Shaykh al-Islām, Tāj al-ʿUlamāʾ, Badr al-Fuqahāʾ, Mujaddid-e-Millat-e-Ḥāḍirah, al-Ālāḥazrat, ʿAẓīm al-Barakāt, Imām Aḥmad Razā al-Qādrī al-Barkātī al-Muḥaqqiq al-Bareilwī (raḍiyAllāhu ʿanhu).
De oorspronkelijke versie van managementwetenschappen in islam is in de Urdu verschenen in Fatāwa-e-Razwiyah, deel 11, van Imam Ahmad Raza Khan Qadri (radi Allāhu anhu). Over deze wetenschap stelde Maulana Yaar Khan op 20 Dhū’l-Hijja 1305 H (dinsdag 8 augustus 1888) vragen aan Imām Ahmad Raza Khan (radi Allāhu anhu).
Inleiding van Tangali (vertaler)
Als khalīfa van Bareilly en khalīfa Sarkār van Shēr-e-Razā Shaykh Mannan Raza Khan — kleinzoon van Imām Aḥmad Razā Khān (raḍiyAllāhu ʿanhu) — heb ik deze uitspraken voorzien van juridische en theologische duidingen, zoals verwoord door klassieke geleerden. Deze tekstuele aanduidingen en zijn geselecteerd ten behoeve van de studenten van de Raza Sharīʿah & Sufi School. De aanduidingen beogen de leesbaarheid, contextuele duiding en didactische toegankelijkheid te vergroten, zodat de spirituele, juridische en methodologische rijkdom van deze bronnen beter begrepen en toegepast kan worden binnen hedendaagse studie- en onderwijssituaties. Deze benadering sluit aan bij de onderwijstraditie van Ahl al-Sunnah waʾl-Jamāʿah, waarin kennisoverdracht gepaard gaat met spirituele verfijning en methodische zorgvuldigheid.
Managerial casus
Zaak 1
Wat zeggen de ʿulamāʾ van de islam over de kwestie van een man — [Khalid, in deze casus als fictieve naam gebruikt] — die gelooft dat alles wat gebeurt, goed of kwaad, plaatsvindt door de Wil van Allāh Taʿālā?
Deze man is van mening dat het toepassen van managementprincipes en administratieve organisatie ter beheersing van activiteiten in deze wereld en het Hiernamaals een goede en aanbevolen daad is. Een andere man — [Walīd, eveneens een fictieve naam] — beweert dat Khalid een ongelovige is vanwege zijn aanbeveling om managementwetenschappen toe te passen. Sterker nog, vanwege deze overtuiging weigert Walīd Khalid te begroeten met de islamitische vredesgroet, omdat hij hem als een kāfir beschouwt. Walīd stelt dat managementwetenschappen geen enkele betekenis hebben. Volgens hem is het een volkomen ongefundeerd idee. Hij beweert zelfs dat mensen die hun kinderen Arabisch of Engels leren, zondig bezig zijn, omdat schrijven en lezen onderdeel zijn van management.
De vraag luidt dan: is Khalīd werkelijk een ongelovige, zoals Walīd beweert — of niet?
En als Khalīd géén ongelovige is, wat is dan de zonde of fout van Walīd in zijn oordeel en/of berisping jegens Khalid? Ik verzoek u vriendelijk uw licht te werpen op deze kwestie.
Moge Allāh Taʿālā u rijkelijk belonen voor uw inspanning.
Antwoord
Alle lof zij aan Allāh, Die het universum en alle scheppingen heeft geordend, en de onderlinge verbanden tussen hun effecten heeft vastgesteld. Speciale zegeningen en vrede van Allāh rusten op de Leider van hen die in Allāh geloven — in het verborgene en in het openbaar — de Leider der Werelden, en op degenen die gebeurtenissen beheren, alsook op zijn gezegende huishouding en metgezellen, die innerlijk geloven en uiterlijk streven, werken en handel drijven.
