Godsdienstsociologie

Inleiding

Sociologie is de studie van de manier waarop mensen de (fundamentele) problemen van het samenleven kunnen oplossen: wie hoort bij wie, wie is de baas van wie, wie doet wat en wie krijgt wat? Met andere woorden sociologie is de wetenschappelijke leer over de menselijke samenleving en haar verschijnselen. Daarbij staan vooral de inrichting en veranderingen daarvan, evenals problemen en sociale conflicten centraal.

Binnen de sociologie bestudeert Godsdienstsociologie de relatie tussen godsdienst en de manieren (invloed) van de samenleving.

De sociologie als wetenschap ontstond in de 18e eeuw door:

  • Veranderingen die stuk voor stuk sociale problemen met zich meebrachten die bestudeerd moesten worden (industriële revolutie, verstedelijking, ontstaan stedelijk proletariaat, centralisatie, bureaucratisering, en verval feodale structuren).
  • De bestaande sociale orde verloor zij vanzelfsprekendheid, waardoor nieuwe vragen over de aard en de verandering van de samenleving naar voren kwam zoals (1) de ontdekking van een zelfstandige sociale werkelijkheid – civil society (2) het geloof in de wetenschap (3) de wetenschap stimuleert vooruitgang – maakbare samenleving.
  • Vanaf de renaissance (15e – 16e eeuw) komt de ontmythologisering van het wereldbeeld op gang. Tijdens de reformatie (16e eeuw) komt onder invloed van het calvinisme de begrippen als rationele zelfbeheersing, spaarzaamheid, discipline en calculatie op de voorgrond. De verlichting (eind 17e –eind 18e eeuw) is een vervolg hierop waarin men zich vooral bekommerd om het opruimen van wat men als duister bijgeloof en vooroordeel ziet.
Islamitische Sociologie

Individu en de maatschappij

Een basisprincipe van de islamitische sociologie is dat de islam een perfecte harmonie bepaalt tussen het individu en de samenleving. Een ander uniek kenmerk van de islam is dat het een evenwicht stelt tussen individualisme en collectivisme. Het gelooft in de individuele persoonlijkheid van de mens en heeft iedereen persoonlijk verantwoording verschuldigd aan Allāh Ta’ālā . Het garandeert de fundamentele rechten van de mens en staat niet toe dat daaraan geknoeid wordt. Het maakt het tot een goede ontwikkeling van de persoonlijkheid van de mens, een van de belangrijkste doelstellingen van het onderwijsbeleid. Het maakt niet eens de opvatting dat de mens zijn eigenheid moet verliezen in de maatschappij. Aan de andere kant wekt het ook een gevoel van sociale verantwoordelijkheid in de mens op, organiseert de mens in een samenleving en een Staat en moedigt het individu aan in te spelen op de sociale goed.

 Mannen en Vrouwen

De Heilige Qur’ān bevestigt dat het menselijk ras is ontstaan uit Adam. In de Heilige Qur’ān staat ook dat mannen en vrouwen geestelijk gelijken zijn voor Allāh Ta’ālā . Dit blijkt uit het volgende vers:

 إِنَّ ٱلْمُسْلِمِينَ وَٱلْمُسْلِمَاتِ وَٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَاتِ وَٱلْقَانِتِينَ وَٱلْقَانِتَاتِ وَٱلصَّادِقِينَ وَٱلصَّادِقَاتِ وَٱلصَّابِرِينَ وَٱلصَّابِرَاتِ وَٱلْخَاشِعِينَ وَٱلْخَاشِعَاتِ وَٱلْمُتَصَدِّقِينَ وَٱلْمُتَصَدِّقَاتِ وٱلصَّائِمِينَ وٱلصَّائِمَاتِ وَٱلْحَافِظِينَ فُرُوجَهُمْ وَٱلْحَافِـظَاتِ وَٱلذَّاكِـرِينَ ٱللَّهَ كَثِيراً وَٱلذَّاكِرَاتِ أَعَدَّ ٱللَّهُ لَهُم مَّغْفِرَةً وَأَجْراً عَظِيماً

