Het boek van de Satan. Met deze productie neem ik u nu mee naar de diepte van framasson (Vrijmetselaar) en hun listige strategieën.

Inhoudsopgave

In 2011 besloot ik mijn werkzaamheden als freelance docent Accounting Information Systems (AIS) bij BPP, onderdeel van Apollo Group Inc., te beëindigen. Apollo Group Inc. is een Amerikaanse onderwijsinstelling met meer dan 500.000 studenten wereldwijd en een rekencentrum ter grootte van drie voetbalvelden (Apollo Group Inc., z.d.). De aanleiding voor mijn vertrek was hun strategisch plan om een vorm van “American Fiqh” te introduceren in het Mediterrane gebied, waaronder Egypte, Libië, Algerije en Marokko. Volgens interne berekeningen zou circa 350 miljoen moslims in deze regio geen scholing op mbo-niveau hebben genoten (Tangali, persoonlijke communicatie, 2011).

Tijdens een toespraak in Masjid Faizaane Madina te Rotterdam, in aanwezigheid van prominente geleerden zoals Allāmah Asrar-ul-Haq, Allāmah Sayyed Iftikhar Hussain en Allāmah Abdur-Rashied, voorspelde ik dat de Amerikaanse strategie gericht was op het destabiliseren van soennitische regeringsleiders om een “New World Order” te implementeren. Deze voorspelling werd later bevestigd door de burgeroorlogen in diverse moslimlanden, waarbij ongeletterde bevolkingsgroepen werden bewapend en financieel gesteund, wat leidde tot radicalisering en terrorisme in het Westen (Tangali, 2011).

Mijn voorspelling was dat de strategie van de Amerikanen erop gericht was om de machtige en moedige soennitische regeringsleiders in de Arabische wereld uit te schakelen, teneinde hun “New World Order” te kunnen invoeren. En dat gebeurde ook. Onder het voorwendsel van burgeroorlogen hebben de Amerikanen, samen met hun Europese bondgenoten, chaos veroorzaakt in meerdere moslimlanden. Ze voorzagen de 350 miljoen ongeletterde moslims van wapens en geld, en lieten hen afdwalen van het Rechte Pad van de islam — het pad van Ahle Sunnat. Een groot deel van deze afgedwaalden werd salafi, en de strategie van het Westen werkte averechts. Na de burgeroorlogen in hun landen richtten de salafi zich op terrorisme in het Westen. Amerika en Europa kregen dus een koekje van eigen deeg. Dit was niet de eerste poging van het Westen om de islam te ondermijnen. Ook in 1125 H (1713) hielp Sir Hempher, een Engelse spion, Ibn Abdul Wahhāb met wapens en geld om het Wahhābisme te verspreiden. De salafi zijn een aftakking van deze stroming.

De Profeet Muḥammad ﷺ had nooit onderwijs genoten, kon niet lezen of schrijven, en stamde af van een volk dat niet reisde en weinig kennis had van geschiedenis of andere beschavingen. Toch bracht hij accurate informatie over de inhoud van eerdere openbaringen zoals de Torah, de Injīl en andere Heilige Boeken. Hij ﷺ gaf gedetailleerde beschrijvingen van vroegere volkeren, onderbouwde zijn uitspraken met bewijsvoering, en bracht daarmee de tongen van religieuze en intellectuele autoriteiten tot stilstand (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Als grootste muʿjizah (profetisch wonder) ontving hij de Heilige Qur’ān van Allāh Ta’ālā, en presenteerde deze aan de mensheid met de uitdaging: “Breng iets voort dat gelijk is aan deze 6236 āyāt (verzen), of zelfs slechts één āyah.” Gedurende afgelopen 1447 jaar is niemand erin geslaagd deze uitdaging te beantwoorden, ondanks wereldwijde pogingen van tegenstanders van de islam, die hun rijkdommen en middelen hebben ingezet om dit te weerleggen (Commins, 2006; Nasr, 2002).

Tot op heden zijn joodse geleerden, christelijke priesters en vrijmetselaars — ondanks het investeren van miljoenen dollars en euro’s en het inzetten van hun volledige intellectuele capaciteit — niet in staat gebleken om te concurreren met de Heilige Qur’ān of met de profetische boodschap van Muḥammad ﷺ (Al-Rasheed, 2007).

In de vroege dagen van de islam waren de Arabieren veel meer geavanceerd in literaire kunsten zoals poëzie en welsprekendheid dan in een ander gebied, zodat de meeste van hun prestaties waren gebaseerd op literatuur. Toch moesten ze toegeven dat ze snel zouden falen iets te zeggen om mee te concurreren met de zeer krachtige expressieve stijl van de Heilige Qur’ān. Om de Geboden en Verboden conform de Heilige Qur’ān niet te kunnen overschrijden, kwamen veel van hen tot redenering om te bekeren tot de islam. En degenen die niet geloofden vochten om te voorkomen de islam verspreidt. Er zijn ontelbare dingen in de Heilige Qur’ān dat niemand kan doen of zeggen. Wij zullen hier zes van hen uitleggen:

Ijāz en Balāghah: de kracht van beknopte perfectie

De Heilige Qur’ān kenmerkt zich door ijāz (onnavolgbaarheid) en balāghah (retorische volmaaktheid): het vermogen om met weinig woorden veel en perfect over te brengen. Hoewel de letters en woorden van de Qur’ān Arabisch zijn, onderscheiden de verzen zich fundamenteel van de gebeden, poëzie en oraties van de Arabieren. De Qur’ān is geen mensenwerk; het is het Woord van Allāh Ta’ālā (Nasr, 2002). De vergelijking tussen menselijke taal en de Qur’ān is als die tussen glasscherven en diamanten. Filosofen en taalkundigen die dit hebben ingezien, zijn uiteindelijk tot erkenning overgegaan (Sells, 1999).

De Qur’ān verveelt nooit, hoe vaak men hem ook leest. Integendeel: verlangen, toewijding, liefde en spiritueel genot nemen steeds toe. Zulke gevoelens ontstaan zelden bij het lezen van vertalingen van de Qur’ān, laat staan bij andere boeken of schriftelijke vormen. In plaats daarvan treedt vaak verveling op. De Qur’ān bevat talloze bekende en onbekende feiten over de geschiedenis van vroegere volkeren, evenals voorspellingen over toekomstige gebeurtenissen — waarvan vele reeds zijn uitgekomen en zich nog steeds voltrekken (Mir, 1987).

De Qur’ān openbaart kennis die geen mens op eigen kracht kan bezitten. Allāh Ta’ālā heeft daarin zowel de ʿUloom al-Awwalīn (kennis van de eersten) als de ʿUloom al-Ākhirīn (kennis van de laatsten) uiteengezet, waarmee het Boek een unieke positie inneemt binnen de openbaringsgeschiedenis (Raḥmān, 1984).

