza Ghulām Kazzāb (leugenaar die onzin verkondigd en zelf een godsdienst heeft bedacht) staan de activiteiten gedetailleerd beschreven in de vorm van vraag en antwoord. Dit boek met bewijsvoering is heel makkelijk te lezen en te begrijpen. Hazrat Mufti Sāhib is het waard om geprezen te worden, omdat hij de ontwikkelingen van de actuele tijd heeft bestudeerd en zich daarop heeft gericht om een halt toe te roepen aan de Qadiyani Dharm verspreiding. De aanhangers van Mirza Qadiyani Kazzāb vertonen zich op een aantal plaatsen en proberen bescheiden moslims te misleiden. Hazrat Mufti Sāhib heeft hun voorstelling publiekelijk beschreven. Wat op dit moment noodzakelijk was heeft hij gedaan. Moge Allāh hem daarvoor bijzonder belonen en ons allen zegenen om het voordeel te trekken uit dit boek. Amien!

Faqir Shah Ahmad Noorani as Siddiqui Gofirelahu

Voorwoord

Bi-ismihi Ta’ālā[2]

Tegen het eind van de 13e Hijri en het begin van de 14e Hijri zijn veel Firqa’s in Hindoestaan onder de naam Islam ontstaan zoals Wahhābi, Tjakralwisme (Ahle Heilige Qur’ān), Deobandi en Qadiyani. Achter al deze groepen waren de vijanden van de Islam als beschermheren. Dit feit is bij de meeste ontwikkelde moslims bekend.

Door het ontstaan van deze groepen zijn van Bare Sagir (India, Pakistan, Bangladesh) Ulema-e-Kirām, Mufti-yaan-e-Islam, Mashā’ikh-e-Islam en andere vooraanstaande geleerden begonnen op grond van hun kennis in woord en geschrift deze mensen te bestrijden. Hierdoor hebben deze geleerden de valse (moslim) masker van die groepen onthuld en hun ware gezicht getoond aan de Moslimgemeenschap. (Moge Allāh deze geleerden namens de moslims goed belonen).

Toen zij in hun ware verschijningsvorm niet meer waardig waren om voor de moslims te verschijnen, hadden zij het Hanafi, Shafi’ī, Hanbali, Qadri en Naqshbandī gewaad opgezet. Echter, Allama Fazle Rasool Badayouni, Allama Fazle Haq Kheyrabādi, Mufti Sadruddin Azurda Dehlvi, Allama Shah Magsussulla Muhaddith Dehlvi, Maulana Munawwaruddin Dehlvi, Maulana Shah Ahmad Said Mujaddid Dehlvi en Maulana Khairuddin Dehlvi (vader van Aboel Qalam Azaad) en andere geleerden, en op het laatst Mujaddid-e-Azam Imām Shah Ahmad Raza Khan Fāzil-e-Bareilly, Allama Sayyid Shah Mehr Ali, Allama Syed Shah Jamaat Ali en Maulana Syed Naimuddin Murādabadi en andere hadden al die ongelovigen in het openbaar onthult, waardoor die sekteleden zich genoodzaakt voelden van gewaad te veranderen.

Ik zeg niet, dat al die ongelovige groepen niet meer bestaan en dat moslims door hun kwaadwillige voorstelling als moslim zijn beschermd. Neen, absoluut niet! Edoch, tot op heden bestaan zij en proberen om moslims in hun valse overtuiging te strikken. Uit die groepen is de meest sluwe en kwaadwillige groep, de Qadiyani Firqa. Omdat zij de hulp van de vijanden van de Islam krijgen en worden ondersteund. Daarom is deze groep uit Bare Sagir en Nepal vertrokken naar Europa, Afrika en Amerika om daar hun valse overtuiging en kwaadwillige activiteiten te ontplooien en te verspreiden.

Enkele moslims uit Turkije, Suriname, Marokko en Indonesië die geëmigreerd waren naar Europa en Amerika zijn in deze moderne samenleving beïnvloedt en een aantal moslims hebben meningsverschillen onderling. In die tijd waren ook duizenden Qadiyani geëmigreerd en hadden zij onder de naam Ahmadiya hun Firqa gevormd. Vele Qadiyani zijn op eigen wijze begonnen de door Mirza Qadiyani bedachte gods­dienst te verkondigen. De vloek die op de Qadiyani in Bare Sagir heerste is met hen meegekomen naar Europa, Afrika en Amerika. De ware Islamitische geloofsbelijdenis zijn zij begonnen te veranderen. De jonge moslim generatie begon zich af te vragen wat juist is en wat vals. Voor hen is het herkennen van het verschil tussen Islam en Qadiyani een groot probleem geworden. Daarnaast hebben andere ongelovigen in Europa, Afrika en Amerika boeken van de Qadiyani gelezen en hebben zij afstand genomen van de Islam. Met andere woorden zij begonnen de moslims (Ahle Sunnat) fundamentalisten te noemen. Daarom is het noodzakelijk dat de Ulema-e-Islam en andere islamitische geleerden in Europa, Afrika en Amerika proberen de negatieve gedachte over de moslims bij de ongelovige autochtonen weg te nemen.

Allāh zij dank, dat ook in deze landen vele organisaties van moslims deze taak op zich hebben genomen. Zij publiceren posters, boekjes, nieuwsbrieven en andere literatuur en verkondigen de juiste Islam via radio en televisie, waaruit onze jonge generatie lering trekken en afstand nemen van Qadiyani. Desondanks, denken de andere ongelovigen dat de moslims de Qadiyani lastig vallen. Uit medelijden bieden zij daarom hulp aan de Qadiyani. Dus is het noodzakelijk, dat ook zij worden geïnformeerd over het ongeloof en valse overtuiging van de Qadiyani. Ook moet hen verteld worden dat de Qadiyani geen recht hebben op hulp, omdat zij de grootste vijanden zijn van Hazrat Musā (Mozes) en Hazrat Isa (Jezus). Dat is de reden waarom de Ulema van de Islam hen als ongelovigen hebben verklaard. Zij zijn geen moslims noch verspreiden zij islamitische literatuur.

Dit boek “Qadiyani Dharm” dat voor u ligt heb ik geprobeerd in eenvoudige taal in vraag en antwoord vorm voor u te schrijven, zodat u en de jongere generatie kunnen weten, dat Qadiyani een bedrieglijke en valse Firqa is die de Islamitische overtuiging beschadigt. Ook brengen zij de Islam bij de andere ongelovigen te schande.

Dua (smeekbede) is dat Allāh dit eenvoudige streven van mij accepteert, ons beschermd tegen de Qadiyani en dat Allāh dit boek voor de lezers een middel maakt om het verschil tussen Haq (waarheid) en Bātil (valsheid) te herkennen. Amien! Amien!

Yā Rabbil Alemīn! Wa sallallāhu Ta’ālā a’la khatemin Nabiyyin Sayyidena Mohammedin wa a’la alayhi wa ashaabihi ajma’in.

Abdul Wajīd Qadri Gofirelahu

29 Ramadan 1420 Hijri, Azimabad Patna, 7 januari 2000, Edara-e-Sharia Bihar


  • [1] Dat de Heilige Profeet Mohammed ﷺ de laatste Profeet is der Profeten (Khatme-e-Nubuwwah)
  • [2] Allāh’s naam zij het begin
Eerste bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāh

Wa alaikum salām

Wat leert de Islam ons over Allāh?

De Islam leert ons dat Allāh de Eenheid zelf is. Dat wil zeggen ondeelbaar. Allāh heeft geen verwanten noch deelgenoten. Allāh is altijd alleen geweest en zal altijd alleen blijven. Hij bezit alle eigenschappen en is vrij van alle zonden. Allāh heeft alles geschapen en Hij is de Heerser over alles. Niemand is naast Allāh het waard aanbeden te worden.

Wat zegt de Islam over engelen?

Allāh heeft Engelen geschapen uit licht. Zij zijn noch man noch vrouw. Zij hebben geen behoefte aan eten en drinken, zijn vroom (geen zonden) en zijn niet in staat om enige zonde te begaan. Zij zijn eeuwig bezig datgene te doen waar zij voor geschapen zijn. Allāh’s opdrachten weigeren zij nooit. Er zijn vier bekende engelen, Hazrat Jibra’il, Hazrat Micaël, Hazrat Israfīl en Hazrat Izraïl (alayhimussalātu wa salām). Deze vier engelen zijn de leiders en Profeten van de overige engelen. Engelen zijn ontelbaar, waarvan het aantal niet bekend is.

Wat vertelt de Islam ons over de Geschriften?

De Geschriften die Allāh via Hazrat Jibra’il, aan de prominente Profeten (Rasools) heeft geopenbaard worden Qutub-e- Asmāni genoemd. Geschriften die Allāh aan de overige Profeten (Nabi’s) heeft geopenbaard worden Sahā-e-fi Asmāni genoemd. Alle Geschriften die Allāh op Zijn Nabi’s en Rasools heeft geopenbaard zijn allen de Waarheid. Asmāni Sahīfa zijn ontelbaar, waarvan het aantal niet bekend is. Edoch, er zijn vier (grote) Geschriften die aan de vier bekende Profeten zijn geopenbaard. Deze Geschriften zijn Taurah aan Hazrat Musā, Zaboor aan Hazrat Dawood, Injīl aan Hazrat Isa en de Heilige Qur’ān aan de laatste Profeet Mohammed ﷺ der Profeten.

Bestaan alle Goddelijke Geschriften tot op heden nog in hun authentieke vorm?

Hedendaags zijn de Geschriften Taurah, Zaboor en Injīl niet meer in hun zuivere vorm, met andere woorden in de taal waarin zij zijn neergezonden. Wel zijn enkele vertalingen van die Geschriften in minimale vorm te verkrijgen waarin de mensen min of meer zelf wijzigingen hebben aangebracht. De Geboden van die drie originele Geschriften zijn in overeenkomstige vorm terug te vinden in de Heilige Qur’ān en die zijn foutloos, omdat in Allāh’s Geschriften geen verschil kan voorkomen.

Zijn in de Heilige Qur’ān ook wijzigingen aangebracht?

Neen, de Geboden van de Heilige Qur’ān zijn noch in letter noch in woord gewijzigd en zullen tot de Dag des Oordeels niet wijzigen. Allāh heeft zelf het toezicht op Zich genomen. Wel hebben de Firqa’s Qadiyani, Bahaïs en andere ongelovigen geprobeerd om de Heilige Qur’ān verzen anders te interpreteren. De Schriftgeleerden van de Heilige Qur’ān hebben methodieken ontwikkeld om de Heilige Qur’ān te vertalen en te interpreteren, waardoor nu van de verzen absoluut geen andere uitleg meer gegeven kan worden.

Welke waardigheid van de andere Profeten leert de Islam aan de moslims?

De Profeten zijn gestuurd om de mensen op het Rechte Pad te leiden en hen te helpen. Daarom moeten de moslims alle Profeten met hart en ziel erkennen (Imān); zij zijn vromer dan alle mensen. Alles wat deze Profeten van Allāh voor de mens hebben meegebracht, daarop moeten de moslims geloofsovertuiging betuigen. Ook moeten de mensen hun bevelen opvolgen.

Is er enige verschil tussen de Profeten?

Neen. Binnen de kaders van het Profeetambt zijn alle Profeten gelijkwaardig. In de Heilige Qur’ān[1] staat: “de gelovigen zeggen, dat zij met hart en ziel geloven in Allāh, de Engelen, de Geschriften en de Profeten en getuigen, dat zij geen verschil zullen maken tussen de Profeten”. Op grond van dit vers is bewezen, dat het maken van verschil tussen de Profeten indruist tegen het principe van het geloof (Imān). Daarom zal geen enkele gelovige enige verschil uitmaken tussen de Profeten en hun Profeetambt. Alleen Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani zegt, dat van bepaalde Profeten het Profeetambt waar is en dat op bepaalde Profeten de schaduw (Ziele) van het Profeetambt rust en dat van bepaalde Profeten de ziel na het overlijden zich in het lichaam van een ander verplaatst (Barozi).

Zijn de Profeten in gradatie en aanzien gelijkwaardig?

Neen. In gradatie en aanzien zijn de Profeten niet gelijkwaardig, maar op grond van bepaalde eigenschappen en bijzondere hoedanigheden hebben zij enige verschil onderling. Dit kleine verschil heeft Allāh zelf toegekend. Daarom staat in de Heilige Qur’ān een vers[2] met de vertaling “dit is de groep van Profeten, waarbij Wij de Profeten onderling in positie hebben ingedeeld. Met enkele onder hen heeft Allāh gesproken, en onder hen zijn een aantal die Wij behoorlijk verheven hebben”.

Met dit vers is duidelijk geworden, dat zij allen Profeten zijn. Allāh heeft hen op grond van hun eigenschappen onderling in positie verheven. De gelovigen hebben daarom de overtuiging, dat de Profeten onderling in hun Profeetambt op grond van hun eigenschappen onderling in aanzien zijn ingedeeld, anderzijds is er geen verschil in het zijn van een Nabi of Rasool.

Hoeveel Profeten zijn op de wereld geweest?

Het gissen van het aantal van de Profeten (alayhimussalātu wa salām) is niet toegestaan, omdat het aantal verschillend is gerapporteerd in de Ahadīth. Indien wij het aantal Profeten schatten of bepalen, bestaat de mogelijkheid dat wij een Profeet vergeten of het totaal aantal Profeten vermeerderen. Dit is in het Licht van de Islam Kufr (ongelovig). Daarom moeten wij om ons geloof (Imān) te beschermen geloven in alle Profeten. Het doet er niet toe of hun namen in de Heilige Qur’ān of Ahadīth is gememoreerd. Van degenen wiens namen (Profeetambt) niet in de Heilige Qur’ān of in de Sahīh Hadith voorkomen, moeten niet op grond van hun goede eigenschappen in de groep van Profeten worden opgenomen. Dit is Kufr (ongeloof) binnen de Islam. Zoals de Qadiyani Ram, Krishen, Bodh, Nanek en anderen in de groep der Profeten hebben samengevoegd. Dit is ongeloof, omdat noch in de Heilige Qur’ān noch in de Ahadīth deze namen zijn gememoreerd.

Kunnen mensen op basis van hun goede daden het Profeetambt verkrijgen?

Neen. Het Profeetambt is niet afhankelijk van iemands goede daden, maar is een aanstelling die Allāh aan zijn geliefden heeft toegekend, omdat het Profeetambt Wahbi is, dit wil zeggen zonder enige gebeden toegekend. Allāh wist precies wie met het Profeetambt belast kon worden en wie daarvoor geschikt was. En degene die daarvoor geschikt was heeft van Allāh het Profeetambt gekregen. In de Heilige Qur’ān[3] staat: “Allāh weet precies aan wie Hij het Profeetambt opdraagt”.

Wat is het gemeenschappelijke kenmerk van de Profeten, waardoor zij van de andere mensen verschilt?

Zij zijn de meest gehoorzame mensen die van Allāh alle opdrachten zonder meer accepteren en uitvoeren. Zij brengen de boodschap van Allāh over op de mensen. Zij zijn op grond van hun aangeboren gewoonten en hun bijzondere bewustzijn onder de mensen het meest verheven. Alle vrome gradatie van de gewone mensen rust onder hun voeten en zij zijn op zo’n verheven plaats gepositioneerd, waar absoluut geen kwaad mogelijk is. Het vrome gewaad van Allāh hangt boven hun hoofd. Daarom is het onmogelijk dat de Openbaring van de godsdienst op punten onjuist is. De Profeten zijn vanwege van hun hoge Profeetambt in aanzien hoger dan alle Djinns, Engelen en mensen.

Is het voldoende om de Profeten met woorden alleen te accepteren of moeten wij hen ook met hart en ziel erkennen?

Alleen accepteren met woorden is niet voldoende, maar in hen geloven en erkennen met hart en ziel is de juiste overtuiging. In de Heilige Qur’ān staat het volgende: “O, mensen! Geloof in Allāh en Zijn Profeten en respecteer de Profeten, en verkondig dag en nacht Allāh’s Lof”.[4] Door dit vers is duidelijk geworden, dat het respecteren van deze  Profeten vooraf gaat aan de vijf zuilen van de Islam. Dit vormt het fundament van de gebeden, omdat Allāh in dit vers het Gebod heeft geopenbaard voor de overtuiging, daarna erkennen en vervolgens het bidden. Het is hier kristalhelder vermeld, dat het respecteren van de Profeten voorwaarde is, anders heeft het opbrengen van de overtuiging en de goede daden geen betekenis. Het is ons verboden om over de Profeten slecht te praten of zelfs een schrijn van slechte gedachte op na te houden, anders zal niet alleen onze overtuiging en goede daden te niet worden gedaan, maar wij zullen in zo’n Kufr (ongelovige) omstandigheid terechtkomen, dat het moeilijk zal zijn om daaruit te stappen. (Al-ayaazo Billāh = moge Allāh ons beschermen!)

Noem op wat de Islam aan de moslims vertelt over de Dag des Oordeels, het Lotsbestemming (Takdir) en wederopstanding?

Het geloven in deze drie dingen is ook Islam. Met andere woorden het overtuigd zijn, dat de Dag des Oordeels zal komen, de dag waarop alles zal ophouden te bestaan en uitsluitend Allāh overblijft.[5] In Sahīh Hadith zijn een aantal dingen gememoreerd. Hiervan zijn een paar al zichtbaar geworden en enkele zullen in de toekomst zeker zichtbaar worden. Overtuigt zijn van het Lotsbestemming heeft ook een verbintenis met de Islam. Hiermee wordt bedoeld dat alle goede en kwade dingen door Allāh zijn geschapen, maar Allāh wordt blij met de goede gebeurtenissen en boos met de kwade gebeurtenissen. Het Lotsbestemming van de verschillende schepselen (die Allāh, de Alwetende met het eeuwige Kennis heeft geschapen) moest ook zo gebeuren zoals Allāh het had voorbestemd. Na de opstanding zullen wij alles wat wij in het aardse leven hebben gedaan moeten verantwoorden aan Allāh. Na de verantwoording zullen alle Mukallaf (op wie de Sharia verplicht van toepassing is) afhankelijk van hun aardse verdiensten worden beloond of gestraft. Geen enkele Mukallaf zal keer op keer het leven krijgen om zich te verbeteren, maar de opstanding zal slechts een keer plaatsvinden en een ieder zal de toekomende beloning of straf krijgen. Tanasug[6] is binnen de Islam een slechte geloofsovertuiging. Mirza Qadiyani heeft deze slechte daad overgenomen en zijn Dawa gepresenteerd, die voor de Islam en moslim absoluut geen enkele betekenis heeft.

Veel dank is verschuldigd aan Allāh, dat vandaag in de eerste bijeenkomst de geloofszaken van Imān-e-Mufassal zijn besproken. Echter, u hebt enkele facetten van Qadiyani aangehaald. Zijn deze Qadiyani tegen de grondbeginselen van de Islam?

Jawel, Qadiyani Dharm is een nieuw geloof van de 20ste eeuw n. Chr. en 14e eeuw Hijri, die de Islamitische grondbeginselen wil veranderen en de Profeten wil vernederen. Het grondbeginsel van hun geloof verschilt enorm van het grondbeginsel van de Islam. Qadiyani Dharm (ongeloof) is een zeer bedrieglijke en kwaadwillige beweging, dat het islamitische standpunt van de moslims heeft beschadigd, en binnen de Moslimgemeenschap een giftig zaad heeft gezaaid. Daarbij heeft de Qadiyani Dharm zowel de christenen als de joden tegen de moslims opgehitst.


  • [1] Surah Baqarāh, vers 285
  • [2] Surah Baqara, vers 253
  • [3] Surah An’am, vers 125
  • [4] Surah Al Fatah, vers 9
  • [5] Surah Ar-Rahmān
  • [6] Hindoes geloven dat na de dood het ziel in een ander lichaam, mens of dier kruipt.
Tweede bijeenkomst

Assalām-o-alaikum

Wa alaikum us-salām wa Rahmatullāh

Kan iemand die de Kalma opzegt, de islamitische grondbeginselen (proberen) te veranderen?

In werkelijkheid kan niemand die de Kalma opzegt, zo’n stap zetten. Echter, na het bestuderen van de islamitische geschiedenis is gebleken, dat vanaf het begin tot op heden zowel groepen als individuele mensen die de Kalma opzeggen, geprobeerd hebben zonder succes de principes van de Islam te veranderen en de Profeten in hun aanzien te vernederen. Hierdoor is niet alleen de liefde van de moslims voor de Islam aangetast, maar andere volgelingen van de vorige Profeten zijn de moslims gaan haten, omdat zij ook een Profeet erkennen en zich tot hun Ummat beschouwen.

Waarom haten gelovigen zoals christenen en joden de moslims, terwijl zij juist die mensen moeten haten die de Profeten hebben beledigd?

Zij haten de moslims, omdat degenen die hun Profeten hebben beledigd zich als moslims voordoen en de Kalma opzeggen. De christenen en joden weten niet dat deze huichelaars geen moslims zijn en buiten de Islam zijn gezet. De echte moslim broederschap met die mensen is verbroken. De zuivere islamitische Sharia heeft zulke mensen veroordeeld als degenen die de dood verdienen (Murtad). De totale Moslimgemeenschap is gewaar­schuwd dat het onderhouden van relaties met deze mensen Harām (niet toegestaan) is en binnen de kaders van de Sharia valt. De straf van die valse mensen is uitsluitend het onthoofden van hen.

Is binnen de islamitische Sharia en Moslimgemeenschap geen mogelijkheid om deze mensen een kans te geven?

Neen. Een ieder die de Profeten beledigt, heeft in overeenstemming met de Shari’ah,  geen schijn van kans vergeven te worden. Zij zijn Murtad, voor hen zijn binnen de islamitische Sharia slechts twee keuze mogelijkheden. Ten eerste, dat zij met eer en geweten vergiffenis vragen en nogmaals tot de islam bekeren en alle Amāl (Nikāh, Hadj, etc.) opnieuw doen of ten tweede, dat de Hākim-e-Islam hen ter dood veroordeeld. Zo’n een zware straf is naast de Murtad (Qadiyani) voor geen enkele andere wezen toegestaan of het een moslim, dier of iets anders is. De reden van deze zware straf is om te voorkomen, dat iemand weer grappen maakt met de Islam en een Profeet te beledigt.

Volgen de moslims deze islamitische Sharia gebod op?

Jawel, de moslim die zelfs een bescheiden geloof (Imān) heeft ziet het respect van de Profeet als zijn fundament en als een middel om goede daden te verrichten. Daarom is geen enkele moslim bereid iets akeligs over een Profeet te horen. Dus hebben moslims die groepen en mensen die zich moslim noemen, maar toch de Profeten beledigen of de Islam schade aanbrengen als een vlieg uit een glas melk gedumpt. Zij hebben niet alleen alle godsdienstige relaties met die mensen verbroken, maar hebben alle vormen van handel en wandel met hen beëindigt. Ongetwijfeld is dit de herkenningszegel van de echte moslim en zijn eer. In de Heilige Qur’ān staat: “Falaa tak’ud badezzikra ma’al kaumizzalimin”. Dit betekent “zit niet samen met deze misdadigers, nadat u er achter bent gekomen.” Vanaf het tijdperk van Musailma Kazzāb tot Qadiyani Masīh Kazzāb hebben moslims hen tot hun eigen eindoordeel gebracht en alle vormen van contact met hen verbreken.

Waarom groeit de Qadiyanisme in niet islamitische landen?

De politici van die landen, die tegen de Islam zijn, hebben de Qadiyani onderdak aangeboden en hen ondersteund om te groeien, zodat de Qadiyani de moslims hartzeer kunnen bezorgen. Deze politici weten, dat de Qadiyani niet alleen de moslims pijn doen, maar ook dat de Qadiyani de Profeten beledigen. De reden, van hun ontkenning, is dat de Qadiyani kunnen groeien en de moslims een doorn in het oog worden. Deze politici moeten weten, dat de Qadiyani de moslims niets kunnen maken, maar dat zij enerzijds Profeten beledigen en toch anderzijds dezelfde Profeten erkennen. De vraag waarom Qadiyani in de niet islamitische landen groeien, doet er niet toe, want er zijn vele van zulke landen waar moslims leven en de Qadiyani niet komen. Christenen en Joden verkopen hun geestverwanten, maar de Qadiyani verkopen hun godsdienst, de Qadiyani Dharm. Vanaf het begin hebben deze mensen nauwe en intensieve relaties met elkaar onderhouden. Daarom zijn de Qadiyani, die in Hindoestaan en Pakistan hun godsdienst dood zagen gaan, naar die landen geëmigreerd waar zij van die politici enige macht hebben gekregen. Nadat de Qadiyani macht hadden gekregen hebben zij, door onwetendheid van de moslims, hun Dharm verspreid.

Waarom protesteren de Joden en Christenen niet tegen de Qadiyani?

Bij de Christenen en Joden is de godsdienstige drift verzwakt. Hun kerken worden verkocht en velen van hen zijn atheïst geworden. Hun burgers zijn onwetend over de politieke verwevenheid met de Qadiyani. Niet dat alleen. Een groep Christenen en Joden gekwetst door de handelingen van hun leiders en politici, zijn op zoek naar de Waarheid en ontmoeten niemand anders dan de Qadiyani met het islamitische etiket opgezet. Pas nadat deze Christenen en Joden er achter komen dat de Qadiyani leugenaars zijn, verlaten zij hen en in plaats dat zij zich keren tegen de Qadiyani worden zij haatdragend tegenover de Islam en beschuldigen moslims van alles en nog wat. Edoch, ik heb geen commentaar op de groepen Christenen en Joden, omdat zij zich hadden opgesteld om de Waarheid te zoeken en zich daarin wilden verdiepen; zij hebben daar niets anders aangetroffen dan vernederingen aan het adres van de Profeten.

Hoe kunnen wij ons beschermen tegen de slechte daden en gedachten van de Qadiyani?

Een deel van de moslims, maar ook veel Christenen en Joden, van Europa en Amerika zijn onbekend met de Qadiyanisme, omdat zij voor de aanvang van de Qadiyani Dharm uit Bare Sagir waren vertrokken. Zij wisten dus niet beter, dat een leugenaar een eigen Dharm had gesticht in de stad Qadiyan van Punjab, en wiens gedachten en overtuiging buiten de sporen van de Islam was. Ook de moslims die uit andere landen waren uitgenodigd om als gastarbeiders te komen werken, wisten niet dat de Qadiyani ongelovigen waren. Het is helder dat de Christenen en Joden niet bekend waren met de Qadiyani leugenaar en zijn verraad. De moslims hebben kritiek op de christelijke en joodse politici, omdat zij de Qadiyani in het Westen onderdak hebben aangeboden waardoor zij een verdeeldheid en meningsverschil hebben teweeggebracht onder de moslims. Als zij wisten, dat de Qadiyani op zoek waren naar roem en zucht en daarom een nieuwe Dharm hebben gesticht waardoor binnen de Moslimgemeenschap verdeeldheid is ontstaan. Ook hebben zij de Profeten en Awliya beledigd. Zij hebben haat en nijd tussen de moslims, Christenen en Joden gesticht. Die politici moeten weten en erover nadenken, dat ondanks het opzeggen van de Kalma en zich als moslim vertonen, de Qadiyani verraad hebben gepleegd. Waarom zouden zij dan hun zijde kiezen? De Qadiyani die verraad hebben gepleegd door de Imān, datgene van onschatbare waarde, te verspelen om wereldse macht en zucht te verkrijgen, waartoe zullen zij dan niet nog meer in staat zijn? Op de Ulema van zowel Nederland als zij die op missiereis naar Nederland komen rust de plicht om het ware gezicht van de Qadiyani en andere Firqa’s te onthullen, waardoor onze kinderen en volwassenen kunnen weten wie die ongelovigen zijn. De islamitische organisaties moeten de ware godsdienst verspreiden via toespraken, media en dergelijke.

Zijn naast de Qadiyani ook andere Firqa’s die hier hun vleugels willen uitslaan?

Jawel, tegenwoordig zijn in Europa en Amerika mensen die zich voordoen als moslims en hun eigen sekten willen verspreiden. Bovendien veroorzaken zij meningsverschillen tussen de moslims. Naast de volgelingen van de Qadiyani Dharm zijn er ook andere sekten in Nederland die met hun misdaad tegen de islam actief zijn. Hierover zal ik te zijner tijd schrijven. Op dit moment moet eerst het ware gezicht van de Qadiyani worden belicht en moeten de moslim jongeren worden gewaar­schuwd voor de bedrieglijke missie van de Qadiyani. Ook moeten de intensieve geheimen van de Qadiyani worden onthuld, die erop gericht zijn de Islam te beschadigen. Deze onreine gedachten van de Qadiyani zijn reeds eerder in Hindoestaan en Pakistan verspreid, waardoor veel bloed is vergoten onder de moslims. Dit willen de Qadiyani ook in het Westen veroorzaken.

Waren de moslims van Bare Sagir niet gewaarschuwd voor de misdaden van de Qadiyani?