“Voorwaar, de moslims en de moslima’s en de gelovige mannen en vrouwen, de gehoorzame mannen en vrouwen, de waarachtige mannen en vrouwen, de standvastige mannen en vrouwen, de mannen en de vrouwen die nederig zijn, de mannen en de vrouwen die aalmoezen geven, de mannen en de vrouwen die vasten, de mannen en de vrouwen die hun kuisheid bewaren, de mannen en de vrouwen die Allāh Ta’ālā  vaak gedenken – voor zulken heeft Allāh Ta’ālā  vergiffenis en een grote beloning bereid.” Surah al-Ahzāb (de confrères) H33, vers 35

Maar de Heilige Qur’ān geeft ook de verschillen tussen mannen en vrouwen aan. Zo staat in de Heilige Qur’ān:

 ٱلرِّجَالُ قَوَّٰمُونَ عَلَى ٱلنِّسَآءِ بِمَا فَضَّلَ ٱللَّهُ بَعْضَهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍ وَبِمَآ أَنْفَقُواْ مِنْ أَمْوَٰلِهِمْ فَٱلصَّٰلِحَٰتُ قَٰنِتَٰتٌ حَٰفِظَٰتٌ لِّلْغَيْبِ بِمَا حَفِظَ ٱللَّهُ وَٱلَّٰتِي تَخَافُونَ نُشُوزَهُنَّ فَعِظُوهُنَّ وَٱهْجُرُوهُنَّ فِي ٱلْمَضَاجِعِ وَٱضْرِبُوهُنَّ فَإِنْ أَطَعْنَكُمْ فَلاَ تَبْغُواْ عَلَيْهِنَّ سَبِيلاً إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيّاً كَبِيراً

“Mannen zijn voogden over de vrouwen omdat Allāh Ta’ālā  de enen boven de anderen heeft doen uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen zijn dus zij, die gehoorzaam zijn en heimelijk bewaren, hetgeen Allāh Ta’ālā  onder haar hoede heeft gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar. Als zij u dan daarna gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, Allāh Ta’ālā  is Verheven, Groot.” Surah an-Nisā (de vrouwen) H4, vers 34

Patriarchaalste

Islamitische samenlevingen in sommige streken zijn vaak patriarchaal, dat wil zeggen dat de vrouwen de neiging hebben te worden gedomineerd door mannen. Van vrouwen wordt verwacht dat ze kinderen krijgen, en degenen die geen kinderen kunnen krijgen worden constant door angst geconfronteerd dat de man een andere vrouw zal zoeken. De vrouw die alleen meisjes baart zal ook proberen religieuze hulp te zoeken en misschien zelfs medische hulp. Maar de meeste mannen weten niet dat het Allāh Ta’ālā  is die bepaald of de vrouw een meisje of een jongen gaat baren.

Ontwikkelingen in Nederland

Nederland bevindt zich keer op keer midden in een ontwikkelingstraject en kent verschillende godsdiensten en levensbeschouwelijke groeperingen. De islam neemt binnen deze godsdiensten en levensbeschouwelijke groeperingen een belangrijke plaats in. Deze paper gaat voornamelijk over islamitische organisaties die hun oorsprong hebben in Suriname.

Wat is de oorsprong van de Surinaamse moslimgemeenschap?

De Surinaamse moslimgemeenschap heeft haar roots in India. Ruim 130 jaar geleden werden de voorouders van de huidige populatie door Engelse kolonisten als gastarbeiders in landbouw naar Suriname gebracht. Aan hen werd verteld dat de reis, heen en terug, inclusief arbeid ruim drie maanden zou duren. Echter dit was een leugen. De enkele reis duurde ruim zes maanden. Veel moslims die in Suriname waren aangekomen en arbeid hadden verricht wilden niet meer terugkeren naar India, omdat de mogelijkheden voor levensonderhoud in het gastland Suriname beter waren. Een deel is van de gastarbeiders zijn wel teruggekeerd.