Woorden van de Profeet ﷺ en de verantwoordelijkheid van ouders

De Profeet Muḥammad ﷺ zei: “Ieder van jullie is een herder, en ieder van jullie is verantwoordelijk voor zijn kudde” (al-Bukhārī, nr. 893; Muslim, nr. 1829). Deze metafoor benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen te beschermen tegen dwaling en hen op te voeden in de islamitische leer. Het verzuim om kinderen de islam en de Heilige Qur’ān te onderwijzen wordt in meerdere overleveringen als een ernstige nalatigheid beschouwd, met spirituele consequenties voor de ouders.

In een overlevering wordt vermeld dat veel moslimkinderen in de hel genaamd Wayl terechtkomen vanwege de nalatigheid van hun vaders, die hun aandacht uitsluitend richtten op wereldse zaken zoals geld en huwelijk, en verzuimden hun kinderen islamitisch onderwijs te geven (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025). De Profeet ﷺ distantieerde zich expliciet van zulke vaders. Daarentegen worden ouders die hun kinderen de Qur’ān onderwijzen of hen naar Qur’ān-leraren sturen, beloond met spirituele eer. “Voor elke letter van de Qur’ān ontvangen zij de beloning alsof zij de Kaʿbah tien keer hebben bezocht, en op de Dag des Oordeels zal een kroon van soevereiniteit op hun hoofd worden geplaatst” (al-Suyūṭī, al-Jāmiʿ al-aghīr).

Wat betreft het rituele gebed (alāh), de Profeet ﷺ zei: “Leer je kinderen ṣalāh wanneer zij zeven jaar zijn, en disciplineer hen wanneer zij tien jaar zijn als zij het niet verrichten” (Abū Dāwūd, nr. 495). Deze richtlijn onderstreept het belang van vroege religieuze opvoeding.

De spirituele verantwoordelijkheid van ouders strekt zich uit tot het gedrag van hun kinderen. Als een kind aanbidt, ontvangt de vader beloning; als een kind zondigt door toedoen van de opvoeding, wordt de vader mede verantwoordelijk gehouden (al-Bukhārī, nr. 1385).

Tovenarij en islamitische waarschuwingen

Ḥazrat Abū Hurayrah (raḍiyAllāhu ʿanhu) rapporteerde dat de Profeet ﷺ zeven destructieve zonden noemde, waaronder zwarte magie (sir) (al-Bukhārī, nr. 2766; Muslim, nr. 89). Degene die een knoop maakt en daarop een spreuk blaast, heeft zich schuldig gemaakt aan shirk — het toekennen van partners aan Allāh (Nasā’ī, Sunan, nr. 4079).

Ḥazrat ʿImrān bin Ḥuṣayn (raḍiyAllāhu ʿanhu) rapporteerde dat wie een slecht voorteken accepteert, een astroloog raadpleegt of daarin gelooft, geen band heeft met de Profeet ﷺ en de openbaring negeert (Ṭabrānī, al-Muʿjam al-Kabīr).

Volgens Imam Nawawī (raḥimahAllāh) is tovenarij een ernstige zonde, en indien het gepaard gaat met uitspraken of handelingen van ongeloof, wordt het als kufr beschouwd (Nawawī, Shar Muslim).

Tovenarij beïnvloedt zowel lichaam als ziel, veroorzaakt verdeeldheid en werkt sterker op vrouwen en kinderen. Het effect is echter niet absoluut: zoals bij medicijnen, treedt het slechts in werking als Allāh Ta’ālā dat wil (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Vrijmetselaarsstrategieën en islamitische waakzaamheid

Vrijmetselaars en communistische ideologieën worden in islamitische kringen vaak gezien als bedreigingen voor religieuze opvoeding. Zij zouden pleiten voor het ondermijnen van islamitisch onderwijs en het verspreiden van een seculiere visie op vrijheid van overtuiging (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025). Hun strategieën zouden gericht zijn op het vervangen van religieuze broederschap door loge-gebaseerde loyaliteit. Daarom waarschuwt de islam om niet te vallen voor vleiende en misleidende retoriek. Moslims worden aangespoord om amr bil maʿrūf (het goede gebieden) en nahy ʿan al-munkar (het kwade verbieden) te praktiseren. Allāh Ta’ālā openbaart:

 وَلْتَكُن مِّنْكُمْ أُمَّةٌ يَدْعُونَ إِلَى ٱلْخَيْرِ وَيَأْمُرُونَ بِٱلْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ ٱلْمُنْكَرِ وَأُوْلَـٰئِكَ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ 

“En laat er een groep onder u zijn die tot goedheid aanspoort en tot rechtvaardigheid maant en het kwade verbiedt; dezen zijn het die zullen slagen.” Surah Āl ʿImrān, H3, vers 104

Binnen hedendaagse politieke complottheorieën speelt de Illuminatie een prominente rol. De term Illuminatie verwijst historisch naar diverse geheime genootschappen, waaronder de Beierse Illuminatie Orde uit de 18e eeuw (Robison, 1798; Barkun, 2003). In moderne interpretaties worden vrijmetselaars — ook aangeduid als Freemen of Framassons — vaak beschouwd als voortzettingen of verwante bloedlijnen van deze Illuminatie.

Volgens sommige complot theoretische bronnen zouden nieuwelingen binnen deze kringen een eed afleggen waarbij zij hun ziel aan Satan verkopen en beloven de geheimen van de Orde niet te onthullen (Marrs, 1995). Eenmaal toegetreden tot wat wordt aangeduid als de “Satanische Illuminatieorde”, zou uittreding onmogelijk zijn zonder levensgevaar. Binnen deze narratieve wordt gesteld dat Illuminatische kringen gebruikmaken van zwarte magie, tovenarij en numerologische symboliek. Getallen zoals 666 en 13 worden geassocieerd met satanische krachten. Zo wordt beweerd dat het ontwerp van de Amerikaanse dollar verwijst naar deze symboliek, met dertien lijnen en bladeren rond een centraal oog — dat in sommige interpretaties wordt gezien als een verwijzing naar Dajjāl, de islamitische antichristfiguur (Springmeier, 2005). Hoewel dergelijke claims geen empirische basis hebben binnen de academische historiografie, vormen zij een belangrijk onderdeel van de culturele verbeelding en het discours rond macht, geheimhouding en religieuze symboliek.

Figuur 1 Bloedlijn van Satan volgers © Stichting NIRI

Het klassieke theologische werk Shar al-Mawāqif stelt in de eerste sectie van het vijfde hoofdstuk dat er slechts één Schepper is: Degene Die alle categorieën van wezens uit het niets tot bestaan brengt. Deze Schepper is eeuwig — Hij heeft altijd bestaan en zal altijd blijven bestaan zonder enige vorm van verandering (al-Jurjānī, z.d.). Verandering impliceert namelijk het worden van iets anders, wat zou leiden tot verwarring over Zijn wezen. Een veranderlijke Schepper zou niet consistent zijn in Zijn bestaan, en dat is filosofisch en theologisch onhoudbaar.