Alhamdulillāh! Reeds bij het ontstaan van de Qadiyani Dharm, vanaf het einde van de 19e eeuw (1890), waren de islamitische geleerden waaronder Mufti-yaane Islam en Mashā’ikh-e-Izaam begonnen om Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani en zijn nieuwe Dharm te vervolgen. Hem is op alle manieren geprobeerd te overtuigen en op het Rechte Pad te brengen, maar alle pogingen zijn voor niets geweest. Vervolgens is er Mobahise, Munāziri en Mobahili (discussiëren met bewijsvoering, redeneren en beide groepen bidden tot Allāh dat degene die een leugenaar is Allāh’s vloek hem zal raken) georganiseerd, maar ondanks al deze pogingen heeft het niet gebaat. Hij bleef koppig op zijn ongeloof. Tenslotte heeft in 1906 tijdens Hadj, toen in Mekka en Medina Mashā’ikh, Mufti, Ulema en andere geleerden bij elkaar kwamen, Imām-e-Ahle Sunnat Mujaddid-e-Azam Imām Shah Ahmad Raza Khan Bareilly over de ongelovige gedachten van Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani en leiders van andere Firqa’s gediscussieerd en heeft hij alle discussies in een boekvorm samengebracht.

Dit boek heet Mo’atamad ul Mustanad. Ook heeft hij op de verkondigers van Kufr (ongeloof) het vonnis van de Shari’ah uitgesproken. Dit hield in dat Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani Murtad buiten de Islam is gezet en in de hel zal terechtkomen. Bovendien, zij die twijfelen in zijn (Mirza Qadiyani) Kufr zijn ook ongelovigen. Daarna hebben allen voor Hadj gekomen Ulema het vonnis bekrachtigd. Vandaag de dag is die Fatwa bekend onder de naam Hosaam ul Haramain en te verkrijgen, omdat in zowel Hindoestaan als Pakistan vele exemplaren daarvan zijn gepubliceerd. Het bleef niet alleen bij dit vonnis steken, maar van Pesjawar tot Bengaal hebben 268 beroemde Ulema, Moefti’s en Mashā’ikh op het Murtad zijn van Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani een Fatwa uitgesproken. Het huwelijk met een Qadiyani, lief en leed, eten en drinken en dergelijke zijn allen Harām verklaard.

Deze Fatwa bekend onder de naam Assawarim ul-Hindiya is gepubliceerd en eveneens verkrijgbaar. Daarna is door Maulana Shah Abdul Hameed Pani Pati en Maulana Shah Abdul Rashied Banarsi een bijzonder boek samengesteld onder de naam Fatāwa Ulema-i-Dunya. Dat boek werd ondertekend door de grote Moefti’s, Ulema en Mashā’ikh van de hele wereld. Hierin staat geschreven dat het boycotten van Qadiyani verplicht is en het onderhouden van islamitische relaties met hen Harām. Het gevolg hiervan was dat de moslims van Bare Sagir van Pesjawar en Masreki Bengaal tot Azam Mirza Ghulām Qadiyani en zijn volgelingen op islamitische grondslag begonnen te boycotten. Zelfs de Pakistans regering heeft bij wet in 1972 degenen als ongelovigen verklaart die de Qadiyani accepteren. Dit hebben alle islamitische landen bekrachtigd. In het verlengde hiervan denken de getemperde moslims, dat het gaat om het rantsoen van Moulvi’ s. Hierdoor wordt ten onrechte medelijden gevoeld met de Qadiyani. In werkelijk hebben deze mensen geen recht op medelijden, omdat zij begonnen zijn met het probleem en binnen de Moslimgemeenschap een nieuwe Maslah hebben doen ontstaan.

Waarom hebben de politici de leiders van de Qadiyani omhelsd, ondanks dat het duidelijk was geworden dat de Qadiyani slechte opvattingen hadden?

Mirza Ghulām Qadiyani is geboren in 1840, op het moment dat de moslims van Bare Sagir onder druk van de Engelsen waren. De 1000 jaar lang durende opperbestuur van de moslims ging ten onder en de duisternis van de Engelse heersers (met Joodse gedachten) verspreidde zich. Op dat moment werden een aantal machtige moslims in Hindoestaan omgekocht. Een van deze mensen was de vader van Mirza Ghulām Qadiyani. Zijn naam was Ghulām Murtaza. Hij heeft verraad gepleegd met de moslims en Hindoestanen en werd een instrument van de Engelsen. Mirza Ghulām Qadiyani had in zijn jeugd ook de kant gekozen van de Engelsen. Als beloning benoemden de Engelsen Mirza Ghulām Qadiyani tot klerk van de Sialkot rechtbank. Sindsdien begon hij mensen voor de Engelsen om te kopen. Deze activiteit van Mirza Ghulām Qadiyani hadden de Engelse officieren gerapporteerd aan de koningin van Engeland.

Als gevolg daarvan begon ook de koningin Mirza Ghulām Qadiyani te ondersteunen in zijn activiteiten en bevorderde hem achtereenvolgens van Moulvi, schrijver, Muhaddith tot Mujaddid en vervolgens benoemde hij zichzelf van Mahdi-yi-mau’ud[1], Masīh-mau’ud en Adam tot de wortel van alle Profeten, Ziele Mohammed[2] (ﷺ), Autaar-e-Mohammed (ﷺ). Tenslotte heeft hij zelf verklaard een vrouw te zijn om deelgenoot te worden van Allāh (Moge Allāh ons beschermen van deze godslasterlijke uitspraken). Toen Mirza Ghulām Qadiyani door deze duivelse daden succesvol werd en de Engelsen in Bare Sagir de kans kregen stevig voet aan wal te zetten, hebben Engelse officieren de verantwoordelijkheid op zich genomen om de Qadiyani Dharm te helpen verspreiden en hem alle hulp te bieden, zodat de onderlinge onenigheid van de moslims nooit zou ophouden, en zij in Bare Sagir konden blijven regeren. De Engelsen hebben de Qadiyani Dharm niet alleen helpen verspreiden in Bare Sagir, maar hebben de Qadiyani Dharm als een gevaarlijk gif gebruikt tegen de moslims en geprobeerd het overal te verkondigen. Zo hebben de Qadiyani hun hoofdkwartier gevestigd in Haifa en Londen en van daaruit hun misdadige missie verspreid.

Indien de Qadiyani tussen de Christenen en Joden hun kwaadaardige missie verspreiden, welk nadeel levert dit dan op voor de moslims?

Het nadeel is, dat de getemperde Christenen en Joden de Qadiyani Dharm als een islamitische leer beschouwen en daardoor toenadering bij hen zoeken. Zodra zij erachter komen dat de Qadiyani slechteriken zijn, beginnen zij zich te keren tegen de moslims in plaats van tegen de Qadiyani. Hoewel de Afrikaanse, Europese en Amerikaanse steden grotendeels christelijk en joods zijn hebben de Qadiyani zich gericht op de moslims die van andere landen zijn gekomen. Hierdoor wordt de jonge moslim generatie aangetast en misleid.


  • [1] Mau’ud betekent waarover de Profeten blijde tijding hadden verteld
  • [2] Ziele betekent schaduw van iemand
Derde bijeenkomst

Assalām-o-alaikum

Walikum us salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

Wat is de juiste naam van het Qadiyani ongeloof?

Omdat van deze nieuwe godsdienst Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani de stichter is en zijn naam uit vier woorden bestaat, wordt zijn godsdienst met deze vier woorden omschreven. Sommige mensen noemen deze Dharm, Mirzai andere noemen het Ghulāmiyya Firqa, Ahmadiya Jamaat, maar de meeste noemen het Qadiyani. Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani heeft zijn Jamaat Ahmadiya genoemd om de moslims te misleiden, omdat Ahmad en Mohammed (ﷺ) de namen zijn van de laatste Profeet en zijn naam Ghulām-e-Ahmad is; met andere woorden de dienaar van Ahmad. Dus zijn naam moet eigenlijk zijn Ghulāmiyya, Ahmadiya kan absoluut niet. Mirza Ghulām heeft zijn naam aan zijn plaats Qadiyan verbonden en heeft altijd zich Qadiyani genoemd. Rechtvaardig is dus dat zijn geloof Qadiyani Dharm heet.

Wat zijn de onderwerpen van Qadiyani waarmee de moslims zich niet kunnen verenigen?

Mirza Ghulām Qadiyani, zijn afgezanten en naaste vertrouwelingen die hun wortels op Qadiyani bouwstenen hebben gelegd, zijn allen kreupel. Met andere alle bouwstenen van de Qadiyani Dharm zijn krom en druisen tegen alle geloven in. Daarom is de vraag overbodig te stellen waarmee de moslims het niet eens zijn. De moslims zijn tegen alle aspecten van de Qadiyani Dharm. Hun geloof druist in tegen alle geloven. In het bijzonder druist het in tegen de grondbeginselen van de Islam, zoals het beledigen van de Profeten (alayhisalatussalām), Namāz, Hadj, Ramadan, en de wetgeving van de Islam, het toekennen van verschil tussen de Profeten, sobere moslims ongelovigen noemen en alle verkondigingen van Mirza.

Hebben de Qadiyani enige Profeten beledigd?

Prent allereerst in je hoofd dat het respecteren en geloven in alle Profeten een voorwaarde van de Islam is en dit is een sterke Aqīda (geloof) van de moslims waartegen geen enkele islamitische Firqa bezwaar heeft. Echter, de Qadiyani hebben de Profeten beledigd en uitgescholden. Hij heeft niet slechts een enkele Profeet beledigd, maar alle Profeten van Adam tot onze Profeet Mohammed ﷺ .

Bewijs welke belediging Qadiyani aan het adres van Adam heeft gemaakt?

De stichter van de Qadiyani Dharm, Mirza Qadiyani, heeft in zijn boek (khutbah-e-Ilhāmiya) over Adam geschreven: “Allāh heeft door Adam te schapen de Sardaar gemaakt van alle mensen en Djinns, zoals de vers van de Heilige Qur’ān (Usjodu li-Adema) dat bewijst. Vervolgens heeft de satan Adam misleid en uit het paradijs laten verwijderen en Allāh heeft de macht van Adam aan die slang teruggeven. In de strijd tussen satan en Adam heeft Adam vernedering ondergaan. Strijd wordt soms door de ene soms door de andere opgestreken. En bij Rahmān wordt voor vromen een goede beloning beloofd. Daarom heeft Allāh Masīh-mau’ud (Mirza Ghulām) geschapen, zodat hij in de laatste dagen het van de satan kan winnen.”

Mirza Ghulām Qadiyani heeft in zijn boek geschreven dat hij geschapen is, omdat Adam de strijd tegen de satan had verloren en hij (Mirza) het nu moest winnen van de satan. In zijn boek bedoeld hij met de slang, satan, en met Masīh-mau’ud zichzelf. Door deze uitspraak van Mirza Ghulām Qadiyani is het hart van de moslims gekwetst, die Adam als khalifatullah en Barhaq kennen en omarmen.

Hoe denken de moslims over Hazrat Adam?

Alle moslims accepteren Hazrat Adam als de vader (Abu Basr) van alle mensen en van alle generaties van zowel aarde als het leven hierna recht geleid. Hij is Allāh’s afgezant en een ware Profeet. Hij is de eerste Profeet van alle Profeten die naar de aarde is gezonden. Hij is vromer en heiliger dan alle engelen, omdat de engelen voor hem hadden geknield. Allāh heeft hem voor alle lichamelijke en geestelijke schepselen een voorbeeld gemaakt. Hij heeft van Allāh over alles wat geschapen zou worden breedvoerige kennis gekregen.

Het is gruwelijk dat Mirza Ghulām over zo’n gerespecteerde Profeet beledigende woorden heeft gebruikt. Waarom?

Indien u over alles een getailleerd antwoord wilt hebben, zult u wegens de duur van deze bijeenkomst niet de innerlijke bedoelingen van de Qadiyani te weten kunnen komen. Stel daarom alleen de noodzakelijke vragen. Het antwoord op uw vraag is: “Qullu ina’in jetarassaho bimaa-fihi”. Met andere woorden datgene wat in je bord is zal ook gegeten worden. In de vijandige gedachte van Mirza Qadiyani is Adam, Affiyullah en khalifatullah, een zwakke tegenstander in de strijd met de satan, omdat hij krachteloos is.

Deze slechte gedachte over Adam is het denkbeeld van Mirza. Wat is dan de schuld van de Qadiyani Dharm volgelingen?

Ongetwijfeld, indien Mirza Qadiyani deze gedachte alleen voor zich had gehouden, dan zou hij alleen door Allāh gestraft worden. Hij heeft echter deze slechte gedachte ook aan de pers verteld en daarop zelf een etiket van Ilhāmi khutbah geplakt, die zijn afgezanten en volgelingen breed verspreid hebben. Daarom zijn alle volgelingen van Qadiyani Dharm of zij deze gedachte delen of niet in overeenstemming met de Shari’ah schuldig en zullen zij door Allāh gestraft worden, omdat zij Mirza Qadiyani erkennen als een moslim en de Qadiyani Dharm als een nieuw geloof belijden. Mirza’s slechte gedachten is de Qadiyani Dharm. Aangenomen dat Mirza’s gedachten niet indruisten tegen de Islam in, waarom was het dan nodig om zijn eigen groep en nieuwe naam (Ahmadiya) te geven.

Wat beveelt de Sharia gelet op de gedachten van Mirza?

Als u begrepen heeft dat het accepteren van alle Profeten en het respecteren van hen een voorwaarde is van de Islam, dan is degene die ontkent een ongelovige en zal die persoon in de hel terechtkomen. Mirza Ghulām Qadiyani heeft niet alleen het Profeetambt van Hazrat Adam ontkend, maar heeft hem ook beschuldigd van het misleid zijn door de satan, uit het paradijs afgezet te zijn, het ontnomen zijn van zijn leiderschap en de verliezen in de strijd met de satan. Al deze dingen toewijzen aan een Profeet, is atheïsme. Mirza Ghulām Qadiyani is in het aanzien van Adam, door hem te beledigen, conform de Sharia een Murtad en zal ongetwijfeld voor altijd in de hel terechtkomen. Degenen die hieraan twijfelen zijn ook ongelovigen geworden en zullen ook voor altijd in de hel worden opgesloten. Ahmadi’s moeten goed nadenken, wat zij zelf zijn geworden door Mirza voor een moslim aan te zien.

Welke waardigheid heeft Mirza bij de andere gelovigen die Adam ook accepteren?

Ongetwijfeld, alle volkeren erkennen en kennen Adam om een of andere reden. Joden en Christenen accepteren en respecteren hem als een Profeet. Mirza heeft met zijn pen de harten van al die mensen gebroken, in het bijzonder van degene die geloven in Adam, zijn Profeetambt en hem respecteren. Mirza heeft al die mensen hun innerlijke (Imān) uitgedaagd. Mirza heeft in de Zamima[1] (toevoeging) van zijn boek Khutbah-e-Ilhāmiya de volgende Dawa opgenomen: “Adam is om onenigheid en vijandigheid te verspreiden op de aarde gekomen en ik (Mirza) ben om de onenigheid en de vijandigheid te doorbreken”.

Als deze onnozele Dawa van Mirza aan de Joden en Christenen wordt verteld zeggen zij, dat Mirza toch een moslim is en de Kalma opzegt. Wat weten deze mensen dat Mirza zich voordoet als moslim en de mensen misleiden. Die mensen weten ook niet welke rol Qadiyani Dharm heeft voor de Islam.

Vertel ook eens welke invloed de uitspraken van Mirza in zijn boek en Zamima op de Qadiyani heeft gehad?

U hebt een goede vraag gesteld. Indien de Qadiyani in werkelijkheid deze onnozele uitspraken van Mirza als een onzin hadden aangenomen, dan was het wat anders. Echter, de Qadiyani hebben na de dood van Mirza zijn twee gedachten ook als hun geloof gemaakt. Er zijn tientallen commentaren gegeven door de Qadiyani op de twee gedachten van Mirza. Ik zal een commentaar van iemand verwoorden die alle Qadiyani accepteren, omdat de commentator (Mirza Mahmood, de zoon van Mirza) de oogappel van Mirza is en conform hun geloof is Allāh in de gedaante van Mirza Mahmood op aarde gekomen. Houdt u zich dus stevig vast aan uw geloof en luister naar wat Mirza Mahmood heeft geschreven: “Mijn eigen geloof is, dat Hazrat Masīh-mau’ud[2] alayhi salatus wa salām de laatste khatim (Profeet) is van dit tijdperk en hij is ook de Adam van het volgende leven, omdat het tijdperk van 7.000 jaren met de komst van Mirza is geëindigd; en het nieuwe tijdperk met hem begonnen is. Daarom heeft Allāh over Mirza gezegd MajarrAllāhu fi-hulalil Ambiya. Dit betekent dat Mirza in het gewaad van de toekomstige Profeten is gekomen, zoals de eerste begonnen was met de komst van Hazrat Adam. Net zo is Hazrat Masīh-mau’ud alayhi salām, de Adam is van dit nieuwe tijdperk”.

Er verscheen een tijdschrift Al-Fadl in Qadiyan op 14 februari 1928, volume 15. Het aangehaalde citaat Mirza Mahmood is verschenen in bovengenoemd tijdschrift en Mirza Mahmood is de afgezant en zoon van Mirza Qadiyani, die door alle Qadiyani als hun Adam wordt geaccepteerd.

Dit is niet alleen een uitspraak van Mirza Mahmood, maar ook een openbaring van zijn geloof. Hiermee is kristalhelder gezegd, dat Mirza Ghulām Qadiyani de laatste mens is van de afgelopen 7.000 jaar en ook de eerste Adam van de nieuwe mensen en uit wiens nageslacht ontelbare Profeten zullen worden geboren. Moge Allāh ons beschermen. Dit nieuwe geloof heb ik vandaag pas gehoord. Naar mijn mening is dit van geen enkele volk op de wereld het geloof. Waarom hebben de Qadiyani van tegenwoordig dit onnozele geloof geaccepteerd?

Luister aandachtig naar wat ik nu zal vertellen. Tot nu toe is duidelijk geworden van Khalifa-e-Sani (tweede afgezant) door de uitspraak, dat Mirza Ghulām Qadiyani de eerste Adam is van de Qadiyani en ook de tweede Adam van hen. En ook is Mirza Qadiyani de eerste Profeet van alle uit zijn nageslacht voortkomende Profeten. Het is ongetwijfeld, dat tot de Dag des Oordeels nog velen Kazzāb en Dajjāl zullen komen die zich zullen openbaren als een Profeet. En zij zullen het nageslacht van Qadiyani zijn, wiens onreine gewaad als eerste aan Mirza Ghulām Qadiyani is gegeven en die hem als hun baba Adam heeft gemaakt. Door Mirza Mahmood zijn misdadige geloof is het helder geworden, dat het mensdom op aarde is opgehouden te bestaan, omdat Hazrat Adam zijn nageslacht is opgehouden te bestaan door de komst van Mirza Qadiyani en zijn nageslacht. Nu is op de aarde in overeenstemming met de Qadiyani Dharm alleen de Qadiyanisme overgebleven, wiens baba Adam en eerste Profeet Mirza Ghulām Qadiyani is. Of alle Ahmadiya’s deze twee gedachten hebben geaccepteerd of niet, is voor mij niet meer noodzakelijk om te beantwoorden. Omdat de stichter van die groep en zijn afgezanten deze twee gedachten breed hebben verspreid. Daarom is het overbodig te vragen of de Qadiyani de twee Qadiyani gedachten wel accepteren of niet. Het kan wel voorkomen, dat bepaalde Qadiyani vanwege schijnheiligheid zeggen deze twee gedachten niet te delen en daardoor moslims bedriegen. moslims moeten hierop alert zijn!

Hebben andere Qadiyani leiders hetzelfde geschreven wat Mirza heeft geschreven (de twee gedachten)?

Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani heeft een compleet boekwerk geschreven om deze Aqīda uit te leggen. Dit boek heet Mal-farko-fie Adama wal Masīh il-mau’ud. Naast de eerste afgezant Hākim Nooruddin Qadiyani en een andere afgezant Mirza Mahmood Ahmad Qadiyani hebben vele Qadiyani Moefti’s en Imams het boek breedvoerig becommentarieerd en gepubliceerd in Al-Badr en Al-Fadl. Nog een daad van Mirza Mahmood: “Faka-ulahu Sājidin betekent dat Allāh’s opdracht aan de engelen was om gehoorzaam en dienstbaar aan Adam-awwal te worden. Als in het geval van Adam-e-awwal Allāh dit aan de engelen had bevolen, waarom dan niet in het geval van de nieuwe Adam Masīh-mau’ud (Mirza Qadiyani) die in aanzien hoger staat aangeschreven; dat de engelen en Djinns zijn slavinnen mogen zijn, erger nog slavinnen van zijn slavinnen”.[3]

Mirza Mahmood Ahmad Qadiyani heeft deze uitspraak niet alleen geschreven, maar ook in toespraken verkondigd. Ook heeft hij datgene wat hij op z’n hart had over zijn vader verkondigd. Uit zijn toespraken is ook duidelijk geworden, dat in zijn uiterlijk de duivel een hoger aanzien heeft dan de bijzondere engelen. Let op de Urdu taalvaardigheid van Mirza Mahmood Qadiyani. Hij heeft twee keer het woord slavin gebruikt, omdat zijn vader ook deze woorden had gebruikt in zijn toespraken. De reden hiervan is dat Mirza Ahmad Qadiyani in de ogen van de Qadiyani Mazhari Khoda (degene die Allāh’s evenbeeld wil laten zien) is en dus altijd de waarheid spreekt. Echter, Mirza Mahmood heeft ook juist met nadruk de woorden slavinnen gebruikt, omdat hij zijn vader in Alami-kahsf (paranormaal) had gezien deze woorden te gebruiken. Uit de eigen verklaring van Mirza Ghulām Qadiyani blijkt dat hij ook menstrueerde en dat hij soms de vrouw van Allāh was. (Al-ayaazo bi’llāhi Ta’ālā = moge Allāh ons van beschermen).[4]

Het is buitensporig, dat door toespraken van Mirza Qadiyani en zijn leiders deze nieuwe dingen te horen worden gekregen, waardoor vooral moslims, maar ook anderen worden gekrenkt. Luister even naar de volgende, op welke wijze Mirza vernederende woorden heeft gebruikt tegen Adam, en zichzelf heeft opgehemeld in zijn Khutbah.

“In dit tijdperk, dat de laatste is, heeft Allāh Ta’ālā iemand geschapen die in de voetsporen van Adam is geboren. Deze persoon ben ik. En Allāh heeft mijn naam ook Adam genoemd. Allāh heeft mij (Mirza) zelf als geestelijke vader geschapen. Allāh heeft mij op die wijze geschapen, omdat ik zowel mannelijk als vrouwelijk ben, zoals Allāh de eerste Adam had geschapen. Allāh heeft mij, de laatste Adam, als tweeling geschapen”.[5]

Hiermee is duidelijk geworden dat Allāh Adam heeft geschapen uit vier dingen (aarde, vuur, wind en water), maar Allāh heeft Mirza Ghulām Qadiyani als geestelijke vader het leven geschonken. En zoals Allāh, Adam en Eva als paar heeft geschapen evenzo heeft Allāh Qadiyani en Jannat als paar het leven geschonken. Desondanks, Adam en Eva’s nakomelingen zijn gegroeid. Qadiyani ’s nakomelingen zijn niet gegroeid, omdat het als kind al was gestorven. Mirza Qadiyani heeft in deze uitspraak over zichzelf willen bewijzen, dat hij Misli-Adam, Ziele-Adam en Barozi-Adam is. ma’āzAllāh Ta’ālā.

Vierde bijeenkomst

Assalām-o-alaikum

Wa alaikumus salām

Heeft Qadiyani net als Adam ook andere Profeten beledigt?

De stichter van Qadiyani heeft niet alleen een paar Profeten beledigd, maar eveneens heel veel andere bekende Profeten en hen verachtelijker gezien dan Mirza Ghulām Qadiyani. Indien u wilt kan ik al die oneerbare waarheden van Mirza vertellen, waardoor u beroerd kunt worden.

Heeft hij ook Hazrat Nooh (Noah) Adami Sani beledigd?

Jawel, eerst moet u in gedachten houden dat moslims Hazrat Noah niet op die wijze als Adami Sani zien, zoals de Qadiyani Mirza als Adami Sani erkennen. moslims noemen Hazrat Noah Adami Sani, omdat in de overstroming van zijn tijd alle mensen waren verdronken behalve zijn zonen Haam, Saam, Jāfas en enkele vrome volgelingen. Hij werd de tweede oorsprong voor de mensen op aarde. Daarom wordt Noah Adami Sani genoemd. In het uiterlijk van de Qadiyani wordt Mirza Qadiyani gezien als Adami Sani op grond van zijn geboorte, aanzien en levenswijze. Dit is binnen de Shari’ah als op basis van het verstandelijke vermogen onzin. Dit moet u ook onthouden dat Hazrat Noah eerst Profeet is, die als nakomeling van Adam met een nieuwe godsdienst was gezonden naar de kāfir en Mushrik. Hij had 950 jaar lang geprobeerd om de kāfir en Mushrik op het Rechte Pad te brengen. Die mensen zijn vanwege hun ongelovige praktijken niet gehoorzaam geweest aan Noah. In die periode had Noah vele wonderen getoond aan de mensen, maar het heeft niet mogen baten. Uiteindelijk heeft Noah gebeden tot Allāh om de mensen te straffen.

“O, Allāh! Laat geen enkele Kāfir op aarde in leven” (Surah an-Nooh), omdat ik op alle manieren geprobeerd heb om de mensen op het Rechte Pad te brengen, maar zij zijn koppig en ik heb geen vertrouwen meer in hen. Allāh had de smeekbede van zijn Boodschapper aangehoord en heeft voor de kāfir en Mushrik van die periode gestraft met een overstroming, waarin zij zijn verdronken.

De Islam heeft aan de moslims het geloof gegeven, dat alle Profeten heilig zijn. Het eerbiedigen van hen is de eerste verplichting. Allāh heeft de moslims geen toestemming gegeven om het verschil tussen de Profeten te verkondigen. Maar Mirza Qadiyani en zijn volgelingen hebben hun Qadiyani Profeten en afgezanten zo hoog geprezen, dat vooraanstaande Profeten daardoor werden beledigd. Dit is binnen de kaders van de islamitische Shari’ah een grote Kufr. Qadiyani hebben geen enkele belang met de Islam, zij willen alleen dat de moslims onderling strijden en elkaar haten. Luister nu naar de woorden van Mirza Qadiyani die hij gebruikt heeft om Hazrat Noah te beschuldigen: “Allāh heeft voor mij (Mirza) zulke tekenen getoond, dat indien Allāh dat in de tijd van Noah zou hebben gedaan niemand zou verdrinken”.[6]

Mirza heeft met deze bewering zichzelf geprezen en Hazrat Noah vernederd. Hij wil eigenlijk zeggen, dat de mensen door toedoen van Hazrat Noah niet op het Rechte Pad zijn gekomen en daardoor verdronken zijn. Zo’n onzin vertellen over een Profeet is ongetwijfeld Kufr.

Wat zijn de wonderen van Mirza Qadiyani, die veel omvattender waren dan die van Hazrat Noah?

Dat is een vraag die eigenlijk gesteld moet worden aan de Qadiyani. Mirza zelf zegt dat hij 300.000 wonderen heeft verricht. Deze zijn in werkelijkheid allen leugens en onnozel. Enkele voorbeelden. Mirza had voor 1908 voorspelt, dat zijn vijand[7] de ziekte haiza (cholera) zou krijgen, waaraan hij zou overlijden en in de hel zou terechtkomen. En indien hij die ziekte niet krijgt, mag je mij een grote leugenaar noemen. Echter, zijn voorspelling kwam niet uit zoals hij had aangekondigd en in 1908 kreeg hij zelf de ziekte haiza, waardoor poep uit zijn mond en anus stroomde. Uiteindelijk is hij zelf in de hel terechtgekomen. Hiermee is duidelijk geworden, dat hij zichzelf een grote leugenaar heeft verklaard. Een ander voorbeeld. Mirza heeft ook voorspelt dat Mohammedi Begum ongetwijfeld met hem zou trouwen en dat het een besluit van Allāh was. Mirza heeft zijn hele leven geprobeerd met Mohammedi Begum te trouwen, hij heeft haar ouders bedreigd, brieven geschreven en geprobeerd haar ouders te bedriegen. Uiteindelijk hebben de bewakers van Mohammedi Begum haar laten trouwen met Mirza Sultan Mohammed. Dit hadden zij besloten, omdat zij nog minderjarig was. Zelfs na haar huwelijk heeft Mirza Qadiyani geprobeerd haar te overhalen om met hem te trouwen, maar tot zijn dood is het hem niet gelukt. Zo zijn er meer wonderen van Mirza die alleen op hem werken, waarvan het resultaat voor iedereen zichtbaar is.

Erkennen de Qadiyani Mirza Qadiyani als een hogere macht dan Noah?