Allāh Ta’ālā openbaart:
كَذَّبَتْ قَوْمُ لُوطٍ بِٱلنُّذُرِ
“En alles, groot of klein, is neergeschreven.” Surah al-Qamar (de maan) H54, vers 53
إِنَّا نَحْنُ نُحْيِي ٱلْمَوْتَىٰ وَنَكْتُبُ مَا قَدَّمُواْ وَآثَارَهُمْ وَكُلَّ شيْءٍ أَحْصَيْنَاهُ فِيۤ إِمَامٍ مُّبِينٍ
“Voorzeker, Wij zijn het Die de doden doen herleven, en wat zij doen, optekenen evenals de sporen die zij nalaten en Wij hebben alle dingen in een duidelijk boek geschreven.” Surah Yā Sien, H36, vers 12
وَعِندَهُ مَفَاتِحُ ٱلْغَيْبِ لاَ يَعْلَمُهَآ إِلاَّ هُوَ وَيَعْلَمُ مَا فِي ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ وَمَا تَسْقُطُ مِن وَرَقَةٍ إِلاَّ يَعْلَمُهَا وَلاَ حَبَّةٍ فِي ظُلُمَٰتِ ٱلأَرْضِ وَلاَ رَطْبٍ وَلاَ يَابِسٍ إِلاَّ فِي كِتَٰبٍ مُّبِينٍ
“En bij Hem zijn de sleutels van het onzienlijke; niemand kent dit, behalve Hij. En Hij weet wat op het land en wat in de zee is. En er valt geen blad zonder dat Hij het weet, noch is er een korrel in de duisternis der aarde, noch iets dat groen of droog is, zonder dat het in een duidelijk Boek is vermeld.” Surah al-An’ām (het vee) H6, vers 59
Er zijn nog veel meer verzen en aḥādīth over deze kwestie, maar ondanks dit alles is het principe van management op geen enkele wijze opgeschort. Deze wereld is immers een wereld van oorzaken en middelen. De Heer van deze wereld heeft de effecten verbonden aan de oorzaken, overeenkomstig Zijn diepgaande Wijsheid en Vooruitzicht. Het werd een Goddelijke Wetmatigheid dat het effect de oorzaak moet volgen.
Profeten van Allāh en managementwetenschappen
Het vergeten van het Goddelijke Besluit — zoals geopenbaard in de Heilige Qurʾān — en het volledig afhankelijk zijn van menselijke planning en management, is een eigenaardigheid van de ongelovigen. Evenzo is de bewering dat management iets vruchteloos, verworpen, nutteloos en onaanvaardbaars zou zijn, het kenmerk van een openlijke en werkelijk perverse krankzinnige. Een dergelijke uitspraak impliceert afwijking van honderden Qurʾānverzen en aḥādīth, en vormt een impliciet bezwaar tegen de Profeten, de metgezellen van de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ, de religieuze leiders en de Awliyāʾ van de islamitische gemeenschap.
Wie heeft meer vertrouwen in Allāh dan de Heilige Boodschappers (vrede en zegeningen zij met hen)? Wie is geloviger in Zijn Goddelijke Besluit dan zij?
Zij hebben altijd principes van management toegepast, deze onderwezen aan de mensen, en — zoals gebruikelijk — eerlijke en kwalitatieve voeding genoten die op integere wijze was verdiend door hard werk.
Het was de gewoonte van Ḥaḍrat Dāwūd (ʿalayhi al-salām) om bepantseringen te smeden.
