De islamitische conceptie van de hemel
Een lezing gehouden door Allama prof. dr. Muhammed Fazl-ur-Rahmān Ansāri (AlayhirRahma) op het all-India Philosophical Congress gehouden in Calcutta in december 1935.
Allāh’s Naam zijt het begin, de Barmhartige, de Genadevolle.
Wij danken en prijzen Hem en roepen de zegen van Allāh op Zijn boodschapper, onze meester Mohammed ﷺ, de laatste van alle profeten.
Om te beginnen lijkt het noodzakelijk enkele opmerkingen te maken over de functie van de filosofie voor dit probleem. Het probleem is van transcendentale aard en heeft direct betrekking op ons religieus bewustzijn. Dat de hemel echt is en bestaat, kan niet aan onze zintuigen worden geopenbaard, maar moet het om die reden door de filosofie worden ontkend? Nee, de filosofie moet haar gegevens ontleenden aan verschillende vormen van menselijk bewustzijn [van het wetenschappelijk bewustzijn, van het artistieke bewustzijn, van het morele bewustzijn], dus ook van het religieuze bewustzijn. Het is niet de functie van de filosofie om hun feiten in twijfel te trekken, omdat ze alleen de gegevens zijn. Zijn functie is eerder om hun elementen conceptueel te begrijpen en ze in een systeem te combineren.[1]
Leven na de dood en dus hemel en hel zijn gegevens die ons door het religieuze bewustzijn worden gegeven. De filosofie is om ze te begrijpen, om ze te evalueren.
Mijn taak bij de huidige gelegenheid is om de Heilige Qur’ān conceptie van de hemel te presenteren, want het is deze conceptie, die mij het meest redelijk lijkt. Alvorens dit te doen lijkt het noodzakelijk om kort de opvattingen van de Heilige Qur’ān te geven over de verschillende stadia van het menselijk leven. De volgende verzen uit dat Boek zijn in dit verband zeer leerzaam.
Allāh Ta’ālā openbaart:
ٱلَّذِينَ يَرِثُونَ ٱلْفِرْدَوْسَ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
وَلَقَدْ خَلَقْنَا ٱلإِنْسَانَ مِن سُلاَلَةٍ مِّن طِينٍ
ثُمَّ جَعَلْنَاهُ نُطْفَةً فِي قَرَارٍ مَّكِينٍ
ثُمَّ خَلَقْنَا ٱلنُّطْفَةَ عَلَقَةً فَخَلَقْنَا ٱلْعَلَقَةَ مُضْغَةً فَخَلَقْنَا ٱلْمُضْغَةَ عِظَاماً فَكَسَوْنَا ٱلْعِظَامَ لَحْماً ثُمَّ أَنشَأْنَاهُ خَلْقاً آخَرَ فَتَبَارَكَ ٱللَّهُ أَحْسَنُ ٱلْخَالِقِينَ
ثُمَّ إِنَّكُمْ بَعْدَ ذٰلِكَ لَمَيِّتُونَ
ثُمَّ إِنَّكُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَامَةِ تُبْعَثُونَ
وَلَقَدْ خَلَقْنَا فَوْقَكُمْ سَبْعَ طَرَآئِقَ وَمَا كُنَّا عَنِ ٱلْخَلْقِ غَافِلِينَ
وَأَنزَلْنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءً بِقَدَرٍ فَأَسْكَنَّٰهُ فِي ٱلأَرْضِ وَإِنَّا عَلَىٰ ذَهَابٍ بِهِ لَقَٰدِرُونَ
فَأَنشَأْنَا لَكُمْ بِهِ جَنَّاتٍ مِّن نَّخِيلٍ وَأَعْنَابٍ لَّكُمْ فِيهَا فَوَاكِهُ كَثِيرَةٌ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ
“Die het paradijs zullen erven. Zij zullen daarin vertoeven. Voorwaar, Wij scheppen de mens uit een uittreksel van klei; dan plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats. Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een [vormeloze] klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze [vormeloze] klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees; vervolgens ontwikkelen Wij het tot een nieuwe schepping. Gezegend zij Allāh, de Beste Schepper. Voorzeker daarna sterf je. En, op de Dag der Verrijzenis[2] zul je worden opgewekt. En boven u hebben Wij zeven wegen gemaakt, en nimmer veronachtzamen Wij de schepping. Wij zenden water uit de hemel neer in bepaalde hoeveelheid en Wij doen deze in de aarde blijven en voorzeker zijn Wij ook in staat die weer weg te nemen. En Wij brengen daarmede tuinen van dadelpalmen en wijnstokken voor u voort, waarvan je overvloedig fruit hebt; en je eet daarvan.” Surah al-Mu’minun (de gelovigen), H23, verzen 11-19