Mirza Qadiyani heeft zichzelf een hogere plaats toe geprezen, zoals al eerder verteld. De Qadiyani hebben de Mirza missie als hun Imān geaccepteerd en hun Qadiyanisme daarop gebaseerd. Zijn volgelingen hebben luidkeels geopenbaard dat Noah in vergelijking met Mirza Qadiyani een zeer afvallige en nederig mens is. Mirza Mahmood heeft deze uitspraak in het tijdschrift Al-Fadl met vette letters gepubliceerd: “Hazrat Masīh-mau’ud alayhi salātu wa salām[8] zijn naam is Noah. Hij zal bij Allāh beter behandeld worden dan Noah. Kortom, Allāh heeft aan de ene kant Mirza de naam Hazrat Masīh-mau’ud Noah gegeven en aan de ander kant zijn zoon laten afdwalen, zodat hierdoor helder wordt, dat hij lijkt op de zoon van Hazrat Noah alayhi salām. Daarna heeft Allāh de zoon van Mirza naar het Rechte Pad geleid. Hiermee is bewezen dat de zoon van de eerste Noah voor altijd op het slechte pad was gekomen en dat de zoon van de tweede Noah (Mirza) na enige tijd op het slechte pad te zijn terechtgekomen, later weer op het Rechte Pad kwam. Hiermee wordt duidelijk dat de verhouding die Allāh had met de eerste Noah minder waard is dan met de tweede Noah (Mirza)”.[9]

De Qadiyani volgelingen hebben Allāh beschuldigd, dat Allāh met de naam Qadiyani Dajjāl, Noah bedoeld. Ook beweren zij dat Allāh door Mirza’s zoon te doen afdwalen, beide zonen van beide Noah uit hetzelfde hout heeft gesneden. Ook hebben zij beweerd, dat Allāh na enige poos de zoon van Noah (Mirza) op het Rechte Pad heeft doen komen en daardoor het aanzien van Mirza van Noah heeft doen toenemen. Dit zijn Qadiyani Kufr praktijken, waardoor mensen zich diep schamen. Iedere moslim heeft de Aqīda dat alle “Nabi’s” een hogere plaats dan welk mens, engel en zelfs de Profeten van de engelen en dus een ongeëvenaarde positie hebben. Geen enkele Awliya of het een Ghaus of Qutub kan ooit gelijkwaardig zijn aan een Profeet. Degene met een Imān, indien hij een banale persoon gelijkwaardig ziet of een hogere status toekent is buiten de Islam getreden en een ongelovige geworden. Mirza Mahmood durft het bovengenoemde citaat in een Khutbah van Jumu’ah te verkondigen en vertelt daarbij in welke tijdschrift het staat geschreven, zodat de goede Imān van de moslims worden aangetast.

In werkelijkheid heeft Mirza Qadiyani en zijn grote aanhangers de Profeten beledigd en niet alleen hen, maar ook Allāh beschuldigt. Volgens mij zal zelfs een atheïst niet zo moedig zijn, zoals Mirza Qadiyani en zijn grote leiders. Als Qadiyani Hazrat Adam en Noah hebben beledigd, hebben zij waarschijnlijk ook andere Profeten beledigd. Hebben de Qadiyani naast deze twee Profeten ook ander Profeten met naam en toenaam beledigd?

Zoals ik al eerder heb verteld en u hebt begrepen, hebben Profeten en andere vromen binnen de Qadiyani godsdienst geen betekenis. Zij hebben ontelbare Profeten met naam en toenaam erg beledigd. De reden hiervan is, dat moslims elkaar moeten afmaken en met de andere gelovigen die een Profeet hebben gehad en zich hun volgeling noemen, in conflict raken. Die ongelovigen denken dat de Qadiyani een stroming is binnen de Moslimgemeenschap. Deze ongelovigen denken voorts dat de openbaringen van de Qadiyani hetzelfde zijn als wat de moslims verkondigen en dus jegens hun Profeten onzin schrijven.

De Qadiyani worden op deze wijze de oorzaak van het conflict tussen de moslims en de ongelovigen die tot de Ahle Kitāb gerekend kunnen worden. Bijvoorbeeld, Hazrat Sayyidena Yusuf  (alayhis salām) zijn Profeetambt wordt erkend door zowel de moslims als de andere Ahle Kitāb (Joden en Christenen) erkennen hem als Siddiq (getrouwe), Nabi ibn Nabi en respecteren hem. moslims zijn zeer overtuigd over hem, omdat hij geprezen wordt in de Heilige Qur’ān en zijn karakter is als de beste betiteld. De laatste Profeet der Profeet, Huzoor-e-Poor Noor ﷺ heeft hem akhi Yusuffo[10] genoemd. Mirza Qadiyani schrijft in zijn bekende boek Brahini Ahmadiya het volgende: “De Yusuf  van mijn (Mirza) Ummat is groter dan de Yusuf  van de Izraïl, omdat ik ondanks een smeekbede voor gevangenschap niet ben gevangen genomen en Yusuf bij Jakoep wel gevangen is genomen. Allāh getuigt zelf al ruim 25 jaar over de waarheid van de Yusuf  van mij en laat onze wonderen zien. Maar Yusuf  bin Jakoep heeft voor zijn verlossing de getuigenis van  mensen nodig gehad”.[11]

Let op wat Mirza schrijft. Als hij over zijn Kufr schrijft, dan schrijft hij met geur en wanneer hij schrijft over Hazrat Yusuf  dan schrijft hij met walm. De hierboven aangehaalde citaat is verkort, maar als u zelf zijn boek leest dan zult u merken hoe erg hij Hazrat Yusuf  (alayhis salām)  heeft vernederd en uitgescholden.

O Allāh! Vergeef ons en bescherm ons. Ik had niet verwacht dat er ooit iemand zou zijn die zulke vernederende woorden zou gebruiken tegenover een Profeet, dat ik mij diep moet schamen. Maar Mirza Qadiyani heeft zo’n fout gemaakt, dat hij Hazrat Yusuf  (alayhis salām) heeft vergeleken met zichzelf door zich hoger te prijzen. Gelijk aan Mirza’s woorden had Hazrat Yusuf  mensen nodig voor getuigenis betreffende een vrouw Sulaikha, maar voor hem zelf en Mohammedi Begum was Allāh zelf in het gerecht geweest om te getuigen, dat Mirza gelijk heeft. Uit de uitspraken van Mirza Qadiyani is ook gebleken, dat Hazrat Yusuf  in gevangenschap genomen en vernederd was. Echter, ondanks de smeekbede van Mirza Qadiyani is hij zelf niet gevangen genomen. Volgens mij zijn deze uitspraken van Mirza voor de Islam onnozel, omdat Allāh over deze Profeten uitgebreid in de Heilige Qur’ān heeft verteld?

Jawel, u hebt gelijk. Maar wat kunnen wij doen, als de volgelingen van Mirza Qadiyani met hun Imān Mirza een hogere status geven dan de Profeten. Mirza zegt, dat Hazrat Yusuf  in gevangenschap was genomen vanwege een grote zonde die hij had begaan. Misschien dat hij het daarom als een vernedering ziet. Des temeer de Qadiyani op het verstand van Mirza Qadiyani treuren, des te minder het is. Om reden dat een korte toesprak van Mirza hem al zelf in zo’n diepe put heeft laten vallen waaruit hij niet meer kan komen. Hij heeft om zijn schijnheilige geduvel te beschermen, telkens tot Allāh gesmeekt om in gevangenschap te worden genomen, maar de muren van de gevangenis hebben geweigerd hem binnen de muren op te sluiten. 

Mohammedi Begum had hem met zijn bedrieglijke wonderen in het openbaar geplaatst, zodat iedereen zijn liefde en schaamteloosheid konden zien en hij met zijn ogen kon waarnemen wat het betekent een echte Profeet te beledigen. Mirza Qadiyani is een Imām van mensen die ongepaste taal gebruiken en Murtad zijn, die een zeer grote beschuldiging op Hazrat Yusuf  (alayhis salām)  hebben gezet. Mirza beweert dat Hazrat Yusuf  vreemd is gegaan met Sulaikha, de echtgenote van een minister van Egypte gedurende de farao periode. Allāh heeft zelf over Hazrat Yusuf  (alayhis salām) verteld, hem Siddiq genoemd en op de troon van het Profeetambt geplaatst en koning gemaakt, maar Mirza Qadiyani en zijn volgelingen hechten geen waarde aan de woorden van Allāh.

De Qadiyani zien in alles Mirza. Hoewel Mirza Qadiyani in zijn uitspraak Hazrat Yusuf  vernederd, heeft hij (denkt hij) de macht om Allāh aan zich te binden en Hem als getuige op te roepen. Zodra zich problemen voordoen roept hij Allāh op die Zich op hem stort. Mirza heeft wanneer hij dat wilde Allāh in de rechtbank opgeroepen voor een getuigenverklaring. Met andere woorden Allāh staat altijd klaar voor de rechtbank en wacht tot Mirza Hem nodig heeft voor verklaring.

O moslims! Moge Allāh de Heerser ons beschermen.

Heeft Mirza Qadiyani naast Hazrat Adam, Hazrat Noah en Hazrat Yusuf  (alayhimussalātu salām) ook andere Profeten met naam en toenaam vernedert?

Ik heb vaak verteld, dat Mirza alle Profeten voortdurend in hun aanzien heeft vernederd en ook de grote Qadiyani leiders hebben de Profeten beledigd en hun eigen Mirza hoger geprezen. Mirza schrijft in Farsi (Perzisch): “Ambiya ghartje buda an basi; Manba-irfan na kamtaram si ka si. Antje daadest har Nabi ra jaam; daad an djaam ra mora be tamam. Kam ne-jam zan hamaa ba-rooh-e-yakin; har ki ghojat darogh hast la’in”.[12]

Vertaling: Er zijn vele Nabi’s op de wereld gekomen, maar ik ben in het zien van Allāh niet minder dan de Profeten. Alle bijzonderheden die de Profeten afzonderlijk hadden gekregen, heb ik alleen meegekregen. Daarom ben ik ongetwijfeld niet minder dan die Profeten en zij die dit niet accepteren zijn mardood (vervloekten).

Dit is de Aqīda en Imān van Mirza Qadiyani, die hij aan zijn volgelingen heeft geleerd. De Qadiyani leiders hebben ook deze lering heel breed verkondigd. Bijvoorbeeld.  Mirza Bashir Ahmad Qadiyani, de zoon van Mirza Ghulām Qadiyani, schrijft hierover een uitleg: “Het is duidelijk, dat het voor de Profeten van de vorige tijdperken niet noodzakelijk was alle bijzondere gaven te bezitten, die de Nabi-i-Karim Sal’am[13] heeft gekregen, maar iedere Profeet heeft voor hun werk bepaalde gaven gekregen. Sommigen meer dan anderen, maar Masīh i-mau’ud (Mirza Qadiyani) heeft pas het Profeetambt gekregen, nadat hij alle wonderen van de Profeet Mohammed had bemachtigd en het waard was geworden dat hij Ziele Nabi kon  worden genoemd. Begrijp hiermee niet, dat  Ziele Profeetambt Mirza Ghulām minder geacht had gemaakt, maar Ziele Profeetambt heeft hem zelfs zo verheven, dat hij naast de Profeten is komen te staan”.

Mirza Bashir Ahmad schrijft verder in zijn boek: “Het Profeetambt van Masīh-mau’ud is geen onwaardige Profeetambt, maar met Allāh’s naam; deze Profeetambt heeft de volgelingen van Mirza Ghulām zo verheven, dat zij de positie hebben gekregen die zelfs de Profeten van Bani Izraïl niet hebben bereikt. Gefeliciteerd en heilig zijn zij, die dit geheim begrijpen”.[14]

De vader van Mirza Bashir heeft zich hoger verheven dan de Profeten, maar kijk hoe Mirza Bashir zelf zijn vader al die eigenschappen toekent, toen zijn vader Mirza Ghulām Qadiyani zichzelf nog geen Profeet had genoemd. Daarna, als gevolg van hun Aqīda, toen Mirza Ghulām Qadiyani zich Profeet noemde en alle wonderen van de Profeet Mohammed had geëigend, heeft Mirza Bashir zijn vader gelijk gesteld met onze heilige Profeet Mohammed ﷺ. Moge Allāh ons beschermen van al deze ordinaire uitspraken! Dit is een grote belediging voor de Profeten, wat Mirza Bashir heeft geschreven. Want zo’n valse Profeet die zijn eigen volgelingen de zeden en gewoonten van de Islam niet heeft kunnen leren, heeft hen niet alleen naast alle Profeten geplaatst, maar ook gelijk gesteld met de Profeet Mohammed ﷺ der Profeten geplaatst.

Zijn deze uitspraken niet voldoende om die mensen ongelovigen en zondaren te noemen? En indien u met naam en toenaam wilt horen hoe Mirza Qadiyani de Profeten heeft beledigd, luister dan verder naar wat hij zegt: “De wonderen die de Profeten afzonderlijk bezaten, konden integraal teruggevonden worden in de Profeet Mohammed. En nu zijn al die wonderen op basis van Ziele aan mij overgedragen, daarom is mijn naam Adam, Ibrahim, Musā, Noah, Dawood, Yusuf, Sulaimān, Yahya en Isa”.[15]

Hier heeft deze afgezaagde man (Mirza) gezegd alle wonderen van de Profetenvia de Profeet Mohammed te hebben verkregen. Deze vulgaire man heeft alle genoemde namen van Profeten op zich van toepassing verklaard. Hij heeft zich in andere boeken ook beweerd te zijn Siesh, Ishaak, Ismail, Jakoep, Mohammed en Ahmad (alayhimussalātu wa salām).

Wat betekent Ziele, Misle en Barozi?

Waarom hebt u de richting van vraagstelling gewijzigd, ik moet u nog datgene vertellen, waaruit blijkt dat Mirza Qadiyani en zijn afgezanten met en naam en toenaam de Profeten hebben beledigd en uitgescholden.

Tot nu toe heb ik over Mirza Qadiyani en zijn afgezanten Ziele Profeetambt en Ziele wonderen gehoord, en ik ben niet bekend met deze wetenschap. Daarom dacht ik om eerst dat te willen begrijpen?

Prima! Feitelijk is deze wetenschap alleen verbonden aan de Qadiyani Dharm. Zij zijn ermee begonnen. Zij hebben het noodzakelijk gevonden, omdat Mirza Ghulām Qadiyani niet dadelijk heeft gezegd dat hij Profeet is, maar op een zeer slimme en sluwe manier zichzelf tot het niveau van het Profeetambt heeft geplaatst. Daarna heeft hij van daaruit geprobeerd Allāh’s macht te evenaren. Dit blijkt uit zijn boeken. Met andere woorden hij heeft zich allereerst Muhaddith genoemd, daarna Mujaddid, Imām-us-Zamaan, Misle Masīh, Masīh-mau’ud, Mahdi, Mulham, Hamili Wahy, khatim ul Awliya, khatim ul khulafa, Yasuka iltji, Masīh ibn Maryam, Misle Ambiya, Ziele Mohammed wal Ahmad, khatim ul Ambiya, Nutfai-Khoda, Mazhari Khoda, zoon van Allāh, vader van Allāh, en nog veel meer. Het zal lang duren om u nu alle benoemingen die Mirza Qadiyani zichzelf heeft toebedeeld uit te leggen, maar ik zal Misle, Ziele en Barozi uitleggen.

Ziele wil zeggen schaduw, waarin het gezicht een persoon niet duidelijk herkenbaar is en dus twijfelachtig is. Indien de onduidelijkheid verdwijnt en er is enige herkenbaarheid in de schaduw te bespeuren, dan wordt dat Misle genoemd. Indien Ziele een duidelijk beeld wordt en de herkenbaarheid daarin te zien is dan wordt het Barozi genoemd. U kunt het ook zo begrijpen, indien een ziel in een ander lichaam gaat, dan wordt dat ook Barozi genoemd. In Hindi wordt het Aawaa Ghawan en Autaar en in het Arabisch Tanasug genoemd. In ieder geval gebeurt dat niet bij de moslims. Indien u meer wilt weten van deze verkorte uitleg, lees dan de Qadiyani boeken. Uit de boeken van de Qadiyani kun je te weten komen wat zij als waarheid willen verkondigen. Zo is een tijdschrift van hen, Al-Fadl d.d. 20 oktober 193, waarin over deze drie dingen wordt gediscussieerd en geschreven. Daarna zegt hij (Mirza) verder: “Zodra in de spiegel van Ziel het gezicht van Mohammed en zijn Profeetambt zichtbaar wordt, dan wordt dat Barozi genoemd”.

Vervolgens schrijft hij verder: “Mazil (Misle) en Barozi hebben ook een verschil. Barozi betekent dat de schaduw en spiegelbeeld (die herkenbaar is) dezelfde naam krijgen, maar in Misle is het niet nodig dat beide een zelfde naam hebben. Bijvoorbeeld. Onze Profeet Mohammed was de Misle van Profeet Musā, maar het was niet Barozi, omdat Allāh hem (Mohammed) niet Musā had genoemd. Hazrat Masīh-mau’ud alaihissalato wa salām (Mirza Qadiyani) heeft alle namen van de Profeten gekregen en hij is door Baroz te worden tot hun niveau verschenen. Baroz is wat anders dan Mazil. Baroz en Autaar hebben dezelfde betekenis”.[16]


  • [1]  Het boek dat hij in de toevoeging bedoeld is Malfarko fie-Adama wal Masīh al-Mau’ud
  • [2]  Hiermee bedoeld hij zijn vader Mirza Ghulām Qadiyani mee
  • [3] Dit staat geschreven in Mala’ikahtullah, pagina 65
  • [4] Deze geheimen heeft Mirza Ghulām Qadiyani keer op keer in zijn boek Ilhām Kitāb gememoreerd
  • [5] Dit staat geschreven in het boek Tierjak-ul-Quloob, pagina 156. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani
  • [6] Dit staat geschreven in het boek Tatiemma Haqiqat-ul-Wahi, pagina 137. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani
  • [7] Moulvi Sanaullah Amritsari (een Wahhābi).
  • [8] La’natullaahi alai (moge Allāh’s vloek op hem rusten)
  • [9] Staat geschreven in het tijdschrift Al-Fadl, jaargang 19, nummer 5 d.d. 11 juli 1931
  • [10] Dit betekent dat onze Profeet Mohammed ﷺ hem zijn broer heeft genoemd
  • [11] Brahini Ahmadiya, volume 5, pagina 76
  • [12] Staat geschreven in het boek Durr Sameen, pagina 287-288. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [13] Hier onze Profeet Hazrat Mohammed ﷺ bedoeld
  • [14] Staat geschreven in het boek Kalimāt ul Fazl. Auteur Mirza Bashir Ahmad Qadiyani
  • [15]  Staat geschreven in het boek Malfu Zaati Ahmadiya, volume 4, pagina 142. Samensteller Manzoor Ilahie Qadiyani
  • [16] Staat geschreven in het tijdschrift Al-Fadl Qadiyan, jaargang 19, uitgave 48 d.d. 20 oktober 1931
Vijfde bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāhi

Wa alaikumus salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

In de afgelopen bijeenkomsten heeft u verteld, waardoor ik zeer gekwetst was geraakt, over de uitspraken van Mirza Qadiyani en zijn leiders betreffende de vernedering van de Profeten. En in wedijver met de Profeten heeft Mirza Qadiyani zijn bedachte geloof verspreid. Ook heb ik in de afgelopen bijeenkomsten van u begrepen dat Mirza Qadiyani de Ziele, Misle en Barozi uitleg voor zijn eigen kring heeft bedacht, die openlijk de Aqīda is van Mushrik. Autaar is namelijk nergens voorgekomen, niet in de Jodendom, christendom en Islam. Hoe kunnen die mensen zich dan als moslims beschouwen? Dat is onbegrijpelijk?  Moge Allāh alle moslims beschermen van het virus van de  Qadiyani, zoals hun Aqīda, zeden en gewoonten enzovoorts. Naast de moslims zijn ook twee andere grote volken aanwezig, die wij Joden en Christenen noemen. Deze beide volken accepteren en volgen de richtlijnen van Hazrat Musā en Hazrat Isa en noemen zich hun Ummat.

Ik heb gehoord dat Mirza Qadiyani alle Profeten heeft beledigd, maar ik wil weten op welke wijze hij Hazrat Musā en Hazrat Isa heeft beledigd?

Als u al heeft begrepen dat de Qadiyanisme een verdorven Firqa is en zeer openlijk iedereen en overwegend de Profeten heeft beledigd, waarom wilt u dan toch nog meer horen? Onthoudt goed dat de manier waarop de Qadiyani de Nabi’s, Awliya en andere vromen hebben beledigd, de geest van ons angstig maakt. Qadiyani Dharm volgelingen hebben Hazrat Musā en Hazrat Isa alayhimussalātu wa salām hun eerbied die zij van Allāh hadden gekregen, niet alleen beschadigd maar ook in stukken gehakt. Wij weten allen dat alle gedachten en uitspraken van Mirza Qadiyani Kufr is, maar om mijn waarde moslim broeders en zusters uit te leggen en inzicht te verschaffen in deze materie citeer ik de Qadiyani uitspraken met dien verstaande, dat Allāh ons mogen vergeven. Anders is de werkelijkheid dat door zelfs eraan te denken, onze harten scheuren en de pen transpireert.

Bij Allāh! Ik heb geen welbehagen meer om u iets te vertellen over de Qadiyani. Moge Allāh ons beschermen van het gif van dit virus. Zelfs heb ik geen kracht meer om nog dieper in te gaan op deze leugenaars ideeën. Edoch, ik wil die getemperde moslims het laten weten, die door de sluwheid van de Qadiyani medelijden met hen hebben. Was het waar, dat de ogen van onze moslims open gingen en zij begrepen hoe erg deze leugenaars de Profeten hebben beledigd en in het bijzonder Hazrat Musā en Hazrat Isa  en de manier waarop zij deze zeer gemeen hebben uitgescholden.

Vertelt u eens iets meer over de Qadiyani, misschien dat daardoor iemand inziet hoe verdorven de Qadiyani zijn, en onze moslims het Rechte Pad kiezen?

Moge Allāh ons namens die vrome mensen op wie Allāh’s zegen rust beschermen en op het Rechte Pad leiden. Allāh zij dank, dat uw hart vrede heeft. Met de intentie om onze waarde moslim broeders en zusters te laten weten wat de Qadiyani verder gemeen hebben, zal ik u iets meer daarover vertellen. Houdt u zich stevig vast! Mirza Ahmad Ghulām Qadiyani heeft in vele van zijn boeken zichzelf zo verheven in zijn Khutbah, dat daardoor de beledigingen tegenover de Profeten duidelijk wordt. Dit heeft hij niet alleen via zijn Khutbah en pen geuit, maar ook zijn volgelingen en leiders hebben deze onnozele verhalen rond gebazuind. Bijvoorbeeld. Een bekende Qadiyani Moulvi Mohammed Ahzan Amrohavi heeft over Mirza Qadiyani geschreven: “Voorheen is hebben geen enkele Profeten die een Geschrift hebben ontvangen, de status en eerbied zoals Mirza Qadiyani. In Hadith staat dat indien Musā en Isa in leven zouden zijn zij de opdrachten van de Profeet Mohammed niet zouden kunnen negeren. Doch ik zeg, dat indien in de tijd van Masīh-mau’ud (Mirza Qadiyani) Musā en Isa zouden leven zij zeer zeker Masīh-mau’ud moesten gehoorzamen”.[1]

Door deze kleine afvallige uitleg heeft de Qadiyani Moulvi alle Profeten in hun eer aangetast, slechte dingen over hen gezegd, en in tegenstelling tot de Profeten heeft deze afgezaagde Moulvi, Mirza Qadiyani, die boodschappen van de duivel ontvangt, verheven. Dit is binnen de kaders van de islamitische Shari’ah een grote zonde en maakt tot degene die hieraan meedoen een bewoner van de hel. Daarnaast heeft de Qadiyani Moulvi het verheven Profeetambt van Mohammed ﷺ op Mirza Qadiyani, de kikker van de sloot,  van toepassing verklaart.

De heilige Profeet Mohammed ﷺ heeft namelijk gezegd, dat indien Musā en Isa in leven zouden zijn, ook onze Profeet hun Profeet zou zijn. Met andere woorden de Profeet Mohammed ﷺ is niet alleen de Profeet van alle Profeten, maar ook de Profeet van het heelal. Door de bewering van de Qadiyani Moulvi zijn de Profeet Mohammed ﷺ en zijn heilige Ahadīth vernederd. Bovendien zegt de Qadiyani Moulvi, dat de Profeten Musā en Isa in alle opzichten in aanzien minder zijn dan Mirza Qadiyani. Bijvoorbeeld. Mirza is koning en de twee Profeten zijn hof dienaren. Dit is Kufr binnen de islamitische Shari’ah.

Mirza Qadiyani en zijn leiders zijn dag en nacht bezig om de Profeten te beledigen, maar vooral Hazrat Musā, Hazrat Isa en zijn moeder Maryam hebben zij met hun zwaard (pen) doelwit gemaakt. Hiermee is duidelijk geworden, dat geen bloedcel in de Qadiyani te vinden is, waarmee aanknopingspunten met de islam gevonden kunnen worden. Luister naar nog een paar andere onnozele verhalen die Mirza Qadiyani over Hazrat Isa verteld: “Allāh heeft als Ummat van de Profeet Mohammed ﷺ Masīh-mau’ud (Mirza Qadiyani) gestuurd, die een hogere status heeft dan Hazrat Isa van 2000 jaar geleden.

Mirza Qadiyani zweert op Allāh en zegt dat indien de zoon van Maryam in zijn tijd zou leven, dan zou Isa absoluut nooit datgene kunnen doen wat ik zelf kan. En de wonderen die ik kan laten zien zou hij nooit kunnen laten zien.[2] Zoals in de regentijd bacteriën en wormen ontstaan, zo is Hazrat Adam en Hazrat Isa zonder ouders geboren. Zij zijn te vergelijken met de bacteriën en wormen. Echter, geboren worden zonder de zaadcel van een vader maakt het lichaam zwak.[3]

Hazrat Masīh ibn Maryam heeft met zijn vader Yusuf 22 jaar gewerkt in de houthandel.[4] Zowel het begin van het tijdperk als het eind van Hazrat Isa is een vloek. Indien met aandacht gezocht wordt, zal je nergens in de wereld iemand vinden met zoveel vloek op zich. Joden vervloekten hem al, maar zelfs zijn metgezellen (Hawāri) waren niet achter met het vervloeken van hem. Enkele van zijn metgezellen hebben hem zelfs meer dan drie keer vervloekt.[5]

Christenen hebben vele wonderen van Isa opgetekend, maar in werkelijkheid heeft hij geen enkele wonder verricht. Sinds Isa hen die in wonderen geloven bastaarden heeft genoemd hebben die mensen afstand van hem genomen.[6] Isa was geraffineerd in het uitschelden van mensen, op kleine misstappen werd hij erg kwaad en zijn ego kon hij niet in bedwang houden. Voor mij zijn deze dingen geen verbazing, omdat hij met woorden uitschold en de Joden het met hun handen vereffenden. Dit moet u ook in gedachten houden, dat hij ook kon liegen.[7]

Denk je dat de familie van Isa rein en fatsoenlijk zijn. Tot drie generaties zijn drie grootmoeders en oma’s vreemd gegaan uit wiens bloed Isa is geboren. De reden waarom Isa omgang had met de hoeren is, omdat misschien zijn grootmoeders ook uit hetzelfde hout gesneden waren. Anders kan geen enkel jongeman een hoer de kans geven om met hun hoerengeld gekochte olie en met hun eigen hoerenhanden in zijn haren te smeren. En dat hij met zijn haren hun (hoeren) voeten veegt. O verstandige mensen, uit welke tijd kan zo iemand zijn.[8] Ibn Maryam ke zikr ko choro us se behtar Ghulām Ahmad hain (Het is beter te vertellen over Ghulām Ahmad Qadiyani, dan te vertellen over Isa).[9] Ienak manam ke hasbi basarat amdam; Isa kojaast tabe nihad paabe mimbaram (ik ben degene waarover de Profeten als een blijde tijding hadden vertelt, Isa is niet in staat om mijn hoge positie te verkrijgen).[10] Allāh heeft Ghulām Qadiyani de naam Isa gegeven, zodat u kunt weten dat Allāh de vorige Isa had gekruisigd, maar hij (Mirza Qadiyani) zal de Joden Sifet [11] aan de galg ophangen”.[12]

Van alle uitspraken van Mirza Ghulām Qadiyani en zijn leiders heb ik slechts tien opgenomen. O moslims! Ervaar zelf welke afvallige Aqīda de Qadiyani over Hazrat Isa hebben. Indien op deze tien uitspraken een nadere commentaar wordt gegeven zullen duizenden Kufr na voren komen. Deze Kufr gedachten hebben de Qadiyani als halsketting omgedaan en in hun hart opgesloten. Deze afvallige gedachten hebben ertoe geleid dat zij buiten de kaders van de Islam zijn getreden en net als een vlieg uit een glas melk gesmeten. Helaas zien de volgelingen van Hazrat Isa, Mirza Qadiyani en zijn volgelingen als moslims en hebben zij hun vulgaire toespraken begrepen als moslim uitspraken. Daarom wordt de moslim beschuldigd als terrorist, egoïst, fundamentalist en militant. De Qadiyani die dit heeft veroorzaakt wordt door hen in hun eigen land beschermd en onderdak geboden. Indien vandaag de Christenen konden inzien dat de Qadiyani geen moslims zijn, maar relschoppers. In werkelijkheid zijn de Qadiyani erop uit om tussen de diverse monotheïsten ruzie te veroorzaken, meningsverschillen en sektevorming binnen de Moslimgemeenschap te vormen.