Zoals uiteengezet in de derde brief van deel drie van het boek Maktūbāt van Imām Rabbānī Mujaddid al-Fisānī Fārūq-e-Sirhindī (raḥimahAllāh), is het noodzakelijk dat de Schepper onveranderlijk is en altijd hetzelfde blijft (Sirhindī, z.d.). Op basis van deze redenering kunnen de geschapen wezens niet eeuwig zijn, terwijl de Schepper — Die niet verandert — dat wel moet zijn. Daarom is er slechts één Schepper Die eeuwig en onveranderlijk is: Allāh Ta’ālā.

Allāh Ta’ālā heeft profeten gezonden om Zichzelf aan de mensheid bekend te maken. Een rationeel en begrijpend persoon die zich verdiept in het leven en de verheven eigenschappen van profeet Mohammed ﷺ — de laatste en hoogste profeet — zal tot het besef komen dat Allāh Ta’ālā bestaat en dat hij ﷺ Zijn boodschapper is. Dit besef leidt tot een innerlijke drang om moslim te worden.

Moslim en Kāfir: Theologische typologieën in de Islamitische Traditie

Moslim

Een moslim is iemand die het geloof (Īmān) volledig aanvaardt: dat Allāh Ta’ālā bestaat, één is (tawīd), en dat Muḥammad ﷺ Zijn Profeet is — de laatste en meest verheven onder alle profeten. Een persoon die deze waarheden gelooft en bevestigt, wordt aangeduid als muʾmin (gelovige) en moslim (onderwerper aan Allāh). De uitspraken, handelingen en goedkeuringen van de Profeet ﷺ worden Sunnah genoemd en zijn vastgelegd in de authentieke adīth-verzamelingen (Nasr, 2002; Brown, 2009).

Kāfir

Een kāfir (ongelovige) is iemand die de fundamentele waarheden die in de Heilige Qur’ān en de adīth zijn geopenbaard, ontkent. Binnen de islamitische classificatie vallen ook de Ahl al-Kitāb (Mensen van het Boek) — joden en christenen — onder de bredere categorie van kuffār, hoewel zij erkend worden als bezitters van een oorspronkelijk geopenbaard boek dat later is gewijzigd (Qur’ān 2:75; 5:13).

Imam al-Ghazālī’s classificatie

Imām Abū Ḥāmid al-Ghazālī (raḥimahAllāh) classificeert in zijn werk al-Munqidh min al-alāl de kāfir in drie filosofische categorieën (al-Ghazālī, z.d.):

  1. Dahriyyūn (materialisten): Zij ontkennen het bestaan van Allāh en geloven dat het universum eeuwig is, zonder Schepper. Zij stellen dat het leven zichzelf voortbrengt en dat dit proces oneindig doorgaat.
  2. Naturalisten: Zij erkennen het bestaan van Allāh vanwege de orde in de schepping, maar ontkennen het hiernamaals, de Dag des Oordeels, het Paradijs en de Hel.
  3. Filosofen: Volgelingen van Socrates, Plato en Aristoteles, die ondanks hun intellectuele verfijning niet ontsnapten aan ongeloof volgens de islamitische maatstaven.

Mushrik

Een mushrik (polytheïst) is iemand die naast Allāh andere wezens aanbidt of hen goddelijke eigenschappen toekent. Dit omvat bijvoorbeeld het vereren van beelden of graven in de overtuiging dat deze entiteiten bovennatuurlijke macht bezitten. Tot deze categorie worden onder andere Brahmanen, Boeddhisten en Zoroastriërs gerekend (Qur’ān 9:31; 22:73).

Atheïst en Zindīq

Een atheïst is iemand die geen enkele religie erkent. In islamitische polemiek worden ook communisten, vrijmetselaars en onwetenden die religie verwerpen tot deze groep gerekend. Een zindīq is een hypocriet die zich als moslim voordoet, maar in werkelijkheid de islam van binnenuit probeert te ondermijnen — vaak door twijfel te zaaien over de geloofswaarheden (Cook, 1998).

In 1953 telde Afrika naar schatting 215 miljoen inwoners, waarvan circa 105 miljoen moslim waren. Sindsdien is dit aantal aanzienlijk toegenomen (Esposito, 2003). De islamitische Dīn wordt door velen als aantrekkelijk ervaren vanwege haar universele boodschap van rechtvaardigheid, eer en waardigheid, ongeacht ras, nationaliteit, taal of opleidingsniveau (Nasr, 2002).

Toch is de moslimjeugd in verschillende perioden en regio’s blootgesteld aan ideologische beïnvloeding en culturele vervreemding. Volgens sommige islamitische denkers en historici is de val van het Ottomaanse Rijk — dat eeuwenlang als hoeder van de Dīn en de Ahle Sunnat wal Jamāʿah fungeerde — mede veroorzaakt door buitenlandse inmenging, waaronder Britse inlichtingenoperaties en zionistische netwerken (Aḥmad, 2006; Springmeier, 2005). Deze machten zouden onwetendheid hebben verspreid onder jongeren en sociale normen hebben ondermijnd door het promoten van westerse waarden zoals secularisme, individualisme en seksuele vrijheden.

In het bijzonder wordt verwezen naar de periode van de Comité van Eenheid en Vooruitgang in het Ottomaanse Rijk, waarin religieuze praktijken werden onderdrukt, ʿulamāʾ werden vervolgd, en islamitische instellingen werden ontmanteld (Zürcher, 2004). Religieuze toewijding werd in sommige gevallen gecriminaliseerd, en het uitvoeren van amr bil maʿrūf wa nahy ʿan al-munkar (het goede gebieden en het kwade verbieden) werd als staatsvijandig beschouwd.

Hoewel de islamitische identiteit in veel regio’s herleefde, bleef deze heropleving kwetsbaar. Volgens sommige bronnen werden zwakke regeringsleiders omgekocht, en werd onder ongeletterde moslims een alternatieve juridische benadering gepromoot — soms aangeduid als “American Fiqh” of een ideologische component van de “New World Order” (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Na de val van het Ottomaanse Rijk kregen lā-madhhabī-bewegingen (stromingen zonder traditionele wetschool) meer ruimte. In landen waar ʿulamāʾ van de Ahle Sunnat niet vrij konden spreken — zoals Saoedi-Arabië — zou deze ontwikkeling zijn versterkt door financiële steun en institutionele bevoordeling. Volgens kritische stemmen werden zogenaamde bābās en pseudogeleerden uit Pakistan, India en Afrika beloond met posities en eigendommen in ruil voor hun stilzwijgen of actieve steun aan deze ideologische verschuivingen. Sommigen van hen schreven boeken die volgens critici bedoeld waren om studenten in madāris (Qur’ān-scholen) te misleiden en hen te vervreemden van de traditionele leer van de Ahle Sunnat.

Religieuze transmissie in de moderne tijd

In de hedendaagse wereld worden authentieke religieuze leringen, zoals die van Ālāḥazrat Mujaddid-e-Aʿẓam Imām Aḥmad Raza Khan al-Qādrī (raḥimahAllāh), vrijelijk verspreid via gedrukte boeken en digitale media. Zijn oeuvre omvat meer dan 1.250 werken waarin hij de leer van de Ahle Sunnat wal Jamāʿah systematisch heeft vastgelegd (Sanyal, 2005). Deze toegankelijkheid is een zegen waarvoor elke moslim dankbaarheid behoort te tonen. Het is een morele plicht om deze vrijheid te benutten door de religie te bestuderen en over te dragen aan de volgende generatie — een religie waarvoor onze voorouders hun leven en bezittingen hebben opgeofferd.

