Hazrat Khwaja Nizāmuddin Awliya Mehboob-e-Ilāhi Chisthi (radi Allāhu anhu)

De geboorte van de Sheikh

Hazrat Khwaja Nizāmuddin Awliya Mehboob-e-Ilāhi (radi Allāhu anhu)[1] is een directe afstammeling van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Hij werd geboren op woensdag 27 Safar 636 Hijri (9 oktober 1238 n. Chr.) in de stad Badaun (U.P.) in India. Toen hij geboren was voorspelden helderzienden, filosofen en astrologen dat hij op volwassen leeftijd een unieke persoonlijkheid zou worden en dat hij met zijn spirituele gave in de wijde wereld bekend zou verwerven. Enkele mensen vroegen of hij een koning zou worden. De voorspellers antwoordden: “Nee, maar hij zal zo’n vooraanstaand figuur worden, dat zelfs koningen het een eer zullen vinden hem hulde te brengen.”

In Sirāj Hidāyah staat geschreven dat op een dag Hazrat Khwaja Moïnuddin Chisthi Ajmerie (radi Allāhu anhu) enkele engelen ontmoette. Deze vertelden hem dat hij zichzelf aan de hemelen had aangekondigd. Hazrat Moïnuddin vroeg: “Wie, ik?” de antwoorden ontkennend. Vervolgens vroeg Khwaja Moïnuddin of het zijn Khalifa (opvolger) Hazrat Khwaja Qutubuddin (radi Allāhu anhu) was. Opnieuw was het antwoord ‘neen’. Toen vroeg hij ‘is het Baba Fariduddin (radi Allāhu anhu) de opvolger van Qutubuddin’. Nogmaals was het antwoord ontkennend. Ten slotte vroeg Hazrat Moïnuddin of het Khwaja Nizāmuddin (radi Allāhu anhu) was, de opvolger van Baba Fariduddin. De engelen zeiden “ja, en zijn naam is alom bekend in de hemelen.”

Hazrat Nizāmuddin Awliya vertegenwoordigt op vele wijze de spits van de Chisthi Orde van de Soefi’s. Hazrat Baba Farid, zijn spirituele gids, zei wijzend naar hem: “Wees als een grote boom, zodat Allāh’s schepping (het mensdom in hun enorme menigte) rust en verlichting mogen vinden onder uw schaduw.” Dit benadrukt deels zelf waarom hij ettelijke heren in de Chisthi Orde als zijn discipel inwijdde. Een andere reden is ook met het volgende duidelijk geworden: “Geschiedenis, laat niettemin ons zijn onbeperkte wijsheid en bestuur kennen. Naar verafgelegen streken Uttar Pardesh, Rajasthaan, Gujarat, Bihar en Bangladesh stuurde hij ervaren en goed geschoolde volgelingen van de Chisthi Orde. Nog altijd ontvankelijk voor de behoefte van het lokale volk.” Met eerbied voor het soefi pad dacht Hazrat Nizāmuddin Awliya: “Voor een derwisj zijn drie dingen noodzakelijk. Alle drie beginnen met een ‘ain’ (een Arabische letter), namelijk ishq (liefde), Aql (intelligentie) en Ilm (kennis).” De inhoudelijke kwaliteiten van deze drie onderwerpen zullen wij nader beschrijven.

Soefisme is in wezen het pad van de ‘liefde’. Liefde hoort beschouwd te worden als een spirituele drijfveer. Hiermee wordt bedoeld de basis kwaliteit waarmee een mens wordt getransformeerd naar een hoger niveau. Hierdoor volstaat het door te zeggen, dat Hazrat Nizāmuddin Awliya bekend is als Mehboob-e-Ilāhi, de geliefde van Allāh.

Intelligentie verandert in de handen van Hazrat Nizāmuddin Awliya in wijsheid. Zijn ‘wijsheid’ uit zichzelf in de vorm van dienstbaarheid aan de mensheid. Over hem wordt gezegd: “Hij was geen wonderbaar van de gewone soort. Hij vloog nooit in de lucht noch liep hij met droge voeten op water. Zijn grootheid was de grootheid van een liefhebbend hart; zijn wonderen waren de wonderen van diepgaande bekoorlijke ziel. Hij kon met een glimp op zijn gezicht de innerlijke gedachten in het hart van mensen lezen. Hij sprak de woorden uit die troost en bemoediging teweeg brachten in een gebroken hart.”