Ik vraag u, is Mirza Qadiyani in eerbied en status hoger dan Isa? Is Isa zo zwak en  dat hij Mirza Qadiyani‘ s werk niet zou kunnen tegenspreken? Konden de wonderen die Mirza heeft laten zien, niet door Isa verricht worden? Is Isa net als de bacteriën en wormen geworden? Is Isa wegens zijn geboorte wijze lichaam niet compleet? Was Isa zo afvallig, dat zelfs zijn metgezellen hem gingen vervloeken? Was Isa vervloekt? Zijn door Isa geen wonderen verricht? Was Isa iemand die ongepaste taal gebruikte en uitschold? Was hij ook iemand die vaak loog? Had hij ook grootmoeders? Zo ja, waren zijn grootmoeders en oma’s hoeren? Was Isa een voorbeeld van hoerenbloed? Was zijn omgang met degenen die hoeren waren? Was Isa zelfs niet iemand die als fatsoenlijk mens kon worden gezien? Werd Isa ingesmeerd met olie en parfum die gekocht waren met het verdiende geld van hoeren? Ging Isa met zijn heilige haren ook de voeten van hoeren vegen? Was Isa absoluut niet uit staan? Is het vertellen over Isa, onheil en zonde? Is Mirza Ghulām Qadiyani zijn plaats zo hoog, dat Isa zelfs de eerste tree niet kan bereiken?

O Christenen! Gij die de Kalma van Isa opzegt. Als Isa zo was zoals Mirza Qadiyani en zijn volgelingen zeggen, dan moeten jullie ook opgaan in de Qadiyanisme. En indien het niet zo was; en weliswaar was hij niet zo, hij was een gezonden heilige dienaar, geliefde en Profeet van Allāh. In de Heilige Qur’ān staat uitvoerig over hem geschreven. Hij werd genoemd Roohu’llah, Kalimātullah en Moaiyat roohulquds (Hazrat Jibra’il hielp hem onverkort). Hij is net zo geboren als Adam (zonder vader) en Allāh heeft de moslims opgedragen hem als rein en vroom te beschouwen. Waarom hebben jullie dan nauwe relaties met de Qadiyani en beschermen jullie hen? Het is nog niet te laat, zie in wie de Qadiyani in werkelijkheid zijn, anders zullen jullie nakomelingen jullie nooit vergeven. Ahle Islam weet dondersgoed dat de Christenen de Qadiyani hebben aangegrepen om de Islam ten onder te brengen. Hiermee ontstaat niet alleen schade aan de Islam, maar wordt ook de christelijke doelstelling afgebrokkeld, en de gematigde Christenen lijden daar ook onder. De grootste schade die zichtbaar is geworden, is dat de jonge generaties van de Christenen in hun land met andere gelovigen vechten. Hierdoor verdwijnt de rust en vrede in die landen.

Graag willen wij dat u naast de spiegel waarin Mirza Qadiyani gedachten over Isa weerspiegeld worden nader uitgelegd met de bedoeling, dat het helder wordt de door Allāh aan Isa gegeven status en Mirza Qadiyani zijn duivelse praktijken?

Mirza Qadiyani heeft in de spiegel zichzelf gezien en dat op de heilige Profeten afgebeeld. Met andere woorden datgene wat in de spiegel wordt gezien wordt ook verteld.

U moet in gedachten houden, dat Mirza Qadiyani de baas van de duivels was. Zo was Isa niet. Alle duivelse wonderen die Mirza Qadiyani heeft laten zien, dat kon Isa in geen geval. Voorspellingen die door Mirza Qadiyani met Dawa was gedaan zijn niet uitgekomen, zoals dat wel het geval was bij Isa. Hazrat Isa is op dezelfde manier geboren als Adam, met andere woorden zonder vader. Isa is een wonder van Allāh, die de mens niet kunnen begrijpen. Mirza Ghulām was conform zijn eigen uitspraken een slachtoffer geworden van dwaasheid en ook was hij een vrouw met de overgangsziekte. Hazrat Isa is niet geboren met de zaadcel van Hazrat Yusuf noch met van een ander. Kortom, hij heeft geen vader zoals Hazrat Adam ook geen vader heeft.[13]

Mirza Qadiyani heeft gemend bloed. Dit wil zeggen dat zijn familie uit verschillende volken voortkomen zoals tijdens de regentijd allerlei bacteriën en wormen ontstaan.

Op Hazrat Isa is geen vloek uitgesproken, omdat alle Profeten vroom zijn. Echter, op Mirza Qadiyani rust de vloek van alle mensen, Djinns, engelen en andere schepselen en ook van Allāh. Deze vloek zal voortduren tot de Dag des Oordeels. Hazrat Isa heeft ontelbare wonderen verricht, dit wordt bewezen in de Heilige Qur’ān, maar Mirza Qadiyani ’s omgekeerde wonderen zijn tijdens zijn leven al voorgekomen. Dit wordt door de Qadiyani Jamaat nog steeds verteld.

Alle Profeten zijn absoluut vroom. Hazrat Isa was ook een bijzondere Profeet, daarom kan het absoluut niet dat hij met hoeren en andere op hem gelegde beschuldigen enige relatie heeft. Wel is helder geworden, dat Mirza Qadiyani al die slechte eigenschappen in zich had. Hazrat Isa had geen enkele relaties met enige muzikale vrouw. Wel had Mirza Qadiyani om Mohammedi Begum te veroveren zichzelf vernederd. Daarnaast had hij verzonnen dromen en verzonnen Wahy van Allāh aan de mensen verteld. Toen hij niet in slaagde om Mohammedi Begum voor zich te veroveren heeft hij alcohol gedronken en drugs gerookt. Als Isa geen grootmoeders had, dan kan er geen sprake zijn van ontucht. Mirza Qadiyani heeft zijn eigen grootmoeders en oma’s uitgescholden, omdat hij zichzelf de beloofde Masīh Isa noemt. Met andere woorden hij heeft hierdoor zijn grootouders bestempeld als hoeren. Datgene wat Mirza Ghulām Qadiyani is zoals dwaas en vervloekt, heeft hij ook opgeschreven. Indien u wilt kan ik de reeds besproken Qadiyani uitspraken nader verhelderen, zodat de Qadiyani leiders worden ontmaskerd.

Tot zover is het afdoende. Voor een verstandige mens is een signaal al voldoende. U hebt zoveel gehoord over deze materie, dat u de Qadiyani kunt herkennen.  Ja, inderdaad indien iemand koppig is dan is dat wat anders. In enkele bijeenkomsten hebben wij Mirza Qadiyani zijn gedachten over de heilige Profeten besproken en gehoord hoe hij hen vernedert, uitscheld en beschuldigd. Moge Allāh de Almachtige alle moslims in naam van de heilige Profeet Mohammed ﷺ beschermen en behoeden, zelfs voor de schaduw van de Qadiyani. Amien! Ik ga een speciale vraag in de volgende bijeenkomst stellen. Tot ziens.

Alhamdulillāh! U bent iets te weten gekomen over de duivelse gedachten. De Qadiyani Dharm is zo’n godsdienst met een heel andere Adam. Als ik u de werkelijkheid van de Qadiyani Dharm voorspiegel dan zullen u en de mensen die in hun spinnenweb zijn verstrikt geraakt bescherming zoeken en verkondigen dat zij afstand willen nemen van hen (Qadiyani). Moge Allāh deze kleine moeite van mij accepteren en het tot “Licht” maken voor de gedwaalde en de Ahle Imān helpen op het Rechte Pad te blijven. Amien!

Moge Allāh het u gemakkelijker maken om mij meer vragen te stellen over de Qadiyani en mij helpen om de goede antwoorden te geven.

Zesde bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāhi

Wa alaikumus salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

Vandaag wil vertellen over de Profeet die de Profeet is der Profeten, de meest vrome is van alle schepselen, de meest geliefde van Allāh, namelijk Hazrat Poor Noor Ahmad Mujtabaah Sayyid-ul-Kaunain Rasool-us-Saqalain Rahmatullil Alemīn Mohammed ﷺ.

Betekenis Mahboob-i-Rabbi Qayinaat:  De geliefde van Allāh de Heerser der Werelden

Wajhi Taglieqi Sashjihaat: De oorsprong voor het ontstaan van Oost, West, Noord, Zuid, hemel en aarde. Kortom, van het Heelal. Hij die van alle schepselen het meest Verheven is.

Rasool-us-Saqalain: De Profeet van ook de Djinns en engelen.

Geen mens, Djinn of engel is gelijkwaardig aan de heilige Profeet. Indien iemand onder de mens, Djinn of engel zich vergelijkt met de Profeet Mohammed of zich boven hem verheven acht, is hij een afgedwaalde en iemand die laat afdwalen van het Rechte Pad. Dit is de Imān van mij en alle moslims.

Ik wil weten of de Qadiyani ook onze Profeet   hebben vernederd en beschuldigd?

Moge Allāh uw liefde voor onze Profeet laten voortbestaan en net als u ook de andere moslims de liefde voor de Profeet als zoete wijn (hier wordt geen alcohol mee bedoeld) laten drinken. Ongetwijfeld is onze Profeet Mohammed ﷺ met zijn eigenschappen en de persoonlijke bekwaamheden na Allāh de meest Verhevene en fantastische. Binnen geen enkele Werelden is iemand en niets dat vergeleken kan worden met onze Profeet en er zal ook nooit iemand of iets zijn. Wat wij niet kunnen begrijpen is, dat Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani zich Ahmad noemt naar de Profeet en toch met veel pracht en praal zichzelf heeft willen vergelijken met de Profeet Mohammed. Niet alleen heeft hij dat getracht, maar zichzelf ook uitgeroepen tot de ware Profeet Mohammed.

De Qadiyani gelovigen hebben zijn onnozele woorden voor waarheid aangenomen en daardoor hun Imān verspeelt. In zijn vele boeken heeft Mirza Qadiyani zichzelf bekend gemaakt als de Paigamberi Baroz (Autaar) en Ziel (schaduw), en schaduw is niet apart van de persoon zelf. Met andere woorden hij zegt verder “ik ben Mohammed”. En alle bijzondere eigenschappen van de Profeet Mohammed zijn van mij afkomstig. Daarom, degene die verschil uitmaakt tussen mij en Mohammed is niet mijn volgeling en dus geen moslim. Luister eens naar de volgende uitspraken van Mirza Qadiyani: “Mij heeft Barozi tot Profeet gemaakt en daarom heeft Allāh telkens mijn naam Nabiyullaah en RasoolAllāh geschreven, maar tussen mij en mijn schaduw staat Mohammed en niet mijn gedaante. Daarom heet ik Mohammed en Ahmad. Hiermee is bevestigd dat het Profeetambt niet aan een andere is gegeven, maar aan Mohammed”.[14]

Mirza schrijft in dit zelfde boekje verder: “Na het Profeetambt van Mohammed die in feite de laatste Profeet der Profeten is, is het niet erg om iemand daarna nog Nabi of Rasool te noemen. En door het noemen van iemand Profeet wordt de Zegel der Profeten (einde der Profeetambt) niet verbroken. Ik heb steeds keer op keer verteld dat overeenkomstig een vers van de Heilige Qur’ān[15] ik op basis van Barozi de laatste Profeet ben. Allāh heeft 20 jaar geleden in Zijn boek Brahini Ahmadiya mijn naam Mohammed en Ahmad geschreven en Allāh heeft mij gezegd dat ik Mohammed zijn gedaante ben. Hiermee is duidelijk geworden dat tussen mij als Profeet en het einde der Profeetambt van Mohammed geen verschil is. Schaduw is nooit apart van de gedaante”.[16]

Lees deze uitspraken van Mirza Qadiyani keer op keer en stel zelf in alle rechtvaardigheid vast hoe afvallig hij is. Hij heeft zich telkens op grond van Autaar uitgeroepen tot Profeet. Daarna heeft hij Barozi die waarde namens Allāh toegekend, dat een ieder op basis van Barozi tot Profeet kan worden benoemd. Daarna heeft hij Allāh tot klerk van zijn huis gemaakt en Allāh beschuldigt hem tot Profeet te hebben gemaakt. Vervolgens heeft Mirza Qadiyani zijn duivelse gedaante getoond. Hij zegt dat de gedaante die in zijn Autaar is verschenen, niemand anders is dan de laatste Profeet Mohammed-ur-RasoolAllāh ﷺ. Hij zegt ook dat degene (geest) die tussen hem en zijn schaduw in staat zich als Profeet uitroept en niet hij zelf. Hij zegt “Ja, omdat Allāh mij Mohammed en Ahmad heeft genoemd ben ik Profeet”. Dit was over de eerste uitspraak van hem. In de tweede uitspraak van hem heeft hij, om moslims te laten afdwalen van het Rechte Pad, zichzelf als de laatste Profeet verkondigt. Om zijn valse Profeetambt te beschermen heeft hij ook geschreven, dat daardoor de Zegel der Profeten niet breekt. De vers van de Heilige Qur’ān waarnaar hij verwijst is zelf het bewijs, dat hij een Kazzāb (leugenaar) is. In dit vers van Surah Jumu’ah heeft Allāh gezegd, dat de Faiz (zegen) van de Profeet Mohammed van de Tābi’īn tot de Dag des Oordeels op alle moslims zal rusten.

Waarom is het dan essentieel voor Mirza Qadiyani, degene die lijkt op de bacteriën en wormen, om zich als Profeet uit te roepen en een scheur te doen ontstaan tussen oprechte moslims met het juiste Imān en Aqīda. In zijn tweede vulgaire uitspraak heeft Mirza Qadiyani Kazzāb, Allāh de Schone en Majestueuze, beschuldigd hem 20 jaar geleden al Mohammed en Ahmad te hebben genoemd. Moge Allāh’s vloek rusten op de leugenaars! Mirza Qadiyani heeft door zijn gedaante, ontstaan met onrein bloed, te vergelijken met het reine lichaam van de heilige Profeet Mohammed ﷺ zo’n grote en afkeurende zonde begaan, waardoor voor eens en altijd aan deze hond de gloeiende ketting van de hel en vloek is omgedaan.

Zo zijn veel Bātil Firqa’s ontstaan, maar nog geen enkele Firqa heeft de geachte van Tanasug aan hun liefhebbers opgedragen; alleen Mirza Qadiyani heeft het aan zijn volgelingen opgedragen. Op basis van  deze Tanasug gedachte heeft Mirza zich voorgedaan als Ram en Krishen, Gopal en Nanak, Adam en Noah, Musā en Isa en de laatste Profeet der Profeten. Laten wij nu bekijken, wat de Qadiyani volgelingen met deze grondslag (Tanasug) hebben bereikt. Mirza Qadiyani zijn zoon, leider Mirza Bashir Ahmad Qadiyani, schrijft in zijn boek Kalimāt ul Fadl geïnspireerd door Tanasug het volgende: “De belofte van Allāh was dat hij nog een keer de laatste Profeet der Profeten op aarde zal sturen zoals dat met de vers – wa akherina minhum- van de Heilige Qur’ān is bewezen. Mirza Qadiyani is zelf Mohammed-ur-RasoolAllāh. Hij is voor het wel en wee van de Islam weer op aarde gekomen”.

In dit zelfde boek schrijft hij elders het volgende: “Is er enige twijfel over ontstaan dat Allāh nogmaals in Qadiyan Mohammed heeft gestuurd om Zijn belofte na te komen”.[17]

Uit de uitspraken van Mirza Qadiyani en zijn zoon blijken dat hun gedachten bij Qadiyani een stevige grondslag (Tanasug) vormen en algemeen aanvaard is. Deze waarmaking Staat geschreven in vele boeken, tijdschriften en kranten van hen waaronder Al-Fadl, Faroek en Al-Badr. In deze boeken heeft de schrijver met nadruk erop gewezen dat op basis van Tanasug, Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani de Autaar is van Mohammed ﷺ.

De gedachte van Tanasug kan het volgende zijn, dat  Allāh niet voldoende zielen kan creëren zoals Hij wel lichamen (mensen, dieren) kan creëren. Daarom gaan de zielen na de dood van het ene lichaam in het andere met als gevolg dat zij hun beloning of straf voor hun daden ook op de wereld krijgen. Op basis van deze Tanasug gedachte worden onder andere de Dag van de Vereffening, het Paradijs en de Hel tenietgedaan voor de moslims. Hiermee wordt ook gezegd dat de moslims de islamitische Aqīda hebben verworpen. Door de Tanasug Aqīda te accepteren moeten de Qadiyani volgelingen uitzoeken in welk dierlijk lichaam hun ziel is terechtgekomen.

Zo lijkt deze Aqīda van de Qadiyani zeer gewild onder hen, daarom wil ik nog een paar onderwerpen horen over hun Aqīda?

De Aqīda van de Qadiyani is geen geheime Aqīda. Ik heb al eerder verteld dat er tientallen boeken over hun Aqīda aanwezig zijn. Het is mogelijk, dat er een aantal mensen zijn die zich Qadiyani noemen, maar niets weten over deze Aqīda. Als nu bekend is geworden aan de hand van eigen boeken over de Tanasug Aqīda van Mirza Qadiyani, dan moeten zij zich bekeren tot de Islam en vergiffenis vragen aan Allāh, en de bitterheid vervloeken. Zij moeten ook met die mensen, die deze Hindoe Aqīda op na houden, alle relaties verbreken. Zo heb ik vele referenties in de voetnoten gepresenteerd, maar ik zal nog twee referenties bespreken en dit onderwerp beëindigen. De rechter van de Qadiyani Dharm Zahuruddin Aqmal (Aqmal is zijn schuilnaam) heeft deze Aqīda niet alleen opgeschreven, maar heeft het ook met veel pracht en praal verspreidt. Ook heeft hij op basis van deze Hindoe Aqīda zijn Profeet Mirza Qadiyani luidkeels toegejuicht en in dichtvorm bekend gemaakt. Deze gedichten hebben Qadiyani uitgeverijen gepubliceerd: “Mohammed phir uter aye hain hum main; aur aghe si hain bhar kar apni sha’ami. Mohammed dikhne hoon jis ni aqmal; Ghulām Ahmad ko dikhi qadian main.”

Vertaling: De Profeet Mohammed is opnieuw naar ons teruggekeerd; en is beter dan voorheen. En, O Aqmal zij die  Mohammed willen zien; zij kunnen naar Qadiyan gaan om Ghulām Ahmad te zien.

Qadiyani meest bekende tijdschrift Al-Fadl heeft met veel uitgebreidheid Tanasug Aqīda op deze wijze beschreven: “Hazrat Masīh-mau’ud, de Jamaat van Mirza Qadiyani, is in werkelijkheid een groep van de Sahāba (metgezellen) van Mohammed. En zoals de zegen van de Profeet Mohammed op zijn metgezellen rusten, zo rusten onvoorwaardelijk ook zijn zegen op de groep van Masīh-mau’ud. Hierdoor wordt kristalhelder dat de groep van Masīh-mau’ud een groep is uit de Sahāba. En de zegen van de Profeet Mohammed blijft net zo onverkort neerstrijken op de mijn groep zoals dat op de Sahāba neerstrijkt. Dit is een bewijs dat Masīh-mau’ud zeer zeker en  ongetwijfeld Mohammed is. En geen activiteit van Masīh-mau’ud verschilt met dat van Mohammed”.[18]

Dit is de poëzie van de rechter van de Qadiyani Dharm. Hierin heeft hij gezegd dat degene die de ware Mohammed wil zien, naar Qadiyan moet komen om Mirza Qadiyani te zien. Omdat hij in al zijn werken volmaakt is en de Mohammed die in Arabië was gekomen onvolmaakt is. In zijn tweede uitspraak heeft deze vulgaire rechter de Qadiyani groep een speciale groep van de Sahāba genoemd en zelfs heeft Mirza Qadiyani een lijst laten opstellen bestaande uit 313 namen van zijn volgelingen. Deze volgelingen heeft hij gelijkgesteld met de Sahāba van de Slag bij Badr. Deze afvallige Qadiyani leider heeft Mirza Qadiyani als de ware Mohammed gepresenteerd. Daarna heeft hij het werk, naam, positie en dergelijke van Mirza Qadiyani zodanig verheven, dat het aanzien van de Profeet Mohammed werd aangetast. Het resultaat van Tanasug bereikt hem en zal hem blijven achtervolgen. Het is mogelijk dat bepaalde Qadiyani geen kennis hebben van deze uitspraken, dan is het een tekortkoming van hun zelf. Zij moeten hun godsdienstige boeken raadplegen. Mirza Qadiyani is de bron van alle slechte en afvallige aqīda. Maar in al die afgekeurde aqīda is Tanasug het meest afkeurenswaardige, die de relaties van de Qadiyani met de Mushrik tot een geheel heeft gemaakt. Nu kan geen enkele Qadiyani moed opbrengen om deze aqīda te ontkennen, omdat Mirza Ghulām Qadiyani om Dajjāli gunsten te bemachtigen deze Tanasug Aqīda als kern heeft gemaakt en de grote Qadiyani leiders hebben deze Aqīda bekrachtigd. Reeds jarengeleden hebben vooraanstaande Ulema-e-Ahle Sunnat ons op deze feiten gewezen en heeft degenen die deze Aqīda erkennen buiten de Islam gezet.

In de 14e Hijri is in Qadiyan Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani geboren om deze Aqīda nogmaals te doen herrijzen. En op basis van deze Tanasug Aqīda weten wij niet in welk dier hij terecht is gekomen. Qadiyani moeten op basis van deze Tanasug Aqīda vertellen, net als hun valse en sluwe Profeet Mirza Qadiyani, in welke dieren hun zielen zijn gekropen en in welke zij nog zullen kruipen. Uit bovengenoemde uitspraken van de Qadiyani wordt kristalhelder dat alle volgelingen, van A tot Z, van de Qadiyani Dharm door hun valse Profeet Mirza Ghulām Qadiyani te vergelijken of hoger te achten dan de Profeet Mohammed een reden is om buiten de Islam te worden gezet.

Uit de uitspraken van Mirza Qadiyani en zijn godsdienstige leiders is duidelijk geworden dat zij Profeten hebben beledigd. En dit is ook helder, dat Tanasug Aqīda bij hen de normaalste zaak van de wereld is. Opvallend is dat zij de Kalma van de Profeet ﷺ opzeggen en zich zijn volgeling noemen.

Wat is de waarde van het opzeggen van zijn Kalma en deze Dawa?

Broeder, het opzeggen van de Kalma en met woorden zich een volgeling van de Profeet noemen is wat anders dan het nakomen van de voorwaarden van de Islam. Indien alleen met woorden zich als moslim bekendmaken ook het hart bevestigd, dan is het makkelijk de voorwaarden van de Kalma na te komen. En indien er geen geloof met hart en ziel is, dan heeft het opzeggen van de Kalma geen waarde. In de Heilige Qur’ān staat heel duidelijk geschreven “als de munāfiqun zich bij u vertoeven, getuigen zij dat u ongetwijfeld de Profeet van Allāh bent; en Allāh weet degelijk dat u Zijn Profeet bent; en Allāh getuigt dat ongetwijfeld deze munāfiqun leugenaars zijn”.[19]

Indien tegelijk met de erkenning van de Profeetambt en ook het hart getuigt, dan is het accepteren van de bijzondere gaven van de Profeet Mohammed en het opvolgen van zijn bevelen makkelijk. En indien het hart niet getuigt, dan heeft het met woorden alleen erkennen van de Profeet geen waarde en kan het geen bron vormen voor Imān. Om het even te zeggen, bij de Qadiyani komt het ook voor dat zij de Kalma opzeggen, zich ook tot de Ummat van Mohammed rekenen en hem de laatste Profeet noemen; net zo noemen zij enkele andere islamitische voorwaarden. Dit zijn alleen maar het zeggen (iqrārum billisān) en niet het overtuigt (tasdiqum bil jinān) zijn. Indien het hart overtuigd zou zijn, dan zou absoluut nooit het Profeetambt kunnen worden beledigd en na het accepteren van de laatste Profeet der Profeten, zou nooit geaccepteerd kunnen worden dat er andere Profeten zullen komen. Wat kunnen wij doen, de Qadiyani zeggen dat de Profeet Mohammed de laatste Profeet is en toch beledigen zij hem; zij zeggen ook de islamitische Kalma op en ontwortelen de grondbeginselen van de Islam. Ondanks dat zij zeggen dat de Profeet Mohammed ﷺ de meest verhevene is van alle Profeten, beweren zij dat Mirza Qadiyani gelijk is aan hem maar zelfs hoger in aanzien. Soms accepteren zij hem als de laatste Profeet en soms zeggen zij dat als andere Profeten zullen komen er geen verschil zal ontstaan in het accepteren van hem als laatste Profeet: Dohara makam banaaya hain rahaini ko yaar ne, khera jo idhar se to udher se nikal ghia.

Vertaling: echter, de Shari’ah is zo standvastig, dat hij niet kan ontsnappen.

Luister nu welke waardigheid de Profeet Mohammed ﷺ in de Qadiyani Dharm heeft. Het antwoord op uw vraag is publiekelijk. In de Qadiyani Dharm heeft Mirza Ghulām Qadiyani de waardigheid aan de Profeet Mohammed, in vergelijking met zichzelf, gegeven dat hij zeer laag in positie is of gelijkwaardig en op z’n hoogst op het niveau van leraar. (Al-ayaazo bi’llāhi Ta’ālā). Ik zal u een aantal referenties, wat betreft deze uitspraak van Mirza Ghulām, geven zodat u zelf in alle rechtvaardigheid kan vast stellen wie hij is.

Mirza Qadiyani hemelt zichzelf als volgt op: “Lahoo gasafal qamarul muniri wa annali; gazafal qamaranil musriqaini attankiro”.[20]

Vertaling: Voor de Profeet van Islam is uitsluitend de maan verduisterd, maar voor mij zijn zowel de maan als de zon tegelijk verduisterd. O mensen, weigeren jullie mijn Profeetambt nog steeds.

Mirza Mahmood Qadiyani, tweede afgezant, schrijft de waardigheid van de Profeet ﷺ als volgt: “Mijn Imān is dat Masīh-mau’ud (Mirza Ghulām Qadiyani) exact de handelingen van de Profeet van de Islam heeft verricht, zodat hij zelf de laatste Profeet is geworden. Kan het niveau van leraar en leerling hetzelfde zijn? Indien de leerling op basis van zijn kennis op hetzelfde niveau komt van zijn leraar, zal hij toch met respect voor hem moeten zitten. Deze relatie is tussen de Profeet Mohammed en Masīh-mau’ud.”[21]

De Imām van de Qadiyani, Hakim Mohammed Hussain Lahori, vertelt de waardigheid van de Profeet ﷺ als volgt: “De Profeet Mohammed is een Mo’alim (leraar) en Masīh-mau’ud is een leerling. Al zou een leerling alle kennis van zijn leraar hebben gekregen en in bepaalde zin verder zijn gevorderd, dan nog blijft een leraar een leraar en een leerling een leerling”.[22]

De Qadiyani hebben nog een waardigheid van de Profeet Mohammed ﷺ verteld. In Ro’si-azal heeft Allāh door alle Profeten en ook door Profeet Mohammed de belofte laten afleggen dat zij Imān moeten brengen op Mirza Ghulām Qadiyani en hem helpen. Hiermee wordt gezegd dat Mirza Ghulām hoger in aanzien is. Hierover wordt in Al-Fadl, jaargang 11, uitgave 27 het volgende geschreven: “Khoda ni liya ahad sab Ambiya si; ki jab tum ko du’n main Kitāb aur hiqmah. Phir aaye tumhaaraa musaddik payamber, to Imān laawo karo us ki nusrat. Liya tha jo maslak sab Ambiya si; wohi ahad haq ni liya Mustafa si. Mubārak wo ummat ka mau’ud ayaa; wo misaaki millat ka moqsut aaya.”[23]

De Qadiyani hebben de laatste Profeetambt van de Profeet Mohammed ﷺ als volgt verteld: “Voor de komende Profeten is het einde der Profeetambt (khatme-Nabiyyinna) van de Profeet Mohammed ﷺ geen belemmering. De komende Profeten zullen geboren worden in de Masīh-mau’ud (Mirza Ghulām Qadiyani) tijdperk”.[24]

Mirza Mahmood, afgezant van Qadiyani, geeft op de volgende wijze bekend aan de laatste Profeetambt: “Zij hebben begrepen dat de formatie van Profeten bij Allāh uitgeput is en het niet begrijpen hiervan komt doordat zij Allāh niet respecteren en herkennen. Waarom alleen een Profeet (Mirza Qadiyani). Ik zeg dat er duizenden Profeten zullen komen”.[25]

Deze uitspraken en Aqīda van de Qadiyani zijn herkenbaar, het niet noodzakelijk daar verder op in te gaan. Ik heb enkele van deze uitspraken verteld, zodat de lezers kunnen weten welke eerbied de Profeet Mohammed in de Qadiyani Dharm heeft en u te weten kunt komen hoe de Qadiyani de Profeet van de Islam aanzien. 

