Hazrat Ishāq ibn Bishr (radi Allāhu ‘Anhu) vertelde op gezag van Hazrat Abdullah ibn Abbās (radi Allāhu ‘Anhu) dat hij rapporteerde, dat Profeet Uzayr (alayhis salām) een rechtvaardige en wijze dienaar was. Op een dag vertrok hij van zijn boerderij zoals gewoonlijk en kwam tegen de middag aan bij een uitgestorven geruïneerd plaats waar hij de hitte van dag voelde. Hij ging de geruïneerde stad binnen, liet zijn ezel vrij en nam vijgen en druiven uit zijn mand. Vervolgens liep hij naar een kharibah boom en at zijn maaltijd op in de schaduw van de boom. Daarna stond hij op en ging kijken wat er van de ruïnes was overgebleven. Daar zag hij beenderen en botten van de mensen liggen die jarenlang geleden waren doodgegaan en vroeg zich af hoe Allāh deze dode mensen ooit weer tot leven zou brengen. Dit dacht hij niet uit twijfel, maar uit nieuwsgierigheid. Dat wat na deze gedachte gebeurde openbaarde Allāh Ta’ālā in Surah Al-Baqarāh.
Allāh Ta’ālā openbaart:
أَوْ كَٱلَّذِي مَرَّ عَلَىٰ قَرْيَةٍ وَهِيَ خَاوِيَةٌ عَلَىٰ عُرُوشِهَا قَالَ أَنَّىٰ يُحْيِـي هَـٰذِهِ ٱللَّهُ بَعْدَ مَوْتِهَا فَأَمَاتَهُ ٱللَّهُ مِئَةَ عَامٍ ثُمَّ بَعَثَهُ قَالَ كَمْ لَبِثْتَ قَالَ لَبِثْتُ يَوْماً أَوْ بَعْضَ يَوْمٍ قَالَ بَل لَّبِثْتَ مِئَةَ عَامٍ فَٱنْظُرْ إِلَىٰ طَعَامِكَ وَشَرَابِكَ لَمْ يَتَسَنَّهْ وَٱنْظُرْ إِلَىٰ حِمَارِكَ وَلِنَجْعَلَكَ آيَةً لِلنَّاسِ وَٱنْظُرْ إِلَى ٱلعِظَامِ كَيْفَ نُنْشِزُهَا ثُمَّ نَكْسُوهَا لَحْماً فَلَمَّا تَبَيَّنَ لَهُ قَالَ أَعْلَمُ أَنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ
“Of, gelijk degene, die langs een stad komende, welke was ingestort, uitriep: “Hoe zal Allāh haar doen herleven na haar vernietiging [dood]?” Toen deed Allāh hem sterven voor honderd jaren; daarna wekte Hij hem op en zei: “Hoelang ben jij hier reeds?” Hij antwoordde: “Ik ben een dag, of een gedeelte van een dag gebleven.” Hij zei: “Neen, je bent honderd jaren gebleven. Kijk nu naar uw voedsel en uw drank; zij zijn niet bedorven. En kijk naar uw ezel; [dit is] opdat Wij u tot een teken voor de mensen maken. En kijk naar de beenderen, hoe Wij ze in elkaar zetten en ze daarna met vlees bekleden.” En toen hem dit duidelijk werd zei hij: “Ik weet, dat Allāh macht heeft over alle dingen.” Surah Al-Baqarāh (de koe), H2, vers 259
Tafsir
Na zijn slaapperiode van 100 jaar veranderde veel in de situatie van de kinderen van Israël. Allāh Ta’ālā stuurde een engel naar Profeet Uzayr (alayhis salām) om hem wakker te maken. Toen hij wakker werd vroeg Allāh aan hem hoelang hij had geslapen waarop de Profeet antwoordde, dat hij een dag of een gedeelte van de dag had geslapen, omdat hij wist dat hij vroeg in de voormiddag in slaap was gevallen en laat in de namiddag was wakker gemaakt. Toen vroeg Allāh hem om naar zijn rechterkant te kijken en hij zag dat zijn maaltijd (vijgen), het sap (een deel van de druiven had hij in een kom geperst) en de resterende druiven nog vers waren gebleven. Daarop vroeg Allāh, twijfel je aan datgene wat ik je had verteld? Kijk nu naar je ezel aan je linkerkant. De Profeet keek naar zijn ezel en zag dat het dier dood was gegaan, het lichaam ontbonden was en de beenderen helemaal kaal waren geworden. Vervolgens liet Allāh de ezel weer tot leven komen. Alle beenderen die her en der verspreid lagen schoven naar elkaar en over de beenderen begon vlees en spierweefsels te groeien totdat de ezel weer springlevend was geworden, opstond, zijn oren bewoog en naar de hemel keek, denkend dat het de Dag des Oordeels was.
