Inleiding
Een nikāh wil zeggen trouwen en talāq betekent scheiden. In het boek Manahīj-ul-ibād wordt de islamitische nikāh als volgt uitgelegd zoals in hoofdstuk zeven van dit boek de etiquette van nikāh behandelt. De informatie over het huwelijk varieert soms, omdat mensen tijden en situaties niet altijd hetzelfde zijn. Om deze reden, terwijl er Nass (de Goddelijke Wetten) en verhalen zijn die het huwelijk aanmoedigen, zo zijn er ook anderen die het vrijgezellenstaat favoriseren. De tijden en statussen van de Ashāb al-Kirām en Tābi’īn laten zien dat het in hun tijd het beste was om te trouwen. Er waren drie redenen hiervoor:
- In de tijd van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ heerste het christendom over de hele wereld; daar Hazrat Isā (alayhis salām) was uitgerust met spiritualiteit, alleenstaande was en een eenzaam leven in afzondering leidde dat meer geschikt was voor de tijden en omstandigheden van zijn Ummah en voor zijn metgezellen. Priesters dicteerden iedereen monnik te worden en een eenzaam leven te leiden. Zij veronderstelden dat het naderen van Allāh Ta’ālā slechts kon worden bereikt door alleen te leven en door niet te trouwen. Profeet Mohammed ﷺ bezat alle geestelijke en materiële werkelijkheden en superioriteiten; daarom zijn alleen zijn of samen zijn met anderen, single zijn of trouwen allemaal nuttig voor zijn Ashāb en voor zijn Ummah. Dus beide manieren, en de gematigde manier, die tussen deze twee is, zijn geschikt voor zijn Ummah. Omdat priesters iedereen opdroegen om als monniken te leven en zich van het huwelijk te onthouden, verbood de Profeet Mohammed ﷺ om op deze manier te leven door te zeggen: “De islam bevat geen monnik praktijken.” Hij zei ook in een andere hadīth: “Trouwen is mijn sunnat; wie mijn sunnat niet volgt, behoort niet tot mijn Ummah.” Talrijke soortgelijke ahadīth vernietigden de verkeerde ideeën die aan de geesten van mensen werden opgelegd. Ook de gedachte van “Allāh Ta’ālā kan alleen worden benaderd door te leven als een monnik” werd uit de harten verwijderd.
Mensen die leefden in de eerste tweehonderd jaar, dat was de tijd van de Ashāb al-Kirām en de Tābi’īn (radi Allāhu anhum) wisten dat deze ahadīth werden gezegd om de verkeerde beschuldigingen van priesters te weerleggen. Toen dit tijdperk voorbij was, werden verschillende ahadīth benadrukt. Deze ahadīth informeerden ons dat er goede aspecten zijn aan het vrijgezellenstaat en het getrouwde leven, afhankelijk van de speciale situaties van de betrokkenen. Profeet Mohammed ﷺ zei: “Na tweehonderd jaar is de beste van jullie degene die hafifulhaz is, dit wil zeggen conform de Profeet Mohammed ﷺ: “De persoon die geen vrouw of kind heeft.”
Grote geleerden als Bishr al-Hafi, Bāyazid al-Bustāmi, Abul Hussain Noori, Mehboob-e-Ilāhi Nizāmuddin Chisthi (radi Allāhu anhum) waren allemaal vrijgezellen. Deze hadīth onthult de eer en superioriteit van deze grote geleerden en degenen zoals zij die tweehonderd jaar na de Hijrah leefden.