Willen jullie iets meer weten over Mirza Ghulām Qadiyani?

Voordat deze bijeenkomst wordt afgesloten wil ik u vertellen welke hoedanigheid Mirza Ghulām Qadiyani zelf heeft binnen de Qadiyani, zodat de moslims iets meer kunnen weten over deze valse Profeet. Mirza Ghulām Qadiyani zijn waardigheid is druilerig en niet alleen een paar waardigheden, maar velen. Bijvoorbeeld. Hij heeft zelf gezegd dat hij Mazhari Khoda (degene die Allāh weerspiegeld) is. Soms zei hij dat hij Khaliq (Schepper) is, soms zei hij dat hij het sperma van Allāh is, soms zei hij dat hij de zoon is van Allāh en soms zei hij dat hij de vader van Allāh is. Vervolgens heeft hij in vergelijking met de afgoden van de Hindoes zichzelf Krishen, Ram, Qalanki Autaar en Brahmaan Autaar genoemd. Daarnaast heeft hij zich in vergelijking met de mensen het meest afvallige genoemd en binnen het dierenrijk zichzelf worm van het toilet. Met andere woorden heeft Mirza Ghulām Qadiyani zijn waardigheid in de taal van tijgers als volgt verteld: “Kirami gakie hoon mere pyare na’adamzaad hoon, hoon, hoon. Basar ki jaye nafrat aur insān ki aar”.

Met de intentie waarmee u zijn waardigheid heeft willen weten, kunt u aanhoren indien u dat kunt opbrengen. Mirza zijn waardigheid kan naar mijn mening niemand beter dan hij zelf vertellen, omdat zijn Ummat leiders en afgezanten zijn uitspraken en gedachten als waarheid hebben bevestigd en andere Qadiyani hebben het van commentaar voorzien. Ook hebben deze Qadiyani bij het uitleggen van de uitspraken andere zaken aangehaald die niet in de oorspronkelijke uitspraken of gedachten voorkwamen. Zij hebben aan het kwetsbare lichaam van de worm vleugels van een arend vastgemaakt.

Luister nu naar de woorden van Mirza Qadiyani over zijn waardigheid: “Er is geen Profeet op de aarde geweest, wiens naam ik van Allāh niet gekregen heb, zoals dat in Brahini Ahmadiya staat geschreven. Allāh heeft gezegd dat ik de volgende Profeten ben en daarom heeft hij mij genoemd Adam, Noah, Ibrahim, Ishaak, Jakoep, Ismail, Musā, Dawood, Isa ibn Maryam en Mohammed ﷺ. Met andere woorden op grond van Barozi bezit ik de waardigheid van iedere Profeet.[26]  Allāh wilde dat van alle Profeten, hun vroomheid en respect, in een persoon zichtbaar werd gemaakt. En die persoon ben ik.[27] Zinda sjoet har Nabi baha aamdanam; har Rasooli ni’ha ba pairra hanam (alle Profeten waren dood en door mijn komst zijn zij levend geworden; alle Profeten hebben hun gezicht verborgen tussen mijn voeten). Mai kahbi Adam kahbi Musā kahbi Jakoep hoon; niez Ibrahim hoon nasli hain meri besjamaar (soms ben ik Adam, soms Musā, soms Jakoep en Ibrahim; mijn nakomelingen zijn ontelbaar). Manam Masīh zamaan wa manam qalimi Khoda; manam Mohammed wa Ahmad ki mujtabaa baasat (ik ben de Isa van dit tijdperk, ik ben Musā en ik ben Mohammed en Ahmad en verkoos de meest geliefde).[28] O dierbaren jullie hebben dat tijdperk gekregen, waarover alle Profeten hebben verteld en jullie hebben die persoon gezien, naar wie vele Profeten hadden uitgekeken. Daarom moeten jullie je Imān sterk maken en jullie Pad rechtzetten”.[29]

Van de vele uitspraken van Mirza Ghulām Qadiyani heb ik een vier gepresenteerd, zodat u zelf de waardigheid van hem kunt waarnemen. Ten slotte, presenteer ik een uitspraak van zijn afgezant Mirza Mahmood Qadiyani, zodat u ook zijn waardigheid kunt vaststellen: “Door toedoen van Mirza Ghulām Qadiyani is de Islam levend geworden, Heilige Qur’ān levend geworden, Mohammed ﷺ zijn naam levend geworden, Allāh’s eenheid en alle goede daden levend geworden, elke Profeet levend geworden, iedere eerlijke mens nogmaals geboren. Hiermee wordt vastgesteld dat Masīh-mau’ud geen gewone mens was. Hij heeft de lering van Profeten levend gemaakt”.[30]

De uitspraken van Mirza Ghulām Qadiyani en zijn zonen kunnen als volgt worden samengevat:

  • Mirza Qadiyani is het voorbeeld van de namen, werken en waardigheid van de Profeten (ma’āzAllāh Ta’ālā).
  • Mirza Qadiyani is degenen die van alle Profeten en eerlijke mensen hun werken zichtbaar maakt (ma’āzAllāh Ta’ālā).
  • Door de komst van Mirza Qadiyani zijn alle overleden Profeten weer levend geworden (ma’āzAllāh Ta’ālā).
  • Iedere Profeet is verscholen in het gewaad van Mirza Qadiyani (ma’āzAllāh Ta’ālā).
  • Mirza Qadiyani is van vele volkeren een gemende soort.
  • Mirza Qadiyani is de Masīh van zijn tijdperk, Kalim en Mirza Mahmood Ahmad, Mustafa Mujtabaa (ma’āzAllāh Ta’ālā).
  • Mirza Qadiyani is degene van wie alle Profeten goede tijding had verteld (La’anattullahi alal Qaazibin).
  • Mirza Qadiyani is degene die vele Profeten hebben willen zien  (La’anattullahi alal Qaazibin).

Voor de komst van Mirza Qadiyani was de eenheid van Allāh, dini Islam, Heilige Qur’ānn Karim, paigamberi Islam ka naam, alle Profeten en eerlijke mensen dood gegaan. Door zijn komt zijn zij allen levend geworden. (Al-ayaazo bi’llāhi Ta’ālā). Mirza Qadiyani was geen gewone mens, omdat hij de lering van de Profeten tot leven heeft gebracht. (Moge Allāh alle moslims beschermen van deze onnozele beweringen van Mirza Qadiyani).

In de boeken van de Qadiyani Dharm worden deze beweringen van Mirza Qadiyani gevonden, die geen enkele gelovige kan verdragen. Ja, indien iemands hart dood is of iemand is omgekocht door deze ongelovigen, dan is dat wat anders. Daarom wilde ik deze onnozele beweringen van de Qadiyani niet ter sprake brengen, maar ik was door de vele gestelde vragen genoodzaakt hierop in te gaan. Ik heb de beweringen met die intentie overgenomen in mijn naqli kufr, kufr na bāsat. Met andere het citeren van Kufr is geen Kufr. Moge Allāh mij vergeven. Door het citeren van hun uitspraken en uitleggen kan een voordeel worden behaald, dat de moslims die door de bedrieglijke argumenten van de Qadiyani waren overgehaald en zich hadden aangesloten bij de Ahmadiya Jamaat terug kunnen keren en Allāh om vergiffenis vragen.


[1]  Staat geschreven in Al-Fadl Qadiyan, volume 3, uitgave 98, d.d. 18 maart 1916

[2] Staat geschreven in het boek Haqiqat ul Wahy, pagina 48. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[3] Staat geschreven in het boek Tjasme-i-Masīh, pagina 18. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[4] Staat geschreven in het boek Iesāle-i-Auhaam, pagina 303. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[5] Staat geschreven in de opgetekende uitspraken Malfoozāt Ahmadiya, volume 7, pagina 461. Verzamelaar van deze uitspraken is Manzoor Ilahi Qadiyani Lahori

[6] Deze toevoeging heet Zamiema Anjaam Athem, pagina 6. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[7]  Staat geschreven in Hāshiya Zamiema Anjaam Athem, pagina 5. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[8] Staat geschreven in Zamiema Anjaam Athem, pagina 5. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[9] Staat geschreven in Iesāle ul Auhaam. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[10] Staat geschreven in Iesāle ul Auhaam, pagina 69. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[11] Hier wordt bedoeld de moslims

[12] Staat geschreven in het boek Takdir-i-Ilahi, pagina 39. Auteur Mirza Mahmood Ahmad Qadiyani, zoon van Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[13] In de Heilige Qur’ān staat Massale Isa Kamsali Adam

[14] Staat geschreven in een dun boekje Ik galetie ka Isala. Auteur Mirza Ghulām Ahmad Qadiyani

[15] Wa akherina minhum lammaa yalhaqu bihim

[16]  Staat geschreven in een dun boekje Ik galetie ka Isala. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[17] Dit citaat komt voor in de review van publicaties, van Al-Fadl, pagina 105

[18] Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 20 oktober 1931, jaargang 19, uitgave 48.

[19] Surah Al-Munāfiqun, vers 1. Verder wordt met u bedoeld de Profeet Mohammed ﷺ

[20] Staat geschreven in het boek Ijāzah Ahmadi, pagina 71. Auteur: Mirza Ahmad Ghulām Qadiyani

[21] Staat geschreven in het boek Zikr-i-Ilāhi, pagina 18. Auteur: Mirza Mahmood Qadiyani

  • [22] Staat geschreven in het boek Al-Mahdi, pagina 49. Auteur Hakim Mohammed Hussain Lahori Qadiyani
  • [23] Staat geschreven in Al-Fadl, jaargang 11, uitgave 27 d.d. 26 februari 1924.
  • [24] Staat geschreven in een speciale uitgave khatemun Nabiyyinna van Al-Fadl, pagina 15, d.d. 12 juni 1928
  • [25] Staat geschreven in het boek Anwār khilafat, pagina 62. Auteur Mirza Mahmood Qadiyani
  • [26] Staat geschreven in de Tatiemmaa (supplement) Haqiqat ul Wahy. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [27] Staat geschreven in het boek Brahieni Ahmadiya, pagina 98. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [28] Staat geschreven in het boek Kalām Mirza en is overgenomen uit Al-Fadl van 18 februari 1930
  • [29] Staat geschreven in het boek Arba’in, pagina 4. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [30]  Staat geschreven in Al-Fadl van 6 mei 1924
Zevende bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāhi

Wa alaikumus salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

In de afgelopen bijeenkomsten is mijn hoofd duizelig geworden, door het aanhoren van de valse beweringen en uitspattingen van Mirza Qadiyani. Moge Allāh alle moslims beschermen van de gevaarlijke en giftige virussen van de Qadiyani. Amien!

Hebben de Qadiyani Imams en leiders naast Allāh en de Profeten ook andere gelovigen beledigd? Zo ja, vertel dan eens over enkelen onder hen die beledigd zijn.

Als de misdadigers gespot hebben met Allāh en zijn Profeten waaronder de Profeet van de Islam en hun beledigd en uitgescholden hebben, welke waardigheid zal dan onze vromen en Ulema bij de Qadiyani hebben. Toch zal ik enige voorbeelden aanhalen op uw verzoek.  Een voorbeeld over de belediging van Tajdaar Gholeraa, een plaats in Pakistan.

Beledigingen van Awliya door Mirza

Deze vrome man had het bloed van de Sayyid en vrome familie. Hij was het knooppunt van zowel de Shari’ah Uloom als de Roohāni Uloom. Zelfs voor grote misdadigers deinsde hij niet terug en vertelde uit gewoonte altijd de waarheid. Hij was de leermeester en beschermheer van zowel Soefi’s als Ulema. Hij heeft altijd de Islam gediend zonder enig voordeel te verwachten. Mensen die waren afgedwaald heeft hij na vele pogingen op het Rechte Pad te brengen de hel in gestuurd. Mirza Ghulām Qadiyani en zijn volgelingen beefden als zij zelfs zijn naam hoorden. Zelfs het stof van zijn graf leidt de zoekers naar de waarheid. Luister naar de afvallige uitspraken van Mirza Qadiyani tegenover deze vrome heer: “Kazzāb, satan, misdadiger, bijter als een schorpioen, O Gholeraa’s grondgebied moge Allāh’s vloek op jou rusten en je bent vanwege een vervloekte ook vervloekt”.[1]

Welke moslim kent de grote soefi meester en bekende dienaar van de Islam Hazrat Sheikh Al-Fishāni niet. Hij heeft de godsdienst “Dīn-e-Ilāhi” die Akbar Badsha had gesticht met wortel en elkaar vernietigd en de Islam doen triomferen. Hij heeft via zijn boek Maqtub, en dus Maktubāt alle mensen die op zoek waren naar Tariqat gezegend met zijn Faiz. Hij heeft biet allen in Hindoestaan de Orde Naqshbandī verspreid, maar ook tot in het buitenland. Mirza Qadiyani heeft hem ook een voorbeeld van schuldenaar gemaakt en zelf zijn eigen waardigheid hoger geprezen dan van Hazrat Al-Fishāni. Kortom, een zekere Jakoebali Qadiyani heeft in zijn boek over Mirza Qadiyani het volgende geschreven: “Hazrat Mujaddid Al-Fishāni heeft in zijn boek Maktubāt zelf geschreven, dat degene die na mij zullen komen en op wie Allāh’s speciale zegen rust, hij niet beter is dan zij en dat zij niet zijn volgelingen zijn. Dus, deze bekrompen man (Mirza Ghulām) verteld de realiteit, alleen om Allāh te bedanken, dat Allāh hem (Mirza) boven de anderen heeft verheven, die beter zijn dan Hazrat Al-Fishāni. Allāh heeft mij (Mirza) veel beter beloond dan de Awliya bij de Profeten gevoegd”.[2]

Mirza Qadiyani heeft door deze valse beweringen de harten van moslims en in het bijzonder de Naqshbandī leed bezorgt, omdat de vromen waarover Imām-e-Rabbāni Hazrat Sayyidena Sheikh Mujaddid Al-Fishāni Farooqi Naqshbandī in zijn boek Maktubāt heeft verteld, zelfs de gedachtevogels van Mirza Qadiyani daar niet konden vliegen. Wat Hazrat Al-Fishāni bedoelde met, dat Allāh na hem betere mensen zou sturen, is zijn eigen ik bewijzen. Hij was een bescheiden man, en zich zo eenvoudig voelen is een teken van een zeer vrome mens. Maar als Mirza Qadiyani ogen heeft, dan pas kan hij dat inzien. Mirza Qadiyani heeft door zijn hoogmoedigheid de Maktubāt van Hazrat Al-Fishāni niet begrepen en zichzelf in de vingers gesneden. Ook begon hij zichzelf deugdzamer te zien dan de Awliya op wie Allāh’s zegen rusten.

Bari aqokolo danish babaajat ghriest, met andere woorden men moet huilen om zulk verstand.

Luister nu naar de bespottelijke woorden van Mirza Mahmood, de afgezant en zoon van Mirza Ghulām Qadiyani, die hij op een Jumu’ah in de Khutbah heeft verteld. De Qadiyani kranten hebben zijn uitspraken met veel peper en zout gepubliceerd: “Sayyid Abdul Qādir Jilāni heeft soms zijn eigen feitelijkheden en innerlijke gevoelens verteld, omdat hij geen Boodschapper was maar een Mujaddid. Een Mujaddid is een hervormer. Hij was in de hoedanigheid van Mujaddid, daarom heeft hij zijn gevoelens bekend gemaakt. Sheikh Abdul Qādir zei dat hij datgene wilde vertellen wat hij aanschouwde en wat zich in de samenleving ontwikkelde. Daar hij een Mujaddid was sprak Allāh soms op grond van ilhāmi met hem. Hij was in zijn tijd een zegen voor zijn mensen. Sheikh Abdul Qādir kon niet ingaan op de materie, dat Allāh een Eenheid vormt. Dit was voor Hazrat Masīh-mau’ud gereserveerd, die als Boodschapper is gestuurd. Daarom konden de mensen voor de komst van Mirza Ghulām dit soort onderwerpen niet behandelen, anders zouden zij ook de voorschriften van Tauhid verkondigen. Sheikh Abdul Qādir kon alleen die waarnemingen vertellen die hij zelf begreep. Het vertellen over de voorwaarden, betekenis en heil van Tauhid was het werk van Masīh-mau’ud salaatus wa salām. Dit is dus het verschil tussen Mirza Ghulām Qadiyani en de Awliya en in het bijzonder Syed Sheikh Abdul Qādir Jilāni over dit onderwerp”.[3]

De Qadiyani afgezand heeft in zijn afvallige Khutbah slechte woorden gesproken over Sheikh Abdul Qādir Jilāni en hem als een schijnheilige afgeschilderd wat betreft Tauhid. Hij heeft in tegenstelling tot Sheikh Abdul Qādir zijn vader Mirza Ghulām Qadiyani Kazzāb als een nieuwe Boodschapper openbaar gemaakt, een Muballigh van de voorschriften van Tauhid en een heil verkondiger van Tauhid. Dit is rechtstreeks en nadrukkelijk een belediging van Hazrat Syed Sheikh Abdul Qādir Jilāni. Daarnaast heeft de Qadiyani afgezand zijn vader Mirza Ghulām Qadiyani in aanzien verheven, hoger dan niet alleen Sheikh Abdul Qādir, maar zelfs alle Awliya. Dit is bijzonder hersenloos (jāhil pan) van Mirza Mahmood Ahmad Qadiyani. Hij weet absoluut niets af van onze vromen.

De waardigheid van Imām-i-Ali Maqām Saheed Karbala Nawāz-e-Rasool Jighar Go’oze batul Hazrat Sayyidena Imām-e-Hussain (radi Allāhu anhu)  is bekrachtigd door de Sahīh Ahadīth en Mutawātir Ahadīth. Dit weten ook alle moslims die zich met de godsdienst bezighouden. Mirza Ghulām Qadiyani verwerpt al die overleveringen (Ahadīth) en schrijft over Imām Hussain het volgende: “Ja, het is ook waar dat hij een van de godvrezende van Allāh was. Maar er zijn miljarden van zulke mensen geweest, en Allāh weet hoe het in de toekomst zal zijn. Zondermeer hem de leider van de Profeten maken is een belediging van Allāh en de Profeten. Evenzo, hebben Allāh en Zijn Profeet de namen Nabi en Rasool aan Masīh-mau’ud, gegeven. En alle Profeten van Allāh hebben hem toegejuicht. Ook is Mirza Ghulām Qadiyani door Allāh bekend gemaakt als degene die alle eigenschappen van Profeten in zich heeft. Nu moet gedacht worden welk verband Imām Hussain hiermee heeft? Is het niet waar dat blijkens de Heilige Qur’ān, Ahadīth en de getuigenis van alle Profeten, Masīh-mau’ud (Mirza) veel vromer is dan Imām Hussain en de bron is van alle wonderen? Indien in werkelijkheid ik zelf Masīh-mau’ud ben, welke status moet ik dan in tegenstelling tot Imām Hussain krijgen? En indien ik Masīh-mau’ud niet ben, waarom heeft Allāh dan velen wonderen getoond? En waarom is Allāh dan altijd eens met mij?”[4]

Mirza Ghulām Qadiyani heeft in dit boek van hem op pagina 99 een gedicht geschreven, namelijk: “Karbala ihst sairi har aanam; sat Hussain ast dar ghirie baanam.(Ik ben voortdurend in Karbala, waar vele Hussains in mijn gewaad zijn verstopt)”. Dit gedicht van Mirza Qadiyani is ook te vinden zijn andere boek Durr Sameen, pagina 287. Dit vond Mirza niet afdoend, dus heeft hij in nog een ander boek, van hem zelf, Imām Hussain als volgt beledigd: “Main Khoda ka kustaa hoon aur tumhaaraa Hussain dusmano ka kustaa tha. (Ik ben door liefde verzonken in Allāh en Hussain is vermoord door zijn vijanden). Het is heel helder wat het verschil is tussen beiden”.[5]

De hierboven aangehaalde citaten zijn een grote belediging voor Imām Hussain, omdat hij gelijk gesteld is met vele andere gewone Hussains. Zelf heeft Mirza zichzelf op zo’n hoge troon geplaatst, dat alle respect van Imām Hussain in het niets is opgegaan. Daarna heeft Mirza Qadiyani Allāh en zijn Profeten beschuldigd, dat zij hem de namen Nabi en Rasool hebben gegeven en de bezitter hebben gemaakt van alle eigenschappen van de Profeten. Moge de vloek van Allāh en Zijn vrome aanbidders rusten op zo’n Kazzāb, die Allāh, de Profeten, Heilige Qur’ān en Ahadīth heeft beschuldigd en zijn eigen aanzien heeft verheven boven de vrome moslims. De vertaling die ik heb gegeven aan het gedicht van Mirza Qadiyani over Imām Hussain is overtroffen door de vertaling en betekenis van Mirza Mahmood Qadiyani. Luister naar zijn vertaling: “Mensen hebben begrepen, dat Masīh-mau’ud beweert dat hij gelijk is aan Imām Hussain. Maar ik zeg dat de betekenis daarvan is, een seconde van mij is gelijk aan 100 opgeofferde Hussains”.[6]

Dit is het resultaat van de leerstelling van de Qadiyani. Mirza Qadiyani vergelijken met Imām Hussain (radi Allāhu anhu) binnen de Qadiyani Dharm is een belediging door Mirza Qadiyani, omdat iedere seconde van Mirza Qadiyani Mardood gelijk is aan 100 opgeofferde Hussains. (Ma’āzAllāh).

De waardigheid van Shere Khoda Faatihi khaibar Babul Ilm Parwarda-e-Rasool Hazrat Sayyidena Maula Ali Murtaza KaramAllāhu Ta’ālā wajhahusj Sharīf is bewezen door de Heilige Qur’ān en Ahadīth. In de Ahadīth boeken is een heel hoofdstuk gewijd aan Hazrat Ali. Daarnaast is het meer dat bekend, dat Hazrat Ali tijdens het vasten door de misdadiger Abdul Rahmān ibn Muljim in de Ramadān, binnen in de Kufa moskee, op het moment dat de ochtendglorie scheen, is gemarteld (Saheed). Edoch, in de ogen van Mirza Ghulām Qadiyani heeft Hazrat Ali geen aanzien. Mirza heeft het aanzien van Hazrat Ali met zijn schrijven als volgt aangetast: “Vergeet de oude Kalifaat ruzie, en accepteer de nieuwe Kalifaat. Een levende Ali is binnen jullie kringen, merken jullie dat niet op en zoeken jullie naar de dode Ali”.[7]

Mirza Qadiyani heeft door het kalifaat een strijd te noemen en het te laten voor wat het is, zijn heden en Hiernamaals verpest. Aangezien deze opdracht van de Rasool alayhi salām (alaikum bi soennatie wa soennatil golefaa’ier rashidinnal mahdiyin; dit wil zeggen, op jou is mijn aanpak en de aanpak van de Golefaa’ier Rashidīn van toepassing), Mirza Ghulām Qadiyani heeft genegeerd en geprotesteerd. Tegelijkertijd heeft Mirza Qadiyani door Hazrat Ali een dode te noemen een laster geuit. En dit druist in tegen het Gebod van de Heilige Qur’ān “bal ahjaa-ulaa tillaa tash o’roon”, dit wil zeggen “maar zij zijn in leven en u kunt dat niet beseffen”. Echter, Mirza Qadiyani hecht geen waarde aan de Heilige Qur’ān en Ahadīth. Hij is voortdurend bezig de Awliya te beledigen en uit te schelden.

De oogappel en dochter van de Profeet Mohammed ﷺ, Hazrat Sayyidah Fatima Zahra Khatoon Jannat (radi Allāhu anha), op wiens schone en uiterste vroomheid zelfs de vrouwen van het Paradijs niets voorstellen, degene die de gids is van de vrouwen van het Paradijs, degene over wiens leven vele Ahadīth aanwezig zijn, wiens heilige lichaam een deel van het lichaam van de Profeet Mohammed is; haar heeft Mirza Qadiyani dermate met vulgaire woorden beledigd, dat ieder fatsoenlijk mens van schaamte bezwijkt. Edoch, wat kunnen wij doen. Mirza Ghulām Qadiyani is geboren en opgeroeid met ongepast taalgebruik, dus bezigt hij die taalgebruik. Hij schrijft het volgende over de heilige dochter van de Profeet ﷺ : “Mirza Qadiyani heeft op boven zintuiglijk gezien, dat Hazrat Fatima zijn hoofd op haar dijbeen heeft gezet en mij hierdoor laten weten dat ik daaruit kom”.[8]

Met Panjatan Paak worden bedoeld de Profeet ﷺ, Hazrat Fatima, Hazrat Ali, Hazrat Hasan en Hazrat Hussain (radi Allāhu anhum ajma’in). Zij hebben de boom van de Islam besproeid en groot gebracht. Daarom kunnen wij hen Bina-i-Islam (de wortel van de islam) noemen. Maar Mirza Qadiyani heeft zijn afvallige zonen tot Bina-i-Islam en Panjatan benoemd. Op deze wijze zijn de heiligen van de Panjatan Paak beledigd. Mirza schrijft het volgende: “Meri aulaad sab teri ataa hain; har ik teri bashaarat si huwa hain. Ji pancho jo ki nasli Sayyidah hain; Yehi hain panjatan jin par bina hain”.[9]

Dit wil zeggen: deze kinderen van mij zijn voor jou aantrekkelijke plezier geboren. Deze vijf zijn het nageslacht van de Sayyidah, deze zijn het vijftal op wie de Islam rust.

Deze twee geliefden van de heilige Profeet Mohammed ﷺ zijn kaliefen, Amir il Mu’minin. Zijn beiden opvolgend de eerste en tweede kaliefen. De Moslimgemeenschap zijn mee eens dat deze twee de meest heiligen zijn van de Ummat van de Profeet. In de Heilige Qur’ān staan vele verzen, die deze twee veel lof toejuichen. Eveneens zijn de Ahadīth boeken vele lof betuigingen over hen. In de Ahadīth boeken zijn over deze twee afzonderlijke hoofdstukken geschreven, waarmee hun waardigheid duidelijk is geworden. Ulema-e-Islam en andere beroemde Imams hebben voor de moslims vele boeken over hen geschreven. Maar Mirza Ghulām Qadiyani, over wie de duivel heerst, die naast zichzelf niemand in acht neemt schrijft heel brutaal het volgende over deze kaliefen: “Ik die Mahdi waarover aan ibn Sirin gevraagd is of de komende Mahdi van hetzelfde niveau is als Abu Bakr. Hij antwoordde dat Mahdi niet alleen hoger in aanzien is dan Abu Bakr, maar zelfs hoger in status dan sommige  Profeten”.[10]

Dit was de uitspraak van Mirza Qadiyani, waarin hij de belediging tegen Abu Bakr heeft ingeworteld. Laten wij kijken naar de gevolgen van deze leerstelling op zijn huis en Jamaat. In deze zaak is heeft Qadiyani Hakimul Ummat Mohammed Hussain Lahori het volgende gezegd, die onze Imān van pijn brand: “Ik had met Masīh-mau’ud Mirza Qadiyani alayhi salām zijn Ahle bait een speciale relatie. Op dit moment heb ik met de hele Masīh familie dezelfde hartstochtelijke relatie en ik zie mij vereerd om hun schoenen op te tillen. Ik heb door deze familie grote voordelen behaald. Ik kan hen voor hun gunsten niet in voldoende mate bedanken. Ik heb iemand die heel veel van mij houdt en momenteel een Moulvi Fāzil is. Hij is een speciale pilaar van Masīh-mau’ud. Op een dag vertelde hij, dat het waar is dat Mohammed ﷺ niet zoveel voorspellingen kan doen als Masīh-mau’ud. Daarna heeft hij ook gezegd, wie waren Abu Bakr en Umar. Zij waren het niet eens waard om de veters van Mirza Qadiyani zijn schoenen te worden”.[11]

Dit is de leerstelling van Mirza Ghulām Qadiyani, dat de grootste pilaar van zijn huis zo verheven is, dat de meest vrome moslims na de Profeet Mohammed, namelijk Hazrat Sayyidena Abu Bakr Siddiqui en Sayyidena Umar Farooqi Azam niet eens het waard waren de veters te zijn van Mirza Qadiyani. (Al-ayaazo bi’llāhi Ta’ālā).

Na deze belediging bleef de hartstochtelijke Aqīda van Hakimul Ummat Qadiyani nog steeds verbonden met het huis van Mirza Qadiyani en hij vond het een eer om hun schoenen te poetsen en op te tillen. O Qadiyani, indien in jullie nog enige schaamte resteert, denk dan na en stel vast of na zo’n afvallige belediging enige ongelovige nog durft zoiets te zeggen. En kan iemand na het opzeggen van de islamitische Kalma nog de bovenstaande Aqīda in gedachten brengen. Degene wiens Imān is vergaan en is verbrand in het vuur van de hel, voor hen maakt het niet uit wie wat zegt. Bi haya basj haartji gahikun.

Het is nog niet te laat, bekeer je tot de Islam en vraag Allāh vergiffenis en vervloek Mirza  Qadiyani en zijn volgelingen. En wordt een eenheid met de Ahle Sunnat Jamaat, omdat Aaj le un ki panaa aaj madat mang un si, kal na manighe qiamat mi agar maan ghia.