Wanneer ouders nalaten hun kinderen op te voeden in gehoorzaamheid aan de Sharīʿah, ontstaat er ruimte voor ideologische vervreemding. Vijandige invloeden, die slechts wachten op een gelegenheid, kunnen dan via misleidende figuren en media de morele zuiverheid van de jeugd aantasten (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Over het leven in het Westen

In Europa en Noord-Amerika zijn er mensen die geloven in het hiernamaals, het paradijs en de hel. Kerken en synagogen worden nog steeds bezocht, en religieus onderwijs maakt in sommige landen deel uit van het curriculum (Berger, 1999). Toch is het inconsequent om westerse samenlevingen als wijs en beschaafd te beschouwen, terwijl men tegelijkertijd gedragingen als liegen, gokken, overspel en moreel relativisme overneemt. Zulke imitatie zonder onderscheid is theologisch problematisch.

Vanuit islamitisch perspectief wordt het toekennen van goddelijke eigenschappen aan profeten of heiligen beschouwd als shirk (polytheïsme). De verering van Jezus (ʿĪsā ʿalayhi as-salām) en zijn moeder Maryam door sommige christelijke denominaties wordt in klassieke islamitische theologie als zodanig geïnterpreteerd (Qur’ān 5:72–75). Toch erkent de islam dat wie zich — ongeacht afkomst — onderwerpt aan de Sharīʿah van de Profeet Muḥammad ﷺ, zegeningen van Allāh Ta’ālā kan ontvangen. Echter, het verwerpen van de profetische boodschap wordt in de islam beschouwd als ongeloof met eschatologische consequenties (Nasr, 2002).

Het leven van een moslim in tijden van fitnah

Waarde lezers, wanneer fitnah (morele verwarring, sociale onrust) zich verspreidt en schijnheiligheid toeneemt, is het noodzakelijk om tot bezinning te komen, berouw te tonen en istighfār (vergeving) te vragen aan Allāh Ta’ālā. De Profeet ﷺ waarschuwde:

“Wanneer de Dag des Oordeels nadert, zal fitnah toenemen. Het zal zijn als de duisternis die zich verspreidt bij het vallen van de nacht. Velen zullen hun huis als moslim verlaten en als ongelovige terugkeren. Tijdens zulke tijden is het beter om thuis te blijven dan deel te nemen aan fitnah. Laat je wapens vallen, spreek met zachtheid, en verlaat je huis niet.” Maktūbāt, vertaling

Deze overlevering benadrukt de noodzaak van terughoudendheid, vredelievendheid en morele standvastigheid in tijden van maatschappelijke chaos.

Waarschuwing tegen ideologische misleiding

Moslims dienen waakzaam te zijn voor boeken en ideologieën die — onder het mom van hervorming — afwijken van de leer van de Ahle Sunnat. Volgens traditionele geleerden bevatten sommige werken van figuren als Sayyid Qutb en Abul Aʿlā Mawdūdī interpretaties die afwijken van de consensus van de Ahl al-Sunnah en aanleiding kunnen geven tot fitnah en rebellie (Haddad, 1983; Kepel, 2002). Het is daarom essentieel om religieuze kennis te putten uit betrouwbare, door de Ummah erkende bronnen.

Definitie en afbakening van jihād

Binnen de klassieke islamitische leer verwijst jihād primair naar een door de staat geleide gewapende strijd tegen externe vijanden en corrupte elementen (kuffār) die de veiligheid en rechtvaardigheid ondermijnen. Deze vorm van jihād is gebonden aan juridische voorwaarden en mag uitsluitend worden uitgevoerd onder gezag van een legitieme overheid (Cook, 2005). Het is nadrukkelijk geen particuliere oorlog, zoals sommige extremistische stromingen — waaronder Wahhābī en salafistische groeperingen — het hebben geïnterpreteerd als een individuele actie (one-man jihād), wat in strijd is met de consensus van de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah.

Het doden van onschuldige burgers en het voeren van opstand tegen een bestaande staat — ongeacht of deze islamitisch of seculier is — kan niet als jihād worden beschouwd. Dergelijke acties vallen onder fitnah (chaos, rebellie) en zijn theologisch verboden. De Profeet Muḥammad ﷺ heeft gezegd: “Moge Allāh Ta’ālā degenen vervloeken die fitnah veroorzaken.” Maktūbāt, vertaling

Politieke neutraliteit van soennitische geleerden

Traditioneel hebben soennitische geleerden zich niet actief gemengd in politieke machtssystemen. Zij accepteerden geen overheidsfuncties, maar adviseerden staatspersoneel via geschriften en mondelinge raad, en wezen op de juiste weg van besluitvorming volgens de Sharīʿah (Zaman, 2002). Hun primaire taak was onderwijs en religieuze begeleiding. Wanneer religieuze figuren deze rol verlieten en zich direct met staatszaken gingen bemoeien, leidde dit vaak tot verlies van religieuze autoriteit en maatschappelijke invloed.

Historische manipulatie en de Ottomaanse context

De geschiedenis van het Ottomaanse Rijk toont hoe buitenlandse invloeden — waaronder Britse diplomatieke netwerken en vrijmetselaarsloges uit Schotland en Parijs — strategisch samenwerkten om islamitische instellingen te ondermijnen (Zürcher, 2004). Door het verspreiden van ideologische schema’s en het misleiden van de bevolking, werd geprobeerd de madrassa’s en religieuze scholen te verzwakken. De jeugd werd beroofd van authentieke kennis en blootgesteld aan westerse afleiding en losbandigheid.

Sommige personen ontvingen valse diploma’s en licenties, waardoor zij als wetenschappers werden gepresenteerd en teruggestuurd naar hun moederland als ideologische infiltranten. Deze figuren — vaak zonder diepgaande religieuze scholing — werden via dure en strategisch geplande programma’s gepositioneerd om leidinggevende rollen over te nemen binnen het Ottomaanse bestuur. Volgens sommige islamitische denkers was dit onderdeel van een bredere strategie om de islamitische identiteit van binnenuit te verzwakken (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Historische hervormingen en onderwijsverschuiving

Tijdens het bewind van Fatih Sultan Mehmed Khan was het religieuze en wetenschappelijke onderwijs in de madāris (islamitische scholen) van het Ottomaanse Rijk bijzonder geavanceerd. Zowel theologische als rationele wetenschappen werden geïntegreerd in het curriculum, wat leidde tot een bloei van islamitische kennis en staatsbestuur (İnalcık, 1991).

Met de invoering van de Tanzimat-hervormingen onder Sultan Abdulmajid in 1839 begon een structurele herziening van het Ottomaanse onderwijssysteem. In latere fasen, met name onder invloed van de Comité van Eenheid en Vooruitgang, werden religieuze vakken beperkt en wetenschappelijke cursussen uit de madāris verwijderd. Figuren als Mustafa Reşid Paşa, Fuad Paşa, Mithat Paşa en Talat Paşa speelden hierin een actieve rol (Zürcher, 2004).