Bovenstaande verzen geven ons in het kort [inzicht in] het hele proces van menselijke evolutie, evenals de rol die religie in het menselijk leven speelt. De mens komt uit de aarde voort. De aardse materie doorloopt verschillende stadia van evolutie voordat ze zijn sublimatie in de menselijke vorm vindt. Het neemt de vorm aan van de levenskiem, die hoewel het microscopisch groot is, de opslagplaats is van de fysieke, intellectuele en morele kenmerken van de mens. De kiem groeit en wordt mens. Bij een volwassen man is het fysieke aspect, dat meestal en grondiger wordt gerealiseerd, maar het menselijk gestel is slechts een voertuig voor de ziel om zichzelf te ontwikkelen. De ziel moet zich ontwikkelen van de ruwe vorm van eenvoudig bewustzijn naar een bepaald stadium van spiritualiteit. Deze evolutie kan alleen worden uitgewerkt door de teelt van onze faculteiten. De Heilige Qur’ān gebruikt het woord falāh voor deze teelt. Falāh betekent letterlijk het uit de latente vermogens rukken. Zo wordt de boer die het land bewerkt en de ontelbare schatten van de aarde aan de oppervlakte brengt, in het Arabisch falāh genoemd. De mens zou zich op dezelfde manier moeten gedragen. Zijn ziel bezit oneindige mogelijkheden van vooruitgang. Hij moet het veld van de diepten van zijn ziel tot leven brengen en zijn latente vermogens naar buiten brengen. Net zoals de gewone boer regen nodig heeft voor zijn gewas, zo heeft ook de mens regen nodig. Die regen komt van Allāh Ta’ālā in de vorm van Openbaring en wordt aan de mensheid gegeven via het medium profeten. De mens moet een receptiën worden voor deze geestelijke regen als hij een goede oogst wil oogsten. Zonder dat zou het veld van de menselijke ziel steriel worden en onderhevig aan verval. Dit is verder aangegeven in de Heilige Qur’ān.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَنَفْسٍ وَمَا سَوَّاهَا
فَأَلْهَمَهَا فُجُورَهَا وَتَقْوَاهَا
قَدْ أَفْلَحَ مَن زَكَّاهَا
وَقَدْ خَابَ مَن دَسَّاهَا
“En bij de ziel en haar volmaaktheid; Hij openbaarde haar wat slecht en wat goed [voor haar] is; Voorwaar, geslaagd is hij die haar loutert, en voorzeker hij gaat te gronde die haar te gronde richt.” Surah as-Shams (de zon), H91, verzen 7-10
Zo beschouwt de Heilige Qur’ān de mens als een evolutionair wezen dat is geschapen uit de goede vezel en over de hoogste capaciteiten beschikt om geestelijke vooruitgang te boeken. In feite is het allereerste Attribuut van Allāh Ta’ālā dat in het openingsvers van de Heilige Qur’ān wordt genoemd Rabb, dat wil zeggen Hij die Zijn schepselen door de ene fase na de andere leidt totdat ze perfectie bereiken.
Ons huidige leven is een voorbereiding [op het leven na de dood]. Het is noodzakelijk om onze vermogens uit te werken en ze naar een bepaald stadium van evolutie in ons aardse verblijf te brengen [tussenstop of verblijf]. Dan alleen zullen we geschikt zijn voor vooruitgang in het leven na de dood.
