Fatāwā Razviyya

De oorspronkelijke versie van Fatāwā Razviyya bestaat uit twaalf delen (ca. 22.000 pagina’s), waarvan ik een selectie zal behandelen.

Als khalīfa van Bareilly en khalīfa Sarkār van Shēr-e-Raza Shaykh Mannan Raza Khan — kleinzoon van Imām Aḥmad Raza Khan (raḍiyAllāhu ʿanhu) — heb ik deze uitspraken voorzien van juridische en theologische duidingen, zoals verwoord door klassieke geleerden. Deze tekstuele aanduidingen en zijn geselecteerd ten behoeve van de studenten van de Raza Sharīʿah & Sufi School. De aanduidingen beogen de leesbaarheid, contextuele duiding en didactische toegankelijkheid te vergroten, zodat de spirituele, juridische en methodologische rijkdom van deze bronnen beter begrepen en toegepast kan worden binnen hedendaagse studie- en onderwijssituaties. Deze benadering sluit aan bij de onderwijstraditie van Ahl al-Sunnah waʾl-Jamāʿah, waarin kennisoverdracht gepaard gaat met spirituele verfijning en methodische zorgvuldigheid.

Hoe komt een fatwa tot stand?

Een fatwa is een juridisch advies binnen de islam dat wordt uitgevaardigd door een erkende islamitische geleerde, ook wel mufti genoemd. Het proces van totstandkoming verloopt doorgaans als volgt:

  1. Vraagstelling Een individu of een rechter vraagt aan de mufti een fatwa aan over een specifieke kwestie waarvoor de islamitische jurisprudentie (fiqh) geen expliciete richtlijn biedt.
  2. Onderzoek: De mufti onderzoekt de kwestie grondig en raadpleegt islamitische bronnen zoals de Heilige Qurʾān, de Aādīth (overleveringen van de Profeet ﷺ) en eerdere juridische uitspraken.
  3. Analyse: Demufti beoordeelt de situatie op basis van de principes van de Uūl al-Fiqh (fundamenten van de islamitische rechtsmethodologie) en zorgt ervoor dat de fatwa voldoet aan de volgende criteria:
    1. Onderbouwd met relevant bewijs uit de Heilige Qur’ān of Aādīth.
    2. Vrij van politieke bijbedoelingen of persoonlijk opportunisme.
    3. Geschikt en toepasbaar binnen de context van de huidige tijd.
  4. Uitvaardiging: De mufti formuleert de fatwa en publiceert deze als juridisch advies. In islamitische landen waar de Sharīʿah de basis vormt van het burgerlijk recht, worden fatāwā vaak besproken door nationale religieuze autoriteiten voordat zij officieel worden uitgevaardigd.
  5. Toepassing: In landen zoals in Europa waar de islamitische wet geen rechtskracht heeft, is een fatwa niet bindend. Moslims volgen dan doorgaans de fatwa van een geleerde binnen hun eigen religieuze traditie.

Uitleg en context

Een fatwa is geen bindende uitspraak zoals een vonnis, maar een juridisch advies dat richting geeft aan moslims in situaties waarin de bestaande fiqh-regels geen eenduidig antwoord bieden. De autoriteit van een fatwa hangt af van de reputatie en methodologie van de mufti, en van de mate waarin de uitspraak is gebaseerd op authentieke bronnen en rechtsprincipes (uūl). In landen met een Sharīʿah-gebaseerd rechtssysteem kan een fatwa wel juridische kracht krijgen, mits bekrachtigd door religieuze autoriteiten.

Voor academische doeleinden kun je ook raadplegen klassieke werken zoals:

  • al-Ghazālī, A. H. M. (n.d.). al-Muṣṭafā min ʿilm al-uūl.
  • al-Subkī, T. (n.d.). Fatāwā al-Subkī.
  • Ibn ʿĀbidīn, M. A. (n.d.). Radd al-Mutār ʿalā al-Durr al-Mukhtār.

Indien je werkt met Fatāwā Razviyya, dan geldt: Aḥmad Raza Khan al-Qādrī. (n.d.). Fatāwā Razviyya. Bareilly: Raza Foundation.

Uool Shāshī, Fatwa, en Hadith

Uṣool al-Shāshī verwijst naar de principes en methodologieën die worden gebruikt om islamitische jurisprudentie (fiqh) af te leiden. Het behandelt de bronnen van islamitische wetgeving, zoals de Heilige Qurʾān en ḥadīth, en de methoden om juridische uitspraken te formuleren. Een fatwa is een juridisch advies of religieuze uitspraak die wordt gegeven door een islamitische geleerde (mufti) als antwoord op een specifieke vraag. Een fatwa is niet bindend, zoals eerder is geschreven, maar biedt richtlijnen op basis van islamitische wetgeving. Ḥadīth zijn de overleveringen van de uitspraken, handelingen en goedkeuringen van de Profeet ﷺ.

Ze vormen een belangrijke bron van islamitische wetgeving en worden gebruikt ter ondersteuning van fiqh-regels en fatāwā.

Hoedanigheid

  • Bronnen: Zowel Uṣool al-Shāshī, fatwa als ḥadīth zijn gebaseerd op de Heilige Qurʾān en de Sunnah.
  • Islamitische wetgeving: Alle drie spelen een rol in het begrijpen en toepassen van islamitische regels en voorschriften.
  • Interpretatie: Uṣool al-Shāshī biedt de methodologie, ḥadīth levert de inhoud, en fatwa past deze kennis toe op praktische situaties.
Inleiding over reinheid en namāz

Reinheid speelt een cruciale rol in namāz (het islamitische gebed). Het gaat niet alleen om fysieke zuiverheid, maar ook om spirituele reinheid.