Volgens islamitische denkers was deze hervormingsgolf mede beïnvloed door externe ideologische invloeden. Mithat Paşa wordt in sommige bronnen beschreven als een figuur die — via diplomatieke en intellectuele netwerken — werd ingezet om islamitische waarden te ondermijnen. Sultan Abdulhamid II fungeerde in deze context als een intellectueel en spiritueel bolwerk tegen dergelijke invloeden, waarbij zijn Īmān en strategisch inzicht als een “stalen schild” werden geprezen (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Vijandige invloeden tot 2017

De islamitische wereld heeft door de eeuwen heen te maken gehad met externe en interne bedreigingen. In recente geschiedenis, zoals in 2017 in Myanmar (Burma), werden moslims geconfronteerd met systematische vervolging, propaganda en geweld — vaak onder het mom van politieke stabiliteit (Human Rights Watch, 2017). Ondanks deze aanvallen blijven moslims zich verzetten tegen extremisme en terrorisme, en zoeken zij naar vreedzame oplossingen.

Vrijmetselaars worden in sommige islamitische kringen beschouwd als ideologische tegenstanders die — via diplomatieke charme, financiële steun en universele broederschapsretoriek — proberen religieuze eenheid te ondermijnen. Hun strategieën zouden zich richten op invloedrijke figuren zoals miljardairs, bankiers, acteurs en populaire auteurs, evenals op religieuze leiders met beperkte scholing of afwijkende interpretaties (Springmeier, 2005).

Binnen deze context worden sommige publieke figuren — waaronder Dr. Zakir Naik, Harun Yahya en Dr. Tahir-ul-Qadri — door critici gezien als vertegenwoordigers van een hervormingsdiscours dat afwijkt van de leer van de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah. Hun oproepen tot “zuivering van bijgeloof” en “herinterpretatie van de Qur’ān” worden door traditionele geleerden geïnterpreteerd als pogingen tot ideologische ontwrichting (Haddad, 1983).

Islamitische ethiek en mensenrechten

De islam benadrukt broederschap, wederzijdse liefde en hulpvaardigheid. Het is een religieuze plicht voor elke moslim om zwakkeren te ondersteunen en anderen — inclusief niet-moslim landgenoten, zakenlieden en toeristen — met respect en rust te behandelen. De Profeet Muḥammad ﷺ zei: “De beste onder de mensen is degene die het meest behulpzaam is voor de mensheid. Degene die een schuld heeft aan de rechten van anderen zal het Paradijs niet binnengaan totdat hij die heeft voldaan. Word geen rebel, zelfs als degenen die over jullie regeren ongelovigen uit Abessinië zijn.” Maktūbāt, vertaling.

Deze uitspraak onderstreept het belang van rechtvaardigheid, sociale verantwoordelijkheid en het naleven van lokale wetten — ongeacht het religieuze karakter van de staat. Zowel in islamitische als niet-islamitische landen dient een moslim de rechten van anderen te respecteren, niemand te schaden of te beledigen, en zich te houden aan de verordeningen van het lokaal bestuur (Nasr, 2002).

Onderwijs en morele bescherming van de jeugd

Het onderwijzen van islamitische kennis en moraal aan jongeren is essentieel om hun geloof en karakter te beschermen. Onwetendheid maakt hen vatbaar voor misleiding door valse helden en hypocritische invloeden. Wanneer deze morele bescherming ontbreekt, kunnen jongeren afglijden naar destructieve levenspaden. Islamitische opvoeding is daarom niet slechts een culturele traditie, maar een ethische noodzaak (Siddiqi, 2006).

Fitnah en ideologische ondermijning

Het aanvallen van de islam wordt in sommige theologische interpretaties beschouwd als een aanval op de mensheid en haar fundamentele rechten. Zulke aanvallen — of ze nu fysiek, ideologisch of juridisch zijn — worden soms toegeschreven aan groepen die handelen uit eigenbelang en ideologische blindheid. De islamitische traditie roept op tot gebed én actie: het herkennen van vijandige invloeden, het beschermen van geloof en het vermijden van verwarring (fitnah) (Qur’ān 17:8). De Tafsīr Jalālayn legt dit vers als volgt uit: “Wanneer men terugkeert naar corruptie, zal Allāh ook terugkeren met straf. De hel is een gevangenis voor de ongelovigen.” Tafsīr Jalālayn, bij Qur’ān H17:8

Volgens sommige islamitische denkers zijn bepaalde religieuze hervormers — zoals Dr. Tahir-ul-Qadri — beïnvloed door ideologische stromingen die teruggaan tot de vrijmetselaarsloges van de 19e eeuw. Deze figuren zouden hervormingsdiscours verspreiden dat afwijkt van de leer van de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah, met uitspraken als “zuivering van bijgeloof” en “herinterpretatie van de Qur’ān” (Haddad, 1983; Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

In deze context wordt gewaarschuwd voor pogingen om islamitische waarden te ondermijnen via wetgeving die arām gedrag normaliseert — zoals het legaliseren van gelijkgeslachtelijk huwelijk, euthanasie of religieuze relativering. Sommige overheidsfunctionarissen en adviseurs zouden volgens deze visie worden gevormd tot religieuze vrijmetselaars, met als doel het hervormen van de islamitische leer van binnenuit (Springmeier, 2005).

Vrijmetselaarsinvloed in Egypte en Beiroet: een historisch overzicht

Jamal al-Dīn al-Afghānī en Mohammed ‘Abduh waren historisch verbonden aan vrijmetselaarsloges in Egypte, waarbij hun hervormingsdenken en politieke activiteiten deels via deze netwerken werden verspreid. Deze invloed leidde tot spanningen met traditionele islamitische geleerden, vooral rond onderwijs en theologie.

Volgens het werk Ad-Durar van Adīb Ishāq was Jamal al-Dīn al-Afghānī het hoofd van een vrijmetselaarsloge in Egypte. Hij gebruikte deze positie om revolutionaire ideeën te verspreiden onder Egyptische intellectuelen en politici. Zijn samenwerking met Mohammed ‘Abduh, de latere moefti van Egypte, leidde tot een hervormingsbeweging die via het tijdschrift Al-ʿUrwat al-Wuthqā werd gepromoot. ‘Abduh zelf schreef: “Voordat ik Jamal had gezien, waren mijn ogen blind, mijn oren doof en mijn tong stom” (Kudsi-Zadeh, 1970).

Al-Afghānī gebruikte de vrijmetselaarsloge als platform voor politieke mobilisatie tegen Europese inmenging en het bewind van Khedive Ismāʿīl. Toen hij in 1879 werd uitgewezen door Khedive Tawfīq, zette hij zijn activiteiten voort in Parijs en Beiroet, waar hij volgens bronnen zoals Hanna Abī Rashīd de vrijmetselaarsgeest verder verspreidde (Da’irat al-Mārif al-Masoniyya, 1961).