Toen deze moslims in Suriname waren aangekomen hadden zij ook hun godsdienst de islam meegenomen. Onder hen bevonden zich ook islamkenners, maar niet in de ruimste zin des woord. Daarom is in een vroeg stadium een afgezant, van Mujaddid Imam-e-Ahle Sunnat Hazrat Shah Ahmed Raza Khan Bareilly (radi Allāhu anhu), Muballigh-e-Islam Hazrat Abdul Aleem Siddiqui en zijn zoon Qaid-e-Ahle Sunnat Shah Ahmed Noorani Siddiqui (Alayhir Rahmah) naar Suriname geweest. Nadien heeft Maulana Shah Ahmed Noorani de moslimgemeenschap van Suriname altijd terzijde gestaan, zelfs tot de grote emigratie van een deel van de moslims in 1973-1974 naar Nederland. Onder leiding van Maulana Noorani is in Suriname onder toentertijd de grootste moskee van het Caraïbisch gebied gebouwd.

Na de emigratie naar Nederland hadden de moslims ook behoefte aan moskeeën. Doch deze was niet aanwezig en werd godsdienstbeoefening in pakhuizen, woningen en dergelijke verricht. In 1973 werd in Amsterdam de Netherland Islamic Society (NIS) Ahle Sunnat (Noorimoskee) opgericht. Het eerste doel van deze organisatie was een moskee met minaretten te bouwen in Amsterdam, wijk Venserpolder. Voor de bouw was al een kavel door gemeente Amsterdam toegewezen, echter wegens communicatieproblemen tussen Arabische financierde en later interne relationele problemen kwam de bouw niet tot stand.

Wat zijn godsdienstige organisaties?

Ruim gedefinieerd wordt onder godsdienstige organisaties verstaan ‘alle organisaties, groeperingen en bewegingen, die een vormgeving zijn van godsdienst, ofwel alle eenheden van mensen die op basis van of rondom godsdienst zijn gegroepeerd’, (Dekker, pag. 49).

Bovengenoemde definitie interpreteer ik veel ruimer door te stellen dat godsdienstige organisaties instituten zijn die als primaire doel hebben de godsdienstgemeenschap van faciliteiten (studie, erediensten, etc.) te voorzien en daar waar nodig is sociaal-maatschappelijke bijstand te verlenen.

Welke rechtsvormen hebben de moskeeën?

Een moskee heeft slechts één bestaansreden en dat is ‘het Huis van Allāh Ta’ālā ’. Doch de organisatie die een moskee in stand houdt kan verschillende rechtsvormen hebben voor beheer. Zo komen verenigingen en stichtingen voor als rechtspersoon.

Waarom splitsen moskeeorganisaties zich en wat zegt de sharia daarover?

Moskeeorganisaties splitsen zich doordat de bewind voering indruist tegen principes van geestelijke leiders. Veel geestelijke leiders willen hun stempel drukken in landen waar zij nog geen voet aan bodem hebben. Dit zijn niet alleen wereldse marketeers in mystiekgewaad, maar ook zogenaamde imams die erop uit zijn verwaarloosde jongeren aan zich te binden waarbij sommige de intentie hebben met geweld terrein te winnen. Dit brengt wrijving binnen bestaande moskeeorganisaties tussen deze onbezonnen beïnvloedde jongeren en bezonnen moskeebezoekers. Een andere factor is de politieke macht die sommige mannen naar zich willen toetrekken en bij geen succes opruien en een aparte organisatie gaan stichten.

Gelukkig hebben de Surinaamse moslimorganisaties geen rol voor wereldse imams en mystici die als geestelijke leiders leidinggeven aan de organisaties. De Surinaamse moslimgemeenschap is wat dat betreft alert.