  1. Wudu (rituele wassing): Voordat een moslim bidt, dient hij of zij zich te reinigen door wudu te verrichten. Dit omvat het wassen van het gezicht, de handen, de armen en de voeten, evenals het bevochtigen van het hoofd.
  2. Ṭahāra (algemene reinheid): Kleding, lichaam en gebedsruimte moeten vrij zijn van onzuiverheden (najāsāt), zoals urine, bloed of andere ritueel onreine stoffen.
  3. Ghusl (grote wassing): In bepaalde situaties, zoals na geslachtsgemeenschap, menstruatie of bevalling, is een volledige lichaamswassing vereist voordat men kan bidden.
  4. Innerlijke zuiverheid: Naast fysieke reinheid is het essentieel om het hart te zuiveren van negatieve gedachten, jaloezie, arrogantie en twijfel. Het gebed biedt een moment van reflectie en verbinding met het goddelijke.

De filosofie achter reinheid en namāz in de islam draait om zowel fysieke als spirituele zuiverheid, met kernprincipes

Reinheid als aanbidding

De Profeet ﷺ zei: “Al-ṭuhūr shatr al-Īmān” – “Reinheid is de helft van het geloof”. Muslim ibn al-ajjāj. (n.d.). aī Muslim, adīth nr. 223. Dit benadrukt dat reinheid niet slechts een voorwaarde is, maar een vorm van aanbidding op zich.

Wudu en Ghusl als spirituele voorbereiding

Deze rituele wassingen zijn bedoeld om zowel het lichaam als de ziel in een staat van zuiverheid te brengen. Ze helpen de gelovige zich bewust te worden van zijn intenties en zich nederig voor te bereiden op het gebed.

Reinheid als symbool van discipline

Door zich te houden aan reinheidsregels cultiveert een moslim discipline, zelfrespect en zorg voor de omgeving. Dit draagt bij aan een harmonieuze samenleving waarin netheid en respect centraal staan.

Reinheid en namāz

Vraag: Als iemand wudu verricht met water uit een kruik (lota) en er blijft wat water over, mag hij dan istinjāʾ (reiniging na de toiletgang) verrichten met het resterende water, of moet hij het weggooien?

Antwoord: Het weggooien van het resterende water is verspilling, wat door de Sharīʿah wordt verboden. Het is toegestaan om hiermee wudu of istinjāʾ te verrichten; ik heb geen enkel gezaghebbend werk gevonden dat dit verbiedt. Er is echter één belangrijk aspect: de eerbied die de Sharīʿah toekent aan het overgebleven water van wudu. Het is bewezen dat de geliefde Profeet Mohammed ﷺ opstond en het resterende water dronk. Een andere ḥadīth vermeldt dat het drinken van dit water genezing (shifāʾ) biedt voor zeventig ziekten. Dit water wordt daarom vergeleken met het water van Zamzam. Om die reden verdient het de voorkeur om het niet te gebruiken voor istinjāʾ, ondanks dat het juridisch toegestaan is.

Bronnen:

Vraag: Als iemand uit luiheid zijn Ṣalāh uitstelt, zal hij – zelfs als hij deze later als qaḍāʾ verricht – dan voor een periode in de hel moeten verblijven die gelijkstaat aan het uitvoeren van qaḍāʾ Ṣalāh gedurende zeventigduizend jaar. Is dit correct?

Antwoord: Als er geen geldige reden is, mag men Ṣalāh niet zodanig uitstellen dat het als qaḍāʾ (gemist gebed) moet worden verricht. Indien Ṣalāh om die reden qaḍāʾ wordt, dan geldt dit inderdaad als ḥarām, fisq (overtreding) en een grote zonde (kabīrah). Het behoort tot de verordening van de Barmhartige Allāh Ta’ālā dat Hij zo’n persoon kan straffen of vergeven. Er bestaat geen authentieke overlevering die bevestigt dat een moslim langer dan zevenduizend jaar in het vuur van de hel zal verblijven.

Bronnen:

Vraag: Wat is de mustaabb (aanbevolen) tijd om het ʿAr-gebed te verrichten?

Antwoord: Op een bewolkte dag dient het ʿAṣr-gebed vroeg te worden verricht, maar nooit vóór het vastgestelde tijdstip. Op normale dagen wordt het gebed verricht in de latere mustaḥabb-tijd. Dit is ook de reden waarom het ʿAṣr-gebed deze naam draagt: het wordt geassocieerd met de latere, “geperste” tijd van de middag.

Imām al-Ḥākim en Imām al-Dāraquṭnī vermelden een overlevering van Sayyidunā Ziyād ibn ʿAbdullāh al-Nakhaʿī (raḍiyAllāhu ʿanhum): “Wij zaten met Amīr al-Muʾminīn Sayyidunā ʿAlī in de Jāmiʿ Masjid toen de muʾadhdhin zei: ‘O Amīr al-Muʾminīn! Het is tijd voor Ṣalāh.’ Hij antwoordde: ‘Wacht.’ Na enige tijd vroeg hij opnieuw om de adhān te roepen. Sayyidunā ʿAlī merkte op: ‘Deze hond verlangt ernaar ons de Soennah te leren.’ Vervolgens stond hij op en leidde het ʿAṣr-gebed.” Na het gebed gingen we op onze knieën zitten en observeerden de zon. Die was inmiddels zo laag dat ze door de lage muren niet meer zichtbaar was voor wie op de grond zat. Zelfs rechtop zittend op onze knieën konden we de zon nauwelijks zien. Het is echter absoluut niet ʾiz (toegestaan) om het ʿAṣr-gebed zó laat uit te stellen dat de intensiteit van de zon afneemt—dat wil zeggen: wanneer men er zonder hinder naar kan kijken. Bij een heldere horizon is dit het moment waarop men zonder moeite naar de middagzon kan lopen.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om iemand eten en water te onthouden als straf voor het niet verrichten van Ṣalāh?