Over ‘kennis’ de derde kwaliteit van een derwisj kan gezegd worden, dat Hazrat Nizāmuddin Awliya een van de hoogopgeleide geleerde van zijn tijd was. Hij wilde een Qāzi (rechter) worden, maar gaf het op voor de beoefening van innerlijke kennis. Nadat hij een Murid (spirituele leerling) van Hazrat Baba Farid was geworden leefde hij in extreem armzalige omstandigheden. Vrienden die hem zagen werden verbaasd, omdat hij bekend was als iemand die op de ladder stond van een veelbelovende carrière voor een geletterde. Toen Hazrat Nizāmuddin Awliya dat vertelde aan Hazrat Baba Farid, stelde zijn Murshid (spirituele leraar) hem voor de volgende verzen aan zijn vrienden voor te dragen: “U bent niet mijn reiskameraad. Bewandel je eigen pad. Moge U welvarend worden en ik onderdruk.”

Nadien gaf Hazrat Baba Farid hem de opdracht een mand fruit uit de keuken te halen en het op zijn hoofd te dragen naar zijn vrienden. Nadat hij dat had gedaan reciteerde hij bovenstaande verzen. Hierdoor werd zijn vrienden diep getroffen.

Op een dag vertelde iemand, dat een heilige stierf terwijl hij zachtjes de naam van Allāh herhaalde. De ogen van Hazrat Nizāmuddin Awliya, die naar dit verhaal luisterde, vulden zich met tranen en hij reciteerde het volgende kwatrijn: “Ik kom rennend naar het einde van Uw straat; tranen rollen en rolden over mijn wangen. Verenigd met U … wat anders kan ik verlangen?

Mijn ziel zwicht als ik Uw naam herhaal.”

Zijn vader

Nadat Buchara was verlaten kwamen de grootvader (van vaderszijde) Hazrat Khwaja Ali Sāhib en grootvader (van moederszijde) Hazrat Khwaja Arab met hun gezinnen in India aan. Aanvankelijk leefden zij in Lahore, maar kozen later als woonplaats Badayoun (Oost Delhi). Khwaja Arab liet zijn dochter Bibi Zulaikha trouwen met Khwaja Sayyed Ahmad, zoon van Khwaja Ali Sāhib.

Khwaja Sayyed Ahmad, vader van Mehboob-e-Ilāhi, was een geboren heilige. Hij behaalde de hoogste gradatie in de Perzische- en Arabische letterkunde. Te midden van de populaire, geletterde en bekwame mensen was hij de meest geslaagde, bovendien werd hij overal gauw herkend als een intellectueel. Zijn vader bracht veel tijd door in het gebed en het zoeken naar de Waarheid. Kalm, bescheiden en geliefd door zijn preken kon hij altijd de teleurgestelde mensen voor zich winnen. Hij was altijd bereid om de verdrietige, de behoeftige en arme te helpen. Zijn nauwgezette streefdoel was om op het Rechte Pad en vroomheid te blijven. Hij overleed toen Hazrat Nizāmuddin Awliya vijf jaar was.

Zijn moeder

De moeder van Hazrat Khwaja Sayyed Nizāmuddin Awliya was een hele vrome en geletterde vrouw die wonderbaarlijke krachten bezat. Hazrat Nizāmuddin Awliya vertelde dat wanneer iemand met een handelsprobleem naar zijn moeder kwam zij altijd van het begin af aan al de uitkomst wist en het aan de Wil van Allāh overliet. Op een dag zei zij aan haar zoon: “Baba Nizām, bezoek mij in de nacht van iedere nieuwe maan.” Aan wie wil je na mijn dood respect tonen en wie wil naar jou kijken met de moederlijke ogen?” Tranen stroomden uit zijn ogen, omdat hij begreep dat de tijd van de laatste adem van zijn moeder was aangebroken. Uiteindelijk hief zij de handen van haar zoon naar de hemel en zei: “O Allāh, de Heer der Werelden, ik vertrouw mijn arme zoon aan U.” Hierna dook zij weg in gebed en blies haar laatste adem uit.

Opleiding

Zijn moeder bracht hem naar een school waar Hazrat Nizāmuddin Awliya leerde de Heilige Qur’ān te reciteren. In korte tijd behaalde hij de gradaties van Qirat (op zeven wijze de Heilige Qur’ān reciteren). Op twaalf jarig leeftijd kreeg hij een tulband op zijn hoofd als teken van uitmuntendheid. Bij het bereiken van een leeftijd van 18 jaar had hij diverse studieonderdelen van zijn tijd eigen gemaakt zoals theologie, Ahadīth inclusief uitleg, Arabische grammatica, logica, filosofie, letterkunde, Fiqh (jurisprudentie) wiskunde en astronomie. Een van zijn meest vooraanstaande leraren was Khwaja Shamsul Malik.