De Heilige Qur’ān en Shari’ah zeggen over corrupte leiders:

وَيٰقَوْمِ أَوْفُواْ ٱلْمِكْيَالَ وَٱلْمِيزَانَ بِٱلْقِسْطِ وَلاَ تَبْخَسُواْ ٱلنَّاسَ أَشْيَآءَهُمْ وَلاَ تَعْثَوْاْ فِي ٱلأَرْضِ مُفْسِدِينَ

“En O mijn aanbidders! Geef volledig maat en gewicht in gerechtigdheid en reduceer niet de dingen die aan de mensen toekomen, en pleeg geen ondeugd in het land, door corruptie te veroorzaken.” Surah Hood, H11, vers 85

Allāh’s Boodschapper ﷺ zei: “Hij die iets ziet van zijn leider wat onjuist is, laat hem geduldig zijn met de leider, want degene die afsplits van de Jamā’ah (zelfs met een handbreedte) en komt te overlijden, overlijd als Jāhiliyyah”, en in een andere overlevering staat “dan heeft hij de dooier van de islam van zijn nek weggegooid.” Al-Bukhārī en Muslim

Godsdienst en samenleving

Onder godsdienstigheid verstaan we alle eenheden van mensen (organisaties, groeperingen en bewegingen) die op basis van of rondom godsdienst zijn gegroepeerd.

De godsdienstige organisatievorming is te beschouwen als institutionalisering van godsdienstigheid. Dit is het proces waarbij bepaalde gedragsvormen algemeen gangbaar worden. De vaste patronen die ontstaan in de interactie tussen mensen noemen we instituties.

Godsdienstige organisaties hebben dezelfde kenmerken en zijn onderworpen aan dezelfde mechanismen als alle organisaties. Organisaties zijn doelgerichte samenwerkingsverbanden.

Vier typen van godsdienstige organisaties, ingedeeld naar de criteria van McGuire:

  • Kerk: heeft exclusieve waarheidsclaim en een positieve houding t.o.v. de dominante maatschappij. Voorbeeld de katholieke kerk.
  • Sekte: heeft exclusieve waarheidsclaim en geen positieve houding t.o.v. de maatschappij. Voorbeeld: Quakers en Mormonen.
  • Denominatie: heeft geen exclusieve waarheidsclaim, positieve houding t.o.v. de maatschappij. Voorbeeld: de meeste kerken in Amerika.
  • Cult: heeft geen exclusieve waarheidsclaim, geen positieve houding t.o.v. maatschappij: voorbeeld: beweging rond Jomanda.

Godsdienstige bewegingen zijn een collectieve poging om op basis van religieuze overtuigingen veranderingen (vernieuwingen, revitalisering, herstel) te bewerkstelligen in individuen, kerken en ander godsdienstige organisaties en/of maatschappij als geheel. Over het ontstaan van deze bewegingen zijn verschillende theorieën met verschillende accenten.

Deze accenten zijn:

  • maatschappelijke omstandigheden. (crisis, economische onrust, armoede)
  • Charismatische leidersfiguur
  • De personen die zich tot een beweging voelen aangetrokken. (bijv. door relatieve deprivatie)
  • In de verklaringen is een reductionistische element sterk aanwezig: het religieuze handelen heeft in feite geen eigen waarde, maar wordt louter gezien als een uitdrukking van sociale of psychische behoefte.
  • O’Dea onderscheidt drie niveaus aan het institutionaliseringproces: het intellectuele-, het culturele- en het organisatorische niveau.

Voorwaarden voor ‘succes’ van godsdienstige bewegingen en organisaties in het algemeen lijken te zijn (Stark):

  • nieuwe inzichten en praktijken, die echter niet te veel haaks staan op bestaande vormen.
  • Een gematigde spanningsverhouding met de omgeving.
  • Sterk leiderschap.
  • Hoge mate van betrokkenheid van de leden.
  • Effectieve methoden om anderen te rekruteren.
  • Opbouw van een hecht sociaal netwerk, dat echter niet te geïsoleerd mag staan t.o.v. de buitenwereld.