Antwoord: De suggestie om eten en drinken te onthouden is in bepaalde contexten acceptabel, maar het opleggen van een geldelijke boete is volgens de Sharīʿah niet toegestaan.

Bronnen:

Vraag: Wat is de regel volgens de Sharīʿah met betrekking tot het verrichten van Ṣalāh op een schip of in een rijdende trein? Worden de Farḍ-, Sunnah- en Nafl-gebeden dan geaccepteerd?

Antwoord: (1) Ṣalāh in een bewegend of verankerd schip midden op de oceaan is toegestaan. Als een kano of kleine boot voor anker ligt in het water bij de kade, en men de mogelijkheid heeft om uit te stappen om Ṣalāh te verrichten, dan is het niet toegestaan om Farḍ- en Wājib-gebeden aan boord te verrichten. Indien de kano of kleine boot in beweging is, dan is Ṣalāh zeker niet toegestaan. (2) Wanneer men een cruise maakt en het schip kan worden gestopt zodat men aan land Ṣalāh kan verrichten, dan dient men dat te doen. Indien het niet mogelijk is om te stoppen, uit te stappen en te bidden, dan geldt dit als persoonlijke overmacht (ʿudhr shakhṣī). In dergelijke gevallen is het toegestaan om Ṣalāh aan boord te verrichten, en deze later op het land te herhalen (iʿādah). (3) Dezelfde regel is van toepassing op een rijdende trein. Alle Ṣalāh is toegestaan in een stilstaande trein, maar in een rijdende trein zijn alleen Nafl- en Sunnah-gebeden toegestaan. De Farḍ-, Wājib- en Sunnah-gebeden van Fajr mogen niet in een rijdende trein worden verricht. (4) Voorzichtigheid is geboden: Farḍ-, Wājib- en Sunnah-gebeden van Fajr moeten in een stilstaande trein worden verricht. Echter, indien de trein in beweging is en er nog maar weinig tijd over is voor Ṣalāh, dan dient men het gebed te verrichten en het later opnieuw (herhalen) te bidden zodra de trein stopt.

Bronnen:

Vraag: Een Maulānā Ṣāḥib reciteert de Mawlid Sharīf vanaf het moment van ʿIshāʾ tot na middernacht (01:00 uur), en verricht daarna pas de ʿIshāʾ-Ṣalāh, zonder enige geldige reden. Is dit correct?

Antwoord: Het is makrūh om de ʿIshāʾ-Ṣalāh uit te stellen tot na middernacht. Hij zou eerst de ʿIshāʾ-Ṣalāh moeten verrichten en daarna pas beginnen met de majlis van Mawlid Sharīf. En Allāh Ta’ālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Is het volgens Imām Aʿẓam Abū Ḥanīfah (raḍiyAllāhu ʿanhu) toegestaan om de Heilige Qurʾān na de ʿAṣr-Ṣalāh uit het hoofd te reciteren of erin te lezen?

Antwoord: Het is toegestaan om de Heilige Qurʾān uit het hoofd te reciteren of erin te lezen na de ʿAṣr-Ṣalāh. Echter, wanneer de zon bijna ondergaat en de makrūh-tijd begint (ongeveer twintig minuten vóór zonsondergang), is het beter om de recitatie uit te stellen en over te gaan tot dhikr en tasbīḥ. Er zijn drie tijden waarop het verrichten van Ṣalāh verboden is: bij zonsopgang, bij zonsondergang en precies in het midden van de dag. Tijdens deze tijden is ook het reciteren van de Heilige Qurʾān af te raden of verboden.

Bronnen:

Vraag: Is de Fajr-Salāh geldig als men deze beëindigt op het moment dat de zon opkomt?

Antwoord: Als de Fajr-Salāh wordt beëindigd (met salām) op het moment dat de zon aan de horizon opkomt, dan is het gebed niet geldig.

Bronnen:

Vraag: Is de Maghrib-Ṣalāh geldig als men deze vóór zonsondergang begint, terwijl de zon ondergaat tijdens het verrichten van het gebed?

Antwoord: Als iemand vóór zonsondergang de Takbīr al-Taḥrīmah uitspreekt (dus het Maghrib-gebed begint), dan is zijn Ṣalāh niet geldig.

Bronnen:

Vraag: Wat is de geldige tijd voor het Jumuʿah-gebed in de zomer en de winter?

Antwoord: De tijd voor het Jumuʿah-gebed en het Ẓuhr-gebed is hetzelfde. Zolang de werkelijke schaduw van een stok niet twee keer zijn eigen lengte heeft bereikt, blijft het de geldige tijd voor Jumuʿah en Ẓuhr.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om Ṣalāh te verrichten in een huis waar alcohol wordt gedronken?

Antwoord: Als de persoon op dat moment geen alcohol drinkt en er geen stank of onreinheid van alcohol aanwezig is, dan is het geen probleem om Ṣalāh te verrichten. Maar als hij bezig is met het drinken van alcohol, verricht dan daar niet onnodig Ṣalāh. Volgens een gebod in een Ṣaḥīḥ Ḥadīth daalt de vloek van Allāh Ta’ālā neer tijdens het drinken van alcohol. Daarom mag Ṣalāh niet worden verricht op een plaats waar de vloek van Allāh Ta’ālā neerdaalt.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om Ṣalāh te verrichten op een begraafplaats?