Mohammed ‘Abduh volgde hem op als logeleider en werd door critici gezien als een ideologische hervormer die het curriculum van al-Azhar probeerde te moderniseren. Hij schafte universitaire cursussen af en introduceerde seculiere lesmaterialen, wat leidde tot protesten van traditionele ʿulamāʾ (Karosanidze, 2021).

Kritiek vanuit de Ahle Sunnat

Geleerden van de Ahle Sunnat wal Jamāʿah reageerden fel op de hervormingsvoorstellen van ‘Abduh. Al-Malilī Ḥamdī Beg beschuldigde hem van ketterij in zijn interpretatie van Surah al-Fīl, waarin ‘Abduh beweerde dat religie en wijsheid gescheiden waren en dat hij de eerste was die beide verenigde. Hij stelde dat islamitische geleerden seculiere wetenschappen hadden genegeerd, terwijl madrassa’s deze al eeuwen onderwezen (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

In zijn boek Islam and Christianity schreef ‘Abduh dat alle religies in essentie gelijk zijn en pleitte voor samenwerking tussen joden, christenen en moslims. Hij stelde zelfs dat het christendom een juiste religie was en dat moslims de Bijbel zouden moeten lezen. Deze uitspraken werden door traditionele geleerden als theologisch problematisch beschouwd (Kudsi-Zadeh, 1970).

Zijn interpretatie van Surah az-Zilzāl — waarin hij stelde dat zowel moslims als ongelovigen het paradijs konden binnengaan op basis van goede daden — werd door critici als een ernstige afwijking van de islamitische leer gezien.

Verschillende Hollywood en Bollywood-iconen zijn historisch lid geweest van vrijmetselaarsloges, waaronder acteurs, regisseurs en producenten.

Vrijmetselaars in Hollywood: historische leden en culturele invloed

Freemasonry heeft sinds het begin van de 20e eeuw een zichtbare aanwezigheid gehad in Hollywood. Volgens MasonicFind waren prominente figuren zoals Walt Disney, Louis B. Mayer (MGM), Cecil B. DeMille, John Wayne, Richard Pryor, en Harold Lloyd lid van vrijmetselaarsloges in Californië. De vier oprichters van Warner Bros. waren eveneens lid van Mount Olive Lodge No. 506.

Deze leden waren actief in de creatieve en zakelijke kant van de filmindustrie en droegen bij aan de opbouw van Hollywood als cultureel centrum. De vrijmetselaarswaarden — zoals broederschap, filantropie en symboliek — zijn volgens sommige onderzoekers subtiel terug te vinden in films en studioarchitectuur.

Daarnaast zijn er films waarin vrijmetselaarsymboliek en thema’s expliciet worden verwerkt, zoals National Treasure (2004), The Da Vinci Code (2006), en From Hell (2001). Deze films spelen in op het publieke mysterie rond geheime genootschappen en hun vermeende invloed op geschiedenis en macht.

Volgens Explore Freemasonry zijn ook muzikanten zoals Nat King Cole, Beethoven, en astronauten als Buzz Aldrin en Neil Armstrong lid geweest van de broederschap, wat wijst op een brede maatschappelijke spreiding van vrijmetselaarsinvloed.

Vrijmetselaars in Bollywood: historische leden en culturele invloed

Volgens een artikel van Homegrown India zijn er in de geschiedenis van India meerdere prominente vrijmetselaars geweest, waaronder politici, zakenlieden, rechters, maharadja’s en bekende acteurs. Hoewel het stuk geen specifieke Bollywood-namen noemt, suggereert het dat de vrijmetselarij via netwerken en symboliek invloed heeft gehad op cultuur en publieke representatie. Shah Rukh Khan die behoort tot de Satangroep maakt dit duidelijk met zijn kledinglijn Diablo in Dubai. De naam “Diablo” (Spaans voor “duivel”) wordt in de mode-industrie vaak gebruikt als symbolisch of provocatief merkconcept, vergelijkbaar met namen als “Hellstar” of “Lucifer” in streetwear. Shah Rukh Khan viert jaarlijks Ganesh Chaturthi en plaatst een Ganesha-beeld in zijn huis Mannat, samen met zijn vrouw Gauri Khan en kinderen. Hij deelt deze momenten publiekelijk via sociale media, waarbij hij respectvolle wensen uitspreekt. In 2024 deelde hij op Instagram een foto van het beeld en schreef: “On this pious occasion of Ganesha Chaturthi, may Lord Ganesha bless all of us and our families with health, love and joy… And of course a lot of modaks!” Shah Rukh Khan, Instagram post, 7 september 2024

Zijn vrouw Gauri Khan werd op dezelfde dag gefotografeerd terwijl ze zegeningen vroeg bij het beeld, wat wijst op gezamenlijke deelname aan het ritueel.

Het artikel stelt dat de Grand Lodge of India, opgericht in 1961, momenteel meer dan 500 loges telt en circa 25.000 actieve leden heeft. De vrijmetselaars worden gekenmerkt door rituelen, symboliek en een streven naar morele en intellectuele ontwikkeling. Er wordt ook verwezen naar historische figuren zoals JRD Tata en Swami Vivekananda als leden. Er zijn echter geen peer-reviewed studies of officiële verklaringen die aantonen dat Bollywood als filmindustrie wordt aangestuurd of beïnvloed door vrijmetselaarsloges. De suggestie dat bepaalde acteurs of regisseurs lid zijn van deze loges blijft binnen het domein van speculatie en populaire cultuur.

Vrijmetselaarsinvloed in Iran en de bredere islamitische wereld

In de tweede helft van de 19e eeuw schreef Jamāl al-Dīn al-Afghānī in Londen en Parijs diverse artikelen waarin hij pleitte voor religieuze hervorming. In 1886 reisde hij naar Iran, waar hij zich actief bemoeide met politieke en religieuze kwesties. Zijn activiteiten werden door de Iraanse autoriteiten als destabiliserend beschouwd; hij werd gearresteerd, geketend en uiteindelijk onder militaire escorte buiten de landsgrenzen gezet (Keddie, 1972).

Na zijn uitzetting verbleef al-Afghānī in Bagdad en later opnieuw in Londen, van waaruit hij scherpe kritiek uitte op het Iraanse regime. Vervolgens keerde hij terug naar Istanbul, waar hij volgens sommige bronnen samenwerkte met de Bahāʾī-gemeenschap en religie gebruikte als middel voor politieke mobilisatie. Hij zou geprobeerd hebben een opstand in Iran te ontketenen. In 1897 (1314 H) overleed hij aan kanker en werd begraven op de begraafplaats van Shuyūkh nabij de Maçka-kazerne in Istanbul. Zijn graf werd later door een Amerikaanse bewonderaar voorzien van een tombe. Na de Tweede Wereldoorlog werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar Afghanistan (Kudsi-Zadeh, 1970).

Vrijmetselaarsbronnen beschrijven al-Afghānī doorgaans als een revolutionair denker en hervormer, waarbij zijn conflicten met traditionele islamitische geleerden worden afgedaan als strijd tegen “reactionaire krachten” zoals Shaykh al-Islām Ḥasan Fahmī. Critici uit de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah beschouwen deze interpretatie echter als een poging om zijn vijandigheid jegens de islam te vergoelijken (Tangali, persoonlijke communicatie, 2025).