Elke actie in dit leven heeft een hiernamaals. Het creëert een permanente indruk op de ziel. Wanneer de ziel uit het lichaam vertrekt, verlaat het dit lichaam voorgoed. Het neemt dan een ander soort lichaam aan. De grote moslimfilosoof en heilige, Shah Wali’ullah, noemt het Nusma.[3] Deze Nusma is misschien wat Sir Oliver Lodge als ectoplasma noemt. Hij zegt: “Exsudatieve (afscheiding) van een vreemd wit kortstondig [veranderend] deeg als substantie, dat door wetenschappelijke onderzoekers in verschillende stadia van evolutie is gefotografeerd, en die zich in delen of het geheel van het lichaam vormt, beginnend in een stopverfachtige vorm, en eindigend in een schijn [het aannemen van een vorm]. Dit is het geestelijke lichaam dat de Geest bevat en toch verschilt van het gewone lichaam.”[4]
De dood is dus geen vernietiging, maar een poort voor het aangaan van een nieuw leven, een leven van onbeperkte vooruitgang. Wij kunnen dat leven alleen betreden als we ons er geschikt voor hebben gemaakt. Dit kan worden geïllustreerd door een voorbeeld. Stel dat we twee zaden van een boom halen de ene rijp en de andere onvolwassen. We zaaien beide onder vergelijkbare omstandigheden, maar we krijgen geen plant van de onrijpe hoewel het zijn leven begon met dezelfde mogelijkheden als de rijpe. Evenzo als we geen bepaald stadium van geestelijke ontwikkeling in ons aardse leven hebben bereikt, kunnen we het hemelse leven niet betreden.
Nu, na het verlaten van het fysieke lichaam, komt de ziel niet in één keer in haar leven van hemel of hel. Het blijft hangen in de etherische (voorbij de aardse) wereld genaamd Barzakh in de islam. Hier blijven haar vermogens in ambiance, hoewel intact, en deze staat zal doorgaan tot het uur van Opstanding wanneer zij naar de hemel of de hel zal worden gezonden, maar de indrukken die zij door haar daden op aarde heeft opgedaan komen aan de oppervlakte.
Karakter is de kristallisatie van iemands gedachten: “De gedachten die hij of zij in deze wereld dacht, nemen hun vorm aan, deugdzame gedachten nemen gelukkige vormen aan en slechte gedachten nemen vormen van rampen aan volgens wat hij in deze wereld geloofde.”[5]
De Heilige Qur’ān verklaart dat er een dag zal komen dat het zonnestelsel vernietigd zal worden, wat zal resulteren in het volledig beëindigen van de huidige levensomstandigheden. Allāh Ta’ālā zal dan nieuwe hemelen en een nieuwe aarde tot stand brengen.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يَوْمَ تُبَدَّلُ ٱلأَرْضُ غَيْرَ ٱلأَرْضِ وَٱلسَّمَٰوَٰتُ وَبَرَزُواْ لِلَّهِ ٱلْوَاحِدِ الْقَهَّارِ
“De dag [zal komen] waarop de aarde en de hemel door een andere aarde en hemel zullen worden vervangen; en zij (de mensen zullen) allen voor Allāh, de Ene, de Opperste verschijnen.” Surah Ibrahim, H14, vers 48
Deze nieuwe wereld zal een affiniteit hebben met het lichaam van de ziel, dat anders zal zijn dan het lichaam dat het op aarde had. Dit nieuwe lichaam is in de Heilige Qur’ān beschreven als “nieuwe schepping”.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يَوْمَ تَبْيَضُّ وُجُوهٌ وَتَسْوَدُّ وُجُوهٌ فَأَمَّا ٱلَّذِينَ ٱسْوَدَّتْ وُجُوهُهُمْ أَكْفَرْتُمْ بَعْدَ إِيمَانِكُمْ فَذُوقُواْ ٱلْعَذَابَ بِمَا كُنْتُمْ تَكْفُرُونَ