- De Ashāb al-Kirām, Tābi’īn en Taba al-Tābi’īn leefden in de beste tijden; zo waren hun Imān (geloof), sabr (geduld), zuhd (ascetisme) en tawakkul (vertrouwen op Allāh’s plan) zeer sterk en waardevol. De volgende hadīth prijst hen door te zeggen: “De beste tijden is mijn tijdperk. Dan de tijd die naast de mijne ligt. Dan de moslims van die tijd naast hen. Hierna zal liegen een wijdverbreide praktijk worden. (Sommige) mensen zullen valse getuigenis afleggen, zelfs zonder dat daarom wordt gevraagd.” De nafs van deze grote persoonlijkheden zouden zich niet hechten aan de middelen die de Shari’ah niet deugddoend vond, en zouden niet neigen om te verdienen met manieren van harām omdat ze hun tawakkul, zuhd en rida (toestemming) verhoogden door dicht bij Rasūlullāh ﷺ te zijn, en door zijn sohbat bij te wonen. Latere generaties konden echter niet zoals zij zijn.
- Profeet Mohammed ﷺ wist door de Noor (Licht) van profetie en door de juiste firāsat (intuïtie) dat de religie van de islam over de hele wereld zou worden verspreid door de Ashāb al-Kirām, Tābi’īn en Taba al-Tābi’īn (radi Allāhu anhum). Hij moedigde het huwelijk aan, zodat degenen die de religie van de islam over de hele wereld zouden verspreiden, en degenen met wie de islamitische religie zou worden versterkt, zich zouden vermenigvuldigen.
Om deze drie redenen was het noodzakelijk om te trouwen in de tijd van de Ashāb al-Kirām, Tābi’īn en Taba al-Tābi’īn (radi Allāhu anhum). Het was ook gepast om single te zijn voor mensen die achter hen aan kwamen; daarom, toen Sufyan al-Sawri (Rahmatullāhi Alaih) de bovengenoemde hadīth hoorde, zei hij: “Wallāh, het is halāl om single te zijn op dit moment.” Toen ze Bishr al-Hafi vroegen waarom hij ongehuwd was, antwoordde hij: “Ik heb zo’n nafs dat ik ten eerste probeer ervan te scheiden. Hoe kan ik er nog een toevoegen?”
Tegenwoordig is de kans op verdienen via halāl manieren afgenomen. Het is nu heel moeilijk om jezelf te beschermen tegen de harām. Het is niet geschikt voor de aql (wijsheid) noch voor de Dīn (religie) om iemand anders in harām te slepen. Niettemin, als iemands lust oncontroleerbaar wordt, moet men proberen de intensiteit ervan te verminderen door te vasten. Als men zijn kracht niet kan verminderen door te vasten, dan wordt het huwelijk voor hem farz (verplicht).[1]
Juiste tijd voor het huwelijk voor een moslimman
De juiste tijd voor het huwelijk voor een moslimman is wanneer hij de Shari’ah leert, en wanneer hij zijn nafs traint over hoe hij de Shari’ah moet gehoorzamen, en wanneer hij goed moreel gedrag verwerft en een aardig getemperd persoon wordt, en ook wanneer hij zijn wijsheid verbetert. Nadat hij aan al deze voorwaarden heeft voldaan, moet hij trouwen met een meisje dat goede manieren, bescheidenheid en goed moreel gedrag heeft, kennis in religie, en die gehoorzaam is aan de Shari’ah en die zichzelf bedekt volgens de Shari’ah wanneer ze uitgaat. Men moet op zoek gaan naar een meisje dat kuisheid heeft en dat om haar religie geeft. Men moet rijkdom of schoonheid niet als een voorwaarde stellen. Men moet ook de kuisheid en goedheid van een vrouw niet over het hoofd zien omwille van geld of schoonheid.
Met wat voor een vrouw moet getrouwd worden?
In een hadīth staat: “Men trouwt met een vrouw voor haar geld of voor haar schoonheid of voor haar religie (haar vroomheid). Jij kiest degene die religieus is. Een persoon die trouwt vanwege haar geld zal niet in staat zijn om haar geld te bezitten; een persoon die alleen trouwt om haar schoonheid zal beroofd worden van haar schoonheid.” Het zou ideaal zijn als je een meisje kunt vinden dat mooi en vroom is. Het is niet toegestaan voor een moslimmeisje om te trouwen met een man die ongelovig is. Als ze met hem wil trouwen, wordt ze afvallig. Daarom zullen twee ongelovigen getrouwd zijn geweest. Ze moeten allebei moslim worden en hun nikāh vernieuwen.