Allāh openbaarde hierover de volgende verzen:
وَعَلَّمْنَاهُ صَنْعَةَ لَبُوسٍ لَّكُمْ لِتُحْصِنَكُمْ مِّن بَأْسِكُمْ فَهَلْ أَنتُمْ شَاكِرُونَ
“En Wij leerden hem de kunst, maliënkolders voor u te maken, opdat deze u zouden beschermen tegen aanvallen. Zul je dan niet erkentelijk zijn?” Surah Al-Anbiya (de profeten) H21, vers 80
وَلَقَدْ آتَيْنَا دَاوُودَ مِنَّا فَضْلاً يٰجِبَالُ أَوِّبِي مَعَهُ وَٱلطَّيْرَ وَأَلَنَّا لَهُ ٱلْحَدِيدَ
أَنِ ٱعْمَلْ سَابِغَاتٍ وَقَدِّرْ فِي ٱلسَّرْدِ وَٱعْمَلُواْ صَالِحاً إِنِّي بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ
“En voorwaar, Wij schonken David overvloed van Ons Zelf en zeiden: “O gij bergen, alsmede gij vogelen, verheerlijkt Allāh met hem!” En Wij maakten het ijzer week voor hem, Zeggende: “Maak u maliënkolders van volle lengte en meet de schalmen af en verricht goede werken: want Ik zie alles wat gij doet.” Surah Saba’ (de stad Saba) H34, verzen 10 en 11
Theologische duiding Tangali: Zijn werk als smid en pantsermaker wordt beschouwd als een vorm van profetische arbeid (ʿamal al-anbiyāʾ). Hij combineerde spirituele devotie met wereldlijke verantwoordelijkheid, en toonde dat het zoeken naar halal inkomen een onderdeel is van geloof. Volgens tafsīr-bronnen zoals Tafsīr al-Qurṭubī en Tafsīr al-Jalālayn was zijn ambacht een teken van goddelijke gunst en wijsheid. (1) Al-Mahalli, J. al-D., & Al-Suyuti, J. al-D. (2008). Tafsir al-Jalalayn (F. Hamza, Trans.). Louisville, KY: Fons Vitae. (Origineel werk voltooid ca. 1505 CE), (2) Al-Qurṭubī, M. A. (n.d.). Al-Jāmiʿ li-Aḥkām al-Qurʾān [The Comprehensive Book of Qurʾānic Rulings]. Cairo: Dār al-Kutub al-Miṣriyyah (zie commentaar op Sūrah Sabaʾ, 34:10–11 over het verzachten van ijzer en ambachtelijke arbeid) en Suyuti, J. al-D. (2007). Tafsir al-Jalalayn (A. Bewley, Trans.). London: Dar al-Taqwa.
Ḥaḍrat Mūsā (ʿalayhi al-salām) hoedde de geiten van Ḥaḍrat Shuʿayb (ʿalayhi al-salām) gedurende tien jaar, als tegenprestatie voor zijn verblijf en onderhoud.
Allāh Ta’ālā openbaart:
قَالَ إِنِّيۤ أُرِيدُ أَنْ أُنكِحَكَ إِحْدَى ٱبْنَتَيَّ هَاتَيْنِ عَلَىٰ أَن تَأْجُرَنِي ثَمَانِيَ حِجَجٍ فَإِنْ أَتْمَمْتَ عَشْراً فَمِنْ عِندِكَ وَمَآ أُرِيدُ أَنْ أَشُقَّ عَلَيْكَ سَتَجِدُنِي إِن شَاءَ اللَّهُ مِنَ الصَّالِحِينَ
“En hij zeide: “Ik zou u een dezer twee dochters van mij uithuwen, mits je acht jaren voor mij werkt. En als je er tien voltooit dan zou dit uit uw vrije wil geschieden. En ik zal u geen moeilijkheden opleggen; je zult vinden, als Allāh het wil, dat ik tot de rechtvaardigen behoor.”
قَالَ ذَلِكَ بَيْنِي وَبَيْنَكَ أَيَّمَا ٱلأَجَلَيْنِ قَضَيْتُ فَلاَ عُدْوَانَ عَلَيَّ وَٱللَّهُ عَلَىٰ مَا نَقُولُ وَكِيلٌ
Mozes antwoordde: “Dat is een overeenkomst tussen u en mij. Welke van de twee termijnen ik ook vervul, er zal mij geen onrecht worden aangedaan; en Allāh is Getuige van hetgeen wij zeggen.”