Ook kreeg hij van zijn leraar Maulana Kamaluddin een certificaat ‘specialist van Ahadīth’. Door zijn uitzonderlijke intelligentie, hoge idealen, bekwaamheden en krachtige discussie-kunst werd hem door vooraanstaande geletterde en wijze mannen de titel ‘Bahas Mehfilshikan’ (onoverwinnelijke spreker) gegeven. Ondanks deze kwaliteiten en activiteiten was zijn hart nog steeds gericht op het verwerven van spirituele kennis. Hierdoor begon zijn hart met goddelijke liefde te vullen. Geleidelijk aan begon hij eenzaamheid en teruggetrokkenheid aangenamer te vinden. En dat was juist wat hem rust bracht en gelukkig maakte.

Op zoek naar een Murshid

Op een dag kwam een Qawwāl (mystieke musicus) Abu Bakr uit Multan (Pakistan) bij de leraar van Hazrat Nizāmuddin Awliya. De leraar vroeg aan de Qawwāl informatie over de soefi Sheikh van Multan. Abu Bakr antwoordde: “Ik heb geleefd in het gezelschap van Hazrat Sheikh Baha’uddin Zacharia van Multan en ik heb mystieke coupletten voor hem gezongen.” In zijn Khanqah (soefi mannenklooster) is de aanbidding van Allāh zo erg toegewijd, dat zelfs meisjes die deeg kneden zich met de Zikr (herinneren van Allāh) bezighouden. Daarna ging ik naar Ajodhan (tegenwoordig: Pakpattan in Pakistan). Daar ontmoette ik Hazrat Baba Fariduddin Ganj-e-Shakkar, die een onovertroffen liefde voor Allāh voelde waardoor hij de wereld heeft kunnen overwinnen.

Het licht van hem heeft de omgeving versierd. De Qawwāl begon zijn concert met de volgende zin: “De levende onderkruiper van liefde heeft mijn hart gebeten.” Hazrat Nizāmuddin Awliya zei dat toen hij deze woorden over de lofprijzing van Baba Fariduddin Ganj-e-Shakkar hoorde hij zodanig een indringende liefde voor Baba Farid voelde, dat hij na iedere namāz zijn naam herhaalde. Hazrat Nizāmuddin Awliya vertelde: “Ik reisde van Badayoun naar Delhi.” Musamma Ayuz vergezelde hem op zijn reis. Ayuz geloofde sterk in de spirituele wonderen van

Baba Farid. Wanneer hij het minste gevaar door dieven of wilde beesten zag aankomen riep hij luid: “O, Pier! Kom! Ik heb Uw hulp nodig.”  Ik vroeg hem naar de naam van zijn Pier en Ayuz zei: “Hij is degenen die jouw hart heeft veroverd en waardoor jij bekoord bent geworden”, Baba Farid aanduidende. Dus werd vanaf die dag mijn devotie en vertrouwen in de Sheikh toegenomen.

In Delhi verbleef ik gedurende drie jaar, dicht bij Hazrat Baba Fariduddin’s broer en afgezant Hazrat Sheikh Najibuddin Mutawakkil. Mijn moeder en zuster waren ook met mij. Wij huurden een huis in de omgeving van de bijzondere Sheikh. Zijn gezelschap was voor mij erg waardevol. In zijn aanwezigheid werden de kwaliteiten van Baba Fariduddin Ganj-e-Shakkar verteld. Toen ik dat hoorde verlangde ik ernaar Baba Farid’s voeten te kussen.

Op een dag vroeg Hazrat Nizāmuddin Awliya aan Sheikh Najibuddin Mutawakkil voor hem te bidden en Allāh te vragen hem een Qāzi (rechter) te maken. Dan zal ik in staat zijn recht te doen aan de scheppingen van Allāh. De Sheikh bleef stil. Toen Hazrat Nizāmuddin Awliya zijn verzoek herhaalde antwoordde hij: “Allāh verbiedt jou een Qāzi te worden, wordt iets anders!” In die dagen verbleef Hazrat Nizāmuddin Awliya enige nachten in de Jama Masjid. Op een ochtend reciteerde de muezzin (oproeper tot het gebed) de volgende Qur’ān verzen vanaf de minaret:

أَلَمْ يَأْنِ لِلَّذِينَ آمَنُوۤاْ أَن تَخْشَعَ قُلُوبُهُمْ لِذِكْرِ ٱللَّهِ وَمَا نَزَلَ مِنَ ٱلْحَقِّ وَلاَ يَكُونُواْ كَٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلْكِتَابَ مِن قَبْلُ فَطَالَ عَلَيْهِمُ ٱلأَمَدُ فَقَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ فَاسِقُونَ