Het meisje zien voor de nikāh is sunnat; ook zal het een goede relatie tussen de partners tijdens het huwelijk vergemakkelijken. Men moet zoeken naar een sāliha (vrome) vrouw die goede manieren heeft, die een nobele afkomst heeft en die ook vruchtbaar is.
Er is gezegd dat een man vier soorten vrouwen moet vermijden: (1) een gescheiden vrouw die comfortabel met haar voormalige man leefde en nu naar die dagen verlangt en ze zich herinnert, (2) men moet niet trouwen met een meisje met opschepperij over haar geld, rang of vader, (3) men moet niet trouwen met een meisje dat het eigendom van haar man zal verdelen onder haar eigen familieleden of kennissen en (4) men moet vermijden te trouwen met een vrouw die de reputatie heeft immoreel te zijn en die schandalen zou veroorzaken.
Een hadīth zegt: “Ruik geen rozen die op een mesthoop groeien.” Dit beveelt ons om niet met een basis en immoreel persoon te trouwen. Een jonge man trouwde met een meisje in Buchara (een stad in Centraal-Azië). De eerste nacht vroeg de bruid aan de bruidegom of hij de kennis van hayz (menstruatie) had geleerd. De jongeman antwoordde negatief. De bruid zei toen: “Allāh Ta’ālā beveelt, “Bescherm uzelf en degenen onder uw bevel tegen het hellevuur.” Hoe kan een onwetende man hen beschermen? De jongeman vond haar verklaring zo leuk dat hij zijn bruid aan Allāh Ta’ālā naliet en vertrok om te studeren. Hij studeerde vijftien jaar in Marw. Hij studeerde ook bij Imām Muhammad (radi Allāhu anhu). Hij memoreerde toen alles in zes jaar, en kwam terug naar zijn vrouw als een Alim-e-Dīn (geleerde). Zijn leraar noemde hem Abu Hafs al-Kabir (Rahmatullāhi Alaih).
Istikhārah voor trouwen met de perfecte persoon
Een persoon die wil trouwen, moet istikhārah meerdere keren uitvoeren; dan moet hij zichzelf vertrouwen op Allāh Ta’ālā en Zijn hulp vragen om hem te beschermen tegen bemoeien en misleid te worden door zijn nafs en door basismensen.
Nikāh in de vier Mazāhib
Men moet ernaar streven om de nikāh uit te voeren in overeenstemming met de vier Mazāhib. Voor het maken van een geldige en correcte nikāh volgens Shafi’ī, Hanbali en Mālikī Mazāhib is de eerste voorwaarde dat de Walī van het meisje toestemming aan haar moet geven, zelfs als ze ouder is dan de puberteit. ‘Vriend’ is de lexicale betekenis voor het woord ‘Walī’. Als het wordt gebruikt in het onderwerp van Aqā’id (geloof), betekent het Arīf Billāh. Als het wordt gebruikt in het onderwerp fiqh betekent het een familielid dat een man is.
Walī is alleen van de bloedlijn van de bruidegom drie Mazāhib
Volgens deze drie Mazāhib is de Walī iemands vader.[2] Als je geen vader hebt, dan is de Walī de vader van je vader, en daarna is de Walī je overgrootvader van vaderskant. Als je geen vaderlijke vaders hebt, dan is je Walī je broer. Als je ook geen broer hebt, dan is de Walī de zoon van je broer, naast wie zijn zoon is. Als je geen van deze hebt, dan is je Walī je oom. Als je die ook niet hebt dan is de Walī de zoon van je oom en daarna de kleinzoon van je oom. Als je geen van deze familieleden hebt, dan zal je Walī de rechter[3] zijn.