فَلَمَّا قَضَىٰ مُوسَى ٱلأَجَلَ وَسَارَ بِأَهْلِهِ آنَسَ مِن جَانِبِ ٱلطُّورِ نَاراً قَالَ لأَهْلِهِ ٱمْكُثُوۤاْ إِنِّيۤ آنَسْتُ نَاراً لَّعَلِّيۤ آتِيكُمْ مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ جَذْوَةٍ مِّنَ ٱلنَّارِ لَعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ
Toen Mozes de termijn had voltooid, en met zijn familie op reis ging, bemerkte hij een vuur in de richting van de berg Sinaï. Hij zeide tot zijn familie: “Wacht hier, ik zie een vuur, misschien kan ik u nieuws of wat vuur daarvan brengen opdat je u mag verwarmen.” Surah al-Qasas (de vertelling) H28, verzen 27 – 29
Juridisch-theologische duiding Tangali: Arbeid als legitieme vorm van dienstverlening was de overeenkomst tussen de profeten Shuʿayb en Mūsā (ʿalayhimā al-salām) wat aantoont dat het verrichten van arbeid in ruil voor een tegenprestatie (ʿiwāḍ) een geoorloofde en eerbare praktijk is. Dit vormt een precedent voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten (ʿuqūd al-ijārah) in de islamitische rechtsorde. De keuze tussen acht of tien jaar arbeid, met de langere termijn als iḥsān (extra goedheid), toont het belang van vrijwilligheid en onderlinge instemming (tarāḍī) in contracten. Dit is een fundamenteel beginsel in het islamitisch contractenrecht. Al-Hilali, M. T., & Khan, M. M. (1996). The Noble Qur’an: English Translation of the Meanings and Commentary. Madinah: King Fahd Complex for the Printing of the Holy Qur’an.
De Laatste Profeet ﷺ, Ummah en managementwetenschappen
Zelfs de Leider van alle Profeten van Allāh (vrede en zegeningen zij met hen) ondernam een handelsreis naar Syrië met de handelsgoederen van Ḥazrat Sayyidah Khadījah (raḍiyAllāhu ʿanhā) — de eerste echtgenote van de Profeet Muḥammad ﷺ — in het kader van een speculatieve handelsvorm, waarbij de verkoper goederen aanbiedt en de andere partij een dienst of winstdeel teruggeeft. De Leider der gelovigen, Ḥazrat ʿUthmān (raḍiyAllāhu ʿanhu), de derde kalief van de islam, en Ḥazrat ʿAbd al-Raḥmān ibn ʿAwf (raḍiyAllāhu ʿanhu) waren beiden zeer bekende handelaren. Ḥazrat Imām al-Aʿẓam (Nuʿmān ibn Thābit, raḍiyAllāhu ʿanhu), de grootste jurist en stichter van de Ḥanafī wetschool, was actief als textielhandelaar.
Walīd, die het concept van management ontkent, zou dit niet doen als hij op de hoogte was van de praktijken van deze heilige voorgangers. Stel je voor dat hij geen landbouw bedrijft, geen overheidsfunctie bekleedt en geen handarbeid verricht, en dat hij afhankelijk is van anderen om zijn eten voor hem klaar te maken. Zijn het malen van graan, het kneden van deeg en het koken van voedsel geen vormen van management?
Laten we dit even terzijde leggen. Stel je voor dat zijn maaltijd hem bereikt zonder dat hij erom heeft gevraagd, zonder indicatie of gebaar. Toch is het zeker dat hij het voedsel in porties verdeelt, naar zijn mond brengt, kauwt en doorslikt. Dit zijn allemaal afzonderlijke stappen van planning en uitvoering — oftewel management. Dus als hij management en administratie verwerpt, zou hij ook deze handelingen moeten vermijden. Want het leven is geordend volgens het Goddelijke Besluit. Hij zou dan moeten leven zonder voedsel, of zijn maag zou gevuld moeten worden door louter Goddelijke Gunst, of het eten zou automatisch in zijn maag moeten terechtkomen. Anders is niets van dit alles mogelijk.