De Qadiyani hebben Hazrat Shah Mahr Ali, Hazrat Imām-e-Rabbāni Mujaddid Al-Fishāni, Jalallat-ul-Ilm Hazrat Mohiyuddin ibn-ul-Arabi, Hazrat Sayyidena Ghaus-ul-Azam, Hazrat Sayyidena Imām-e-Azam, Hazrat Sayyidena Saheed-e-Ali, Hazrat Sayyidena Maula Ali, Hazrat Sayyidena Farooqi Azam en Hazrat Sayyidena Siddiqui Akbar (radi Allāhu Ta’ālā ajma’in) uitgescholden en hun in hun eerbied aangetast. Desondanks hebben de Qadiyani honden geen voldoening gekregen en hebben zij alle metgezellen van de Profeet Mohammed ﷺ eveneens beledigd. Luister naar de woorden van Qadiyani Qalankie Autaar, waarmee hij de metgezellen heeft vernederd: “Degene die in mijn Qadiyani Jamaat is getreden, is in werkelijk getreden binnen het rijk van Staat geschreven in het boek khairul Mursalīn zijn metgezellen “.[12]

Alle volgelingen en dierbaren van Mirza Qadiyani hebben blindelings dit pad van Mirza gevolgd en allerlei publicaties over deze leerstelling van Mirza zijn de Qadiyani kranten verschenen. Over dit onderwerp is ook in een duivels boek A’iene-i- Sadaqāh van de Qadiyani geschreven en op deze wijze zijn de metgezellen vernederd. De heilige groep van de metgezellen is een Jamaat waarover Allāh zegt: “radi Allāhu anhum wa radu anh” met ander woorden “zij zijn allen met Allāh en Allāh is met hen.” Ook heeft Allāh over deze metgezellen gezegd “Asitdaah-o alal kuffār-e-rohamaa-o-bainahum” met andere woorden “zij zijn wreed tegen munqarins en onderling zachtmoedig”. Dit is een Heilige Qur’ān vers die de metgezellen hebben zonder enige voorwaarde. Zo zijn er aan de hand van vele verzen van de Heilige Qur’ān en duizenden Ahadīth de status van de metgezellen bewees, maar in de Qadiyani Dharm is de eerbied van de metgezellen ook vergelijkbaar met het respect van hun bedienden.

Ik vertel uit de Qadiyani boeken een aantal uittreksels en let op hoe zij de metgezellen hebben vernederd: “Een Profeet is ook naar ons (Qadiyani) gekomen namens Allāh. Als wij zijn boodschappen opvolgen zullen wij dezelfde status verkrijgen die de Sahāba hebben.[13] Zij die een vinger wijzen naar de metgezellen van Masīh-mau’ud, en zeggen dat zij in vergelijking met de metgezellen van de Profeet Mohammed afvalligen zijn, welke relatie hebben zij dan met hen. De metgezellen van de Profeet Mohammed hebben lering gehad van hem, maar de metgezellen van Masīh-mau’ud hebben lering gehad van Mirza Qadiyani. Dus is er een verschil tussen beide groepen. Door de eerder vertelde uitspraken is duidelijk geworden, dat Masīh-mau’ud ook als Mohammed-ur-RasoolAllāh is genoemd. Het is een verbod om enig verschil tussen Masīh-mau’ud en Mohammed te maken, omdat alle bijzonderheden die Mohammed had ook voorkomen bij Masīh-mau’ud. Hiermee is ook helder geworden, dat er geen verschil mag worden gemaakt tussen de metgezellen van Mohammed sal’am en de metgezellen van Masīh-mau’ud, zoals de ene heilig noemen en de andere afvallig. Deze beide groepen zijn in feite geen aparte groepen, maar een hetzelfde. Er is alleen een verschil in tijdperk. Zij zijn de metgezellen van eerste keer dat Mohammed was gestuurd, en deze metgezellen zijn van de tweede keer dat Mohammed was gekomen.[14] De grootste gunst van Allāh is dat Hij met iemand praat en de tweede gunst die hierop volgt is, dat er een relatie moet worden onderhouden met hen waarmee Allāh praat. Omdat tussen Allāh en Profeten rechtstreeks contact is. Ik zie dat Allāh met enkele van de mensen uit mijn Jamaat rechtstreeks praat”.[15]

Indien u enige aandacht vestigt op deze uittreksels, dan komen een aantal dingen naar voren. Ik zal bovengenoemde beweringen memoreren:

  • Het dienen van Mirza Qadiyani verleent dezelfde status aan u die ook de metgezellen van de Profeet Mohammed ﷺ hebben gehad.
  • Het eerbiedigen van de metgezellen van de Profeet Mohammed is volgens Mirza Qadiyani een belediging voor zijn eigen metgezellen.
  • Het is verboden enige verschil te maken tussen de Profeet Mohammed en Mirza Qadiyani.
  • De vooraanstaande metgezellen van Profeet Mohammed als heilig erkennen is niet juist in vergelijking met de naasten van Mirza Qadiyani.

Zonder enige belemmering hebben alleen de Profeten met Allāh. Daarom hadden de metgezellen van de Profeet Mohammed geen rechtstreekse contact met Allāh. Enkele mensen van de Qadiyani Jamaat hadden zo’n status dat Allāh met hen zonder enige voorbehoud contact had. Al-ajaazo bi’llāhi Ta’ālā.

Dit is de aqīda en gedachte over de metgezellen van de profeet Mohammed ﷺ van Mirza Qadiyani, zijn naasten en volgelingen. Door bovenstaande beweringen van Mirza Qadiyani wordt op alle mogelijk wijze de Sahāba beledigd. Moge Allāh alle moslims beschermen van zulke Aqīda en mensen.

Hebben de Qadiyani ook de gewone moslims uitgescholden en beledigd?

Wat een rare vraag. Als de Qadiyani de grote Ulema, Soefi’s, Imams en Sahāba hebben beledigd, uitgescholden en hebben gespot met hun status welk moslim blijft dan nog over die bespaart zal worden voor hun afvallige taalgebruik en gedachte. De Profeet van de Qadiyani Dharm en zijn naasten hebben alle moslims van de Sahāba, het heden tot de Dag des Oordeels volmondig uitgescholden. Ook hebben zij alle moslims vervloekt. Mirza Qadiyani schrijft in zijn beruchte boek: “In de Islam zijn duizenden Awliya geweest, maar er was onder hen geen enkele mau’ud, maar alleen hij die met de naam Masīh zou komen is een mau’ud”.[16]

Mirza Qadiyani schrijft verder: “Het is volkomen bewezen zoals Allāh met mij heeft gepraat en mij heeft geroepen en zoals Allāh mij veel kennis van het onzichtbare heeft gegeven, is niemand in de afgelopen 1300 jaar Hijri met deze kennis verrijkt. En indien iemand deze bewering van mij negeert, laat hij het dan bewijzen. Uitsluitend ik was degene voor wie de ontelbare Wahy en kennis over het onzichtbare van Allāh bestemd was. Aan geen enkele Awliya, Abdāl en Qutub die in deze Ummat reeds zijn overleden is enige van deze waardigheid gegeven. Daarom was alleen ik degene die de naam Profeet kon krijgen. Anderen waren het niet waard om deze naam te krijgen”.[17]

En dit heeft Mirza Qadiyani ook geopenbaard: “Ik ben khaatimul Ambyia (laatste Profeet); na mij komt geen andere Profeet, maar degene kan een Profeet worden die op mijn pad loopt en mijn volgeling is”.[18]

De zoon van Mirza Ghulām Qadiyani heeft op basis van voorgaande beweringen van zijn vader het volgende uitgelegd: “Mijn godsdienst is, dat de afgelopen 1300 jaar tot op heden in de Ummat van Mohammed niemand is geweest, die zoveel van de Profeet Mohammed hield en zeer gehoorzaam was zoals Masīh-mau’ud”.[19]

Beslis zelf of door de beweringen van de Profeet van de Qadiyani Dharm en zijn afgezanten, vanaf de tijd van de Profeet Mohammed ﷺ tot op heden geen enkele moslim, Awliya of ander vrome niet beledigd zijn. Indien u vluchtig de valse beweringen leest komen de volgende resultaten naar voren:

Geen enkele Profeet heeft voor de geboorte van een Awliya of vrome daarover verteld, maar Mirza Ghulām Qadiyani die als Masīh-mau’ud (Kazzāb) zou komen, daarover hadden reeds in een vroeg stadium de Profeten en Awliya verteld.

Allāh had Mirza Qadiyani uitgekozen om met hem te praten, telkens te roepen en aan hem over de onzichtbare dingen te vertellen, maar sinds de tijd van Sahāba tot op heden is in de Ummati Mohammadiyya nooit zo niemand geweest.

Naast Mirza Qadiyani zonen en zijn naaste volgelingen kan tot de Dag des Oordeels niemand een Awlia worden.

In de afgelopen 1300 jaren is in de Ummati Mohammediyya niemand geweest die meer hield van en gehoorzamer was aan de Profeet dan Mirza Qadiyani.

O moslims! Vertel zelf of bovenstaande beweringen voor de Ummat van de Profeet Mohammed ﷺ een belediging is of niet. En of de status van Mirza Qadiyani in vergelijking met de totale moslimgemeenschap een vernedering is of niet. Ik heb in het kort die beweringen van Mirza Qadiyani besproken, waarmee de totale Ummati Mohammediyya is beledigd. Indien u nog meer beledigingen wilt aanhoren over de valse beweringen van Mirza Qadiyani over alle moslims, luister dan: “Met uitzondering van de hoeren kinderen, op wie Allāh een stempel heeft gezet, hebben alle mensen op mijn Profeetambt hun Imān bekrachtigd.[20] Mijn vijanden zijn bos varkens geworden en hun vrouwen  zijn erger dan hoeren geworden.[21] Zij hebben als dieven, misdadigers en bastaarden een aanval gestart op de Engelse regering”.[22]

Mirza Qadiyani heeft in zijn uitspraken alle moslims die zijn Dajjāli Profeetambt niet hebben erkend hoeren kinderen genoemd. Dezelfde moslims die geen Imān hebben gebracht op zijn valse Profeetambt heeft hij bosvarkens genoemd. In zijn laatste uitspraak heeft hij de waarde moslims die zijn Engelse regering niet hebben geaccepteerd dieven, misdadigers en bastaarden genoemd, en een aanval tegen hen begonnen. Beslis zelf of deze uitspraken van een geleerde kunnen zijn, of zijn het uitspraken van een hond en leugenaar. Dit zijn slechts enkele aanhalingen van zijn vulgaire uitspraken. Telkens wanneer hij iets zei over zijn tegenstanders was het in dit ongepaste taalgebruik. Bijvoorbeeld. Toen hij Moulvi Abdul Haq Ghaznawi en Moulvi Sanaullah Amritsar wilde tegenspreken, raakte hij zijn verstand kwijt en begon als een gekke hond het volgende te zeggen: “Moge Allāh’s een miljoen vloek op Ra’ies-ud-Dajjālin (de leider van alle Dajjāl) Abdul Haq Ghaznawie en zijn volledige groep rusten. O vulgaire Dajjāl, mijn vijandigheid heeft jou verblind”.[23]

Dit is een grote vloek van Mirza Qadiyani, waarvan bij geen enkele Ahle Qalam (schrijvers) te vinden is, maar de Qadiyani moeten blij zijn dat het een uitspraak is van hun Profeet Mirza Qadiyani, wiens uitspraken in de Qadiyani Dharm een wet is. Geen enkele Qadiyani durft zijn uitspraken tegen te spreken. Indien valse Profeten geen vulgaire taalgebruik bezigen, dan kan geen verschil worden gemaakt tussen slechte en goede mensen. Daarom is het geen wonder dat zulke ongepaste woorden uit de mond van Mirza Qadiyani komen. Hij moest zijn familietaal spreken. Het is betreurenswaardig voor degene die zijn woorden de status van Allāh’s Wahy hebben gegeven of hem als een moslim hebben erkent of hem als hun godsdienstige leider of Mujaddid hebben erkend.

Achtste bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāh

Walikum salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu.

Wat ik tot nu toe over de Qadiyani heb gehoord, eerlijk gezegd is de aardbodem onder mijn voeten weggevaagd en ben ik verontwaardigd dat iemand die zich als moslim noemt zulke vulgaire uitspraken kan doen en van zijn leven een hel kan maken. O mensen! Volgens mij zijn er Qadiyani die geen kennis hebben van deze valse en onnozele Aqīda van de Qadiyani Dharm. Naar mijn mening hebben de Qadiyani niets vermoedende mensen in hun valkuil gestrikt door hen de pracht en praal van de Islam te laten zien. Anders kunnen de analfabeten en zelfs de spoorloze deze vulgaire Aqīda niet verdragen. Zich aansluiten bij de Qadiyani Jamaat is ver van mijn bed show.

Ik wil in deze bijeenkomst weten of de Heilige Qur’ān en Ahadīth, Baitullah Sharīf en Bait al-Muqaddas, Mekka en Medina Sharīf bij de Qadiyani enige waardering hebben of niet, omdat deze dingen Allāh’s tekenen zijn en het respecteren van deze dingen de Imān van de moslims is?

Jawel, u gedachte is goed. Vele Qadiyani zijn onwetend over de principes van de Qadiyani Dharm. Zij zijn Qadiyani geworden, omdat hij voorouders ook Qadiyani waren. Het is van generatie op generatie over gegaan. Of een aantal van hun families zijn Qadiyani, of Qadiyani Muballigh hebben hen het een en ander voorgelogen waardoor zij in hun valkuil zijn verstrikt. Zij ondervinden nu schaamte om zich van de Qadiyani Jamaat te onttrekken, denken dat de Ahle Sunnat hun voorouders als gedwaalde zullen erkennen en hun zullen vervloeken over hun afgelopen jaren in de Qadiyanisme. Maar broeders, zo denken is absoluut onjuist. Zodra Haq en Bātil duidelijk zijn geworden moet u op Bātil spugen en bescherming zoeken in Haq. Daarmee zult u zegevieren in deze wereld en het Hiernamaals en Allāh en de Profeet ﷺ zullen met u tevreden zijn. En indien u zich zo zult blijven schamen, kunnen uw nakomelingen ook afdwalen. En u zult zich moeten verantwoorden over hen. En met hun afdwaling zullen ook hun voorouders worden gegrepen.

De in de vraag opgesomde tekenen van Allāh is Wājib op de moslims en een uitdaging van Imān. Degenen onder hen die geen waardering tonen voor die tekenen, maar wel de Kalma opzeggen menen het alleen in woorden en niet met Imān. Allāh zegt in de Heilige Qur’ān “wa mainjo Azīm sha’airAllāhi fa innahaa min taqwalqulub.” Dit betekent, degenen die Allāh’s tekenen eerbiedigen maakt hen tot zijn herkenningssymbool. Qadiyani hebben alle tekenen vernederd. Noch Heilige Qur’ān en Ahadīth, noch Mekka en Medina, noch baital Muqaddas wordt door hen gewaardeerd. Zelfs het degraderen van Namāz, Ramadān, Hadj, etc. is een gewoonte van hen. Ik zal een aantal voorbeelden presenteren van deze dingen van hen. Lees het en stel zelf vast of hun opzeggen van de Kalma alleen woorden zijn of dat het hart ook getuigt.

Overige beledigingen

Mirza Ghulām Qadiyani zijn zoon en afgezant Mirza Mahmood maakt in zijn Jumu’ah Khutbah bekend: “Dit is de reden dat er geen enkele Heilige Qur’ān meer is behalve de Heilige Qur’ān die Masīh-mau’ud heeft gepresenteerd. Eveneens is geen Ahadīth meer, dan de Ahadīth die in het licht van Masīh-mau’ud voorkomt. Er is ook geen enkele Profeet meer, dan de Profeten die in het licht van Masīh-mau’ud bekend zijn. Net zo is ook de gedaante van de Profeet Mohammed die in zichtbaar is in het licht van Masīh-mau’ud. Indien iemand buiten Masīh-mau’ud om iets wil zien, zal het hem niet lukken. Evenzo zal buiten de Heilige Qur’ān van Masīh-mau’ud om, de Heilige Qur’ān die de Profeet Mohammed heeft ontvangen geen leidraad zijn, maar een Heilige Qur’ān zijn die zal doen afdwalen”.[24]

Dit is het resultaat van Mirza Qadiyani om een kalief te willen zijn, dat in het licht van de Qadiyani naast Brahieni Ahmadiya geen Heilige Qur’ān is en Malfoozāt Ahmadiya geen Ahadīth is. Daarnaast ziet hij naast Ram, Krishen, Nanek en Gopal geen andere Profeten. Indien geen Qadiyani bril wordt opgezet, is er geen waarde aan de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam zelf. De afgezant van Mirza Qadiyani heeft in deze vulgaire toespraak de Heilige Qur’ān van het heelal bestempeld als de leidraad naar het slechte pad. Hij heeft alleen de Qadiyani Heilige Qur’ān, Brahieni Ahmadiya, als de Waarheid erkent. Dit is de grootste vernedering voor de Heilige Qur’ān. Misschien dat iemand kan zeggen, dat door emotie de afgezant van Mirza Qadiyani deze dingen heeft gezegd en hij dus niet gevonnist mag worden. Vergeet niet, dat Kufr uitspraken altijd Kufr zijn. Het doet er niet toe of het met emotie is gezegd. Indien de toespraak van de afgezant Mirza Mahmood bij woorden was gebleven, maar niet opgeschreven, dan zouden alleen Mirza Mahmood en de toehoorders ervan worden gestraft. Echter, de Qadiyani hebben de toespraak  gepubliceerd en daardoor de Mirza Mahmood Qadiyani en zijn volgelingen in de hel gestuurd, omdat geen enkele Qadiyani zijn toesprak niet heeft tegengesproken. Zij hebben juist op grond van die toespraak hun Aqīda versterkt. Nu kunnen geen enkele Qadiyani beweren dat zij ook de Heilige Qur’ān accepteren. Ja, zij moeten verduidelijken dat zij de Qadiyani Heilige Qur’ān erkennen, omdat de afgezant de Qadiyani Heilige Qur’ān heeft verspreid en alom bekend heeft gemaakt dat er geen andere Heilige Qur’ān is dan de Heilige Qur’ān die Mirza Ghulām Qadiyani heeft gepresenteerd.

De Sunnat van de Profeet is net als de Heilige Qur’ān de tweede grondbeginsel, waarover Allāh heeft gezegd “Ma aataa qumur Rasoolu fakho zuhu wa maa nahaa kum anhu fantahu”. Dit betekent “neem datgene wat de Profeet u geeft, en onthoudt u datgene wat hij verbiedt”. De heilige Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam zegt: “Alaiqum bi soennatie”. Dit betekent “mijn Sunnah is verplicht voor u.” Edoch, de Qadiyani hebben ook tegenover de Sunnat van de profeet en de Ahadīth beledigingen geuit. Bij de Qadiyani is het verificatie methode van de Ahadīth heel anders dan bij de Ahle Sunnat. De Qadiyani accepteren zondermeer de vaststellingen van Mirza Qadiyani. Met andere woorden bij de Qadiyani maakt het niet uit wie de rapporteur van de hadīth is, maar zij accepteren de vaststellingen over de juistheid van de Ahadīth van  Mirza Qadiyani zondermeer.  Luister naar de volgende bewoordingen van de Qadiyani en stel zelf vast welke waardering de heilige Ahadīth bij hen hebben.

“Als wij de Ahadīth lezen, valt op dat zij niet meer voorstellen dan de goocheltrucs. Hazrat Masīh-mau’ud vertelde dat de status van de Ahadīth boeken net als de goochelaarstrucs zijn. Zoals de goochelaar het wilt zo haalt hij ook een goocheltruck uit. Evenzo kunt u de Ahadīth boeken datgene halen wat u wilt.”

Mirza Mahmood vertelt verder: “Hazrat Masīh-mau’ud vertelt heel openlijk, dat Moulvi’ s wandelen met Ahadīth. Doch de Ahadīth is niet geschikt om over mij te beslissen, maar mijn werk is om vast te stellen welke Ahadīth juist is en welke niet”.[25]

Mirza Mahmood Qadiyani heeft de Ahadīth boeken zoals Sahīh Bukhārī, Sahīh moslim, Tirmizi, Abu Dawood, Ibn Maja, Nisaï, Muwatta Imām Mālik, Muwatta Imām Mohammed, etc. goochelaarsboeken genoemd. Van deze gedachte heeft hij ook zijn Imān gemaakt. Hij heeft de Ahadīth boeken met opzet verworpen, omdat hij wist dat uit de boeken zou blijken welke Dajjāl hij is. Evenzo heeft hij geen blijk van waardering gegeven door de Ahadīth boeken te verlagen tot goochelaarsboeken. Zo omgaan met Ahadīth is een belediging van de Ahadīth, wat een afdwaling en ongeloof is.

Let goed op! De Qadiyani Dharm is opgesplitst in twee Firqa’s. De ene groep wordt de Lahori groep en de andere de Qadiyani groep genoemd. De fundamentele Aqīda van beide groepen is om en bij hetzelfde, omdat beide groepen Mirza Ghulām Qadiyani als hun leider en gids erkennen. Tussen de twee groepen is wel enige meningsverschil over het Profeetambt van Mirza Qadiyani. De Lahori groep zegt Mirza Qadiyani geen nieuwe geloof heeft gebracht, maar een Profeet is die de vorige godsdienst vervolmaakt. De Qadiyani groep zegt dat Mirza wel een nieuw geloof heeft gebracht namelijk de Qadiyani Dharm. Zo hebben beide groepen ook meningsverschillen over andere onderwerpen. De Ahle Sunnat moslim heeft geen oor voor hun argumenten, omdat beide uit hetzelfde bord eten. Moulvi Mohammed Ali Qadiyani Lahori, een leider van de Qadiyani Lahori groep, heeft in zijn beruchte boek Niqaatul Heilige Qur’ān, deel 3 op pagina 267 geschreven: “In de hele wereld is het alleen de Ka’aba die iets bijzonders heeft, omdat het een plaats is van rust, zoals het in de Heilige Qur’ān staat man dakhalahu kānā ami’nā”.

De soefi meester en Profeet (Mirza Qadiyani) van Moulvi Mohammed Ali Qadiyani Lahori heeft deze bijzondere waardering gegeven aan zijn eigen moskee die in Qadiyan is. En dit een belediging voor Baitoellah Sharīf. Mirza Qadiyani schrijft in de kantlijn van zijn (Heilige Qur’ān) Brahieni Ahmadiya: “Met Bait-ul-Fikr wordt bedoeld het huis van Mirza Qadiyani, waarin ik woon. Daarin is een kamer (tjaupāra) waar ik mijn boeken schrijf. Met Bait-uz-Zikr wordt bedoeld de moskee die naast de tjaupāra is gebouwd. Met de Heilige Qur’ān vers (man dakhalahu kānā ami’nā) is mijn Bait-uz-Zikr geprezen”.[26]

Mirza Qadiyani heeft de vers van de Heilige Qur’ān waarmee Baitoellah Sharīf wordt geprezen, geplakt op zijn tjaupāra moskee. Het is kristalhelder, dat een heilig vers dat bestemd is voor Baitullah Sharīf niet bestemd is voor een vulgaire en afvallige mens. Hierdoor wordt Baitillah Sharīf vernederd.

Rondom de Ka’aba Sharīf is moskee Haram Sharīf en rondom deze moskee tot mijlen ver is het grondgebied van Haram Sharīf. De wetgeving die geldt op dat grondgebied verschilt van alle wetgevingen. Het is niet toegestaan op dat grondgebied iemand of een dier iets aan te doen. Het grondgebied wordt ook Haram Ilāhi genoemd. Net zo is rondom de heilige tombe van de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam Nabwi Sharīf en rondom de Nabwi Sharīf is het grondgebied dat Haram Nabwi wordt genoemd. Haram Nabwi is na Haram Ilāhi de meest gezegende grondgebied in de wereld. In de ogen van de geliefden van de Profeet is Haram Nabwi veel meer behaagd. A’la Hazrat Imām-e-Ahle Sunnat Hazrat Shah Ahmad Raza Khan schrijft het volgende: “Taibah na sahi afzal Mekka hi bara zahit. Hum ishq ke bandi hain, kniuw baat barhie hain”. Dit betekent: “O godvrezende laten wij aannemen dat Ka’aba Sharīf veel beter is dan Medina Sharīf, maar in onze ogen (Ashiq van de Profeet) is Nabwi Sharīf wat anders”.

A’la Hazrat zegt ook: “Sarsabz wazl je hain siaposj hidjr woh; Zāhir in dupatto hi se hālat jigar ki hain. Met andere woorden “De Rauza van de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam is groen van kleur, omdat het intens verbonden is met de geliefden en de Ka’aba heeft een zwart kleed, omdat die ver is van zijn geliefden; de harten van beiden wordt verduidelijkt door hun sluiers (groen en zwart)”.

De Qadiyani hebben de geboorteplaats Qadiyan van Mirza Ghulām Qadiyani in tegenstelling tot Haram Ilāhi en Haram Nabwi de titel van Ard-e-Haram (grondgebied van Haram, Mekka) gegeven. Hierdoor hebben zij Haramain vernederd. Op deze wijze hebben de Qadiyani hun innerlijk vijandschap tegen de Islam bewezen. Luister eerst naar hoe Mirza Ghulām Qadiyani zijn vernederende blik heeft bekrachtigd over Haramain Sharifain (Haram Ilāhi en Haram Nabwi): “Zamieni Qadiyan ab mohtaram hain; Hojumi khalk si ard-e-haram hain”.[27]

Bovenstaand gedicht van Mirza betekent dat het grondgebied van Qadiyan nu ook gerespecteerd moet worden, omdat door de komst van veel mensen dit grondgebied Ard-e-Haram is geworden. Mirza Qadiyani heeft zijn gedicht zijn Haram verheven tot Ard-e-Haram. Hij heeft hiermee bedoeld Haram Ilāhi, die namelijk beter is de Haram Nabwi. Daarom hebben zijn afgezanten de in Qadiyan georganiseerde jalsa (bijeenkomsten) de eer van Hadj gegeven. Hierdoor hebben zij beide Harams in Arabië vernederd en de Islam uitgedaagd. Luister naar een verslag van een van hun Qadiyani jalsa: “Degenen die om een goede reden niet naar Qadiyan zijn kunnen komen kunnen vergeven worden, maar zij die Dīn beter dan Dunya hebben opgevat en hun belofte zijn nagekomen en de zegen van Ard-e-Haram hebben ontvangen. Zij die gekomen zijn om mijn abba Mohtaram, Mirza Qadiyani, te ontmoeten zijn in Dar-ul-Amān op het juiste moment gekomen. De bezoekers die met liefde gekomen zijn om Allāh’s gunst te ontvangen zijn prijzenswaardig.” Vervolgens schrijft Mirza Mahmood verder: “Toen de mensen met zo velen waren gekomen voor de Namāz en de moskee hen niet meer kon bevangen, zijn zelfs in winkels, op straten en stegen vol geworden met namāzis. Op deze wijze is in Qadiyan net als in Ard-e-Haram ook vier Musalla show jaarlijks te zien”.[28]

Let op! Voor de moslims zijn Haramain Sharifain het huis van rust en vrede (Dar-ul-Amān), maar bij de Qadiyani is dat niet het geval. Voor hen is Qadiyan Dar-ul-Amān. Waarvoor de Qadiyani volgelingen inhalig zijn.

Als de Qadiyani het beledigen van Baitoellah Sharīf en Haram Sharīf hun Imān en doel hebben gemaakt, dan is er bij hen geen sprake van het respecteren van Mekka Mukarramah als Medina Munawwarah. En als naar hun zeggen de heilige tombe van de Profeet Mohammed ﷺ vol zit met wormen en stank, welk respect hebben zij dan voor de Profeet en zijn graf. Laten wij eens kijken welke duivelse gedachten zij in hun harten hebben over de Mekka Mukarramah als Medina Munawwarah. De Qadiyani zeggen: “Op grond van Hazrat Masīh-mau’ud Mirza Qadiyani zijn Ilhām (ontvangen bericht) of hij in Mekka of Medina gaat overlijden, zeg ik dat beide namen van de Qadiyani zijn. Echter, de Lahori groep zegt, met Medina wordt bedoeld Lahore en met Mekka wordt bedoeld Qadiyan. De Lahori groep zijn standvastig op deze gedachte van hen”.[29]

Bovenstaande is het verslag van de Qadiyani afgezant Mirza Mahmood die hij in een jalsa had verkondigd, waarin hij met nadruk heeft gezegd dat met Mekka en Medina, Qadiyan wordt bedoeld. Echter, deze uitspraak van hem is krankzinnig, omdat Mirza Ghulām Qadiyani niet in zijn plaats is overleden, maar in een toilet van Lahore. Waarom heeft Mirza Mahmood dat met Mekka en Medina zijn plaats Qadiyan bedoeld? Hoewel dit indruist tegen de voorspelling Mirza, dat hij in Mekka of Medina zal overlijden. Toen Mirza Mahmood zich herinnerde welke voorspelling zijn vader had gemaakt, veranderde hij de uitleg ervan en zei dat  volgens de Lahori groep met Medina wordt bedoeld Lahore en met Mekka wordt bedoeld Qadiyan. Daarom is het overlijden in Lahore hetzelfde als Medina. Ma’āzAllāh. Iemand heeft inderdaad de waarheid gezegd in Farsi “darogh gho raa haafiza na baasat” het verstand van leugenaars functioneert niet goed.