Is voor de gelovigen de tijd nog niet aangebroken dat hun hart nederig worde om God gedachtig te zijn en de Waarheid (op te nemen), die nedergedaald is? En laten zij niet worden zoals zij die het Boek vóórdien ontvingen – voor dezen was de termijn (te) lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen van hen ongehoorzaam werden. Surah al-Hadīd (het ijzer) H57, vers 16

Deze beluisterende veranderde de conditie van Hazrat Nizāmuddin Awliya. Het leek alsof hij spirituele verlichting ontving vanuit alle richtingen. Zonder voedsel verliet hij Delhi om naar Baba Farid te gaan. Toen hij twintig jaar oud was bereikte hij op woensdag 11 Rajab 655 Hijri (1257 n. Chr.) de stad Ajodhan. Daar aangekomen probeerde hij aan Hazrat Baba Farid zonder succes in details te vertellen hoe vurig hij had verlangd hem te ontmoeten. Hij kon haast niet praten, omdat hij ontzag voor hem had. Baba Farid reciteerde de volgende verzen:

  • “A’aatish-e-firaqat (“O, het vuur der scheiding van Gij,)
  • Dilha kabab kardah (heeft de harten gemaakt als geroosterd vlees;)
  • Sailable-e-ishtiyaqat (de overvloed van genegenheid van Gij,)
  • Jahan kharab kardah.” (heeft het leven somber gemaakt.”)

Vervolgens werd Hazrat Nizāmuddin Awliya vereerd om als Murid (spirituele leerling) van Baba Farid geaccepteerd te worden. Toen merkte Baba Farid Sāhib op: “O, Nizāmuddin! Ik wilde het domein van Delhi aan iemand anders toevertrouwen. Toen je onderweg was hoorde ik een stem, die zij dat ik op jou moest wachten. De stem zei, ‘hij is geschikt voor dat domein. Het moet aan hem worden toevertrouwd’.

Blijf dus in onze gezelschap zodat je na de afronding van je spirituele training door ons kunt worden aangewezen als de opvolger en Walī-e-Hindoestaan (de heilige van India).” Hazrat Nizāmuddin Awliya verbleef in het gezelschap van zijn Pier-o-Murshid gedurende zeven maanden en enkele dagen. In deze korte periode werd hij waardig gevonden om de khilafat (geestelijke toestemming) van de grote mysticus Baba Farid te verkrijgen. Op 2 Rabī-ul-Awwal 656 Hijri (1258 n. Chr.) kreeg Hazrat Nizāmuddin Awliya de speciale tulband en werd hij door Baba Farid gezegend en benoemd met khilafat en wilāyāh. Baba Farid had deze tulband ontvangen uit Chisht (Afghanistan). Toen Hazrat Nizāmuddin Awliya in Delhi aankwam besteeg hij de troon van khilafat-e-pirān-e-Chisht. Kortom, hij werd een afgezant van de Chisthi Sheikh. Hazrat Nizāmuddin Awliya ging tien keer naar Ajodhan, waarvan drie keer tijdens het leven van Baba Farid.

Na het verblijf van enkele dagen in Delhi minachtte hij de drukte van de mensen en verlangde om de woestijn in te trekken. Hij ontving toen een goddelijke inspiratie dat zijn verblijfplaats Ghiyaspur zou worden, een klein dorpje aan de rand van de stad Delhi. In Ghiyaspur aangekomen bouwde hij voor zijn metgezellen en zichzelf eerst een tijdelijke schuilplaats met een dak van stro. Na enige tijd werd een beter huis door een van zijn metgezellen, Zia-ud-Dīn Wakīl Mulk, gebouwd. Hazrat Nizāmuddin Awliya leefde hier langer dan zestig jaar en veranderde nooit meer de plaats van zijn huis. Het khanqah (mannenklooster) is nog steeds in takt gebleven en veel mensen bezoeken dagelijks deze plaats.

Na het passeren van de spirituele status Ghausiyat en Farwaniyat, bereikte Hazrat Nizāmuddin Awliya de status der Mehboob (geliefde van Allāh). Zijn persoonlijkheid was de laadkist van goddelijke geheimen en zijn intenties waren in overeenstemming met die van Allāh. Hij verspreidde een erg fijne parfumgeur. Qāzi Hamiduddin Kashani kwam eveneens in aanraking met deze geur en probeerde het zonder succes weg te drijven. Hij verklaarde dit voorval aan Hazrat Nizāmuddin Awliya die het als volgt uitlegde: “Qāzi, deze geur is van de liefde van Allāh, die Hij aan Zijn liefhebbers geeft.”