Een belangrijk aspect van de godsdienstige organisaties en bewegingen is het leiderschap. We onderscheiden vier typen gezag:

  • Legaal: gebaseerd op geloof in onpersoonlijke normen en regels.
  • Traditioneel: gebaseerd op geloof in de heiligheid en onaantastbaarheid van overgeleverde normen en regels. Bijvoorbeeld een godsdienst die door een priesterkaste geleid wordt.
  • Charismatisch: gebaseerd op geloof in de uitzonderlijke kwaliteiten van een persoon. Bijvoorbeeld bij profetische bewegingen of de Bhagwan.
  • Functioneel of professioneel: gebaseerd op geloof in de specifieke deskundigheid van bepaalde personen.

Geen organisatie kan bestaan zonder de betrokkenheid en inzet van de leden van deze organisatie. De motivering van de bestaande aanhang en de rekrutering van nieuwe aanwas is daarom van groot belang. Deze aanwas kan een organisatie bereiken door natuurlijke aanwas, georganiseerde geloofsoverdracht, jongeren vertrouwd te maken met de bijzonderheden van de godsdienst, door middel van rituelen van inwijding en deze jongeren een plek in de religieuze groepering te geven, missionaire activiteiten (bekendheid verwerven, interesse opwekken, emotioneel raken van potentiële leden en een situatie creëren waarin deze personen voor een keuze gesteld worden).

Hechte groepsvorming is een middel om de motivatie van de leden op peil te houden of zelfs te vergroten en daarmee de binding van die leden aan de organisatie of beweging.

Godsdienstige groeperingen kunnen aan mensen een identiteit en referentiekader verschaffen, toegespitst op het godsdienstig leven. Bovendien geven zij mensen de gelegenheid te participeren in als zinvol ervaren godsdienstige rituelen en praktijken. Godsdienstige groepering kunnen gezien worden als vormen van institutionalisering van godsdienstig leven.

O’Dea schetst een vijftal dilemma’s bij de institutionalisering van godsdienst:

  • Het dilemma van de gemengde motivatie
  • Het symbolische dilemma (objectivering t.o. vervreemding)
  • Het dilemma van bestuurlijke aard (ingewikkeldheid en vervreemding)
  • Het dilemma van afbakening (concrete definitie t.o. vervanging van de letter door geest)
  • Het dilemma van macht (bekering t.o. dwang)

Groepsvorming is ook noodzakelijk voor mensen om hun godsdienstig leven, hun godsdienstige gedragingen en opvattingen in stand te houden. In dit verband is het door Berger geïntroduceerde begrip geloofwaardigheid structuur van belang. Geloofwaardigheid structuur is een verzameling mensen, procedures en geestelijke processen die ingesteld zijn op de taak een specifieke definitie van de werkelijkheid te laten voortbestaan.  Deze dynamiek heeft op hoogst beslissende wijze te maken met elke godsdienstige verklaring omtrent de wereld, omdat die vormen van verklaring door hun aard zelf niet ondersteund kunnen worden door onze eigen zintuiglijke ervaring en daarom hoogst afhankelijk zijn van de sociale ondersteuning.

Modernisering van de samenleving

Modernisering

Voordat gesproken kan worden over het begrip modernisering wordt eerst stilgestaan bij de toedracht van modernisering. Door de jaren heen heeft de mens zich primitief in stand gehouden door de gebruiken en gewoonten van hun eigen volkscultuur. Naarmate de islam zich verder van het Arabische schiereiland naar het Westen verspreide brachten de Arabieren intellectuele eigendommen mee. Deze intelligentie is verkregen uit de schriftelijke bronnen de Heilige Qur’ān en de Ahadīth (Tradities van de Heilige Profeet Mohammed, rede zij met hem).