وَأَمَّا ٱلَّذِينَ ٱبْيَضَّتْ وُجُوهُهُمْ فَفِي رَحْمَةِ ٱللَّهِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
“Op den dag, waarop sommige gezichten verlicht en andere gezichten verduisterd zullen zijn. Wat hen betreft, wier gezicht verduisterd zal zijn: “Heb je verworpen, nadat je had geloofd? Ondergaat dan de straf, omdat je placht te verwerpen”. Maar degenen wier gezicht verlicht zal zijn, dezen zullen Allāh’s barmhartigheid smaken; daarin zullen zij verblijven.” Surah Ale Imrān (het Huis van Profeet Imrān), H3, verzen 106-107
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ هَلْ نَدُلُّكُمْ عَلَىٰ رَجُلٍ يُنَبِّئُكُمْ إِذَا مُزِّقْتُمْ كُلَّ مُمَزَّقٍ إِنَّكُمْ لَفِي خَلْقٍ جَدِيدٍ
“En de ongelovigen zeggen: zullen wij u een man aanwijzen die u meedeelt dat wanneer gij door bederf uiteen valt, gij dan opnieuw zult worden geschapen?” Surah Saba, H34, vers 7
Nu, de zielen, die lijden aan geestelijke ziekten en niet tot een bepaalde norm komen, zullen naar een geestelijk ziekenhuis worden gestuurd dat de hel wordt genoemd. De Heilige Qur’ān moet veel over dit onderwerp zeggen, maar om in details te treden zou het een lange degressiviteit zijn. Het volstaat hier om te zeggen dat de hel één van de stadia in het evolutieproces zal zijn voor de ziel die de mogelijkheden die haar in het aardse verblijf worden geboden niet heeft benut en haar vermogens heeft belemmerd en ziek en beschadigd is geworden. Na genezing zal het uit die staat komen en beginnen aan zijn evolutionaire reis. Imām Bukhārī (radi Allāhu anhu) belegt een traditie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ in die zin: “Wanneer de zondaars tahzib en tanqiyah hebben bereikt, zullen zij de hemel binnen mogen gaan.”[6]
De woorden tahzib en tanqiyah zijn zeer betekenisvol gesproken. Tahzib betekent het afsnijden van de takken van een boom, zodat de boom kan genieten van een meer weelderige groei; en tanqiyah betekent het scheiden van de corrupte en de corrupte delen van een ding om het volledig te zuiveren.
Laten we, na kort de aard van de hel te hebben bekeken, tot het hemelse leven komen. De zielen, die de vereiste standaard van volmaaktheid bereiken, zullen opnieuw beginnen aan hun evolutionaire reis in de volgende wereld. Ze zullen indrukken van hun daden op aarde dragen. Deze indrukken zullen, vanwege de juistheid van de acties, de ziel omsluiten in een gewaad van ondefinieerbaar geluk; ondefinieerbaar omdat het van een heel ander karakter zal zijn dan aards geluk. In onze huidige staat van eindig en geketend bestaan kunnen we de realiteit ervan niet realiseren. Onze woorden zijn uitgevonden om dingen uit te drukken die voornamelijk van de fysieke natuur. Ze kunnen geen ideeën van transcendentale waarheden overbrengen. Deze kunnen alleen allegorisch worden omschreven zoals de Heilige Qur’ān dat doet. Ibn Jarir (radi Allāhu anhu) zegt: “Wat in de hemel is, lijkt op niets van deze wereld, behalve in naam.”