Volgens de gedachtegang van Ahl al-Sunnah lest water op zichzelf geen dorst, en stilt voedsel op zichzelf geen honger. Deze zaken zijn slechts middelen waaraan Allāh Taʿālā effect en zegeningen heeft verbonden — zoals tevredenheid en verzadiging — conform Zijn heersende Wil. Als Hij het niet wil, zal niets gebeuren — of men nu volle kruiken water drinkt of dharris (een weegmaat van ca. 5 kg) voedsel consumeert. Wat betekent dit voor ziekten zoals waterzucht en vraatzucht? Hetzelfde voedsel dat eerder verzadiging bracht, is dan nutteloos. En als Allāh wil, kan dorst en honger niemand treffen — zoals Hij zal doen met de mensen in de tijd van de Dajjāl (Antichrist). Wie weet niet dat de engelen leven zonder water en voedsel? Het is vreemd hoe de mens redeneert. Het opgeven van management en administratie, en in passiviteit blijven zitten, is arrogant en ondoordacht. Zelfs als een mens zich valselijk beroept op de Goddelijke Gunst voor eten en drinken, en vervolgens overlijdt door het nalaten van noodzakelijke handelingen, dan is zijn dood een vorm van zelfmoord — wat in de islam streng verboden is. Zo iemand is een zondaar, want ook de dood is een Goddelijke Gunst.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَأَنْفِقُواْ فِي سَبِيلِ ٱللَّهِ وَلاَ تُلْقُواْ بِأَيْدِيكُمْ إِلَى ٱلتَّهْلُكَةِ وَأَحْسِنُوۤاْ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُحْسِنِينَ
“En besteedt je bezit voor de zaak van Allāh en stort je niet met uw eigen handen in het verderf doch doet goed: voorzeker, Allāh heeft hen lief, die goed doen.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 195
Managementwetenschappen en het dagelijkse leven
Laten wij — voor even — accepteren dat Walid zo bars en onverzettelijk is in zijn overtuiging, dat hij alle methoden en technieken afzweert. Hij doet een vastberaden belofte dat hij nooit zijn handen of voeten zal bewegen. Tegelijkertijd weigert hij zich op welke manier dan ook te benaderen tot het concept van management — niet via een hint, een toespeling, noch een blik. Als zijn maag gevuld wordt door de Gunst van Allāh, dan is dat voor hem voldoende. Zo niet, dan accepteert hij de dood. Hoe dan ook, hij wendt zich uitsluitend tot Allāh voor deze zaken. Maar is dit niet óók een vorm van management? Want aanbidding (ʿibādah) op zichzelf is niet automatisch effectief in het verkrijgen van een object. Het is juist een middel — een reden — om iets te verkrijgen. Dus wat is management anders dan dit?
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَقَالَ رَبُّكُـمُ ٱدْعُونِيۤ أَسْتَجِبْ لَكُمْ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِي سَيَدْخُلُونَ جَهَنَّمَ دَاخِرِينَ
“En uw Heer zegt: “Aanbidt Mij; Ik zal uw gebed verhoren. Maar zij die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden, zullen veracht de hel binnengaan.” Surah Ghāfir (de gelovige) H40, vers 60
Hij is Allāh Almachtige. Hij kan ons zegenen in onze behoeften zonder gebed. Waarom heeft Hij ons Leiding gegeven tot management? Hetzelfde advies is benadrukt door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ.
Juridisch-theologische reflectie Tangali: Management is niets anders dan het organiseren van middelen en processen om een doel te bereiken. Walid’s keuze om zich uitsluitend tot Allāh te wenden, en zijn strategie om niets zelf te doen, is óók een vorm van planning — zij het passief en ideologisch. Aanbidding als middel: In de islamitische theologie geldt ʿibādah niet alleen als doel op zich, maar ook als middel tot het verkrijgen van niʿmah (gunst), barakah (zegen), en Raḥmah (genade). Dit impliceert een functionele relatie tussen actie en resultaat — oftewel: een vorm van management. Tawakkul versus tafwīḍ: Walid’s houding neigt naar tafwīḍ (volledige overgave zonder inspanning), terwijl de islamitische leer tawakkul (vertrouwen op Allāh mét inspanning) voorschrijft. Zelfs de Profeten verrichtten arbeid, planden en ondernamen actie — met volledige afhankelijkheid van Allāh.
Managementwetenschappen en een islamitische Staat
Bovendien zijn alle islamitische kernzaken — zoals het kalifaat, bestuur, rechtspraak, jihād, en de uitvoering van goddelijke bestraffing en vergelding — onmiskenbaar vormen van management en administratie. Zij bevestigen immers de noodzaak van organisatie en sturing in deze wereld, dragen bij aan de verspreiding van de islam, en zorgen voor het zuiveren van de samenleving van corrupte en verdorven elementen.