Ideologische aanvallen op de Ahl al-Sunnah

Volgens sommige islamitische denkers zijn de aanvallen op de Ahl al-Sunnah sinds de tijd van de Profeet Muḥammad ﷺ voortgezet door diverse ideologische stromingen, waaronder vrijmetselaars, communisten, zionisten en bepaalde christelijke netwerken. Deze aanvallen zouden zich niet alleen richten op militaire of politieke structuren, maar ook op religieuze autoriteit, onderwijs en morele waarden.

Sommige voormalige moslims — zoals Dr. Tahir-ul-Qadri, Salman Khan en Shah Rukh Khan — worden in deze context bekritiseerd vanwege hun vermeende samenwerking met ideologische tegenstanders van de islam. Volgens deze visie proberen zij de Ahl al-Sunnah te ondermijnen door verwarring te zaaien en moslims af te leiden van de traditionele leer (Springmeier, 2005).

De genocide op Rohingya-moslims in Myanmar in 2017 wordt door sommige auteurs gezien als een voorbeeld van internationale passiviteit, waarbij alleen de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan zich krachtig uitsprak. In deze context wordt hij door aanhangers van de Ahl al-Sunnah geprezen als Saifullāh — het zwaard van Allāh Ta’ālā — vanwege zijn uitgesproken verdediging van moslims wereldwijd (Tangali, 2025).

De ontmanteling van de twee grootste soennitische mogendheden — het Mogolrijk (Gurgāniyya) in India en het Ottomaanse Rijk — wordt door sommige islamitische historici toegeschreven aan ideologische infiltratie en vrijmetselaarsinvloed. Deze machten zouden niet alleen politieke structuren hebben ondermijnd, maar ook islamitische bibliotheken, onderwijsinstellingen en religieuze curricula hebben vernietigd of vervangen (Zürcher, 2004).

Britse invloed op ideologische en geopolitieke ontwikkelingen in de islamitische wereld

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevonden communistische bewegingen zich op de rand van instorting. Volgens sommige analyses kregen zij echter cruciale steun van het Britse Rijk, wat hen in staat stelde zich te hergroeperen en hun ideologie wereldwijd te verspreiden (Roberts, 1999). Eerder, in 1917, had de voormalige Britse premier Arthur James Balfour de zogeheten Balfour-verklaring uitgevaardigd, waarin steun werd uitgesproken voor de vestiging van een “nationaal tehuis voor het Joodse volk” in Palestina — een regio die voor moslims als heilig wordt beschouwd (Schneer, 2010). Deze verklaring leidde uiteindelijk tot de oprichting van de staat Israël in 1948 (1366 H).

Ook de heroprichting van de Wahhābī-staat in 1932 (1351 H) op het Arabisch Schiereiland wordt door sommige islamitische denkers toegeschreven aan Britse steun aan de Saoedische dynastie, die zich had losgemaakt van het Ottomaanse gezag (Commins, 2006).

Naast militaire en politieke inmenging wordt ook gewezen op ideologische beïnvloeding via vrijmetselaarsnetwerken. Schotse loges zouden volgens sommige bronnen duizenden moslims en religieuze geleerden hebben benaderd met universele slogans als “broederschap” en “dienstbaarheid aan de mensheid”, wat leidde tot religieuze vervreemding en afvalligheid (Springmeier, 2005). Deze vrijmetselaars — waaronder figuren als Mustafa Reşid Paşa, Ali Paşa, Fuad Paşa, Midhat Paşa en Talat Paşa — zouden actief hebben bijgedragen aan de ontmanteling van islamitische staatsstructuren.

Ook intellectuelen zoals Jamāl al-Dīn al-Afghānī, Muḥammad ʿAbduh en hun leerlingen worden in deze context genoemd als beïnvloed door vrijmetselaarsideologieën. Hun hervormingsdenken zou volgens critici hebben geleid tot het ondermijnen van traditionele islamitische kennis. Het werk Muāwarāt van Rashīd Riḍā, een leerling van ʿAbduh, werd in meerdere talen vertaald en verspreid in islamitische landen, wat volgens sommige geleerden leidde tot verwarring onder jonge religieuze studenten die niet bekend waren met de klassieke werken van de ʿulamāʾ van de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah (Keddie, 1972).

De Profeet Muḥammad ﷺ waarschuwde in een overlevering dat er in de toekomst 72 afgedwaalde sekten zouden ontstaan, die de betekenissen van de Qur’ān en de adīth zouden verdraaien. Deze adīth wordt uitgelegd in klassieke werken als al-Bāriqah Mamūdiyyah en al-adīqah al-Naiyyah, gebaseerd op de aīayn van al-Bukhārī en Muslim.

In de moderne tijd wordt gewaarschuwd voor invloedrijke figuren die zich presenteren als “grote leermeesters van de islam” of “professoren in religie”, maar volgens sommige geleerden ideologisch verbonden zijn aan vrijmetselaarsnetwerken. Naast deze groepen zouden ook communistische, zionistische en missionaire netwerken proberen de moslimjeugd te misleiden via digitale media, theater, televisie en sociale netwerken. Grote financiële middelen worden ingezet om verwarring te zaaien en religieuze identiteit te ondermijnen.

De ʿulamāʾ van de Ahl al-Sunnah hebben hierop gereageerd met weerleggingen en benadrukken dat de religie van Allāh Ta’ālā de weg is naar verlossing, geluk en het Paradijs.

De historische en ideologische analyse toont aan dat de Britse invloed op islamitische samenlevingen zich niet beperkte tot koloniale bezetting, maar zich ook uitstrekte tot structurele hervormingen, religieuze ondermijning en geopolitieke herstructurering. Via diplomatieke steun aan zionistische en Wahhābī bewegingen, en via ideologische netwerken zoals de vrijmetselaarsloges, werden kerninstituties van de islam — zoals het Ottomaanse Rijk, al-Azhar, en de Gurgāniyya Staat — verzwakt of hervormd.

Vrijmetselaarsfiguren zoals Jamāl al-Dīn al-Afghānī en Muḥammad ʿAbduh speelden een centrale rol in het verspreiden van hervormingsdenken dat door traditionele ʿulamāʾ werd gezien als afwijkend van de leer van de Ahl al-Sunnah wal Jamāʿah. De verspreiding van seculiere curricula, het ondermijnen van klassieke islamitische boeken, en het promoten van religieuze relativisme via media en onderwijs, leidde tot ideologische verwarring onder jongeren.

De adīth over de opkomst van 72 afgedwaalde sekten wordt door klassieke geleerden geïnterpreteerd als een waarschuwing tegen vervormde interpretaties van de Qur’ān en Sunnah, zoals die in sommige vrijmetselaars- en reformistische kringen voorkomen. De oproep van de ʿulamāʾ is dan ook helder: waakzaamheid, kennisoverdracht en trouw aan authentieke bronnen zijn essentieel om het geloof te beschermen tegen ideologische infiltratie.