Allāh Ta’ālā openbaart:
فَلاَ تَعْلَمُ نَفْسٌ مَّآ أُخْفِيَ لَهُم مِّن قُرَّةِ أَعْيُنٍ جَزَآءً بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
“Maar niemand weet welke verkwikking der ogen voor hen verborgen is gehouden als beloning voor wat zij hebben gedaan.” Surah as-Sajdah (prosternatie), H32, vers 17
Volgens een Hadith: “Allāh heeft voor de rechtschapen gezorgd wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, noch heeft het ooit in de geest van de mens opgekomen.”[7]
Zo zijn de uitdrukkingen beschrijvend van de hemel die in de Heilige Qur’ān voorkomen allegorisch (symbolisch), bijvoorbeeld tuinen, beekjes, dure kledingstukken, heerlijke vruchten, enz. Om dit punt verder te illustreren, kan ik een incident[8] uit het leven van de Profeet Mohammed ﷺ noemen: een vrome dame zag een rivier in een droom en ze kwam op de een of andere manier te denken dat het betrekking had op een van de overleden Usman bin Maz’un, een Sahābi van de Profeet Mohammed ﷺ. Ze vertelde haar droom aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ om uitleg te krijgen. Hij ﷺ zei: “Het is zijn (edele) daden die voor hem (of ten behoeve van hem) stromen.”
Ik zal nu bepaalde verzen van de Heilige Qur’ān opgeven, die het hemelse leven uitbeelden, maar ze voor de duidelijkheid onder negen verschillende rubrieken plaatsen.
Allāh Ta’ālā openbaart:
رَّسُولاً يَتْلُواْ عَلَيْكُمْ آيَاتِ ٱللَّهِ مُبَيِّنَاتٍ لِّيُخْرِجَ ٱلَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّالِحَاتِ مِنَ ٱلظُّلُمَاتِ إِلَى ٱلنُّورِ وَمَن يُؤْمِن بِٱللَّهِ وَيَعْمَلْ صَالِحاً يُدْخِلْهُ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَآ أَبَداً قَدْ أَحْسَنَ ٱللَّهُ لَهُ رِزْقاً
“Een boodschapper, die aan u de duidelijke woorden van Allāh voordraagt, opdat hij degenen die geloven en goede daden verrichten uit de duisternis in het licht moge brengen; en wie in Allāh gelooft en goed doet, hem zal Hij in tuinen toelaten waar doorheen rivieren stromen om daarin voor eeuwig te vertoeven. Allāh heeft hem inderdaad een voortreffelijk onderhoud geschonken.” Surah at-Talāq (de scheiding), H65, vers 11
لاَ يَمَسُّهُمْ فِيهَا نَصَبٌ وَمَا هُمْ مِّنْهَا بِمُخْرَجِينَ
“Vermoeidheid zal hen daar niet raken noch zullen zij er van worden verdreven.” Surah al-Hijr (de rotsachtige pad), H15, vers 48
خَالِدِينَ فِيهَا لاَ يَبْغُونَ عَنْهَا حِوَلاً
“Daarin zullen zij vertoeven en zij zullen niet wensen daaruit weg te gaan.” Surah al-Kahf (de spelonk), H18, vers 108
إِنَّ لَكَ أَلاَّ تَجُوعَ فِيهَا وَلاَ تَعْرَىٰ
وَأَنَّكَ لاَ تَظْمَأُ فِيهَا وَلاَ تَضْحَىٰ
“(Daarin is voorraad voor u) opdat je er niet zult hongeren noch naakt zult zijn. En dat je er geen dorst zult lijden noch zult blootgesteld zijn aan de hitte van de zon.”