In de jeugdige periode van zijn leven leed hij aan armoede. Hoewel in sultan Ghyasuddin Balban’s tijd eenieder meloenen kon kopen voor een schrale prijs ging de grootste tijd voorbij zonder dat Hazrat Nizāmuddin Awliya zelfs een stukje te eten had. Op een dag bracht een vrome vrouw een beetje gerstmeel voor hem. Hij vroeg aan Sheikh Kamaluddin Yaqub het in een pan te koken. Op dat moment kwam een faqir met een lapje langs en vroeg met luide stem: “O, Nizāmuddin! Brengt wat je ook hebt.” Hazrat Nizāmuddin Awliya gaf hem al zijn voedsel. De faqir at al het voedsel op en brak daarna de pan. Vervolgens zei hij: “O, Nizāmuddin! Je hebt de gulheid bereikt van de onzichtbare wereld van Baba Farid en de schaal van onzichtbare armoede heb ik gebroken. Nu ben je een sultan geworden van zowel de zichtbare als de onzichtbare wereld.” Vanaf die dag komen ontelbare giften binnen en wordt dagelijks gratis maaltijd verstrekt aan honderden bezoekers.

Wonderen

Wanneer Allāh Almachtige tevreden is met zijn aanbidders, zegent Hij hen met Karāmat (alles wat gebeurt boven het menselijke verstand en kracht). Wonderen van de vooraanstaande soefi’s zijn strikt bestemd om mensen te helpen. Soefi’s vermijden het gebruik van deze wonderkrachten, maar door omstandigheden en de Wil van Allāh Almachtige ontkomen zij niet altijd daaraan. Er zijn heel veel wonderen van Hazrat Nizāmuddin Awliya radi Allāhu anhu bekend. Enkele zullen wij memoreren.

Jongen geboren bij een kinderloos echtpaar

Een van de leerlingen van Hazrat Nizāmuddin Awliya had geen kinderen. Hij verzocht aan Hazrat Nizāmuddin Awliya om voor hem te bidden. Hazrat vroeg hem tijdens de Sama (spiritueel muziek bijeenkomst) te komen. Toen de Sama plaatsvond was Hazrat in diepe concentratie met zijn gedachte bij Allāh Almachtige en zijn leerling herhaalde zijn verzoek. Hazrat leunde rustig met zijn rug tegen de rug van zijn leerling en na enige maanden werd zijn leerling gezegend met klein jongetje.

Langar verdubbeld (gratis eten)

Door de toenemende bekendheid van Hazrat Nizāmuddin Awliya’s gratis langar (keuken) werd de keizer van Delhi sultan Ghyasuddin Khilji jaloers. Hij gaf bevel dat niemand meer giften aan Hazrat Nizāmuddin Awliya mocht geven. Toen Hazrat dit te horen kreeg gaf hij een amulet aan zijn leerling Khwaja Iqbal, hoofd van de keuken, en vroeg het in de Almaarih (keukenkast) te zetten en de langar te verdubbelen. Hij zei: “Door de Wil van Allāh Almachtige zul je alles in de keukenkast vinden wat je ook nodig hebt.” En zo gebeurde het ook. Door deze actie werd de keizer jaloerser en boos.

Keizer schrijft het keizerrijk op de naam van Hazrat

Op een dag wilde keizer Qutubuddin Khielji in de buurt van de khanqah van Hazrat Nizāmuddin Awliya passeren. Door de vele aanhangers van Hazrat waren de wegen afgesloten. Toen de keizer de grote menigte zag werd hij bang en keerde hij teug naar zijn paleis. In zijn paleis aangekomen gaf hij onmiddellijk het bevel aan Hazrat Nizāmuddin Awliya om zijn khanqah te sluiten en Delhi te verlaten.

Na enige tijd voelde de keizer verschrikkelijk veel pijn. Veel specialisten onderzochten hem, maar konden hem niet helpen. Alle medicijnen werkten omgekeerd. Toen hij opmerkte dat zijn dood nabij was dacht hij dat dit lot te danken was aan zijn slechte houding tegenover Hazrat Nizāmuddin Awliya. De moeder van de keizer kon de ondraaglijke pijn van haar zoon niet meer aanzien en ging spoedig naar Hazrat, kuste zijn voeten en verzocht hem haar zoon te vergeven. Hazrat stuurde met de moeder een boodschap aan haar zoon dat hij het keizerrijk aan Hazrat moest overdragen. Als uw zoon akkoord gaat, breng dan de ondertekende documenten voor mij met een beetje van zijn urine. De moeder ging terug naar het paleis en kwam gauw weer terug met de documenten en urine van haar zoon. Hazrat stak het document in de urine van de keizer en zei: “Geef dit terug aan je zoon en vertel hem dat het wereldse keizerrijk in de ogen van een derwisj niets meer waard is dan zijn keizerrijk in urine.” Nadien bad Hazrat voor de keizer en hij genas.