Na deze wonder klom hij op zijn ezel en reed naar de stad. Daar aangekomen herkenden de mensen hem niet noch zijn gezin behalve de oude vrouw die zijn huishoudster was. Zij was een jong meisje van twintig jaar oud toen Profeet Uzayr (alayhis salām) van de boerderij vertrok. Nu 100 jaar later vraagt de Profeet aan haar: “Is dit huis van Uzayr?” Zij huilde en zei: “Ja, maar ik heb hem al 100 jaar niet meer gezien en de mensen zijn hem vergeten.” De Profeet zei: “Ik ben Uzayr, Allāh had mij mijn leven ontnomen gedurende 100 jaar en daarna aan mij weer teruggegeven.” Zij zei: “Glorie aan Allāh! Wij zijn Uzayr 100 jaar kwijtgeraakt en wij hebben niemand zijn naam horen noemen.” De Profeet herhaalde: “Ik ben Uzayr.” Zij zei: “Als Uzayr du’ā (smeekbede) deed werd het altijd vervuld door Allāh, hij smeekte voor een verlossing voor degene die ziek waren of problemen hadden. Dus smeek Allāh voor mij zodat ik weer kan zien. Als je Uzayr bent, dan ga ik je herkennen.” Vervolgens smeekte de Profeet Allāh om haar weer te laten zien, wreef daarna op haar ogen met zijn vingers en kon zij weer zien. Vervolgens hield hij haar aan haar hand vast en zei: “Sta op met de Wil van Allāh.” Allāh gaf haar weer de kracht zodat zij weer op haar benen kon staan, genas alsof zij was bevrijd van een moeizaam leven. Zij keek vervolgens naar hem en zei: “Ik getuig dat jij Uzayr bent en rende daarna naar de kinderen van Israël die in hun bijeenkomst waren.” Uzayr’s zoon was nu 118 jaar oud en zijn over kleinkinderen waren nu voorzitter van het parlement geworden. Zij kondigde daaraan: “Dit is Uzayr die naar jullie is gekomen.” Zij beschuldigden haar van leugens. Zij zei: “Ik ben zo en zo iemand, jullie oude huishoudster. Uzayr smeekte de Heer voor mij, zodat ik weer kon zien en mijn verlamde benen weer gevoel kregen. Hij claimt dat Allāh hem voor de duur van 100 jaar in slaap heeft laten vallen en hem weer wakker heeft gemaakt.” De mensen stonden op en keken hem aan. Zijn zoon zei: “Mijn vader had een zwarte moedervlek tussen zijn schouders.” Dus ontblote de Profeet zijn schouders en zij zagen het bewijs dat hij inderdaad Profeet Uzayr (alayhis salām) was. Zij zeiden: “Niemand van ons heeft de Torah gememoriseerd behalve Uzayr zoals aan ons was verteld en Bukhtunassar verbrandde de Torah waardoor niets van overbleef behalve wat sommige mannen hebben onthouden. Schrijf het daarom voor ons op.” Er was slechts één exemplaar van de Torah die Sarukh, de vader van Profeet Uzayr (alayhis salām), had bewaard. Hij had het Boek in de dagen van Bukhtunassar begraven op een plaats die alleen Profeet Uzayr wist. De Profeet bracht de mensen naar de plaats waar de Torah was begraven. De vellen waren verrot en de Torah was niet helemaal in takt. Profeet Uzayr (alayhis salām) ging in de schaduw van de boom zitten en reciteerde de verzen voor de kinderen van Israël.
Er is gezegd dat twee sterren uit de hemel verschenen en in hem verdwenen waarna hij de Torah van begin tot eind voor de kinderen van Israël kon reciteren. Vanaf dat moment begonnen de joden te zeggen dat Profeet Uzayr de zoon van Allāh is (ma’āzAllāh), omdat de twee sterren in hem verdwenen waardoor hij de Torah voor de kinderen van Israël kon reciteren en zich ontfermde over de omstandigheden van hen.
De Profeet had de Torah geschreven voor Hizqil in de heerschappij van Dair Hizqil. Het dorp waar hij overleed was Sayirabaz. Abdullah ibn Abbās (radi Allāhu ‘Anhu) maakte een kanttekening bij de openbaring van vers 259 in Surah Al-Baqarāh: “En dus hebben wij van jou (Profeet Uzayr) een Teken gemaakt voor de mensen.” Verder verhaalde Abdullah ibn Abbās (radi Allāhu ‘Anhu), dat Profeet Uzayr (alayhis salām) weer tot leven was gebracht nadat Bukhtunassar was overleden. Al-Hassan (radi Allāhu ‘Anhu) was eens met deze bewering.
Het is alom bekend dat Profeet Uzayr (alayhis salām) één van de profeten was die gezonden was naar de kinderen van Israël, dat zijn missie was begonnen na Profeet Dawood (alayhis salām) en Sulaimān (alayhis salām), maar vóór Profeet Zakariyya (alayhis salām) en Profeet Yahya (alayhis salām). Verder was niemand overgebleven van de kinderen van Israël die de Torah had gememoriseerd.
Geef een reactie