Surah Tā Hā, H20, verzen 118-119
جَنَّاتُ عَدْنٍ يَدْخُلُونَهَا تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ لَهُمْ فِيهَا مَا يَشَآؤونَ كَذَلِكَ يَجْزِي ٱللَّهُ ٱلْمُتَّقِينَ
“Tuinen der eeuwigheid zullen zij binnengaan, waardoor rivieren vloeien. Zij zullen er in ontvangen wat zij wensen. Zo beloont Allāh de rechtvaardigen [die waken tegen het kwaad].” Surah an-Nahl (de bij), H16, vers 31
لاَّ يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْواً إِلاَّ سَلاَماً وَلَهُمْ رِزْقُهُمْ فِيهَا بُكْرَةً وَعَشِيّاً
“Zij zullen daarin geen ijdel gesprek [vrij zijn van kwade gedachten en neigingen] horen: slechts “vrede”, en ’s morgens en ’s avonds zullen zij hun levensonderhoud ontvangen.” Surah Maryam, H19, vers 62
وَنَزَعْنَا مَا فِي صُدُورِهِم مِّنْ غِلٍّ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمُ ٱلأَنْهَٰرُ وَقَالُواْ ٱلْحَمْدُ للَّهِ ٱلَّذِي هَدَانَا لِهَـٰذَا وَمَا كُنَّا لِنَهْتَدِيَ لَوْلاۤ أَنْ هَدَانَا ٱللَّهُ لَقَدْ جَآءَتْ رُسُلُ رَبِّنَا بِٱلْحَقِّ وَنُودُوۤاْ أَن تِلْكُمُ ٱلْجَنَّةُ أُورِثْتُمُوهَا بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
“Welke wrok er ook in hun hart moge zijn, wij zullen deze van hen verwijderen. Er zullen rivieren voor hen vloeien. En zij zullen zeggen: alle lof komt Allāh toe, Die ons hiertoe heeft geleid. En als Allāh ons niet had terechtgewezen, hadden wij geen leiding kunnen vinden. De Boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid. En er zal hen worden toegeroepen: dit is het paradijs, dat u als erfdeel is gegeven, voor hetgeen gij deed.” Surah al-A’rāf (de verheven plaatsen), H7, vers 43
لَهُمْ دَارُ ٱلسَّلَٰمِ عِندَ رَبِّهِمْ وَهُوَ وَلِيُّهُمْ بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
“Voor hen is het Huis van Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens hetgeen zij doen.” Surah an-An’ām (het vee), H6, vers 127
لاَ يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْواً وَلاَ تَأْثِيماً
إِلاَّ قِيلاً سَلاَماً سَلاَماً
“Zij zullen daar geen ijdele gesprekken of zondige taal horen; doch het woord vrede, vrede.” Surah al Wāqi’ah (de onoverkomelijke gebeurtenis), H56, verzen 25-26
إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِي مَقَامٍ أَمِينٍ
“Voorwaar, de rechtvaardigen zullen in een woning vrede en veiligheid zijn.” Surah ad-Dukhān (de rook), H44, vers 51
وَأَمَّا ٱلَّذِينَ ٱبْيَضَّتْ وُجُوهُهُمْ فَفِي رَحْمَةِ ٱللَّهِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
“Maar degenen wier gezicht verlicht zal zijn, dezen zullen Allāh’s barmhartigheid smaken; daarin zullen zij verblijven. Surah Ale Imrān (het Huis van Profeet Imrān), H3, vers 107
يَوْمَ تَرَى ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَاتِ يَسْعَىٰ نُورُهُم بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَبِأَيْمَانِهِم بُشْرَاكُمُ ٱلْيَوْمَ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا ذَلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ
“En de Dag waarop gij de gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht vóór hen en aan hun rechter handen uitstralende; verblijdend nieuws is er voor u op deze Dag! Tuinen waar doorheen rivieren stromen, waarin gij zult vertoeven. Dat is de opperste zegepraal.” Surah al-Hadīd (het ijzer), H57, vers 12
مَنْ عَمِلَ صَالِحاً مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنْثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَلَنُحْيِيَنَّهُ حَيَاةً طَيِّبَةً وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