Antwoord: Volgens islamitisch onderzoek is het absoluut makrūh en verboden om Ṣalāh te verrichten op graven. In feite is het ook verboden om een voet op een graf te zetten. Het fiqh-handboek Fatāwā ʿĀlamgīrī merkt op: (1) Men wordt een zondaar als hij zijn voet op een (moslim)graf plaatst, omdat het dak (de bovenkant) van het graf het recht van de overledene is.”

Bovendien is het makrūh en verboden om richting een graf te kijken en Ṣalāh te verrichten zonder een sutr (barrière) ertussen. (2) Dezelfde regel geldt bij het bidden in een open veld of een grote moskee (Masjid Kabīr): de afstand tot een persoon of object vóór zich moet overeenkomen met de plek van sajdah, zoals voorgeschreven voor de khāshiʿīn (vrome, nederige gelovigen). Volgens de juiste madhhab geldt: alles wat binnen het gezichtsveld ligt, wordt beschouwd als de plek van sajdah. Echter, als een graf zich aan de rechter- of linkerkant bevindt, is er geen verbod om Ṣalāh te verrichten. Sterker nog, wanneer Ṣalāh wordt verricht aan de zijkant van de geheiligde graven van de Awliyāʾ, om hun spirituele genade te zoeken, dan wordt dit als uitstekend beschouwd en is het een bron van barakāt (zegeningen). In fiqh wordt dit Tathwīb genoemd: het betekent dat de moslim wordt gewaarschuwd met adhān, gevolgd door een tweede aankondiging (salawāt of andere uiting), afhankelijk van de lokale gewoonte. Op sommige plaatsen wordt dit gedaan door het herhalen van “Ṣalāh Ṣalāh”, “Jamāʿah begint”, “de Imām is gearriveerd”, of andere uitingen. Al deze vormen van Tathwīb zijn toegestaan.

Bronnen:

Vraag: Wat is de regel volgens de Sharīʿah met betrekking tot het hardop reciteren van de Salawāt na de Adhān? Is dit toegestaan of niet?

Antwoord: In de fiqh-literatuur wordt dit Tathwīb genoemd. Dit houdt in dat de moslim eerst wordt gewaarschuwd met de Adhān, en vervolgens een tweede keer wordt herinnerd met het reciteren van Salawāt of een andere aankondiging. Dit gebruik is afhankelijk van de gewoonte van een bepaalde plaats (ʿurf). Waar een tweede aankondiging gebruikelijk is, wordt dit beschouwd als Tathwīb. Op sommige plaatsen wordt bijvoorbeeld het woord “Ṣalāh, Ṣalāh” herhaald, of men zegt: “De Adhān is gegeven”, “De Jamāʿah begint”, “De Imām is gearriveerd”, of een andere uiting of handeling die dient als herhaalde oproep. Al deze vormen vallen onder Tathwīb, en de uitspraak hierover is unaniem: zij zijn toegestaan.

Bronnen:

Vraag: U heeft gereageerd op de vraag en vastgesteld dat de Adhān niet in de moskee gegeven mag worden. De mensen vragen nu om bewijs uit fiqh-bronnen die dit verbod ondersteunen.

Antwoord: Fatāwā Imām Aʿjal Qāḍī Khan, Fatāwā Khulāʿ, Bahr al-Rāʾiq Sharḥ Kanz al-Daqāʾiq, Sharḥ al-Nuqāyah van ʿAllāmah ʿAbd al-ʿAlī al-Barjandī, Fatāwā ʿĀlamgīrī, Ḥāshiyah al-Ṭabṭāʾī op Marāqī al-Falāḥ, Fatḥ al-Qadīr Sharḥ al-Hidāyah, enzovoort — al deze werken spreken zich expliciet uit over de ontoelaatbaarheid van het oproepen van de Adhān binnen de gebedsruimte van de moskee.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om de Adhān te reciteren om regen te vragen aan Allāh Ta’ālā tijdens perioden van droogte?

Antwoord: Het is toegestaan. Er bestaat geen beperking hierop volgens de Sharīʿah. De Adhān is een vorm van dhikr van Allāh Ta’ālā, en regen is een manifestatie van Zijn Raḥmah (genade). De dhikr van Allāh Ta’ālā is een oorzaak voor het neerdalen van Zijn genade.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om de Adhān bij een graf uit te spreken na de begrafenis?

Antwoord: Het is toegestaan. Ik heb een specifieke monografie over dit onderwerp geschreven: Ijān al-Ajr fī Azān al-Qabr.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om de Adhān uit te spreken zonder wuḍūʾ?

Antwoord: Het is toegestaan om de Adhān uit te spreken zonder wuḍūʾ. Echter, men dient dit te vermijden, aangezien een ḥadīth dit heeft verboden. Daarom heeft Imām Shurunbulālī, rekening houdend met deze ḥadīth, geoordeeld dat het makrūh is om de Adhān uit te spreken zonder wuḍūʾ.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om Ṣalāh te verrichten zonder Adhān? Als er weinig tijd over is voordat de Ṣalāh qaḍāʾ wordt, mag dan direct de Takbīr worden uitgesproken en de Jamāʿah beginnen?

Antwoord: Zonder Adhān is de eerste Jamāʿah makrūh en in strijd met de Sunnah. Ja, indien er sprake is van tijdsdruk en de Adhān niet kan worden gegeven, mag deze in tijden van nood worden weggelaten.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om de shahādah-vinger op te heffen tijdens het reciteren van de al-Taḥiyyāt?

Antwoord: Tijdens de Tashahhud legde Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ zijn rechterhand op zijn rechterdij, sloot al zijn vingers en hief zijn shahādah-vinger op. De Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā benadrukte: “Het opheffen van de shahādah-vinger is sterker tegen de vervloekte duivel dan een scherp wapen.” Het boek ʿAynī, met verwijzing naar Tuḥfat al-Qārī, vermeldt dat het opheffen van de vinger tijdens al-Taḥiyyāt mustaḥabb is. Het boek al-Muḥīṭ documenteert dat deze handeling een sunnah is.