Eerste voorwaarden van nikāh
De volgorde van Walī zijn in huwelijkszaken hetzelfde als zijn orde in zaken van erfenis na dood, maar volgens Shafi’ī Mazhab, kan de zoon en de zoon van de zoon geen Walī zijn. Volgens Imām Muhammad en Hanbali Mazhab, na de vaderlijke vaders de zoon en dan de zoon van de zoon zal een Walī worden. Volgens de Shaikhayn (Imām Azam en Imām Abu Yusuf radi Allāhu anhuma) zullen de zoon en de zoon de Walī worden voor de vaderlijke vaders. In Hanafi Mazhab is de toestemming van een Walī geen verplicht beding voor het huwelijk van een meisje dat de puberteitsleeftijd heeft overschreden. Het is mustahab (beter) voor de nikāh om toestemming te vragen aan een meisje dat de puberteit heeft bereikt. De persoon aan wie ze haar toestemming geeft, wordt haar Wakīl. Als de nikāh zonder haar toestemming wordt uitgevoerd, is ze vrij om het te accepteren of af te wijzen. Als ze het afwijst, wordt de nikāh ongeldig. Een vrouw kan alleen trouwen of met haar Wakīl of met haar Walī.
De tweede voorwaarde van nikāh
Het is noodzakelijk in Hanafi Mazhab om twee moslimgetuigen te hebben [zelfs als zij gekend zijn als zondaars] tijdens het doen van een ījāb (verzoek) en qabul (aanvaarding). Twee moslimmannen of een moslimman en twee moslimvrouwen die de puberteit al hebben bereikt, moeten op dat moment klaar zijn en het ījāb en de qabul horen.
Getuigen
- In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib moeten de getuigen mannen zijn en ze mogen geen publiekelijk bekende zonden hebben.
- In Hanafi Mazhab, naast de Wakīl of de Walī, kunnen ook één man en twee vrouwen getuigen zijn.
- In Mālikī Mazhab is een getuige niet nodig, maar de Walī moet aanwezig zijn bij de nikāh en de nikāh moet worden aangekondigd en kennissen moeten worden geïnformeerd over de nikāh.
De derde voorwaarde van nikāh
Deze voorwaarde omvat het ījāb en de qabul ervan. Met andere woorden, er bestaat een huwelijkscontract. In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib is het huwelijkscontract tussen twee mannen overeengekomen. Een van de twee mannen is de bruidegom of zijn Wakīl, en de andere is de Walī of Wakīl van de bruid. Ze sluiten een huwelijkscontract door woorden als nikāh, man en vrouw te zeggen of door vergelijkbare woorden te zeggen die voor dit doel worden gebruikt. In deze twee Mazāhib als de bruid geen maagd is, dan is haar toestemming ook nodig.
Het is geschreven in het boek Ni’mat Islam: “In Hanafi Mazhab kunnen een vrouw en een man die vrij zijn en ouder zijn dan de puberteit alleen trouwen in aanwezigheid van twee getuigen. Hun nikāh kan ook worden uitgevoerd in aanwezigheid van een van hen en door de Wakīl van de andere partij, of door de Wakīl van beide partijen. De Wakīl moet een wijze moslim zijn met het vermogen om goed en kwaad te onderscheiden, maar hoeft geen man te zijn of op de leeftijd van de puberteit te zijn. Als je iemand aanstelt als je Wakīl, heb je geen getuigen nodig. Hiervoor geeft de vrouw eerst haar wakalat (volmacht) voor het vernieuwen van de nikāh namens haar aan haar man door te zeggen: “Wanneer u van mij scheidt, heb ik u als mijn Wakīl gemachtigd om met mij met uzelf te trouwen”, en dan als de man haar volmacht accepteert; wanneer hij van haar scheidt met één bain talāq zegt hij: “Ik ben zo getrouwd [de naam van zijn vrouw zeggend] tegen mezelf, van wie ik eerder gescheiden ben”; in aanwezigheid van twee getuigen wordt zijn nikāh weer sahīh.[4]
Wanneer zowel de persoon als zijn Wakīl aanwezig zijn tijdens de nikāh, wordt de Wakīl een getuige; evenzo, wanneer de bruid en haar Walī beide aanwezig zijn bij de nikāh wordt haar Walī een getuige.