“Die juist handelt, hetzij man of vrouw en een gelovige is, hun zullen Wij voorzeker een goed leven schenken; en gewis zullen Wij hen belonen naar hun beste werken.” Surah an-Nahl (de bij), H16, vers 97
وَهُدُوۤاْ إِلَى ٱلطَّيِّبِ مِنَ ٱلْقَوْلِ وَهُدُوۤاْ إِلَىٰ صِرَاطِ ٱلْحَمِيدِ
“En zij zullen naar het reine woord en het pad van de Geprezene worden geleid.” Surah al-Hadj (de pelgrimstocht), H22, vers 24
قُلْ أَؤُنَبِّئُكُمْ بِخَيْرٍ مِّن ذٰلِكُمْ لِلَّذِينَ ٱتَّقَوْا عِندَ رَبِّهِمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَأَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌ وَرِضْوَانٌ مِّنَ ٱللَّهِ وَٱللَّهُ بَصِيرٌ بِٱلْعِبَادِ
“Zeg: zal ik u over iets beters inlichten dan over dit alles? Voor degenen, die Allāh vrezen, zijn er tuinen bij hun Heer, waar doorheen rivieren stromen; daar zullen zij vertoeven en voor hen zijn reine metgezellen, alsmede Allāh’s welbehagen. En Allāh ziet Zijn dienaren.” Surah Ale Imrān (het Huis van Profeet Imrān), H3, vers 15
عَالِيَهُمْ ثِيَابُ سُندُسٍ خُضْرٌ وَإِسْتَبْرَقٌ وَحُلُّوۤاْ أَسَاوِرَ مِن فِضَّةٍ وَسَقَاهُمْ رَبُّهُمْ شَرَاباً طَهُوراً
“Zij zullen klederen van fijne groene zijde en zwaar brokaat dragen en zilveren armbanden. En hun Heer zal hun een zuivere drank geven.” Surah al-Insān (de tijd, de mens), H76, vers 21
Uitleg: en hun Heer zal hen een zuiver drankje laten drinken. In de glorieuze staat van omsingeld te worden door Licht, Vrede, Barmhartigheid en Heiligheid van Allāh Ta’ālā, zullen de zielen lofzangen zingen ter ere van hun Heer.
دَعْوَاهُمْ فِيهَا سُبْحَانَكَ ٱللَّهُمَّ وَتَحِيَّتُهُمْ فِيهَا سَلاَمٌ وَآخِرُ دَعْوَاهُمْ أَنِ ٱلْحَمْدُ للَّهِ رَبِّ ٱلْعَالَمِينَ
“Hun aanroep daarin zal zijn: Heilig zijt Gij, O Allāh! en hun groet “Vrede”. En het einde van hun aanroep zal zijn: Alle lof komt Allāh toe, de Heer der Werelden.” Surah Yunus, H10, vers 10
يٰأَيَّتُهَا ٱلنَّفْسُ ٱلْمُطْمَئِنَّةُ
ٱرْجِعِي إِلَىٰ رَبِّكِ رَاضِيَةً مَّرْضِيَّةً
“Maar gij, o ziel in vrede! Keer tot uw Heer terug, verblijd in Allāh’s welbehagen.” Surah al-Fajr (de dageraad), H89, verzen 27-28
Uitleg: in de hemelse staat zullen de zielen gezegend worden met het welbehagen van Allāh.
وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَاتِ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَمَسَاكِنَ طَيِّبَةً فِي جَنَّاتِ عَدْنٍ وَرِضْوَانٌ مِّنَ ٱللَّهِ أَكْبَرُ ذٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ
“Allāh heeft de gelovigen, mannen en vrouwen tuinen beloofd waar doorheen rivieren stromen, heerlijke woonplaatsen in tuinen der eeuwigheid. En het behagen van Allāh is het grootste. Dit is de grootste zegepraal.” Surah at-Tawbah (berouw), H9, vers 72
فِي مَقْعَدِ صِدْقٍ عِندَ مَلِيكٍ مُّقْتَدِرٍ
“Op de juiste plaats in de tegenwoordigheid van de Almachtige Koning.” Surah al-Qamar (de maan), H54, vers 55
Uitleg: de climax van de zegeningen van de hemel zal worden bereikt in het visioen van Allāh en in het leven in Zijn Heilige Tegenwoordigheid.
وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ نَّاضِرَةٌ
إِلَىٰ رَبِّهَا نَاظِرَةٌ
“Op die Dag zullen sommige gezichten verlicht zijn, Opziende naar hun Heer;” Surah al-Qiyāmah (de wederopstanding), H75, verzen 22-23
Uitleg: in de zetel van de Waarheid, voor (of met) de Machtigste Heer; op die dag zullen de gezichten helder zijn, kijkend naar hun Heer.