Bronnen:

Vraag: Kan een persoon die door ziekte niet in staat is om staand Ṣalāh te verrichten, maar wel voldoende kracht heeft om op te staan en de Takbīr al-Taḥrīmah uit te spreken, de rest van de Ṣalāh zittend uitvoeren?

Antwoord: Op basis van de vraag is het inderdaad verplicht voor hem om op te staan en de Takbīr al-Taḥrīmah uit te spreken. Als hij niet kan staan, mag hij gaan zitten. Dit is de juiste uitspraak en er is niets dat in strijd is met de mening van de illustere Aʾimmah van de Dīn. (1) Dit is gedocumenteerd in Tanwīr al-Absār en al-Durr al-Mukhtār. Als een persoon ook maar de geringste kracht heeft om te staan met behulp van een staf, dan is het verplicht voor hem om te staan — zelfs al is het slechts voor de duur van één vers. Dit is de uitspraak van de authentieke madhhab, aangezien sommige handelingen worden beschouwd als insluiting van andere handelingen. Moge Allāh Ta’ālā mijn hart inspireren met de Waarheid. (2) De ʿUlamāʾ verklaren expliciet dat het rechtop staan voor de Takbīr al-Taḥrīmah een voorwaarde (shar) is voor de geldigheid van de Ṣalāh. Als iemand zit of buigt en zijn handen tot zijn knieën reikt en de Takbīr al-Taḥrīmah uitspreekt, dan is dit niet geldig, aangezien het staan een essentiële voorwaarde is. Als een persoon kan staan maar dit niet doet, dan voldoet hij niet aan de voorwaarde van de Takbīr al-Taḥrīmah, en dit maakt de Ṣalāh ongeldig. (3) Tegenwoordig laten sommigen — uit onwetendheid of lichte zwakte — het staan volledig achterwege en beginnen hun Ṣalāh zittend. Er zijn velen onder hen die, als zij een kleine inspanning zouden leveren, de gehele Ṣalāh staand zouden kunnen verrichten. Deze inspanning zou hun ziekte niet verergeren, noch ongemak of gevaar veroorzaken. Dit offer vraagt slechts een beetje pijn en moeite. Door dit kleine ongemak te vermijden, vernietigen zij hun Farḍ-plicht. (4) Wij hebben gezien dat deze mensen, die excuses verzinnen om zittend te bidden, lange tijd staand kunnen praten — lang genoeg om tien tot twaalf Rakʿāt te verrichten. In dergelijke omstandigheden is het niet toegestaan om zittend te bidden. Het is verplicht voor hen om op te staan en alle Farḍ-voorwaarden te vervullen. Het is opgenomen in Kāfī Sharḥ Wāfī: “Als er slechts geringe moeilijkheid is, is het niet toegestaan om het staan (Qiyām) weg te laten.”

Bronnen:

Vraag: Moet men de Bismillāh Sharīf reciteren vóór de Surah die volgt op Surah al-Fātiḥah?

Antwoord: Volgens onze betrouwbare en verifiërende geleerden is het reciteren van Bismillāh Sharīf aan het begin van een Surah mustaḥabb (aanbevolen) en mustaḥsan (lovenswaardig), zowel in de stille Ṣalāh (sirrī) als in de luide Ṣalāh (jahrī). Zij benadrukken duidelijk dat dit geenszins ontoelaatbaar is. Geen van de imams van onze (Ḥanafī) madhhab heeft ooit geoordeeld dat hier sprake is van karāhah (afkeur). Onze geachte imams accepteren dit unaniem als iets goeds en prijzenswaardigs.

Bronnen:

Vraag: Wat is de definitie van een fāsiq (overtreder)? Is er een verschil tussen een fāsiq en een fājir (slecht persoon of boosdoener)? Is het toegestaan om Ṣalāh te verrichten achter een fāsiq?

Wanneer wordt iemand een fāsiq muʿlin (openlijke overtreder) genoemd, en is Ṣalāh achter hem toegestaan? Als men weet dat hij een fāsiq muʿlin is, wat is dan de regel omtrent het aanstellen van hem als Imām?

Vraag: Een persoon is onbeleefd en gebruikt vulgaire taal in zijn grappen. Is het toegestaan om Ṣalāh achter hem te verrichten?

Antwoord: Het is een zonde om hem als Imām aan te stellen, en het verrichten van Ṣalāh achter hem is makrūh taḥrīmī. En Allāh Ta’ālā weet het beste.

ajj (pelgrimstocht)

Ḥajj betekent letterlijk “bedevaart” en verwijst naar de jaarlijkse pelgrimstocht naar de heilige stad Mekka in Saoedi-Arabië. Het vindt plaats in de islamitische maand Dhul Ḥijjah, de twaalfde maand van de islamitische kalender. De rituelen beginnen op de 8e Dhul Ḥijjah en duren tot de 12e of 13e Dhul Ḥijjah. Ḥajj vormt een van de vijf zuilen van de islam. Het is verplicht voor elke volwassen moslim die lichamelijk en financieel in staat is om deze reis minstens één keer in zijn leven te volbrengen.

Vraag: Is de ḥajj verplicht voor vrouwen? En wat zijn de voorwaarden?