Moskee Aqsa is de eerste Qiblah van de moslims en ook hiervoor was het de Qiblah van vele Profeten en hun volgelingen. Zelfs nadat de Qiblah voor de moslims werd veranderd naar Baitoellah Sharīf, blijft het respecteren van moskee Aqsa een verplichting voor de moslims. De reden hiervan is dat een Namāz in moskee Aqsa gelijk staat aan 50.000 Namāz. Toch hebben de Qadiyani de eer van moskee Aqsa aangetast en daarmee de moslims in hun hart geraakt. Het is de realiteit dat zij die Baitoellah Sharīf, Ardi Haram, Mekka Sharīf en Medina Sharīf openlijk hebben beledigd, welke waardering zullen zij dan hebben voor de eerste Qiblah, moskee Aqsa, van de moslims. De Qadiyani hebben om hun haat te uiten tegenover de moslims in hun boek Tablighi Risālah, deel 9 vele pagina’s volgeschreven om te bewijzen dat met moskee Aqsa in Jeruzalem wordt bedoeld de oostelijke moskee van Qadiyan. Lees een extract hierover in een Qadiyani krant: “Met de vers van de Heilige Qur’ān Subhānallazi asrā bi’abdihi lailam minal masjidil harāmi illal masjidil Aqsa al lazi bārakna hawlahu wordt bedoeld de moskee van Qadiyan. Tijdens de Mirāj heeft a’n Hazrat ﷺ gereisd van Haram tot moskee Aqsa. Die moskee Aqsa is deze moskee van Qadiyan die in de richting van het Oosten staat. Deze moskee is vol van wonderen en andere activiteiten van Masīh-mau’ud”.[30]

De Qadiyani commentatoren (mufassirin) van de Heilige Qur’ān hebben bovenvermelde vers zodanig uitgelegd, dat daaruit blijkt dat zij behoorlijk zijn afgedwaald en de tekenen van Allāh hebben verworpen. Sinds de Heilige Qur’ān is neergezonden tot op heden, hebben alle mufassirin van de Islam uitgelegd dat met moskee Aqsa de moskee van Jeruzalem wordt bedoeld. Dat is de moskee die in het tijdperk van Hazrat Sulaimān alayhi salām is gebouwd. Moskee Aqsa is de Qiblah van de Profeten. Enkele mufassirin hebben gezegd dat met moskee Aqsa wordt bedoeld Bait-ul-Ma’mur, die midden in de lucht is en de Qiblah van de engelen is. Het is betreurenswaardig dat de Qadiyani mufassirin beweren dat alle uitleggen van bovenvermeld vers door moslim mufassirin verworpen moeten worden en alleen de Qadiyani tafsir juist is, waarmee begrepen wordt dat met moskee Aqsa wordt bedoelt de Qadiyan moskee. Volgens de bewering van de Qadiyani mufassirin kan worden vastgesteld dat zij allen zich verslaafd waren aan drugs en dergelijke, omdat hun verstand niet werkte bij het uitleggen van de vers. Uit de geschiedenis blijkt dat in die tijd in Qadiyan geen moskee was en ook Mirza Qadiyani was nog niet eens geboren. Beslis zelf, hoe het kan dat tijdens de Mirāj in de ongelovigen stad Qadiyan een moskee kon zijn gebouwd. De Qadiyani blijven standvastig, dat met moskee Aqsa  wordt bedoeld de moskee van Qadiyan die in opdracht van Mirza Qadiyani was gebouwd. U kunt hierover verder lezen in de Qadiyani boek Tablighi Risālah, deel 9, pagina 25. Als van de Qadiyani leiders en hun mufassirin dit de omstandigheid is, in welke omstandigheid verkeren dan de gewone Qadiyani. Ghar hame ast maktab wa mullah; kaari tieflaa’n tamam gaahad sood. Dit wil zeggen als de leraar en zijn school zo zijn, dan zullen alle studenten van hen de vernietiging ingaan.

Mirza Ghulām Qadiyani heeft in Qadiyan een jaarlijkse bijeenkomst georganiseerd en heeft daarin aan zijn volgelingen verteld, dat deze jalsa in opdracht van Allāh is georganiseerd en in de deelname aan deze jalsa grote zegeningen verbonden zijn. Kortom, hij schrijft in zijn beruchte boek A’iene-i-Kamaalaati Islam: “Deze plaats Qadiyan kent meer zegens dan een nafl Hadj en het niet deelnemen hieraan betekent verlies en gevaar, omdat dit een hemelse silsilah is en het in opdracht van Allāh is”.[31]

Dit is een belediging van de islamitische Hadj en de is de eerste stap richting een nieuwe Hadj. De Profeet van de Qadiyani heeft dit ingeworteld in zijn stad. Laten wij kijken, hoe zijn volgelingen en leiders de nieuwe Hadj hebben verheven. Mirza Ghulām Qadianie’s zoon en afgezant Mirza Mahmood heeft die jalsa als volgt verheven, de islamitische Hadj vernederd en hierover geschreven: “Vandaag is de eerste dag van deze jalsa en onze jalsa is ook net als een Hadj. Allāh heeft Hadj voor de mu’min als vooruitgang opgelegd. Maar vandaag is voor de Ahmadiya c.q. Qadiyani op grond van de godsdienst een Hadj, maar het echte voordeel van Hadj hebben onze volgelingen niet gehad. Omdat de plaats van Hadj in het bezit is van zulke mensen, die het ombrengen van Ahmadiya ’s ook toegestaan verstaan. Daarom heeft Allāh Qadiyan als Hadj plaats gekozen”.[32]

Deze jalsa toespraak van Mirza Mahmood Qadiyani dateert van 1932, toen Haramain Sharifain nog in handen van de Ahle Sunnat was en in Arabië de soennieten regeerden. Tot die tijd was de Saoedi Najdi nog niet aan het bewind en in de ogen van  de Hākim-e-Mekka waren Najdi en Wahhābi beiden hetzelfde. Op dat moment hadden de Qadiyani besloten dat voor hen de plaats voor Hadj niet meer Mekka was, maar Qadiyan. Ook hadden zij vastgesteld dat het de opdracht van Allāh was. Eveneens hadden zij vastgesteld dat de zegen van Hadj alleen in Qadiyan neerstrijkt. Daarnaast hadden zij besloten, dat de Hadj in Mekka rampzalig was geworden. Ma’āzAllāh. In de bekende krant van Qadiyan, Paigami Ziele staat een geschreven besluit van een geleerde Qadiyani: “Met uitzondering van Hazrat Mirza is de Islam die overblijft verschraald. Net zo is naast deze Ziele Hadj, de Hadj van Mekka verschrompelt, omdat daar tegenwoordig de intentie van Hadj niet wordt behaald”.

De regering van Saudi heeft mede gelet op de protesten van de islamitische gemeenschap de grondgebieden rondom Haramain Sharifain bij wet verboden voor de Qadiyani. In sommige landen geven de Saoedi-Arabische ambassades op grond van bedrog visums aan de Qadiyani voor hun zogenaamde Umrah en Hadj. Deze Qadiyani gaan dan met hun afvallige gezichten naar Mekka en Medina. Maar als de Qadiyani geen zegen en voordeel kunnen krijgen door Hadj in Arabië en er gevaar is voor hun leven, waarom gaan zij dan niet naar Qadiyan? Als de islamitische Hadj uitgedroogd is, dan moeten zij naar Qadiyan. Omdat volgens de Qadiyani leiders zij de zegen van Hadj als verkrijgen op de jalsa van hun in Qadiyan. Welk voordeel hebben zij dan, door geld te verspillen, bedrog te plegen met soenniet moslims? Hierdoor blijkt dat ondanks dat Mirza Qadiyani de Kalma opzegt, vele Qadiyani en Ahmadi’s hun hart niet gericht is op de Qadiyani Dharm. Zij zouden anders geen valse soenniet verklaringen afgeven aan de Saoedi-Arabische ambassades voor een visum, en zouden zij hun Qadiyanisme niet verbergen. Ondanks duizenden pogingen, kunnen Qadiyani niet verwerken dat voor hen Qadiyan tot de plaats van Hadj is benoemd.

Jihad is een van de verplichtingen van de Islam, dat wanneer de islamitische fundamenten de moslims aanroepen en oorlogsmateriaal binnen handbereik is, dan is Jihad verplicht voor de moslims, zodat de moslims via Jihad de Islam tegen de vijanden kan beschermen. Allāh’s gebod in de Heilige Qur’ān is “wa jaahidu fillaahi haqa jihadihi” dit wil zeggen voer Jihad om Allāh’s wil op z’n uiterst. Mirza Ghulām Qadiyani heeft vanwege zijn Britse ambt en ongelovige verstand de islamitische Jihad verworpen en openlijk beledigd. Dit kan absoluut niet voorkomen bij iemand die de Kalma opzegt. Mirza Ghulām Qadiyani heeft de militairen van Jihad genoemd een vijand van de Profeet Mohammed ﷺ en een munkar. Kortom, Mirza Qadiyani schrijft in zijn beruchte boek Arba’in: “Vanaf vandaag wordt de Jihad die met het zwaard werd gevoerd in opdracht van Allāh verboden. Degene die vanaf nu zijn zwaard op een ongelovig heft en zich Ghazi noemt ongehoorzaam de Profeet die 1300 jaar geleden heeft gezegd, dat nadat Masīh-mau’ud is gekomen alle oorlogen met het zwaard moet ophouden te bestaan. Daarom is sinds mijn aanwezigheid geen zwaard oorlog meer. Door mij is rust en vrede ontstaan, de witte vlag is opgetrokken”.[33]

Mirza Qadiyani heeft zijn Ummat opgedragen de Jihad stop de te zetten. Dit heeft hij in principe gedaan om de gunsten van de Britse regering tegenover hem te vereffenen, omdat de Britse regering om de Qadiyanisme en hun gedachten te helpen verspreiden honderdduizenden ponden had geïnvesteerd Mirza Qadiyani heeft ook een andere Fatwa uitgevaardigd jegens islamitische Jihad. Laten wij bekijken hoe hij deze Jihad heeft verworpen en Harām heeft verklaart: “Anchor do Jihad ka ai dosto gayal; Dīn ki liye Harām hain ab jang aur qitaal. Ab aghayaa Masīh jo Dīn ka Imām hain; Dīn ka tamaam jango ka ab ikhtitaam hain. An asmaa’n noor Khoda ka nuzul hain; an jang aur Jihad ka fatwa fuzul hain. Dusman hain wo Khoda ka jo kartaa hain ab Jihad; munkir Nabi ka hain jo rakta hain i’tiqaat”.[34]

Vertaling: “O mijn vrienden, laat Jihad nu varen; voor het beschermen van de godsdienst is Jihad Harām (verboden). Nu is degene gekomen die Masīh is en Imām; dus in het geval van de godsdienst beschermen zijn alle Jihad verworpen. Allāh’s Licht strijkt neer uit de hemel, daarom is het islamitische Jihad van geen nut. Doch, degene die Jihad voert is een vijand van Allāh, en degene die gelooft in Jihad is een munkier van de Profeet.”

Bovenstaande poëzie van Mirza is zo duidelijk, dat hierop ingaan niet noodzakelijk is. U kunt nu zelf beslissen of alle bovenstaande beledigingen (punt A t/m H) van iemand afkomstig kan zijn die de Kalma opzegt of een vijand van de islam.

Al-ayaazo bi’llāhi! Ik ben verontrust door deze Kufr uitspraken van de Qadiyani. In mijn gedachten was dit zelfs niet opgekomen, dat iemand die de Kalma opzegt de vrome plaatsen, vrome mensen en heilige Hadj van de Islam kan beledigen, waardoor iedere Kalma opzegger van schaamte zijn gezicht moet verbergen. Moge Allāh, met de zegen van de Profeet, ons allen beschermen van deze afvallige Qadiyani, hun gedachten en uitspraken. Amien! Moge Allāh alle moslims, net als u, ook beschermen van al deze afvallige gedachten van de Qadiyani Dharm en hun godslasterlijke activiteiten en de sluwheid van hen doen inzien, zodat zij niet verstrikt raken in de Qadiyani valkuilen en hun Imān kunnen beschermen. Qadiyani Dharm is een vulgaire en zeer gevaarlijke groep van het begin van de 14e eeuw Hijri. Veel geleerden zijn het slachtoffers geworden van hen en daardoor hun Imān kwijt geraakt. Indien de Qadiyani Dharm en gedaante voor hen helder was dan zouden zij niet in hun web verstrikt raken. Moge Allāh hun ogen openen en het Rechte Pad laten herkennen, zodat zij het verschil tussen de waarheid en dwaling, verlichting en duisternis  kunnen inzien. Het laten wenden naar de Waarheid is een eigenschap van Allāh.


  • [1] Staat geschreven in Nuzul ul Masīh, pagina 75
  • [2] Staat geschreven in Hajaati Ahmadiya, volume 2, pagina 79, Irshad (uitspraak) van Mirza
  • [3] Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 20 oktober 1925
  • [4] Staat geschreven in Nuzul Masīh, pagina 49-50. Auteur: Mirza Ghulām Qadiyani
  • [5] Staat geschreven in het boek Ijāzah Ahmadi, pagina 81. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [6] Staat geschreven in Akhbār-o-Rasail Qadiyani
  • [7] Staat geschreven in Malfoozāt Ahmadiya, deel 1, pagina 31
  • [8] Staat geschreven in de kantlijn zijn boek Ik Galati ka Isala, pagina 11. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani.
  • [9] Staat geschreven in Durr Zamin, pagina 45. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [10] Staat geschreven in het boek Tablighi Risālah, deel 9, pagina 30. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [11] Staat geschreven in het boek Al Mahdi, pagina 57. Auteur Hākim Mohammed Hussain Qadiyani
  • [12] Staat geschreven in het boek Khutbah Ilhāmiya, pagina 258. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [13] Staat geschreven in het boek A’ine-i-Sadaqāh, pagina 53
  • [14] Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 28 mei 1918, jaargang 5, uitgave 92
  • [15] Dit heeft Mirza Mahmood Qadiyani verteld in een toesprak op een Jumu’ah en dit deze toesprak is gepubliceerd in Al-Fadl d.d. 18 juli 1915, jaargang 3, uitgave 11
  • [16] Staat geschreven in het boek Tazkirāt us Shahādatain, pagina 29. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [17] Staat geschreven in het boek Haqiqat ul Wahy, pagina 391. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [18] Staat geschreven in Khutbah-i Ilhāmiya, pagina 35. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani
  • [19] Staat geschreven in het boek Haqiqat ul Nabuwat, pagina 5. Auteur: Mirza Mahmood Qadiyani

[20] Staat geschreven in het boek A’ine-i-Kamaalaat i Ahmadiya,

pagina 547. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[21] Staat geschreven in het boek Najm-ul Hudā, pagina 10. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[22] Staat geschreven in het boek Ik Ghalti Ka Isala, pagina 724. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[23] Staat geschreven in Zamiema Anjaam Aatham, pagina 46. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[24] Staat geschreven in Al-Fadl Qadiyan, jaargang 12, uitgave 4

[25] Deze Juma khutbah is overgenomen in Al-Fadl Qadiyan d.d. 15 juli 1924

[26] Staat geschreven in Brahini Ahmadiya, pagina 558. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[27] Staat geschreven in het boek Durr Zamin, pagina 52. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[28]Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 26 december 1915, jaargang 3, uitgave 24

[29] Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 5 januari 1933

[30] Staat geschreven in Al-Fadl d.d. 21 augustus 1933, jaargang 20, uitgave 22

[31] Staat geschreven in het boek A’aini Kamalat Islam, pagina 252. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[32] Staat geschreven in het boek Barkati khilafat

[33] Staat geschreven in het boek Arba-in, pagina 47. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[34] Zie Tablighi Risālah, deel 9, pagina 49. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

Negende bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāh

Wa alaikumus salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

Alhamdulillāh! U hebt het masker van de munāfiqun (huichelaars) opgelicht. Hun ware gezicht is nu voor mij herkenbaar geworden. Kan iemand, nadat hij bekend is geworden met deze waarheden, nog enige relatie onderhouden met hen of met iemand die nog een relatie met de Qadiyani onderhoudt? Volgens mij, indien iemand enige Imān en liefde voor de Islam heeft, dan zal hij geen enige relatie onderhouden met hen noch op godsdienstige noch op wereldse basis. Omdat die mensen zichzelf afzijdig hebben gemaakt van de Islam en het vernietigen van de noodzaak van de Islam en Imān als doel hebben gemaakt. Moge Allāh met de zegen van de Profeet alle moslims beschermen van de besmettelijke microscopisch kleine virussen van de Qadiyani. Amien! Ik weet intussen al uit de zevende bijeenkomst, dat de leiders van de Qadiyani Dharm de moslims met vreselijke woorden hebben uitgescholden.

In de bijeenkomst van vandaag wil ik weten welke hoedanigheid de moslims volgens de Qadiyani Dharm, met andere woorden of in hun zienswijze de moslim wel of niet in het Paradijs zal gaan?

Allāh zij dank, dat u in enkele dagen de waarheid van de Qadiyani hebt ingezien en begrepen. U hebt daarover uw hart opgelucht. Moge Allāh u en de moslims voor eeuwig het Rechte Pad laten bewandelen en al degenen die op zoek zijn naar de Waarheid de relatie met afgedwaalde doen verbreken en met de recht geleiden doen groeien.

Jawel, het uitschelden van de moslims is een gewoonte van de Qadiyani die van generatie op generatie overgaat. De moslims moeten zich hierdoor niet moedeloos laten maken, omdat het uitschelden en beledigen hun gewoonte is en geduld en verdraagzaamheid opbrengen een gewoonte van de moslims. De echte waardigheid van de moslims in de ogen van de Qadiyani is, dat de moslims ondanks dat zij Imān hebben en goede daden verrichten toch ongelovigen zijn en in de hel zullen worden gezet, omdat zij die geen volgeling van Mirza Ghulām Qadiyani zijn in geen geval een moslim zijn. Deze uitspraak heeft Mirza Qadiyani via een affiche bekend gemaakt en zijn leiders hebben dat in een boek opgetekend. Mirza Ghulām Qadiyani heeft zijn uitspraak op de affiche een openbaring van Allāh genoemd en daarmee de kop tekst van de affiche betitelt met Mi’jaar ul akhyaar. Hij heeft op verschillende plaatsen op de affiche het volgende geschreven: “Degene die jou niet gehoorzaamd en niet op jouw hand ba’it doen en tegen jou zijn, zijn ongehoorzaam tegenover Allāh en de Profeet en dus verdoemd tot de hel.” Mirza Ghulām Qadiyani heeft niet alleen moslims verklaart tot ongelovigen, maar ook degenen ongelovigen genoemd die niet zijn murid (geestelijke leerlingen) zijn geworden. Hierdoor is helder geworden dat het zich bekeren tot de Qadiyani Dharm een voorwaarde heeft namelijk de eerste voorwaarde een murid worden van hem. Kortom, de Qadiyani hebben met veel betoog in hun Aqā’id Ahmadiya geschreven: “Mirza heeft degenen die in hem geloven, maar voor de eigen geruststelling bedenktijd willen voordat zij beslissen om murid van hem te worden ook ongelovigen verklaart. Daarnaast heeft Mirza ook degenen die hem met het hart en tong hem als Profeet erkennen doch enige bedenktijd willen om zijn murid te worden”.[1]

Alle Qadiyani moeten nu gelet op bovengenoemde Aqīda van Mirza Ghulām Qadiyani erkennen, dat zij door geen murid te zijn van hem ongelovigen zijn en naar de hel zullen gaan. De huidige Qadiyani hebben Mirza Qadiyani nooit gezien noch zijn zij zijn murid geworden en conform de Qadiyani Dharm zijn degenen die enige bedenktijd hebben gevraagd om Mirza’s murid te worden ook ongelovigen. Kortom, alle Qadiyani van vandaag de dag zijn door hun eigen Aqīda een Kāfir (ongelovige) geworden. Laten wij nu bekijken hoe de Mirza Qadiyani heeft geprobeerd de moslims tot ongelovigen te verklaren en hen tot voorbestemden van de hel heeft gemaakt: “Er zij twee soorten van Kufr (ongelovigheid). Een Kufr is dat iemand de Islam verwerpt en de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam niet als een Profeet erkent. De tweede soort Kufr is dat zij bijvoorbeeld Masīh-mau’ud niet erkennen en ondanks het bewijs dat hij een Profeet is verwerpen. Waarover Allāh en de Profeet hem als de waren hebben geopenbaard. Ook kunnen wij in de Heilige Geschriften van eerdere Profeten deze openbaring erugvinden. Dus hij ongehoorzaam Allāh en de Profeten hun woorden en is een ongelovige”.[2]

In de open van de valse Profeet Mirza Ghulām Qadiyani zijn er twee soorten Kufr. Ten eerste dat de laatste Profeet Mohammed ﷺ zijn Profeetambt wordt verworpen, door onder andere joden, christenen, vuur aanbidders, atheïsten aanbidders van afgodsbeelden, aanbidders van Goutum, deze zijn ongelovigen geworden. De tweede soort van Kufr volgens de Qadiyani Dharm is het niet erkennen van Mirza Qadiyani Kazzāb, door bijvoorbeeld alle moslims en al degenen die de Kalma opzeggen en wel Masīh Qadiyani verwerpen. Uiteindelijk heeft Mirza beide soorten Kufr samengevoegd tot een soort. Met andere woorden de moslims die Mirza Qadiyani niet accepteren als een Profeet, gelijk zijn aan de joden, christenen, vuur aanbidders, atheïsten aanbidders van afgodsbeelden, aanbidders van Goutum. Mirza Qadiyani heeft met zijn schrijven in een keer alle moslims tot voorbestemden van de hel verklaart. Daarnaast heeft hij Allāh en alle Profeten beschuldigd, dat deze openbaring van hen afkomt. Ma’āzAllāh Ta’ālā.

Dit wil zeggen dat Qadiyani zijn tegenstanders met dezelfde zweep raakt of het een moslim is of non-moslim. Vertelt u ten slotte of Qadiyani ook een Fatwa in alle openheid over de joden en christenen heeft uitgesproken?

Qadiyani is zelf een gezaaid zaad van de joden en christenen, maar om de moslims te voor de gek houden en hun gezichten verborgen te houden hebben de Qadiyani ook een aanval gepleegd op de joden en christenen. Hierover heeft Mirza Qadiyani zelf in verschillende boeken geschreven. In principe zijn de moslims  het doel van de Qadiyani kogels, maar ook de mensen van de Ahle Kitāb zijn onwetend het doel geworden, omdat zij ook een Profeet erkennen. Luister naar een Fatwa van Mirza Bashir Qadiyani, de zoon van Mirza Ghulām Qadiyani: “Ieder mens die Musā erkennen, maar Isa niet erkennen of Isa erkennen en Mohammed niet erkennen of Mohammed erkennen maar Masīh niet erkennen zijn met z’n allen niet alleen ongelovigen, maar zeer ongelovigen. Bovendien zijn zij buiten de kaders van de Islam. Deze Fatwa is niet van mij, maar namens die God die in Zijn openbaring voor deze mensen heeft gezegd Ulaa-ika humul qafiroona haqka (zij zijn ongelovigen)”.[3]

In deze Fatwa heeft Mirza Bashir Qadiyani de volgelingen van Musā, de volgelingen van Isa en de volgelingen van Mohammed zeer ongelovigen en voorbestemden van de hel verklaart. Zelf heeft hij de beschuldiging van deze Fatwa geadresseerd aan Allāh. Of deze Fatwa heeft grotendeels betrekking op Mirza Bashir Qadiyani zelf, vanwege Allāh’s niet feilloosheid, de Profeetambt van Mohammed en de sluiting der Profeten en hij zelf deze overtredingen maakt. Dit geen onschuldige fout, die de moslims kunnen laten varen. Over dit onderwerp weten de Qadiyani ook dat de strijd tegen de moslims geen kleinigheid is, maar een grondbeginselprobleem. Het is een verplichting van een ieder de grondbeginselen te eerbiedigen en te erkennen. Zo iemand wordt een recht geleide of afgedwaalde genoemd. Kortom, in het boek van de Qadiyani “Nahj-ul Musalli” schrijft een Qadiyani Mufti een Fatwa: “Het is onjuist dat tussen ons en de moslims enige kleine misverstanden zijn; het ontkennen van mamurrum minallaah (datgene wat door Allāh is geschapen) wordt Kufr. Onze tegenstanders, de moslims, accepteren Hazrat Mirza Ghulām Qadiyani niet als mamurrum. Vertel eens, hoe kan dit meningsverschil miezerig klein worden geacht. In de Heilige Qur’ān staat: “Laa nofarriqo baina ahadim mirrosolihi” (geen enkele gelovige ontkent de Profeetambt van een Profeet), maar door het ontkennen Hazrat Masīh-mau’ud ontstaat een verschil”.[4]

In het voorwoord van bovenstaande Fatwa schrijft Al-Fadl: “Aan de zoon en afgezant Mirza Mahmood Qadiyani heeft een student Abdul Qādir van jamia Milliyaa Delhi een vraag gesteld: is het juist dat jullie de moslims als ongelovigen zien. Mirza Mahmood antwoordde: ja, dat klopt! Vervolgens heeft Abdul Qādir aan hem gevraagd op grond waarvan hij de moslims ongelovigen noemt. Mirza Mahmood antwoordde: ongetwijfeld zeggen zij de Kalma op, maar het misverstand tussen hen en ons is een principe kwestie. Voor moslims is het noodzakelijk hun geloof te betuigen op de Eenheid van Allāh, de Engelen, de Heilige Boeken en de Profeten. Degene die een munkir van welk ook wordt is onherroepelijk een Kāfir. Zoals de christenen alle Profeten tot en met Hazrat Isa erkennen, maar door het niet accepteren van de Profeet Mohammed zijn zij Kāfir geworden. Net zo zijn conform de Heilige Qur’ān de moslims door het ontkennen van de Profeetambt van Mirza Ghulām Qadiyani kāfir. Namens Allāh is een mamur gekomen die wij geaccepteerd hebben, maar de moslims niet”.[5]

De mensen van nu moeten met hun volle verstand denken, die zeggen dat de strijd tussen de Zia, Wahhābi, Qadiyani aan de ene kant en de soennies aan de andere kant een reden is als bron van inkomsten voor de Moulvi’s. Enkele Moulvi’s hebben deze meningsverschillen versterkt. Lees in naam van Allāh bovenstaande telkens, en bedenk hoe de Firqa’s de soennies zonder pardon hebben aangevallen met het zwaard van het ongeloof. Zij hebben zelfs de joden en christenen niet ontzien en ook hen grote ongelovigen verklaart. De moslims hebben in de ogen van de Qadiyani een grote fout begaan door een grote leugenaar en valse Profeet niet te erkennen en geen murid te worden van hem. Dit onderwerp is  in de ogen van de Qadiyani de reden, waarom zij moslims niet alleen ongelovigen noemt maar ook zeer ongelovig noemen. Zelfs noemen zij de moslims bos varkens, joden en christenen, maar in de ogen van de verstandige mensen hebben deze woorden en uitingen van de Qadiyani geen waarde. Ik zeg niet dat Imān en Islam geen respect genieten bij de verstandige mensen, maar misschien zij niet bekent met de Qadiyani Aqīda, hun gedachte en uitspraken. Door deze onwetendheid kan in hun hart voor de Qadiyani medelijden zijn ontstaan. Nu het duidelijk is geworden hoe de Qadiyani denken over de moslims en hun vromen, moeten deze verstandige mensen zich gaan bezinnen. Ook moeten zij dankbaar zijn aan de Ulema die het masker van de cadans en andere Firqa’s hebben onthuld. Bovendien moeten deze bezonnen mensen de Waarheid rondvertellen, zodat alle moslims de relaties met die ongelovigen verbreken en hun Imān beschermen. Indien u met uw volle verstand toch niet de waarheid wilt inzien en accepteren, dan moet u een murid worden van Mirza Ghulām Qadiyani (Al-ayaazo Billāh), want dit is volgens de cadans de enige weg om van de hel bevrijd te worden en niet af te dwalen. Ook zeggen de Qadiyani dat degenen die Mirza Ghulām Qadiyani niet hebben gezien of gehoord zijn murid moeten worden. Dit moeten ook de joden en christenen doen, zodat zij als gevolg van de uitspraken van Qadiyani ook bevrijd worden van de hel. Zoals Qadiyani Imām Mirza Mahmood schrijft: “Een moslim, jood of christen die niet een murid van Mirza Ghulām Qadiyani is geworden, of hij/zij Hazrat Masīh-mau’ud naam ooit gehoord heeft of niet, is een Kāfir en is buiten de Islam getreden”.[6]

Is het opgevallen, dat Mirza met dezelfde tong die hij moslim noemt ook Kāfir betitelt. De reden hiervan is dat die moslim geen murid van Mirza Ghulām Qadiyani is. Deze Fatwa is niet alleen van de afgezant van Qadiyani, maar ook van de stichter van de Qadiyani Dharm. Kortom, hij schrijft in verschillende van zijn boeken: “Alle moslims hebben mij geaccepteerd en mijn boodschap erkent, maar hoeren, pooiers en hun kinderen hebben mij niet geaccepteerd.[7] Zij die mijn succes niet accepteren kunnen om een bastaard te worden.[8] Mijn tegenstanders zijn christenen, joden, aanbidders van afgodsbeelden en afgedwaalde”.[9]

Indien, volgens de verstandige mensen, het verwerpen van de Qadiyani en Qadiyani Dharm door de Moulvi’s een rantsoenenzaak is, moeten de Qadiyani uitspraken aandachtig lezen. Zij moeten daarna aan zichzelf de vraag stellen of de Qadiyani het waard zijn om vergeven te worden of medelijden mee te hebben. De microscopisch kleine virussen van de Qadiyani uitspraken is niet alleen gericht op de huizen van de Ulema-e-Ahle Sunnat, maar ook op andere moslims zoals soefi’s. Indien iemand Mirza Ghulām Qadiyani niet erkent als Profeet en geen murid van hem wordt is die persoon in de ogen van de Qadiyani een hoer, pooier, bastaard, moesriek en voorbestemd voor de hel.