Allāh Ta’ālā openbaart de volgende verzen:
يَا أَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ أَطِيعُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُواْ ٱلرَّسُولَ وَأُوْلِي ٱلأَمْرِ مِنْكُمْ فَإِن تَنَازَعْتُمْ فِي شَيْءٍ فَرُدُّوهُ إِلَى ٱللَّهِ وَٱلرَّسُولِ إِن كُنْتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ ذٰلِكَ خَيْرٌ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلاً
“O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allāh en Zijn boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allāh en Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allāh en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.” Surah an-Nisā (de vrouwen) H4, vers 59
وَقَاتِلُوهُمْ حَتَّىٰ لاَ تَكُونَ فِتْنَةٌ وَيَكُونَ الدِّينُ كُلُّهُ لله فَإِنِ انْتَهَوْاْ فَإِنَّ اللَّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ بَصِيرٌ
“En bestrijdt hen totdat er geen vervolging is en de godsdienst geheel voor Allāh wordt. Maar als zij ophouden dan ziet God voorzeker hetgeen zij doen.” Surah al-Anfāl (de oorlogsbuit) H8, vers 39
فَهَزَمُوهُمْ بِإِذْنِ ٱللَّهِ وَقَتَلَ دَاوُدُ جَالُوتَ وَآتَاهُ ٱللَّهُ ٱلْمُلْكَ وَٱلْحِكْمَةَ وَعَلَّمَهُ مِمَّا يَشَآءُ وَلَوْلاَ دَفْعُ ٱللَّهِ ٱلنَّاسَ بَعْضَهُمْ بِبَعْضٍ لَفَسَدَتِ ٱلأَرْضُ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ ذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلْعَالَمِينَ
“Zo versloegen zij hen door het gebod van Allāh en David doodde Jalut en Allāh gaf hem heerschappij en wijsheid en onderwees hem, hetgeen Hij wilde. Had Allāh sommige mensen niet door anderen laten terugdrijven, dan zou de aarde verdorven zijn. Maar Allāh is genadig jegens de werelden.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 251
ٱلَّذِينَ أُخْرِجُواْ مِن دِيَارِهِم بِغَيْرِ حَقٍّ إِلاَّ أَن يَقُولُواْ رَبُّنَا ٱللَّهُ وَلَوْلاَ دَفْعُ ٱللَّهِ ٱلنَّاسَ بَعْضَهُمْ بِبَعْضٍ لَّهُدِّمَتْ صَوَامِعُ وَبِيَعٌ وَصَلَوَاتٌ وَمَسَاجِدُ يُذْكَرُ فِيهَا ٱسمُ ٱللَّهِ كَثِيراً وَلَيَنصُرَنَّ ٱللَّهُ مَن يَنصُرُهُ إِنَّ ٱللَّهَ لَقَوِيٌّ عَزِيزٌ
“Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven alleen omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allāh.” – En indien Allāh sommige mensen niet via anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam van Allāh wordt herdacht, afgebroken zijn. Allāh zal ongetwijfeld degene ondersteunen die Hem helpt – Allāh is inderdaad Sterk, Almachtig.” Surah al-Hajj (de pelgrimstocht) H22, vers 40
وَٱلَّذينَ كَفَرُواْ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَآءُ بَعْضٍ إِلاَّ تَفْعَلُوهُ تَكُنْ فِتْنَةٌ فِي ٱلأَرْضِ وَفَسَادٌ كَبِيرٌ
“De ongelovigen zijn vrienden van elkander. Als gij niet ingrijpt zal er onheil en grote wanorde in het land komen.” Surah al-Anfāl (de oorlogsbuit) H8, vers 73
وَلَكُمْ فِي ٱلْقِصَاصِ حَيَٰوةٌ يٰأُولِي ٱلأَلْبَابِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ
Het woord Fitnah (oppressie, wanorde, verwarring, opschudding) in bovenstaand vers is de kracht van ongeloof en de woorden Fasād Kabir (grote corruptie of grote onheil) is de zwakte van islam. Allāh Ta’ālā openbaart: “En in vergelding is leven voor u, o mensen van begrip, zodat je behouden zult worden. Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 179
Dit betekent dat de handen van de ontrouwe personen zullen worden gestopt wanneer bloedwraak plaatsvindt in de vorm van vergelding, en dat het leven van onschuldige mensen zal worden beschermd. Daarom is geadviseerd dat moslims zich verzamelen ten tijde van de Goddelijke bestraffing, en deze gebeurtenis beschouwen als een les — een moment van spirituele reflectie en moreel bewustzijn.