Antwoord: De uitspraak van de Sharīʿah is gelijk voor mannen en vrouwen die daartoe in staat zijn: wie deze farḍ-plicht niet vervult, zal worden onderworpen aan zware bestraffing. Voor vrouwen geldt één extra voorwaarde: het is ḥarām voor haar om de ḥajj te verrichten zonder haar echtgenoot of een maḥram. Deze regel is niet beperkt tot de ḥajj; in feite begaat zij een zonde als zij zonder haar echtgenoot of maḥram alleen reist. Wanneer zij eenmaal haar verplichte ḥajj heeft verricht, is het niet noodzakelijk deze meerdere malen te herhalen. Het is voor haar het meest aanbevolen om in huis te blijven, in ḥijāb. Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ verkondigde (in de Ḥadīth Sharīf) nadat hij de Azwāj al-Muṭahharāt voor de ḥajj had meegenomen: “Deze ḥajj is verricht; daarna (blijven jullie) op de matten thuis.” Dit was een profetisch gebod in de beginperiode, waarin een tweede ḥajj voor vrouwen niet ontoelaatbaar was. Umm al-Muʾminīn Sayyidah Ṣiddīqah (raḍiyAllāhu ʿanhā) verrichtte daarna alsnog de ḥajj.

Bronnen:

Vraag: Kan een man de Ḥajj al-badal verrichten namens een andere moslim? Wat zijn de voorwaarden daarvoor?

Antwoord: Als een persoon gezond is en zijn verplichte ḥajj (farḍ ḥajj) heeft verricht, mag hij vanaf het volgende ḥajj-seizoen de ḥajj al-badal verrichten namens iemand anders, mits hij de niyyah (intentie) daarvoor thuis al maakt. De geliefde Boodschapper van Allāh Ta’ālā ﷺ benadrukte: “Wie de ḥajj verricht namens zijn ouders na hun overlijden, voor hem registreert de Allāh Ta’ālā bevrijding uit het Vuur van de Hel, en beiden ontvangen de volledige sawāb zonder enige vermindering.” Shuʿab al-Īmān, deel 6

Bronnen:

Vraag: Is het waar dat de Rawḍah al-Muqaddasah van Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ in Madīnah al-Munawwarah uitmuntender is dan de Heilige ʿArsh, Kursī en de Kaʿbah al-Musharrafah?

Antwoord: De Rawḍah al-Athar — oftewel de geheiligde grond waarop het gezegende lichaam van Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ rust — is voortreffelijker dan de Heilige Kaʿbah en zelfs dan de verheven ʿArsh van Allāh Taʿālā. Imām Abū ʿAqīl al-Ḥanbal (raḥimahAllāh) heeft deze uitspraak onderbouwd, en alle ʿUlamāʾ hebben deze opvatting geaccepteerd. Het resterende bovengedeelte van de Rawḍah al-Mubārakah valt echter niet onder deze categorie van verhevenheid. De Heilige Kaʿbah is voortreffelijker dan de verlichte stad Madīnah al-Munawwarah. Onder de ʿUlamāʾ bestaat echter verschil van mening over de vraag of Madīnah al-Munawwarah (met uitzondering van de Rawḍah al-Muqaddasah) of Makkah al-Mukarramah (met uitzondering van de Kaʿbah al-Musharrafah) uitmuntender is.

De meerderheid van de ʿUlamāʾ heeft geoordeeld dat Makkah al-Mukarramah voortreffelijker is. Onze madhhab beschouwt echter Madīnah al-Munawwarah als voortreffelijker — dit is tevens de opvatting van Sayyidunā ʿUmar al-Fārūq (raḍiyAllāhu ʿanhu). Een ḥadīth van al-Ṭabarānī benadrukt:“Madīnah is voortreffelijker dan Makkah.”

Bronnen:

Vraag: Wat is de regel omtrent de heilige ziyārah (visitatie) van Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ?

Antwoord: De heilige ziyārah (visitatie) van de meest zuivere, Nūr-un-ʿalā Nūr (Licht op Licht), Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ is absoluut toegestaan en een vaststaande zekerheid. Er bestaat consensus (ijmāʿ) onder de Muslimīn over de verhevenheid en deugdzaamheid van deze verbondenheid. Niemand behalve de afgedwaalde, gecertificeerd onwetende, geestelijk verdorvene en volgeling van de vervloekte duivel zal zo’n geheiligd bezoek afwijzen.

Moge Allāh Taʿālā ons hiertegen beschermen. Er is absolute consensus over de legitimiteit van deze ziyārah — en terecht, want de Heilige Qurʾān nodigt ons uit en overtuigt ons daartoe: “Allāh is het Licht van de hemelen en de aarde. De gelijkenis van Zijn Licht is als een nis waarin een lamp staat. De lamp is door een glas omsloten; het glas is als een schitterende ster. Het wordt, aangestoken met olie van een gezegende boom, een olijfboom, die van het Oosten noch van het Westen is, welks olie bijna zou lichten, zelfs al raakte vuur haar niet. Licht op Licht. Allāh leidt tot Zijn Licht wie Hij wil. – Allāh geeft gelijkenissen voor de mensen; Allāh heeft kennis van alle dingen.” Surah an-Noor (het Licht), H24, vers 35
Imām Taqī al-Dīn al-Subkī in zijn Shifāʾ al-Siqām en Shaykh al-Muḥaqqiq Imām ʿAbdul Ḥaqq al-Muḥaddith al-Dihlawī (raḥimahumAllāh) in zijn Jadhb al-Qulūb benadrukken: De ʿUlamāʾ hebben het fysieke leven en het heengaan van de verheven Profeet ﷺ gedocumenteerd, en de Aʾimmah van elke madhhab die boeken hebben geschreven over de riten en ceremonies van ajj en ziyārah (manāsik), hebben het reciteren van dit vers opgenomen in de ethiek van de visitatie van de Rawah al-Mubārakah.