Verrichten de Qadiyani namāz achter de soenniet Imams?

Allereerst accepteren de Qadiyani de moslims niet als moslim. Wat heeft het beantwoorden van deze vraag dan voor zin. En indien een Qadiyani achter een soenniet Imām een aantal handelingen (opstaan, zitten) verricht, dan is het zijn schijnheiligheid, bedrog en munāfiq. De Qadiyani zien de soenniet als Kāfir, hoe kunnen zij dan de voorganger accepteren. De stichter van Qadiyani Dharm en zijn leiders hebben de Qadiyani volgelingen met nadruk opgelegd, dat zij geen soenniet Imām moeten accepteren of hij een grote Imām of Awlia is. Kortom, Mirza Ghulām Qadiyani heeft deze opdracht in zijn diverse boeken op verschillende wijzen geschreven. Hij heeft bijvoorbeeld geschreven in Arba’in: “O Ahmadi onthoudt goed, dat zoals Allāh mij heeft gemeld dat op u het verrichten Namāz achter een munkir, mokazzib, motaraddid Harām en bijzonder Harām is”.[10]

Hij schrijft verder: “Hebt geduld en verricht achter een vreemde van uw groep geen Namāz, lof en weldaad is dat en hierin zult u succesvol worden”.[11]

Mirza Qadiyani Dozakh Makani heeft heel duidelijk geschreven dat niemand achter iemand Namāz mag verrichten die zijn  Profeetambt verwerpt of hem voor valse profeet uitmaakt of twijfelt aan zijn Profeetambt, want het is Harām en bijzonder Harām. Ten slotte heeft hij die duivelse Hakim dezelfde goddelijke waarde toegekend, zodat niemand meer daarover kan praten. Beslis zelf welke moslim zal het zijn die Mirza Qadiyani geen leugenaar, Dajjāl en de door hem ontvangen duivelse berichten zal geloven. Ongetwijfeld iedere moslim die een zelfs een beetje Imān heeft en de islam lief heeft zal Mirza Qadiyani en zijn leiders uitmaken voor ongelovige, Murtad, Dajjāl, leugenaar, vervloekte en voorbestemd van de hel. En dit is ons Imān, omdat de geleerden van de islam dat besloten hebben “man sjakki fie koefrihie a’zaabihie faqat kafere” (degene die twijfelt aan de straf van hen en hun kufr is zelf een ongelovige).

Welke moslim wil dan hierover twijfelen? Mirza Qadiyani heeft een Fatwa uitgesproken, dat achter moslims geen Namāz verricht mag worden. En kijk naar zijn volgelingen, hoe zij die Fatwa hebben verspreid. Mirza Mahmood Qadiyani vertelt de Fatwa van zijn vader als volgt: “Hazrat Masīh-mau’ud alayhi salām heeft met harde woorden gezegd, dat geen enkele Ahmadi achter een non-Ahmadi Namāz mag verrichten. Mensen van buiten de stad stellen deze vraag keer op keer. Ik zeg u net zoveel keren dezelfde vraag stellen als u wilt, maar mijn antwoord is dat achter een non-Ahmadi geen Namāz verricht mag worden, verricht mag worden, verricht mag worden.[12] Ons plicht is om non-Ahmadi niet te erkennen als moslim en achter hen geen Namāz te verrichten, omdat zij voor ons een profeet van Allāh Ta’ālā niet erkennen. Dit is een godsdienstige kwestie en niemand is in staat om daar iets aan te doen”.[13]

Dit is de Qadiyani Dharm die geen verplichting kent voor Namāz en Ramadan, maar het verklaren van non-Ahmadi als ongelovigen als een verplichting hebben. En het verrichten van Namāz achter moslims is Harām en een grote zonde. Desondanks zien de gewone moslims de waarheid niet in en blijven zij goede banden met hen onderhouden en zeggen dat de Ahmadi’s ook de Kalma opzeggen, Namāz verrichten, vasten, etc. Misschien zijn zij onwetend, dat tot op heden alle sekten die zijn ontstaan de zich tot de islam rekenen, van hen de aller gevaarlijkste de Qadiyani is. La’natullah alayhim ajma’in (moge Allāh’s vloek op hen rusten, Amien). De Qadiyani moeten bij hun Imān te rade gaan of zij ooit een moslim als moslim hebben beschouwd en of zij ooit achter een moslim Imām lichamelijke bewegingen hebben verricht, want dan hebben zij een fout begaan. Dit is in de Qadiyani Dharm namelijk verboden en daardoor zijn zij al hun verdiensten (zegens) kwijtgeraakt. Mirza Ghulām Qadiyani schrijft in zijn boek: “Al is het een Imām uit onze groep, voor hem is in Sahīh Bukhārī een overlevering Imāmokum minkum (zodra de beloofde Masīh komt, zult u afstand moeten nemen van alle sekten die zich tot de islam rekenen) en jullie Imām zal uit jullie komen. Dus doe zoals ik zeg. Weten jullie dat de beschuldiging van Allāh boven jullie hoofden hangt en jullie verdiende zegens teniet zullen worden gedaan, terwijl jullie niets weten”.[14]

Mag een Qadiyani ook deelnemen aan de Namāz janaza van een overleden moslim?

Neen. De stichter van de Qadiyani Dharm en hun Imams hebben gezegd, dat het deelnemen van en Qadiyani aan de Namāz janaza van een overleden moslim verboden. Als zij toch deelnemen hebben zij volgens de Qadiyani Dharm een zonde begaan, maar er is ook geen janaza voor de Qadiyani die toch deelneemt aan de janaza van een moslim. Hierover heeft Mirza Mahmood Qadiyani een Fatwa uitgesproken: “Mijn Aqīda is, dat degenen die achter een non-Ahmadi Namāz verrichten na hun dood geen recht op Namāz janaza hebben, omdat zij geen Ahmadiya zijn. Net zo, degene die zijn dochter uithuwelijkt aan een non-Ahmadi is een zondaar en indien hij voor het overlijden geen tauba (vergiffenis) heeft gevraagd heeft hij geen recht op Namāz janaza. Binnen de Lahori Qadiyani groep zijn er ook mensen die beweren, dat Hazrat Masīh-mau’ud alayhi salaato wa salām geen Profeetambt heeft gekregen en zij Masīh mau’ud’s woorden op een verkeerde manier uitleggen. Zulke mensen zijn ook geen Ahmadi’s en hun Namāz janaza is evenmin toegestaan”.[15]

De namāz janaza van moslims is bij hen niet toegestaan, maar zelf hebben zij ook gezegd dat de Namāz janaza van een Qadiyani die ooit achter een soenniet moslim Namāz handelingen heeft verricht; of de Profeetambt van Mirza Ghulām Qadiyani verwerpt (al accepteren zij hem als Mujaddid) of een dochter aan een non-Qadiyani heeft uitgehuwelijkt. Voor deze drie groepen is er volgens de Qadiyani Dharm geen janaza. In het bijzonder moeten de Qadiyani van Europa en Afrika nadenken over hun bedrieglijk ontmoetingen in de moskeeën van moslims, zonder uitnodiging deelnemen aan Namāz janaza van moslims en ondanks de oproep aan hen geen deel te nemen aan de Namāz janaza zij het toch doen. Of hun dochters met muziek en al uithuwelijken aan de moslims.

Welk respect hebben zij dan nog in de Qadiyani Dharm? Indien zij enige eerbied hebben voor hun Qadiyani Dharm, dan moeten zij wegblijven van de moskeeën van moslims en hun lief en leed, en moeten zij ophouden hun dochters uit te huwelijken aan moslims. Iemand vroeg aan Mirza Mahmood, het is verboden voor Qadiyani om deel te nemen aan de Namāz janaza van non-Ahmadi, maar indien een klein non-Ahmadi kind overlijdt, kunnen wij dan deelnemen aan de Namāz janaza van dat kind? Mirza Mahmood Qadiyani gaf het volgende antwoord: “Zoals geen Namāz janaza van een christelijk kind verricht kan worden of het nou zondeloos is, evenzo kan geen Namāz janaza van een non-Ahmadi kind  verricht worden.[16]

Mirza Ghulām Qadiyani heeft zelfs niet deelgenomen aan de Namāz janaza van zijn zoon Fazl Ahmad, omdat hij een non-Ahmadi was”.[17] Of het de vijf Namāz per etmaal is, Namāz janaza of Namāz Eid in geen enkele Namāz van een moslim mag een Qadiyani deelnemen. Echter, indien een Qadiyani toch deelneemt aan welk Namāz ook, dan zal hij op grond van de Qadiyani Dharm geen Namāz janaza verricht mogen worden. Evenzo, kan voor een Qadiyani die een Ahle Sunnat tot schoonzoon heeft gemaakt geen Namāz janaza worden verricht.

In geval van huwelijk zijn de Qadiyani strenger, maar moslims zijn onwetend, omdat het huwelijken met een non-moslims of dier binnen de Islam verboden. Echter, in onwetende moslims trouwen in Europa met Qadiyani die zowel binnen de Islam en Qadiyani Dharm verboden is en uiteindelijk uitloopt in het kwaad. moslims moeten hun ogen openen en zich beschermen van deze zonden. Mirza Mahmood, heeft betreffende trouwen in zijn boek geschreven: “Het is een strenge opdracht van Masīh-mau’ud, dat een Ahmadi zijn dochter niet mag uithuwelijken aan een non-Ahmadi. En het nakomen van Hazrat Masīh is een verplichting”.[18]

Hazrat Masīh-mau’ud heeft op de Ahmadi boosheid gefeild, die zijn dochter aan een non-Ahmadi afstaat. Hij vertelde: “Iemand vroeg aan Hazrat Masīh vele malen gevraagd en verschillende onmacht getoond voor het uithuwelijken van zijn dochter. Hazrat Masīh heeft geantwoord dat hij zijn dochter thuis moet houden, maar nooit aan een non-Ahmadi moet uithuwelijken. Na de dood van Hazrat Masīh heeft die man zijn dochter toch uitgehuwelijkt aan een non-Ahmadi. Toen heeft de eerste afgezant, Hakim Nooruddin, die man ontheven van zijn Imām functie en verstoten uit de Qadiyani Dharm. Ondanks dat die man telkens om vergiffenis vroeg, heeft de eerste afgezant tijdens zijn zes jarige bewind, tot zijn dood, hem niet vergeven”.[19]

De Europese Qadiyani moeten nogmaals overdenken, dat moslims hun dochter niet uithuwelijken aan hen, maar hun jongeren proberen de moslim meisjes in hun val te lokken. Zij moeten niet vergeten dat in de Qadiyani Dharm zulke Qadiyani geen vergiffenis krijgen en dat hun Namāz janaza ook niet is toegestaan. Daarom wijs ik hen erop, dat zij moslim jongens niet tot schoonzoon moeten maken.

Tiende bijeenkomst

Assalām-o-alaikum wa Rahmatullāh

Wa alaikumus salām wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu

Alhamdulillāh! summa Alhamdulillāh! Na het nader onderzoeken van de waarheid van de Qadiyani is hun ware als de zon verheldert. Hierdoor is duidelijk geworden dat hun zogenaamde Kalma opzeggen een vijandschap tegen de Islam is. Op de moslim is het verplicht en noodzakelijk dat zij iedere relatie met zulke mensen verbreekt en hun godsdienst en Imān beschermt.

De vraag die opkomt, is of de stichter van de Qadiyani Dharm zijn volgelingen toestemming heeft gegeven om met de moslims relaties te onderhouden of afstand van hen te houden?

Indien zij toestemming hebben gehad om relaties te onderhouden dan is dit een Qadiyani bedrog en val. En indien afstand te nemen van de moslim, waarom houden de volgelingen van Mirza Ghulām Qadiyani zich dan niet aan de regels van de Qadiyani Dharm? Alhamdulillāhi wal minnatulillaahi (alle lof aan Allāh en Zijn gunst is het) dat de wij enkele slechte gedachten van de Qadiyani Dharm te weten zijn gekomen en dat u daar over aan de moslims goede adviezen heeft gegeven JazakAllāh. Qadiyani Dharm leiders hebben aan hun volgelingen nergens en nooit toestemming gegeven om relaties te onderhouden met moslims. Ja, maar om de moslims te bedriegen spreken zij in hun jalsa wel over het onderhouden van relatie smet moslims  En zij proberen om hun geliefden samen met de moslims op het verkeerde pad ter brengen. Kortom, Mirza Ghulām Qadiyani heeft schriftelijk iedere handel en wandel met moslims aan zijn volgelingen gegeven. De Qadiyani Imams hebben zijn opdracht uitgevoerd. Luister naar het volgende over Mirza Qadiyani: “Hazrat Masīh-mau’ud heeft heel duidelijk verteld, dat elke relatie, lief of leed,  met moslims verboden is.[20] Deze opdracht om elke relatie met de moslims te verbreken komt van Allāh en is niet van mij. Ten tweede hebben de moslims door op de voetsporen van hun vaders te lopen buitensporig geworden. In zulke omstandigheden is het onderhouden van relatie met die mensen hetzelfde als het mengen van verse melk met zure melk (verrotte melk waarin bacteriën zijn). Daarom kunnen onze volgelingen geen contacten met hen onderhouden. En zulke relaties hebben wij niet”.[21]

Mirza Bashir Qadiyani, zoon van Mirza Ghulām Qadiyani, heeft in heel helder zijn besluit medegedeeld en heeft verboden om met moslims relaties te onderhouden. Hij schrijft: “Onze Namāz is van non-Ahmadi afgezonderd. Het uithuwelijken aan hun van onze dochters is verboden en Harām. Deelnemen aan de Namāz janaza van hen is verboden. Wat is overgebleven wat wij met hen gezamenlijk kunnen doen? Er zijn twee soorten van ontmoetingen. Ten eerste godsdienstig en ten tweede werelds. Godsdienstige ontmoeting wil zeggen voor het gebed bij elkaar komen en werelds wil zeggen handel en wandel; beide zijn voor ons verboden. Indien u vraagt of wij met moslim dochters mogen trouwen, dan zeg ik dat het ook toegestaan is om met christelijke meisjes te trouwen. En indien u vraagt waarom non-Ahmadi gegroet worden, dan antwoord ik daarop dat volgens de Ahadīth soms de Profeet Mohammed ook joden groette. Ja, de Masīh-mau’ud heeft zijn grote tegenstanders nooit gegroet. En hen groeten is ook niet toegestaan. Kortom, Masīh-mau’ud heeft ons van alle non-Ahmadi afgezonderd”.[22]

Lees bovenstaande uitspraken van Mirza Qadiyani goed en aandachtig en zie hoe de Qadiyani stichter zijn aanbidders vijandschap tegen de moslims heeft aangeleerd. Soms heeft hij moslims vergeleken met zure melk vol met bacteriën, soms jood en christen, soms het deelnemen aan hun feesten Harām, soms het deel nemen aan hun lief en leed een slechte daad genoemd, soms heeft bespottelijke uitingen tegen de moslim meisjes gedaan en soms heeft hij het groeten van moslim als Harām en verboden gezegd. Doch, moslims zijn zo diep in slaap, dat zij niets opmerken. En de moslims vragen ook niet over deze huichelaars, maar zijn in het geheim bereid om familiebanden te onderhouden met de Qadiyani. Zulke zogenaamde moslims moeten van schaamte in een glas water verdrinken. Dat datgene wat de Islam als Harām en verboden heeft gemaakt zij in het geheim toch doen. En zo bedriegen zij de Islam niet, maar zichzelf. Net zo moeten ook de Qadiyani in een glas water verdrinken, die moslim meisjes door hun jongeren laten strikken en met hen laat trouwen.

Als de Islam Shari’ah en de Qadiyani Dharm hun eigen volgelingen hebben verboden om zowel godsdienstige als wereldse contacten te onderhouden, dan is het voor beide groepen niet toegestaan om de principes van hun geloof met de voet te trappen. Op de moslims en Qadiyani is het verplicht om hun godsdienstige verplichtingen en Imām oproepen na te leven en apart van elkaar te leven. Dit is de bedoeling van hun godsdienstige grondbeginselen. Indien Qadiyani hun Profeet en Qadiyani Imams (alayhimul laa’nat) opdrachten met de voet betrappen en relaties opbouwen met de moslims en in de bijeenkomsten van moslims komen, dan is dat hun huichelarij en bedrog. Indien zij relaties willen opbouwen met moslims dan moeten zij afstand nemen van de Qadiyani Dharm en met hart en ziel vergiffenis vragen aan Allāh en de Ahle Sunnat Pad bewandelen. En zodra de moslims op hun soennie zijn kunnen vertrouwen, dan kan gesproken worden over het aangaan van relaties en kan de moslim zijn vroeger afgedwaalde broeder omhelzen En indien er geen vertrouwen bij de moslim kan ontstaan, dan is iedere relatie met hen Harām.

Eerst heeft Mirza Ghulām Qadiyani in zijn Dawa gezegd dat hij Masīh, Mahdi Profeetambt en Profeet is. In hoeverre is dit juist?

Ongetwijfeld iedere eis wordt in alle hoedanigheden onderzocht;  indien het bewijs sterk is dan is de eis gegrond en indien het bewijs niet ontvankelijk is dan wordt de eis ongegrond verklaard. Alle eisen van Mirza Ghulām Qadiyani zijn valse en ongegrond, waardoor al zijn eisen zwakker zijn dan een spinnenweb Degenen die Mirza Qadiyani als hun geestelijke leider, Mujaddid, Muhaddith, Ziele Nabi, Barozi Rasool, Ziellul Ambia, of Autaar van de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam, etc. erkennen zijn ongelovigen en hun bewijzen zijn zwakker dan een spinnenweb Indien aan de hand van de verificatiemiddelen van Mirza Ghulām Qadiyani zijn geloofwaardigheid wordt getoetst dan valt op dat hij een grote leugenaar is. Mirza Qadiyani zegt, dat indien aan de hand van zijn toetsstenen (wat hij zegt zal ook uitkomen) kan worden getoetst of hij gelijk of ongelijk heeft. Indien blijkt dat de toets niet overeenkomt dan is hij een leugenaar. Aan de hand van deze toetssteen moeten de mensen zelf ondervinden welke grote leugenaar is was. Hierover heeft hij een affiche geschreven en in 1908 heeft hij duizenden verspreid. Dit affiche heeft het grote krantenbedrijf Al-Badr met vette letters gepubliceerd. Dit affiche heeft de bekende Moulvi Hakim Mohammed Hussain Lahori Qadiyani ook in zijn bekende boek Al-Mahdi opgenomen. Tegenwoordig is het terugvinden van de affiche moeilijk, maar in het boek Al Mahdi is het wel terug te vinden. Zij die willen kunnen het vandaag de dag in dat boek lezen. Het extract van zijn affiche is: “Voor degene voor wie mijn opdracht bestemd is, tussen die menigte in sta ik. Mijn opdracht is om de pilaren van de christenen te vernietigen; en in plaats van drie goden te verkondigen slechts een god (Tauhid) te verspreiden. Vervolgens het zichtbaar maken van de wonderen en eerbied van de Profeet Mohammed in de wereld. Deze drie opdrachten zijn mijn grote doelstellingen. Indien miljoenen wonderen door mij verricht worden en deze drie opdrachten niet uitgevoerd worden, dan ben ik een leugenaar……… Wat is dan de vijandschap tegen mij. Waarom kijken de mensen niet het resultaat van mijn opdrachten. Indien ik de Islam kan helpen door die opdrachten te vervullen, die door Masīh-mau’ud en Mahdi-mau’ud moeten doen, dan ben ik de waarheid. En indien niets lukt en ik dood ga, dan moeten iedereen getuige zijn dat ik een leugenaar was. Wa salām, Ba qalam goed, Mirza Ghulām Ahmad[23]

Wij moeten in alle oprechtheid de bovenstaande uitspraken van Mirza Qadiyani toetsen en beslissen of inderdaad de christelijke pilaren (Isa als zoon toekennen aan Allāh, Maryam als de partner van Allāh) heeft vernietigd? Ook moet getoetst worden of deze mensen in plaats van drie goden aanbidden nu daadwerkelijk slecht een god aanbidden? Neen, absoluut niet. Tegenwoordig worden in duizenden kerken op de wereld Hazrat Sayyidena Isa alayhi salām en zijn moeder Hazrat Maryam ook aanbeden. Deze twee vromen mensen worden naast Allāh ook erkend als degenen die het Lot bepalen. Waar is Mirza Ghulām Qadiyani zijn drie opdrachten voltooiing zichtbaar geworden? Nergens op de wereld is dat gelukt, maar de christenen aanbidden hen alle drie.

In werkelijkheid is in 1882 Mirza Ghulām Qadiyani begonnen zichzelf uit te roepen tot Masīh-mau’ud en Mahdi-mau’ud. Hij heeft voortdurend geprobeerd via valse roeping, toespraken en commentaren zijn missie te voltooien. Hij is echter binnen de Moslimgemeenschap niet succesvol geweest om zijn valse Profeetambt te verkondigen, omdat de moslims zijn valse en sluwe activiteiten hadden ingezien. Hij heeft zelfs in 1908 zijn valse beweringen via affiches bekendgemaakt. Ook werd hij in 1908 ernstig ziek aan Haiza (cholera) en overleed daaraan. Gekeken moet nu worden welke christelijke lering en land het was, waar na 1908 de Islam en Tauhid haar intrede deed en de grootste godsdienst was geworden. In werkelijkheid is het zo, dat na 1908 in ontwikkelingsgebieden van Afrika en Amerika de christelijke godsdienst groeit. In het bijzonder zelfs daar waar het Qadiyani hoofdkwartier is gevestigd, groeien de joodse en christelijke aanbidders. De Qadiyani Dharm diwaane zelfs gaan op in die christelijke gemeenschap. De christelijke en joodse godsdienst zal blijven groeien zo lang de ware Masīh-mau’ud en Mahdi-mau’ud niet is gekomen. Iedereen weet dat de grootste kwartieren van de Qadiyani Dharm daar is gevestigd waar de zetel van de christenen en joden zijn gevestigd, namelijk in Haifa (ligt 30 km verder dan Jeruzalem) en Londen. De Qadiyani van deze kwartieren vallen in plaats van de christelijke pilaren de islamitische pilaren aan. Ook is het waar dat de alle instrumenten van de Qadiyani in christelijke en joodse fabrieken worden gemaakt en zij plakken het islamitische etiket erop om moslims te bedriegen.

Ook moeten wij kijken naar de uitspraken van Mirza Qadiyani tijdens zijn leven en daarna zijn leiders in welke landen zij de lof van de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam en respect hebben bevorderd. Mirza Qadiyani zijn Dawa was dat zijn hele leven hij daaraan gewijd had. Indien wij alle boeken van de Qadiyani raadplegen, zien wij dat uitsluitend Mirza Qadiyani en zijn ziekelijke activiteiten worden geprezen. Hierdoor is duidelijk geworden hoeveel waarde en respect Mirza Qadiyani en zijn volgelingen hadden voor de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam.

De biografe en boodschap van Mirza Qadiyani zijn in grote aantallen gepubliceerd door zijn volgelingen en op de boekenmarkt verkrijgbaar. Hoeveel boeken hebben de Qadiyani over de biografie en Ahadīth van de Profeet geschreven gepubliceerd?

Mirza Qadiyani zijn grootste uitdaging was dat hij omstreeks 1908 zowel de christelijke godsdienst als de christenen zou hebben uitgeroeid. Daar in de plaats zou in de wereld van de joden en christenen de islamitische vlag gehesen worden. Tot het jaar 2000 (heden) hebben wij geen enkele verandering door zijn uitdagingen gezien.

Samengevat, Mirza Ghulām Qadiyani is niet succesvol geweest om zijn valse uitdagingen waar te maken. Hij zou de christelijke godsdienst uitroeien. Eveneens de christenen die naast Allāh, ook Hazrat Isa en Hazrat Maryam aanbidden. Ten slotte zou hij in de wijde wereld het respect van de Profeet Mohammed sallAllāho alayhi wa sallam verkondigen. Aangezien deze uitdagingen niet zijn uitgekomen is hij conform zijn handmatig geschreven affiche een grote leugenaar een en voorbestemd voor de hel.

Alle Qadiyani die als getuigen waren namens Mirza Qadiyani moeten nu conform de affiche van Mirza nu zelf een getuige worden dat Mirza Qadiyani in al zijn uitdagingen hij een leugenaar en Dajjāl was. En indien Allāh de Qadiyani de mogelijkheid biedt moeten zij de Qadiyani Dharm en zijn stichter vervloeken en met hart en ziel vergiffenis vragen aan Allāh. Ook moeten zij zich bekeren tot de Islam en samenvoegen in de moslimgemeenschap. Dit is de werkelijke Verlossing! En voor succes in zowel de godsdienst als de wereldse zaken. Wa salāmu a’la manittaba’al huda.

Wa Alhamdulillāhi Rabbil Alemīn, wa sallAllāho Ta’ālā a’la khairi khalqihi wa Noor-e-arsjihi wa zinnat-e-farshihi wa mazhari lutfihi wa khaatimi Ambiyaa’ihi Sayyidena wa Nabiyyinna wa Habibina wa Maulana Mohammedi-wa a’la ‘Alihi wa Ashaabihi wa hizbihi ajma’in wa barakāh wa salāma.


[1] Staat geschreven in het boek Aqā’id Ahmadiya, pagina 108. Auteur Mir Mudazzir Qadiyani

[2] Staat geschreven in het boek Haqiqat ul Wahy, pagina 179. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[3] Staat geschreven in het boek Kalimāt ul Fazl. Auteur Mirza Bashir Qadiyani

[4] Staat geschreven in het boek Maju’a-i-Fatāwa Ahmadiya (Nahj-ul Musalli), pagina 274.

[5] Staat geschreven in Al-Fadl Qadiyan d.d. 21 juni 1933, jaargang 10, uitgave 99

[6] Staat geschreven in A’aini Sadaqāh. Auteur Mirza Mahmood Qadiyani

[7] Staat geschreven in Aaini Qamaalaat, pagina 547

[8] Staat geschreven in het boek Anwar ul Islam, pagina 30

[9] Staat geschreven in Nuzul Masīh, pagina 4

[10] Staat geschreven in het boek Arba’in, deel 3, pagina 34. Auteur Mirza Ghulām Qadiyani

[11] Dit is een Irsaad Mirza Qadiyani en Staat geschreven in een Qadiyani krant Al-Hiqam d.d. 10 augustus 1901

[12] Staat geschreven in het boek Anwār Khilafat, pagina 89. Auteur Mirza Mahmood Qadiyani

[13] Staat geschreven in het boek Anwār Khilafat, pagina 90.

Auteur Mirza Mahmood Qadiyani

[14] Staat geschreven in het boek Arba’ien, deel 3, pagina 34

[15] Deze brief is gepubliceerd in de krant Al-Fadl Qadiyan, 13 april 1926. Auteur afgezant Mirza Mahmood Qadiyani

[16] Staat geschreven in Al-Fadl 23 oktober 1922

[17] Staat geschreven in Al-Fadl, 15 december 1931

[18] Staat geschreven in Barkāti khilafat, pagina 75. Auteur Mirza Mahmood Qadiyani

[19] Staat geschreven in Anwār Khilafat, pagina 93. Auteur Mirza Mahmood Qadiyani

  • [20] Staat geschreven in Al-Fadl Qadiyan d.d. 168 juni 1914
  • [21] Staat geschreven in Tasjhiz ul Azān, pagina 311, Uitspraken van Mirza Ghulām Qadiyani
  • [22] Staat geschreven in het boek Kalimāt ul Fazl. Auteur Mirza Bashir Qadiyani

[23] Staat geschreven in Al Mahdi, pagina 43. Auteur Moulvi Haqim Mohammed Hussain Lahori


Translate »
error: Content is protected !!