Allāh Ta’ālā  openbaart

ٱلَّذِى عَلَّمَ بِٱلْقَلَمِ

عَلَّمَ ٱلإِنسَانَ مَا لَمْ يَعْلَمْ

“Hij (Allāh Ta’ālā  Almachtige) leert (mensen) de pen te gebruiken (het basis fundament voor kennis); en leert de mens hetgeen hij niet weet (een Goddelijke roeping voor onderzoek en uitbreiding van wetenschap, zodat het leven geleid wordt op orthodoxe [soenniet] wijze én gehoorzaamheid aan het Allāh’s Behagen).” Surah al ‘Alaq (het geronnen bloed) H96, verzen 4-5

Wij constateren uit bovenstaande āyat (verzen), dat kennis een fundamenteel vereiste is om de menselijke omstandigheid verder te ontwikkelen. Deze kennis heeft ertoe geleid dat de mensheid door wetenschappelijk onderzoek steeds verder in technische-, economische-, politieke-, culturele ontwikkeling i.c. modernisering en sociale cohesie terecht kwam.

De auteurs Dekker en Stoffels schrijven in hun boek dat modernisering ertoe geleid heeft, dat de plaats, aard en betekenis van godsdienst in de samenleving grondig is gewijzigd. En dit klopt ook als wij naar de ontwikkeling van de islamitische godsdienst in zowel het Westen als het Oosten bestuderen. Verder blijkt uit het boek van genoemde schrijvers, dat veranderingen in de politieke structuur ook als gevolg van modernisering is voortgekomen.

Oudste perspectief op de modernisering (Verlichting), wordt in dit proces voorgesteld als een ideologische revolutie, dus is modernisering een endogeen en rechtlijnig proces, triomf van de rede.

Sociologisch perspectief op modernisering

Het maatschappelijke veranderingsproces waarbij instituties tot stand zijn gekomen en kenmerkend zijn voor de moderne samenleving hebben de volgende kenmerken:

  • opkomst van de nationale staten
  • opkomst van de markt economie
  • verbreiding van een verstedelijkt samenlevingspatroon
  • afbrokkeling van het traditionele religieuze wereldbeeld (het ontstaan van verschillende stromingen in de monotheïstische wereldreligies zoals de stromingen Ahmadiya, Qadiyāni, Ahle Qur’ān, de Vrije Metselaargroep, Katholiek en Pinkstergemeente).

Kortom, het begrip modernisering verwijst in eerste instantie naar het geheel van samenhangende maatschappelijke veranderingen die hebben plaatsgevonden. Deze veranderingen hebben de overgang tot stand gebracht van de traditionele standenmaatschappij (adel, geestelijken en boeren) naar de moderne maatschappij met kantoorfuncties e.d. Echter, bij de Hindoes is deze kastenindeling nog blijven voortbestaan.

Differentiatie

Differentiatie is een hoofddimensie van modernisering en leidt tot een complexe samenleving met eigen waarden, normen en functies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen sociale – en waarden differentiatie.

Sociale differentiatie is het proces waarbij sociale eenheden worden ontbonden in eenheden die vaak als individueel een eigen leven met specifieke functies gaan leiden.

Bij waarden differentiatie groeien de samenlevingssectoren niet alleen structureel, voor wat betreft vormgeving, maar ook cultureel voor wat betreft de waarden uit elkaar.

Differentiatieproces leidt ertoe, dat godsdienst in de samenleving zijn overkoepelende positie verliest en voornamelijk teruggedrongen wordt naar één samenlevingsdomein, te weten de religieuze. Voorbeelden van toenemende differentiatie zijn:

  • de specialisering die plaats vond in nieuwe fabrieken na de industriële revolutie waardoor taken werden uitgesplitst en nieuwe functies ontstonden;
  • de toename van functies ten gunste van centralisering en bureaucratisering én
  • het verzelfstandigen van het onderwijs en de ziekenzorg
Rationalisering

Rationalisering is een andere hoofddimensie van het moderniseringsproces. Deze hangt samen met de technische- en economische ontwikkeling, met de toenemende interdependentie binnen de samenleving en met de daarmee gegeven noodzaak tot planning en control. In de moderne samenleving vraagt men zich af of het bereiken van bepaalde doeleinden binnen het arbeidsproces (op basis van planning & control) ook efficiënter kan. Weber noemt deze gedachtegang doel rationeel.