Wanneer een vader zijn dochter trouwt met iemand in haar afwezigheid zonder haar te informeren en zonder mahr en haar er later over vertelt, en als ze zwijgt wordt de nikāh sahīh en is het noodzakelijk om haar een mahr al-mithl (afgesproken bruidsschat) te geven. Een persoon kan een Walī of Wakīl van beide partijen zijn, of een Walī voor de ene partij en een Wakīl voor de andere partij, of men kan een eigen plaats innemen (als een van de partijen) en kan ook de Walī of Wakīl van de andere partij zijn.
Als iemand, die iemand als Wakīl heeft aangesteld, zegt dat zijn/haar Wakīl vrij is om alles en nog wat namens hem/haar te doen dan kan de Wakīl iemand anders aanstellen als de Wakīl. Een kind dat de puberteit nog niet heeft bereikt, kan trouwen met zijn/haar naaste Walī. De Walī voor het kind is zijn/haar asaba’s (vaderlijke familieleden). Als er geen asaba is wordt de moeder de Walī. Als iemand die geen Wakīl is[5] met hem/ haar trouwt met iemand die ze niet kennen en hem/ haar later vertelt, en als hij/ zij het niet weigert wanneer hij/ zij het hoort, dan wordt de nikāh sahīh. Wanneer het kind de puberteitsleeftijd bereikt kan hij/zij de nikāh weigeren die door zijn/haar Walī anders dan zijn/haar vader en grootvader werd uitgevoerd.
In Hanafi Mazhab is het geen voorwaarde om de woorden “tazwīj of nikāh” te zeggen terwijl de nikāh wordt uitgevoerd. Een nikāh zal ook sahīh worden door uitdrukkingen als: “Ik heb je gegeven als een geschenk of geschenk”, “Ik heb je gegeven”, “Ik heb je gegeven als een goed doel”, “Ik heb verkocht” of “Ik heb gekocht”. Als beide partijen dit soort uitdrukkingen gebruiken, moeten ze de perfecte tijd van de werkwoorden gebruiken, dat wil zeggen de tijd die aantoont dat de actie is uitgevoerd. Als de ene partij het in de dwingende vorm zegt en de andere partij de perfecte tijd gebruikt, zal de nikāh ook sahīh zijn. Een Walī kan een klein meisje dat jonger is dan de puberteit trouwen met haar kufw (haar gelijke in rang of sociale status).
In de andere drie Mazāhib kan alleen de vader in het huwelijk zijn dochter geven die maagd is en ouder dan de puberteit. Ze hoeft niet jonger te zijn dan de puberteit, omdat ze door haar vader in het huwelijk is gesteld.
Het is geschreven in het boek Mizān al-Kubra:
- In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib moet de Walī aanwezig zijn tijdens de nikāh; anders zal de nikāh niet sahīh zijn. Een vrouw kan geen Walī zijn.
- In Hanafi Mazhab kan een vrouw trouwen zonder Walī en iemand aanstellen als haar plaatsvervanger, maar als een vrouw trouwt met iemand die niet haar kufw is, kan haar Walī zich ermee bemoeien en het huwelijk stoppen.
- In Mālikī Mazhab, als een vrouw een van de notabelen van de stad is en rijk is, dan moet haar Walī aanwezig zijn bij de nikāh. Als een vrouw niet een van de notabelen van de stad is en niet rijk is, dan kan ze trouwen via haar Wakīl.
- In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib kan een fāsiq (zondaar) geen Walī zijn, maar in Hanafi en Mālikī Mazāhib kan een fāsiq ook een Walī zijn.