تَحِيَّتُهُمْ يَوْمَ يَلْقَوْنَهُ سَلاَمٌ وَأَعَدَّ لَهُمْ أَجْراً كَرِيماً
“De Dag waarop zij Hem zullen ontmoeten zal hun groet “Vrede” zijn. En Hij heeft hun een eervolle beloning bereid.” Surah al-Ahzāb (de confrères), H33, vers 44
سَلاَمٌ قَوْلاً مِّن رَّبٍّ رَّحِيمٍ
“Het woord van de Genadevolle Heer zal [klinken] Vrede.” Surah Yasin, H36, vers 58
Maar wanneer de beschrijving van het hemelse leven is gegeven, wil ik nogmaals een punt benadrukken. Deze beschrijving is alleen bedoeld om ons een idee te geven en niet om de echt echte hemel weer te geven. De Profeet Mohammed ﷺ zegt: “Laat dat wat u ervan weet [dus, die vorm die u in uw Geest hebt].”
Over de werkelijke aard van de hemel zou ik uiteindelijk willen verwijzen naar de betekenis van het woord “Jannat” dat in de Heilige Qur’ān over het algemeen is gebruikt om de hemel aan te duiden. In de eerste plaats betekent Jannat iets dat voor het blote oog verborgen is; in de tweede plaats betekent het rang en weelderige groei. Het hemelse leven is dus, volgens de Heilige Qur’ān, een leven verborgen voor de ogen dat bestaat uit het ontvouwen van de latente vermogens van de ziel en haar volledige groei.
Allāh Ta’ālā openbaart:
هَـٰذَا مَا تُوعَدُونَ لِيَوْمِ ٱلْحِسَابِ
إِنَّ هَـٰذَا لَرِزْقُنَا مَا لَهُ مِن نَّفَادٍ
“Dit is hetgeen u beloofd is voor de Dag des Oordeels. Voorwaar dit is Onze voorziening die nooit uitgeput zal zijn.” Surah Saad, H38, verzen 53-54
Uiteindelijk moet ik stellen dat deze opvatting van de hemel lijkt te voldoen aan alles wat het hart en het intellect van de hemel vereisen. Er zit geen element in dat in strijd is met deze verlangens. Het bevredigt mijn wetenschappelijk bewustzijn omdat dit het bestaan en de geldigheid van de wet in dat leven bevestigt. Het bevredigt mijn artistieke bewustzijn omdat de hemel een wereld van schoonheid en genade is. Het bevredigt mijn morele bewustzijn omdat het de verblijfplaats is waar gerechtigheid wordt gecombineerd met geluk en eeuwige vooruitgang. Het bevredigt mijn religieuze bewustzijn omdat het de realisatie bevestigt van het hoogste verlangen van mijn ziel, het visioen van en de nabijheid van mijn Heer. Het voldoet aan de eisen van de conceptie van een transcendentale aandoening en is het best geschikt voor onze acceptatie.
[1] Realism, S.Z. Hasan
[2] “En de werken [daden tijdens het aardse leven] van ieder mens hebben Wij om zijn hals gehangen; en op de Dag der Verrijzenis zullen Wij voor hem een boek [waarin uw daden zijn opgeschreven] brengen en hij zal het opengeslagen zien.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 13
[3] Hujjatullah-il-Balighah
[4] The Mystical Message, pag. 601; Sir Oliver Joseph Lodge (12 juni 1851 – 22 augustus 1940) was een Brits natuurkundige en schrijver.
[5] Keemiya-e-Sa’adat: Imām Ghazālī
[6] Bukhārī: 9:532b, 8:542 en 3:620 geven dit aan (Alīm computersoftware)
[7] Bukhārī: 9:589 (Alīm Computer Software)
[8] Bukhārī: 5:266; 9:132; 3:852; 9:145 (Alīm Computer Software)