Industrialisatie omvat niet alleen een verandering in productietechniek, maar ook een verandering in de productieorganisatie (het fabriek systeem en het logistieke systeem waarbij de mens als arbeidskapitaal een belangrijke rol speelt). In het fabriekssysteem gaan mechanisatie en arbeidsdeling hand in hand over, tevens betekent het een scheiding tussen wonen en werken.

De ideeën van Taylor (de goeroe van de wetenschappelijke bedrijfsvoering = scientific management) leidde tot een verdere rationalisering van het arbeidsproces.

Individualisering

Individualisering wordt omschreven als het proces waarbij mensen losraken en zich losmaken van de traditionele verbanden zoals familie, lokale gemeenschap en de kerk én in toenemende mate zelf kunnen bepalen hoe zij hun leven vorm willen geven. Door het proces van individualisering staan allerlei vanzelfsprekendheden ter discussie, namelijk door toename van keuzevrijheid en keuzedwang. Denk hierbij bijvoorbeeld niet alleen aan materialisme maar ook het zoeken van een levenspartner of hun godsdienstbeleving.

Wij constateren dat vooral in de metropool met zijn nieuwe mogelijkheden voor anonimiteit en zijn segregatie van levenssferen (door functionele differentiatie en specialisatie) nieuwe vormen van individualisering kunnen ontstaan. Aan een anonieme voorbijganger onthullen mensen soms meer dan aan hun naasten.

Postmoderne samenleving

Het voorvoegsel ‘post’ in postmodern geeft aan de tijd die na de moderne tijd aanbreekt.

Volgens Bauman was het communisme de moderniteit in zijn meest uitgesproken vorm en betekende het failliet gaan van het communisme ook het faillissement van de moderniteit als zodanig. In Bauman’s postmoderne visie heeft het einde van het communisme niets te maken met Verlichtingswaarden of idealen, maar alles met hedonistische behoeften (consumptieve behoefte van de mens). In het moderniseringsproces zit volgens Bauman een inherent gevaar van totalitarisme.

Kenmerkend voor de postmoderne kunst en architectuur is het op speelse wijze herintroduceren en mengen van historische stijlen. Met een voorkeur voor het eclecticisme, de neiging om verschillende stijlen te versmelten tot iets nieuws (pastiche, potpourri). Verder verwerpt men het onderscheid tussen high culture en low culture.

Voor postmodernisten is de actieve maatschappij een antiutopie, omdat control en consensus juist verwerpelijk zijn als toekomstbeeld, pluriformiteit, verscheidenheid en dus als vrijheid wordt benadrukt (van de planning denkend naar marktdenken). De kritiek op het postmodernisme is, dat een ‘anything goes-filosofie’ tot wetenschappelijk en cultureel nihilisme leidt.

De godsdienstsociologie denkt na over de toekomst uit nieuwsgierigheid en om eventueel te kunnen interveniëren. In de postmoderne visie kent de samenleving geen omvattende ontwikkeling, geen richting en zeker geen vooruitgang. Het einde van de wereld is nabij.

Secularisatie

Inhoudelijk gezien heeft de term ‘secularisatie’ betrekking op veranderingen in de betekenis en de plaats van godsdienst en samenleving. Concreter: op een proces waardoor (aspecten van) het leven en samenleven van de mensen onttrokken wordt aan de overheersing of begeleiding van godsdienstige instituties en symbolen. Het secularisatieproces wordt vaak gekoppeld aan het moderniseringsproces. Hieruit kunnen we, mede op basis van onderzoek concluderen: ‘De secularisatiehypothese waarin wordt verondersteld dat de moderne samenleving een geseculariseerde is in de zin dat het religieus waardencomplex minder verbonden is met de overige waardendomeinen kunnen we bevestigen’

Secularisatie kunnen we omschrijven als het verminderen van de betrokkenheid op een als transcendent ervaren werkelijkheid. Concreter gezien, wil ze hanteerbaar zijn kunnen we deze omschrijving in een drietal deelvragen opsplitsen:

Secularisatie als vermindering van de godsdienstigheid van mensen, hierbij valt te denken aan een verminderde kerkelijkheid en kerkelijke activiteit.