- In Shafi’ī Mazhab als een dichtstbijzijnde Walī op een safar afstand is (ongeveer 92 km), dan kan een verder[6] Walī haar in het huwelijk geven. In de andere drie Mazāhib kan een verder Walī haar niet in huwelijk geven.
- In Hanafi en Mālikī Mazāhib als niemand de verblijfplaats van de dichtbij zijnde Walī weet, dan kan haar broer haar in het huwelijk met iemand geven, maar in Shafi’ī Mazhab kan hij haar niet in het huwelijk geven.
- In Shafi’ī Mazhab kan de vader haar dwingen om met een keuze van hem te trouwen. In de Mālikī en Hanbali Mazāhib kan alleen haar vader haar laten trouwen met iemand van zijn eigen keuze, maar niet met dwang.
- In Hanafi Mazhab kan een meisje dat ouder is dan de puberteit niet zonder haar toestemming door iemand in het huwelijk worden gegeven. In de andere drie Mazāhib kan een meisje dat jonger is dan de puberteit niet door iemand anders dan haar vader in het huwelijk worden gegeven.
- In Hanafi kunnen alle asaba’s (vaderlijke familieleden) haar in het huwelijk geven, maar ze kan het huwelijk weigeren wanneer ze de puberteit bereikt.
- In Hanafi en Mālikī Mazāhib kan haar Walī met zichzelf laten trouwen. In de Hanbali Mazhab kan een Walī met haar trouwen door zijn Wakīl. In Shafi’ī Mazhab kan hij niet eens met haar trouwen door zijn Wakīl.
- In de drie Mazāhib, wanneer een vrouw en haar Walī het toelaten, kan ze met iemand anders dan haar kufw trouwen, maar in Hanbali Mazhab kan ze niet met iemand anders dan haar kufw trouwen. In Shafi’ī en Mālikī Mazāhib kan een Walī haar niet trouwen met iemand die niet haar kufw is met zijn eigen verlangen. In Hanafi Mazhab kan hij dat.
Kufw (haar gelijke rang of sociale status)[7]
- In Shafi’ī Mazhab kufw is een voorwaarde in afstamming, ambachten, religie, onberispelijkheid en vrijheid.
- In Mālikī Mazhab is kufw alleen nodig in religie.
- In Hanafi Mazhab is kufw van toepassing op religie, afstamming en eigendom.
- In Hanafi Mazhab kan een vrouw die getrouwd is met iemand die niet haar kufw is, gescheiden worden door haar Walī.
- In de andere drie Mazāhib, als haar Walī haar geen toestemming geven, zal de nikāh niet sahīh zijn.
- In de Mālikī Mazhab kan een vrouw die wil trouwen met iemand van haar kufw met een mahr die minder is dan de mahr al-mithl worden tegengehouden door haar Walī. Volgens de andere A’imma kan haar Walī haar niet tegenhouden van zo’n huwelijk.
- In de drie Mazāhib zal een nikāh die wordt uitgevoerd door een verder Walī in aanwezigheid van een dichtere Walī niet sahīh zijn, maar in Mālikī Mazhab zal alleen de nikāh van een maagdelijk meisje die wordt uitgevoerd door een verder Walī in aanwezigheid van haar vader niet sahīh zijn.
(On)geldigheid nikāh
- Als een man zegt: “Zo en zo [naam van de vrouw] is mijn vrouw” en ze bevestigt hem dat, dan zal hun huwelijk geldig zal zijn volgens drie Mazāhib. In de Mālikī Mazhab is hun nikāh echter niet geldig.
- In drie Mazāhib zal een nikāh uitgevoerd zonder getuigen niet sahīh zijn. Als het in aanwezigheid van getuigen gebeurt, is het toegestaan om het geheim te houden.
- In Mālikī Mazhab zal de nikāh sahīh zijn, maar het moet worden aangekondigd onder de kennissen.