Bronnen:

Zakāt

In de Sharīʿah (islamitische wetgeving) is zakāt een van de vijf zuilen van de islam. Het betreft een verplichte vorm van liefdadigheid die moslims jaarlijks moeten afdragen wanneer hun vermogen boven een bepaalde drempel (niṣāb) uitkomt.

Letterlijke betekenis: Het Arabische woord zakāt betekent “zuivering” en “groei”. Het verwijst naar het zuiveren van bezit en het bevorderen van spirituele en sociale harmonie.

Religieuze verplichting: Zakāt is verplicht voor elke moslim die gedurende een volledig islamitisch jaar een bepaald minimumbedrag aan rijkdom bezit (niṣāb).

Hoofddoel: Het zuiveren van het hart van gierigheid en het ondersteunen van de behoeftigen binnen de samenleving.

Zakāt wordt op meerdere plaatsen in de Heilige Qurʾān genoemd — het is zelfs een van de meest herhaalde verplichtingen, vaak direct naast het gebed (ṣalāh).

Hieronder volgen enkele belangrijke verzen: (1) Surah al-Baqarah (de koe), H2:43, “En verricht het gebed en geef de zakāt, en buig met degenen die buigen.” (2) Surah al-Baqarah, H2:110, “En verricht het gebed en geef de zakāt, en wat jullie voor jezelf vooruitsturen aan goeds, jullie zullen het bij Allāh vinden.” (3) Surah al-Taubah (berouw), H9:60. Dit vers beschrijft de acht categorieën van moslims die recht hebben op zakāt, zoals de armen, behoeftigen en degenen met schulden. (4) Surah al-Muzzammil (gevouwen in kleding), H73:20, “…en verricht het gebed en geef de zakāt, en leen Allāh een goede lening…”. Volgens sommige geleerden komt het woord zakāt, of een afgeleide daarvan, meer dan dertig keer voor in de Heilige Qurʾān.

De acht categorieën van moslims die volgens de Qurʾān (Surah al-Taubah, 9:60) recht hebben op zakāt, met een korte uitleg per groep:

  • Al-Fuqarāʾ (de armen): Moslims die nauwelijks iets bezitten en niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien.
  • Al-Masākīn (de behoeftigen): Iets beter af dan de armen, maar nog steeds onvoldoende om zelfstandig rond te komen.
  • Al-ʿĀmilūn ʿalayhā (de zakāt-verzamelaars): Degenen die officieel zijn aangesteld om zakāt te innen en te verdelen. Zij mogen een deel ontvangen als compensatie voor hun werk.
  • Al-Muʾallafatu Qulūbuhum (zij van wie de harten gewonnen worden): Nieuwe moslims of sympathisanten van wie het steunen van de islamitische gemeenschap belangrijk is voor stabiliteit, vrede of versterking van de Ummah.
  • Fī al-Riqāb (voor het vrijkopen van slaven): In klassieke context: hulp aan moslims om zich vrij te kopen uit slavernij. In hedendaagse interpretatie: steun aan mensen in onderdrukte, gevangen of afhankelijke situaties.
  • Al-Ghārimīn (zij die schulden hebben): Moslims die schulden hebben gemaakt om in basisbehoeften te voorzien of om anderen te helpen, en die zelf niet in staat zijn om terug te betalen.
  • Fī Sabīlillāh (op de weg van Allāh): Steun aan projecten die bijdragen aan het welzijn van de Ummah, zoals educatie, daʿwah, religieuze dienstverlening of humanitaire hulp.
  • Ibn al-Sabīl (de reiziger in nood): Reizigers die onderweg zijn en geen toegang hebben tot hun middelen, ook al zijn zij thuis mogelijk welgesteld.
  • Deze acht categorieën vormen samen het kader waarbinnen zakāt verdeeld moet worden.
  • De Qurʾān noemt dit een plicht van Allāh Ta’ālā en sluit het vers af met: “En Allah is Alwetend, Alwijs.” (9:60)

Vraag: Als iemand geen intentie (niyyah) heeft om zakāt te geven, maar wel geld schenkt aan een behoeftige, wordt daarmee zijn zakāt-plicht dan alsnog vervuld?

Antwoord: In feite is intentie (niyyah) een voorwaarde voor de geldigheid van zakāt. Zonder intentie wordt de zakāt-plicht niet vervuld. In het werk al-Ashbāh wa al-Naẓāʾir wordt vermeld dat de geldigheid van zakāt afhankelijk is van intentie. Oprechtheid (ikhlāṣ) is op haar beurt een voorwaarde voor intentie; zonder oprechtheid is de daad waardeloos. (1) Majmaʿ al-Anhār documenteert: “Zakāt is een vorm van aanbidding (ʿibādah), daarom is oprechtheid daarin een voorwaarde.” De betekenis van oprechtheid is dat de verplichting van zakāt — als gebod van Allāh Ta’ālā — uitsluitend met intentie wordt vervuld. Er mag geen tegenstrijdige intentie aanwezig zijn die het karakter van zakāt ondermijnt. Zelfs als men verbaal iets anders uitdrukt — bijvoorbeeld door te zeggen dat het een geschenk is — maar in het hart de intentie van zakāt aanwezig is, dan wordt de zakāt volgens de juiste madhhab als geldig beschouwd. (2) In Fatāwā Shāmī wordt vermeld dat de benaming (zoals gift, lening of ʿĪdī) niet bepalend is. Als de ontvanger het geld aanneemt en het benoemt als een geschenk of lening, dan wordt de zakāt volgens de correcte regel toch als vervuld beschouwd — mits de gever de juiste intentie had.

Bronnen:

Vraag: Sommige moslims gebruiken hun zakāt-geld om boodschappen en etenswaren aan te schaffen, maken manden en delen deze uit aan armen en behoeftigen. Is dit toegestaan, en wordt daarmee de zakāt-plicht vervuld?