Bestuurskundig-theologische reflectie Tangali: Hier volgt een bestuurskundige uitleg van islamitisch bestuur (siyāsah Sharīʿah) — met verbindingen naar theologie, recht en managementprincipes — die uitstekend past bij jouw thematiek van rationele ordening binnen religieuze kaders. Siyāsah sharʿiyyah betekent letterlijk “legitiem bestuur” en verwijst naar het geheel van bestuursmaatregelen die door een islamitische autoriteit worden genomen om het publieke belang (maṣlaḥah) te dienen, mits niet strijdig met de Sharīʿah. Het is geen rigide theocratie, maar een normatief kader waarin recht, moraal en organisatieprincipes samenkomen. Milton, D., & al-ʿUbaydi, M. (2024). The Caliphate Complaint Box: Stories of Islamic State Governance in the Words of Those Who Lived It. Combating Terrorism Center at West Point.
Allāh Ta’ālā openbaart:
ٱلزَّانِيَةُ وَٱلزَّانِي فَٱجْلِدُواْ كُلَّ وَاحِدٍ مِّنْهُمَا مِئَةَ جَلْدَةٍ وَلاَ تَأْخُذْكُمْ بِهِمَا رَأْفَةٌ فِي دِينِ ٱللَّهِ إِن كُنتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ وَلْيَشْهَدْ عَذَابَهُمَا طَآئِفَةٌ مِّنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ
“Gesel iedere echtbreekster en echtbreker met honderd slagen. En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allāh niet afhouden indien je in God en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen getuigen zijn van hun afstraffing.” Surah an-Noor (het Licht) H24, vers 2
Aanbidding en managementwetenschappen
Bij nader onderzoek zien wij dat Ṣalāḥ, Ṣawm, Zakāt, Ḥajj en andere religieuze activiteiten vallen binnen een cyclisch systeem van management. Zij functioneren als middelen tot het verkrijgen van de Tevredenheid van Allāh, het verdienen van ongelimiteerde zegeningen, en bescherming tegen goddelijke beproevingen en straffen.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَمَنْ أَرَادَ ٱلآخِرَةَ وَسَعَىٰ لَهَا سَعْيَهَا وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَأُولَئِكَ كَانَ سَعْيُهُم مَّشْكُوراً
“En eenieder die het Hiernamaals begeert en er naar streeft zoals er naar gestreefd behoort te worden terwijl hij een gelovige is, deze is het wiens streven zal worden beloond.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht) H17, vers 19
وَكَذَلِكَ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ قُرْآناً عَرَبِيّاً لِّتُنذِرَ أُمَّ ٱلْقُرَىٰ وَمَنْ حَوْلَهَا وَتُنذِرَ يَوْمَ ٱلْجَمْعِ لاَ رَيْبَ فِيهِ فَرِيقٌ فِي ٱلْجَنَّةِ وَفَرِيقٌ فِي ٱلسَّعِيرِ
“Zo hebben Wij u de Qur’an in het Arabisch geopenbaard, opdat gij de Moeder der steden (Makkah) en al het omringende moogt waarschuwen; dus waarschuwt (hen) voor de Dag der Verzameling waaromtrent geen twijfel is. Een deel zal in het paradijs zijn, en een ander deel in het laaiend Vuur.” Surah Shurā (de consultatie) H42, vers 7
Desondanks draagt Allāh ons op om bepaalde verplichte geloofsactiviteiten te verrichten, die specifiek voor de mens zijn verordend. Deze handelingen zullen voor hen gemakkelijk uitvoerbaar zijn, en de beloningen die zij voortbrengen zullen aan hen worden toegekend.