- In de Shafi’ī en Hanbali Mazāhib moeten de twee getuigen [die nodig zijn voor de nikāh] door de gemeenschap bekend staan als mannen van integriteit.
- In de Hanafi Mazhab zal de nikāh ook sahīh zijn door het getuigenis van één man en twee fāsiq (zondige) vrouwen.
- In (de andere) drie Mazāhib, wanneer een moslimman met een zimmi-vrouw trouwt, moeten de twee getuigen moslims zijn. In de Hanafi Mazhab kunnen de twee getuigen zimmi’s zijn. Gesprek tussen de partijen is een sunnat tijdens de nikāh.
- In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib is het een voorwaarde om het woord ‘Tazwīj’ of ‘Nikāh’ te zeggen. In Hanafi Mazhab zal een nikāh sahīh zijn door allerlei woorden te zeggen die bezit uitdrukken. Deze kwestie in Mālikī Mazhab is vergelijkbaar met die in Hanafi, maar de mahr moet worden vermeld.
- Als iemand zegt: “Ik heb mijn dochter uitgehuwelijkt aan [naam van de persoon] en die persoon hoort deze uitspraak en zegt dat hij de nikāh heeft geaccepteerd, volgens alle Ulema (geleerden) zal de nikāh niet sahīh zijn. Volgens Abu Yusuf (radi Allāhu anhu) zal het sahīh zijn.
- In Shafi’ī Mazhab als iemand zegt: “Ik heb mijn dochter met je getrouwd” en die man zegt: “Ik heb het geaccepteerd”, zal de nikāh niet sahīh zijn. Hij moet zeggen: “Ik heb haar nikāh geaccepteerd” of “haar tazwīj”, maar volgens Hanafi, Hanbali en andere criteria in de Shafi’ī (radi Allāhu anhum) zal de nikāh sahīh zijn.
- A’imma van drie Mazāhib zeiden dat het ja’iz (toegestaan) zou zijn om een ongelovige vrouw met een heilig boek te trouwen door haar van haar Walī te accepteren, maar in Hanbali Mazhab is het niet ja’iz.
- Wanneer een man met een vrouw trouwt op voorwaarde dat hij niet met een andere vrouw naast haar trouwt of dat hij haar in de toekomst niet ergens anders naartoe zal brengen, zal zijn nikāh volgens de drie Mazāhib sahīh zijn en is het niet nodig dat hij zijn belofte nakomt, maar in dit geval zal hij haar de mahr al-mithl moeten betalen. Imām Ahmad ibn Hanbal (radi Allāhu anhu) zei: “De man zal zijn belofte moeten nakomen; als de man zijn belofte niet nakomt, kan de vrouw het huwelijk ontbinden.”
Helpen vader te laten trouwen
- Wanneer een vader wil trouwen, is het in de Hanafi en Mālikī Mazāhib niet verplicht voor zijn zoon om met hem te helpen trouwen, dat wil zeggen om hem te helpen met een vrouw te trouwen. Het is wel raadzaam om je vader te helpen trouwen.
- In Shafi’ī en Hanbali Mazāhib moet de zoon zijn vader helpen trouwen.
Mahr
Tijdens het huwelijkscontract, als men een fasid (onaanvaardbare, verkeerde) voorwaarde aanbiedt om tevreden te zijn, zal de nikāh sahīh zijn, maar de voorwaarde zal niet worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld, als iemand zegt: “Ik ben met je getrouwd op voorwaarde dat ik je geen mahr geef”, zal de nikāh sahīh zijn, maar de voorwaarde zal ongeldig zijn en het zal nodig zijn om haar mahr al-mithl te geven.