Water brandt als olie in de lamp

Dit is een bekende karāmat. Toen Hazrat Nizāmuddin Awliya een waterput (Baoli binnen in de Dargah) aan het bouwen was, bouwde op dezelfde tijd ook keizer Ghyasuddin Tughlaq zijn fort in Tughlaqabad. Al zijn godvrezende arbeiders bezochten graag Hazrat en hielpen gedurende de nacht met het bouwen van de waterput. De keizer hoorde dit en verbood zijn arbeiders voor Hazrat te werken. De arbeiders gehoorzaamden niet en vervolgden hun gewoonte. Hierdoor werd de keizer boos en gaf bevel onmiddellijk te stoppen met het geven van brandolie aan Hazrat. Hazrat bad tot Allāh Almachtige en gaf opdracht aan zijn leerling Hazrat Nasiruddin Roshan Chiragh Dehlvi het water als brandolie te gebruiken. De leerling volgde de opdracht van zijn Pier en het water brandde alsof het brandolie was. Als gevolg hiervan gaf Hazrat de titel Chirag-e-Dehlvi (lamp van Delhi) aan zijn leerling Hazrat Khwaja Sayyed Makhdoom Nasiruddin Chiragh Dehlvi.

Hunooz Delhi door ast (Delhi is nog steeds ver weg)

Keizer Ghyasuddin Tughlaq was ook jaloers op Hazrat Nizāmuddin Awliya’s reputatie en positie. Enkele vijanden spraken ondeugdelijk over Hazrat bij keizer sultan Ghyasuddin Tughlaq. De keizer ging naar Bangladesh en gaf opdracht aan Hazrat Nizāmuddin Awliya om Delhi te verlaten, voordat hij terug zou komen. Toen de keizer van zijn reis terugkwam en nabij Delhi was aangekomen werden de leerlingen van Hazrat ongerust, omdat zij Delhi nog niet hadden verlaten. Hazrat Nizāmuddin Awliya glimlachte en zei: “Hunooz Delhi door ast.” Terwijl de sultan nog op een afstand van 9 kilometer verwijdert van Delhi was organiseerde zijn zoon een keizerlijk feest. Spoedig na aankomst van de keizer in het nieuw gebouwde paleis stortte het paleis in en sultan Ghyasuddin Tughlaq overleed onder het puin.

Op een dag vroeg sultan Qutubuddin Mubārak Shah aan Hazrat Nizāmuddin Awliya om hem op iedere laatste dag van de maand te bezoeken. Hazrat antwoordde: “Het is tegen de tradities van mijn Sheikh. Ik zal nooit de koning gaan bezoeken.” Zijn vrienden adviseerden hem naar zijn Sheikh Baba Farid te gaan en hierover advies te vragen.

Hazrat weigerde dat te doen en zei: “Alleen al de opdrachten van de godsdienst zijn legioen. Ik schaam mij om verdriet te doen aan mijn Sheikh om een wereldse kwestie.” Hij zei vervolgens: “De koning zal niet over mij heersen, omdat ik een droom heb gehad. Ik zag een dier met hoorns mij aanvallen. Toen het dier op mij afkwam pakte ik het bij de hoorns vast en sloeg het op de grond waardoor het overleed.” Op die dag, na het middaggebed, weigerde hij de koning te bezoeken. Twee uren voordat de dag was verstreken werd hem nogmaals gevraagd de koning te bezoeken. Hij gaf geen antwoord. In die nacht werd de koning door Khusru Khan vermoord.

Sultan Alauddin vreesde in zijn hart dat Hazrat Nizāmuddin Awliya de wens zou hebben over het keizerrijk te regeren en op het juiste moment wachtte om hem van zijn troon omver te werpen. Als een test stuurde de sultan een paar moeilijke overheidszaken voor een oplossing naar Hazrat. Hazrat Nizāmuddin Awliya reageerde als volgt: “Wat hebben op tapijt zittende derwisjen te maken met zaken van koningen, die op tronen zitten?

Het is beter dat de tijd van de derwisj niet verkwist wordt en het geweten van de fuqarā niet getest wordt.” Toen de keizer Hazrat Nizāmuddin Awliya vol respect uitnodigde voor een bezoek, antwoordde Hazrat: “De genegenheid van een derwisj zal gezien moeten worden net als een vogel aan wie leed is toegebracht door de havik van het koninklijk vertier. Het is beter en genoegzaam om het slechts door de groet als kennismaking te houden.”