Secularisatie als beperking van de reikwijdte van de godsdienst, de optredende ontzuiling en deconfessionalisering is hiervan een symptoom. Verzelfstandiging en individualisering spelen hierbij ook een grote rol. Godsdienst wordt steeds meer een privéaangelegenheid.

Secularisatie als aanpassing van de godsdienst, hierbij bedoelt men dat de godsdienst zich aanpast aan de ontwikkelingen binnen de samenleving.

Uit het bovenstaande kunnen we heel het veld bestrijken van veranderingen met betrekking tot de godsdienst: (1) het individuele leven, (2) de samenleving, (3) de godsdienstige systemen.

Vermindering van de godsdienstigheid
  1. Godsdienst is veranderd van objectieve noodzaak in subjectieve keuze.
  2. De veranderde positie, marktpositie, van godsdienst en kerk in de samenleving. De kerk is in een concurrerende positie terecht gekomen. De kerk moet nu meer naar buiten treden.

Beperking van de reikwijdte van de godsdienst

Het differentiatieproces. Het godsdienstige en kerkelijk leven is een afzonderlijke samenlevingssector geworden. Kaufmann spreekt in dit verband over de ‘verkerkelijking van het christendom’: de godsdienst trekt zich als het ware terug uit de wijdere samenleving en sluit zich op binnen de kerkelijke sector van de samenleving.

Het privatiseringsproces. De godsdienst concentreert zich in toenemende mate in de persoonlijke wereld van de mensen. Hierdoor zal de godsdienst een geringere reikwijdte hebben en dus een minder belangrijke plaats innemen in het leven en het samenleven van mensen.

De werking van godsdienst verandert. De nadruk is steeds meer komen te liggen op de vertroostende werking van de godsdienst en de uitdagende werking, om mensen te motiveren tot sociaal engagement, ervan is verzwakt.

Aanpassing van de godsdienst

Het accepteren of zelfs bevorderen van het proces van privatisering van de godsdienst, waardoor ook in het kerkelijk leven het geloof naast of soms zelf tegenover de rest van het (samen)leven komt te staan, kan gezien worden als een aanpassing aan de processen van differentiatie en segmentatie in de samenleving en in het leven van de mensen.

Een verschuiving van orthodoxie naar ethicalisme. Daarmee bedoelt men dan een verschuiving van een situatie waarin de nadruk wordt gelegd op godsdienstige en kerkelijke leerstellingen, in de richting van een situatie waarin de ethische opvattingen en het gedrag meer beklemtoond worden.

Aanpassingen zien we ook in de inhoud van de leer, in de ideologie, waarbij de nadruk meer komt te liggen op het hier en nu, op de mens en op de mens in déze wereld. We zouden deze veranderingen kunnen aanduiden met de term ‘horizontalisering’.

Feitelijke ontwikkeling

Godsdienst en kerk zijn minder constituerend geworden voor het samenleven en de samenlevingsinrichting. Dit blijkt uit de volgende verschijnselen:

  • Functieverlies van de kerk, denk bijvoorbeeld aan de vroegere armenzorg.
  • Ontzuiling.
  • Aard van de kerken als organisaties, de kerken verliezen hun monopolypositie betreffende waarden en levens.
  • Moskeeën nemen hun positie in voor de bijdrage aan de verzorgingsstaat.

Geraadpleegde literatuur

  • Dekker, G. en H.C. Stoffels, Godsdienst en Samenleving, een introductie in de godsdienstsociologie, 2005.
  • Dam, N.H. van en J.A. Marcus, Een praktijkgerichte benadering van Organisatie en management, 3e druk, 1999.
  • Heilige Qur’ān
  • Robbins, S.P., Organizational Behavior, 9th edition, 2001.
  • Sahīh Bukhārī en Sahīh Muslim
  • Wijsman, E., Psychologie & Sociologie, 1992
  • Wilterdink, N. en B. van Heerikhuizen, Samenlevingen, 1989

Translate »
error: Content is protected !!