In Fatāwa al-Hindiya is geschreven: “Als men tijdens het proces van nikāh alleen de mahr noemt, maar niet de hoeveelheid mahr muajjal specificeert, zal een deel van de mahr de mahr muajjal worden. Dit deel wordt bepaald op basis van de gewoonten en sociale status van de vrouw. Als de hele mahr wordt gezegd dat het mahr muajjal is en een bepaalde datum voor betaling wordt aangewezen, kan de vrouw, wanneer de datum van betaling komt, niet weigeren om seks te hebben om haar man te dwingen de betaling binnenkort te doen. Als de mahr een jaar later een mahr muajjal wordt, en als de man tijdens de nikāh de voorwaarde stelt dat hij seks met haar zal hebben vóór de betaling van de mahr, zal het ja’iz zijn om seks te hebben zonder te betalen. Volgens Imām Muhammad (radi Allāhu anhu) is zelfs als hij niet stelt dat hij voorwaarde stelt, zal de zaak hetzelfde zijn. Als hij de voorwaarde stelt dat hij seks mag hebben voordat hij de mahr muajjal betaalt, is het ja’iz (toegestaan). Als een deel van de mahr-e-muajjal is en het andere deel mahr-al-muajjal, zelfs als de seksuele handeling is uitgevoerd met toestemming van de vrouw, kan de vrouw weigeren om op reis te gaan met haar man, of ze kan weigeren om seks of halwat met hem te hebben voordat de mahr-al-muajjal volledig is betaald. Tijdens het proces van nikāh is het unaniem ja’iz om een voorwaarde vast te stellen voor de mahr muajjal die op een bepaalde datum moet worden betaald. De datum van betaling wordt afgewacht in geval van echtscheiding. Als de datum van betaling niet wordt benoemd, wordt deze betaald zodra de echtscheiding plaatsvindt. In een rij’i scheiding als de vrouw terugkomt wordt de mahr niet meer muajjal. Of het nu klein of oud genoeg is, wanneer het meisje dat trouwt maagdelijk is, kan haar vader of grootvader of de qāzi (rechter) haar mahr van de man afnemen. Niemand anders kan het doen. Deze mensen kunnen het ook niet doen zonder de toestemming van de maagd die trouwt.”
In een hadīth in het boek Riyaz-un-Nasihin staat: “Wie een nikāh uitvoert om de mahr niet te betalen, zal op de Dag der Opstanding onder dieven worden opgewekt.”
[1] Als men bang is om wreed te worden tegen zijn vrouw, zal het tahrīm makruh zijn voor hem om te trouwen. Ook mensen die het risico lopen bedrogen te worden en door hun nafs tot harām worden geleid als ze tot laag gestemde vrouwen behoren die zichzelf niet bedekken en die hun privé-delen aan mannen blootstellen, moeten trouwen. Het wordt een farz voor dit type mannen om een kuis moslimmeisje te vinden en met haar te trouwen. Jongeren die niet wanhopig zijn zoals de bovengenoemde mannen voor het huwelijk, moeten eerst hard streven om kennis en goede moraal te verkrijgen. Dan moeten ze de kennis leren die betrekking heeft op de menstruatieperiode van vrouwen (hayz), en de kennis die de tijd bestrijkt die direct na de geboorte van een kind (nifās) is en dan moeten ze trouwen.
[2] In Hanafi Mazhab kunnen mannen die geen mannelijke Walī hebben via hun moeder trouwen.
[3] De rechter moet een persoon zijn die de Shari’ah gehoorzaamt en die een leven leidt dat aangenaam is met de wetten van Allāh Ta’ālā.
[4] De beroemde vernieuwing van de Imān en nikāh van de hele jamaat door de recitatie van een du’ā (smeekbede) door de individuen die deel uitmaken van die jamaat is gebaseerd op deze fatwa.
[5] Bijvoorbeeld, één van de Walī van een jongen of een meisje dat op de leeftijd van de puberteit is of een vreemdeling.
[6] Een verder Walī is iemand die later in de opeenvolging van het zijn van een Walī is.
[7] In alle vier mazahib is de eerste voorwaarde dat de man moslim is en de vrouw geen polytheïst.