Op een dag vertelde Hazrat Sheikh Nasiruddin van Oudh dat hij wereldse kennis leerde van Qāzi Muhiddin Kashani. De Sheikh werd plotseling ziek, en er was geen hoop meer op leven. Toen Sheikh Nasiruddin bewusteloos was geworden bezocht Hazrat Nizāmuddin Awliya hem. Hazrat streek zijn hand over zijn gezicht en onmiddellijk kwam Sheikh Nasiruddin weer bij bewustzijn. Hij legde vervolgens zijn hoofd op de voeten van Hazrat.

Op een dag organiseerde een Murid van Hazrat Nizāmuddin Awliya een feest voor hem. Qawwāl waren ook uitgenodigd en de maaltijd werd klaargemaakt. Toen de Sama begon stroomden duizenden mensen binnen. De gastheer werd ongerust, omdat er onvoldoende maaltijd was voor iedereen. Dit merkte Hazrat Nizāmuddin Awliya op en zei tegen zijn khadim (dienaar): “Was de handen van de mensen en laat zij bij elkaar gaan zitten. Begin de maaltijd te verdelen door eerst ‘Bismillāh’ (Allāh zij het begin) te zeggen.” Zo gebeurde het ook. Iedereen kreeg voldoende eten en er bleef zelfs eten over.

Er is verteld dat Shamsuddin een zeer rijke man was en niet geloofde in de spirituele krachten van Hazrat Nizāmuddin Awliya. In plaats daarvan spuide hij slechte dingen over Hazrat. Op een dag was hij met zijn vrienden wijn aan het drinken toen hij plotseling Hazrat Nizāmuddin Awliya met een waarschuwende vinger voor zich zag verschijnen. Shamsuddin gooide meteen zijn wijn in het water en ging na woezoe gemaakt te hebben naar het huis van Hazrat. Bij Hazrat Nizāmuddin Awliya aangekomen hoorde hij Hazrat zeggen: “Degene die door Allāh is gezegend houdt afstand van zondige dingen als deze.” Toen Shamsuddin dit hoorde werd hij verbaasd en met volledige devotie werd hij zijn Murid. Hij verdeelde al zijn geld onder de derwisjen en in korte tijd werd hij een Walī (heilige).

Gouden gezegden

Het uiteindelijke doel van Hazrat Nizāmuddin Awliya was het verspreiden van de missie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ in het Licht van de Heilige Qur’ān en de Sunnah zoals hij geleerd had van Hazrat Khwaja Gharib Nawāz. Zijn morele training was gebaseerd op streven, gehoorzaamheid en nobele daden. De leefwijze van de mensen veranderde volkomen door de spirituele invloed en religieuze trainingen. De meeste werden godvrezend en gedisciplineerd. Zij namen afstand van zaken als alcohol, gokken en roddelen. Zijn moeilijke missie werd weerspiegeld door gouden gezegden zoals:

Ware liefde: Allāh heeft lief, degenen die het meest van zowel Hem houden als van de mensen omwille van Allāh Almachtige.

Geliefden ochtend: De ochtend van de getrouwe verschijnt in de ochtend. De ochtend van de geliefde begint na Isā namāz en duurt tot de Fajr, waarbij zij de hele nacht (in gebed) wakker blijven.

Vrees voor Allāh: Wanneer de mens uit angst voor Allāh’s woede rilt, dan worden zijn zonden vergeven zoals bladeren worden gescheiden van een droge boom.

Reinheid: reinheid is verplicht na overtuiging (Imān). Het bestaat uit vier soorten, te weten: (1) uiterlijke reinheid (zonder deze reinheid van het lichaam is geen enkel gebed geldig), (2) reinheid van de geslachtsdelen, (3) innerlijke reinheid (reinheid van het hart, anders kan geen Goddelijke kennis worden verkregen en (4) reinheid van het innerlijke van allesbehalve Allāh.

Perfecte man: Een volmaakte man bezit vier kwaliteiten van perfectie, namelijk: (1) weinig eten, (2) weinig slapen, (3) weinig praten en (4) weinig mensen ontmoeten.

Karakter (akhlāq): Hazrat Nizāmuddin Awliya legde zijn accent op de ontwikkeling van een goed karakter en godsdienstige waarden van een derwisj. Karakter is het sieraad dat de mens tooit.

Kwaliteiten van een Pier: Een Pier moet een specialist zijn in Shari’ah (islamitische wetgeving), Tariqat (spirituele pad) en Haqiqat (Geheimen der Waarheid).

Zijn laatste levensdagen

Toen zwakte en onvermijdelijke verschijnselen van ouderdom zich over Hazrat Nizāmuddin Awliya voltrokken, begon hij praktisch niet meer te eten en te slapen. Hij was nu alles geworden, maar voor een aards wezen kon iedereen heilig licht uit hem zien stralen. De meeste tijd bracht hij door in meditatie en vaak was hij in trance. Amir Khusro reciteerde dikwijls gedichten voor hem. Hij luisterde met dezelfde trance en meditatie stemming. Uiterlijk begon hij interesse te tonen in het bijeenbrengen en bemoedigen van de mensen om hem heen, maar innerlijk was zijn hart voortdurend in meditatie verzonken en in communicatie met zijn Schepper.