Glamour, dans, film, sociale media, muziek en internet zijn de middelen waarmee Satan zijn invloed uitoefent. Zijn aanhangers — verspreid over verschillende bloedlijnen en geheime ordes — fungeren als instrumenten voor het implementeren van de New World Order in het bewustzijn van hun volgelingen en fans. Wees waakzaam!

  • Abū Dāwūd. (n.d.). Sunan Abū Dāwūd.
  • Aḥmad, I. (2006). Islamism and Democracy in India: The Transformation of Jamaat-e-Islami. Princeton University Press.
  • al-Bukhārī. (n.d.). aī al-Bukhārī.
  • al-Ghazālī, A. H. (z.d.). al-Munqidh min al-alāl [De redder uit dwaling]. Diverse edities.
  • al-Jurjānī, ʿA. (z.d.). Shar al-Mawāqif. [Klassiek theologisch werk, diverse edities beschikbaar].
  • Al-Rasheed, M. (2007). Contest for the Saudi State: Islamic Reform and the Wahhabi Movement. Cambridge University Press.
  • Apollo Group Inc. (z.d.). Company overview. Geraadpleegd op [datum], van [website].
  • Barkun, M. (2003). A Culture of Conspiracy: Apocalyptic Visions in Contemporary America. University of California Press.
  • Berger, P. L. (1999). The Desecularization of the World: Resurgent Religion and World Politics. Eerdmans.
  • Brown, J. A. C. (2009). Hadith: Muhammad’s Legacy in the Medieval and Modern World. Oneworld Publications.
  • Commins, D. (2006). The Wahhabi Mission and Saudi Arabia. I.B. Tauris.
  • Cook, D. (2005). Understanding Jihad. University of California Press.
  • Cook, M. (1998). Commanding Right and Forbidding Wrong in Islamic Thought. Cambridge University Press.
  • Da’irat al-Mārif al-Masoniyya. (1961). Vrijmetselaarsencyclopedie. Beiroet.
  • Dutta, P. (2024, September 8). SRK Celebrates Modak-Filled Ganesh Puja At Mannat. BollywoodShaadis. Retrieved from https://www.bollywoodshaadis.com
  • Esposito, J. L. (2003). The Oxford Dictionary of Islam. Oxford University Press.
  • Explore Freemasonry. (2024). 20 Celebrity Freemasons That Will Surprise You. Retrieved from https://explorefreemasonry.com/celebrity-freemasons/
  • Freemasonry Network. (2024). How The Freemasons Influenced India: Architecture, Rituals, Symbology, & More. Retrieved from https://freemasonry.network/more_news/how-the-freemasons-influenced-india-architecture-rituals-symbology-more
  • Haddad, Y. Y. (1983). Islamic Values in the United States: A Comparative Study. Oxford University Press.
  • Haddad, Y. Y. (1983). Sayyid Qutb: Ideologue of Islamic Revival. In J. L. Esposito (Ed.), Voices of Resurgent Islam (pp. 67–98). Oxford University Press.
  • Human Rights Watch. (2017). “All of My Body Was Pain”: Sexual Violence Against Rohingya Women and Girls in Burma. https://www.hrw.org
  • İnalcık, H. (1991). The Ottoman Empire: The Classical Age 1300–1600. Phoenix Press.
  • Karosanidze, T. (2021). Jamal ad-Din al-Afghani and Freemasons in Egypt. Asian Studies Journal, Free University of Tbilisi.
  • Keddie, N. R. (1972). Sayyid Jamāl ad-Dīn “al-Afghānī”: A Political Biography. University of California Press.
  • Kepel, G. (2002). Jihad: The Trail of Political Islam. Harvard University Press.
  • Kudsi-Zadeh, A. A. (1970). Afghānī and Freemasonry in Egypt. Middle Eastern Studies, 6(3), 221–236. https://www.jstor.org/stable/599645
  • Marrs, T. (1995). Dark Majesty: The Secret Brotherhood and the Magic of a Thousand Points of Light. Living Truth Publishers.
  • MasonicFind. (2024). Freemasonry & Hollywood: Famous Actors Who Were Freemasons. Retrieved from https://masonicfind.com/freemasonry-and-hollywood
  • Mir, M. (1987). The Qur’anic Story of Joseph: Plot, Themes, and Characters. The Islamic Foundation.
  • Muslim. (n.d.). aī Muslim.
  • Nasā’ī. (n.d.). Sunan al-Nasā’ī.
  • Nasr, S. H. (2002). The Heart of Islam: Enduring Values for Humanity. HarperOne.
  • Nawawī, Y. ibn Sharaf. (n.d.). Shar aī Muslim.
  • Qur’ān. (z.d.). Vertaling en tafsīr.
  • Raḥmān, F. (1984). Major Themes of the Qur’an. University of Chicago Press.
  • Rawal, S. (2024, September 7). Shah Rukh Khan welcomes Ganpati Bappa into his Mannat. Hindustan Times. Retrieved from https://www.hindustantimes.com
  • Roberts, G. (1999). The Soviet Union and the Origins of the Second World War. Palgrave Macmillan.
  • Robison, J. (1798). Proofs of a Conspiracy Against All the Religions and Governments of Europe. London: T. Cadell.
  • Sanyal, U. (2005). Amad Riza Khan Barelwi: In the Path of the Prophet. Oneworld Publications.
  • Sarkar, V. (2024, January 9). Inside India’s Biggest Secret Society: The Freemasons. Homegrown India. Retrieved from https://homegrown.co.in/homegrown-voices/how-the-freemasons-influenced-india-architecture-rituals-symbology-more
  • Schneer, J. (2010). The Balfour Declaration: The Origins of the Arab-Israeli Conflict. Random House.
  • Sells, M. (1999). Approaching the Qur’an: The Early Revelations. White Cloud Press.
  • Siddiqi, M. N. (2006). Teaching of Islamic Ethics to Youth. Islamic Foundation.
  • Sirhindī, A. (z.d.). Maktūbāt Imām Rabbānī. [Verzameling brieven, diverse edities en vertalingen].
  • Springmeier, F. (2005). Bloodlines of the Illuminati. Privately published.
  • Tafsīr Jalālayn. (z.d.). Bij Qur’ān 17:8.
  • Ṭabrānī. (n.d.). al-Muʿjam al-Kabīr.
  • Tangali, M. J. (2011). Toespraak in Masjid Faizaane Madina. Persoonlijke communicatie.
  • Tangali, M. J. (2025). Persoonlijke communicatie.
  • The Square Magazine. (2024). Lights, Camera, Brotherhood: Freemasonry in Movies. Retrieved from https://www.thesquaremagazine.com/mag/article/045-lights-camera-brotherhood-freemasonry-in-movies/
  • Zaman, M. Q. (2002). The Ulama in Contemporary Islam: Custodians of Change. Princeton University Press.
  • Zürcher, E. J. (2004). Turkey: A Modern History (3rd ed.). I.B. Tauris.

Translate »
error: Content is protected !!