Allāh Ta’ālā openbaart:
فَسَنُيَسِّرُهُ لِلْيُسْرَىٰ
“Wij zullen zijn weg effenen tot welslagen.” Surah al-Lail (de nacht) H92, vers 7
Dat is de reden waarom de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ heeft gezegd dat de namen van degenen die naar het Paradijs gaan en van degenen die naar de Hel gaan reeds zijn opgetekend. Zijn metgezellen vroegen hem: “Waarom zouden wij dan nog daden verrichten? Kunnen wij niet alle activiteiten laten rusten? Degene die verkoren is, zal immers gezegend worden, en degene die niet verkoren is, zal gestraft worden.” De Profeet ﷺ antwoordde: “Nee, integendeel — verricht juist goede daden. Voor ieder is een huis (bestemming) vastgesteld. De weg naar dat huis wordt vergemakkelijkt door de daden die ermee overeenstemmen: voor de gezegende is dat de zegenrijke weg, en voor degene die niet verkoren is, de weg van tegenslag.”
Vervolgens vertelde de Heilige Profeet Muḥammad ﷺ het volgende, zoals overgeleverd door Ḥaḍrat ʿAlī (raḍiyAllāhu ʿanhu): “Terwijl de Profeet ﷺ deelnam aan een begrafenisstoet, nam hij een stok en begon daarmee schetsen te maken op de grond. Hij zei: ‘Er is niemand onder jullie voor wie geen plaats is opgetekend — hetzij in het Paradijs, hetzij in de Hel.’”
De aanwezigen vroegen: “O Profeet ﷺ, moeten wij ons dan daarop richten en onze geloofsactiviteiten laten rusten?” Hij antwoordde: “Nee, integendeel — blijf goede daden verrichten. Want eenieder zal het gemakkelijk vinden om datgene te doen wat hem leidt naar zijn eindbestemming.” Daarna reciteerde de Profeet ﷺ de verzen: “Wat betreft degene die geeft, Allah vreest en het goede bevestigt — voor hem zullen Wij de weg naar het gemak vergemakkelijken.” Surah al-Layl, (H92:5–7)
فَأَمَّا مَنْ أَعْطَىٰ وَٱتَّقَىٰ
“(5) Wat hem betreft die geeft en God vreest.
وَصَدَّقَ بِٱلْحُسْنَىٰ
(6) En het goede aanvaardt.
فَسَنُيَسِّرُهُ لِلْيُسْرَىٰ
(7) Wij zullen zijn weg effenen tot welslagen.
وَأَمَّا مَن بَخِلَ وَٱسْتَغْنَىٰ
(8) Maar hij, die vrekkig en onverschillig is.
وَكَذَّبَ بِٱلْحُسْنَىٰ
(9) En het beste verwerpt.
فَسَنُيَسِّرُهُ لِلْعُسْرَىٰ
(10) Wij zullen hem naar moeilijkheden leiden.” Surah al-Lail (de nacht) H92, verzen 5-10
De bovengenoemde Qurʾānverzen maken glashelder dat, indien management volkomen betekenisloos zou zijn, alle godsdiensten — [noot M.J. Tangali: hiermee worden uitsluitend de godsdiensten bedoeld die door Allāh zijn geopenbaard aan Zijn Boodschappers, en die allen binnen de islam vallen, aangezien de moslim ook geloof moet getuigen in de Vier Goddelijke Boeken] — de Sharīʿah, de Openbaring van Goddelijke Boeken, het zenden van Profeten, en de halāl- en harām-regelgeving zinloos en zonder enige betekenis zouden zijn. Zonder deze elementen — zoals goddelijke wetgeving, profetische leiding en religieuze ordening — zou er geen doel, geen structuur en geen richting zijn voor het menselijk handelen. Maar juist doordat deze elementen bestaan en functioneel zijn, bevestigen zij de noodzaak van management, organisatie en sturing binnen het goddelijke kader. Indien men beweert dat de mens onder geen enkele wetgeving valt, dan reduceert men hem tot een wellustige stier — gedreven door instinct, zonder morele begrenzing. Zowel de wereld als de religie zouden dan onmiddellijk vervallen in chaos, anarchie en morele ontbinding.