Op een vrijdag werd hij plotseling erg ziek. Zelfs in die toestand verrichtte hij zijn gebeden. Hij vroeg aan zijn leerlingen of hij zijn gebed al had verricht. Zonder op het antwoord te wachten zei hij: “Laat mij maar meer gebeden verrichten, want na mijn dood kan ik niet meer terugkomen om het te doen.” Ook werd gehoord dat hij zei: “Vrijdag is de dag waarop mijn Vriend (Allāh) mij beloofd heeft naar de Hemel te halen.” Zijn naasten vroegen hem wat hij voor hen achterliet. Hazrat Nizāmuddin Awliya zegende hen en zei: “Allāh zal degenen die hier achterblijven helpen en zij zullen in overvloed krijgen van wat zij nodig hebben.”

Veertig dagen voor zijn heengaan at Hazrat Nizāmuddin Awliya niet meer en kreeg hinder van zelfs de geur van het eten. Als zijn dienaren en nabestaanden hem nederig verzochten een beetje soep te eten antwoordde hij dat hij niets met het eten kon doen en dat hij zich aan het voorbereiden was voor een reis om de Profeet Mohammed ﷺ te ontmoeten, die op hem in de hemel wachtte. Op een leeftijd van 90 jaar blies hij zijn laatste adem uit. Dit gebeurde op vrijdag 18 Rabi-us-Sani 725 Hijri (3 april 1324 n. Chr.). Toen het lichaam van Hazrat Nizāmuddin Awliya werd gedragen naar de begraafplaats reciteerden de mystieke muzikanten het volgende couplet: “De wereld verlangd ernaar uw gezicht te mogen zien, maar waar gaat U naartoe en om wiens gezicht te zien onderneemt U deze reis.”

Er was trilling in het lijk. De hand van Hazrat Nizāmuddin Awliya kwam van onder het doodskleed tevoorschijn en mensen hoorden zijn stem zeggen: “Ik ga niet uit eigen beweging.” Hazrat Nizāmuddin hoofdafgezant, Khwaja Makhdoom Nasiruddin Roshan Chiragh Dehlvi, was daar tijdens deze gebeurtenis aanwezig. Hij stopte onmiddellijk de Sama en huilde: “O Sheikh, wees redelijk, trek Uw hand terug en blijf stil.” De hand werd teruggetrokken en er was weer stilte.

Hazrat Nizāmuddin Awliya had miljoenen volgelingen en leerlingen. Duizenden van zijn volgelingen verkondigden niet alleen in India zijn leerstelling, maar ook in andere landen inclusief China. Er is geen enkele plaats in India waar zijn leerlingen niet aangetroffen kan worden.

Langar khaana

Iedere dag krijgen duizenden vermoeide reizigers, armen en ander behoeftige eten. Niemand in de stad gaat slapen zonder een volle maag. Het staat in Tarikh-e-Hind dat niet minder dan 3.000 geletterden, 200 Qawwāl en ontelbare studenten voortdurend eten kregen uit de keuken van Hazrat Nizāmuddin Awliya.

Dargah programma
Dagelijks
  • Salāt-o-Salaam: na iedere Fajr gebed.
  • Halqa-e-Zikr: na iedere Fajr gebed.
  • Khatam-e-Khwajgaan : na elke halqa-e-Zikr.
  • Qur’ān khwaani: in de ochtenduren.
  • Roshni: voor maghrib gebed worden kaarsen ceremonieel aangestoken.
  • Langar: na Fajr (thee en beschuit), na maghrib warme eten.
  • Rauza Mamool: Qawwāl tot ca. 2 uur na Ishā namāz.
  • Khidmat: verwisselen van chaadar (dekens) en bloemen bij elkaar schrappen gedurende de avond en nacht.
Wekelijks
  • Salāt-o-Salaam: na iedere Juma namāz.
  • Noorani Mehfil: elke vrijdag na Ishā namāz.
  • Activiteiten zijn: Qur’ān recitatie, Tafsīr-e-Qur’ān, Naat Sharief, Ahadīth uitleg, Shari’ah uitleg, etc.
Maandelijks

Attharveen: heilige 18de dag van de maand wordt gehouden om 11.00 uur.


[1] Leeswijzer: na iedere naam van een Awliya leest u ook (radi Allāhu anhu).


Translate »
error: Content is protected !!