Antwoord: Wanneer zakāt-geld wordt gebruikt om voedsel op de markt aan te schaffen en dit wordt uitgedeeld aan armen, wordt de zakāt-verplichting daarmee vervuld. Bij de berekening van de zakāt-fondsen wordt uitgegaan van de actuele marktprijzen van de goederen. Alle bijkomende kosten — zoals verpakking, transport of distributie — komen voor rekening van de gever zelf en mogen niet uit het zakāt-fonds worden gehaald.

Bronnen:

Vraag: Valt het geld dat op een bankrekening of bij het postkantoor wordt bewaard ook onder de zakāt-plicht?

Antwoord: Geld dat in vertrouwen wordt bewaard — ongeacht of dit zich thuis, op een bankrekening of bij een postkantoor bevindt — valt onder de zakāt-plicht. Zakāt is daarop wājib (verplicht), mits het de niṣāb-grens bereikt en een volledig islamitisch jaar in bezit is gebleven.

En Allāh Ta’ālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Geldt voor een valutabiljet dezelfde zakāt-regel als voor een zilveren of gouden munt?

Antwoord: De beoordeling van een valutabiljet is niet gelijk aan die van een zilveren of gouden munt. Zilveren en gouden munten vertegenwoordigen intrinsieke rijkdom, terwijl een valutabiljet slechts papier is en een vorm van technische rijkdom. Het behoudt zijn waarde als betaalmiddel zolang het geaccepteerd wordt — zodra het wordt afgewezen, verliest het zijn koopkracht, maar blijft het formeel een technische vorm van geld of bezit.

Bronnen:

Vraag: Moet zakāt in het openbaar worden gegeven, of juist privé (sirrān) en heimelijk?

Antwoord: Het is het beste om zakāt openlijk (ʿalāniyyah) te geven, maar het is ook toegestaan om dit privé (sirrān) te doen. Wanneer een eerbaar persoon zakāt nodig heeft maar deze niet publiekelijk wil accepteren, verdient het de voorkeur om hem heimelijk te helpen. En Allāh Ta’ālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Is zakāt verschuldigd over de beschikbare handelsvoorraad, of geldt de zakāt-plicht uitsluitend voor de winst op de goederen?

Antwoord: Zakāt is verschuldigd over handelsvoorraden, en niet uitsluitend over de winst na verkoop. Aan het einde van het islamitische jaar wordt zakāt berekend over alle handelsgoederen op basis van hun actuele marktwaarde. En Allāh Ta’ālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Is zakāt verschuldigd over een huis dat als belegging is gekocht voor een waarde van veertig- of vijftigduizend roepies? Wordt zakāt berekend over de waarde van het huis, of over de huurinkomsten die daaruit voortvloeien?

Antwoord: Er is geen zakāt verschuldigd op een huis, ook al wordt het geschat op vijf miljoen roepies. De huurinkomsten worden aan het einde van het islamitische jaar berekend, en daarop wordt zakāt toegepast. Evenzo geldt dat wanneer deze huurinkomsten samen met andere persoonlijke bezittingen de niṣāb-grens bereiken, zakāt verplicht wordt. En Allāh Ta’ālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Mag zakāt-geld worden gegeven aan studenten die zich toeleggen op het verwerven van islamitische kennis?

Antwoord: Studenten die geen ṣāḥib niṣāb zijn — en dus in aanmerking komen voor het ontvangen van zakāt — mogen zakāt-geld ontvangen. Sterker nog, het is uitermate aanbevolen om hen te ondersteunen, vooral wanneer zij zich toeleggen op het bestuderen van ʿilm al-Dīn (islamitische kennis). En Allāh Taʿālā weet het best.

Bronnen:

Vraag: Is het toegestaan om zakāt te geven aan personen die behoren tot groeperingen waarvan de geloofsopvattingen afwijken van de meerderheid van de Ahl al-Sunnah wa al-Jamāʿah, zoals Wahhābiyyah, Deobandiyyah, Shīʿah of Qādiyāniyyah?

Antwoord: Het is ḥarām om zakāt-geld te geven aan personen die niet als gerechtigde ontvangers (mustahiqqīn) worden beschouwd volgens de Sharīʿah. Indien zakāt toch aan hen wordt gegeven, is de zakāt niet geldig en blijft de verplichting bestaan. En Allāh Taʿālā weet het best.

Bronnen:

Janāzah

Waarom is het belangrijk?

Kernpunten met juridisch-theologische focus

De filosofie van Janāzah (islamitisch rouwgebed)

Herinnering aan sterfelijkheid en het hiernamaals

Allāhs barmhartigheid zoeken

Waardigheid in de dood

Universeel mededogen

Spirituele opvoeding

Samenvattend

Bronnen:

Vraag: Wat is de juiste manier om een Janāzah te dragen?

Antwoord: De Janāzah dient gedragen te worden met het hoofd naar voren. Men begint met de rechtervoorkant, die gedurende tien stappen op de linkerschouder gedragen wordt. Vervolgens wordt het rechterbeen gedurende tien stappen gedragen, daarna de linkerzijde ter hoogte van het hoofd, en ten slotte de linkerbeenzijde, eveneens elk voor tien stappen. Deze methode staat bekend als één volledige cyclus (daurah). Er is goed nieuws verbonden aan het voltooien van zo’n cyclus: namelijk de hoop op vergeving van veertig grote zonden (kabā’ir). Indien mogelijk wordt aangeraden meerdere cycli te voltooien. En Allāh, de Almachtige, weet het best.

Vraag: Is het toegestaan om het haar van de overledene te knippen?

Antwoord: Het is niet toegestaan om het haar van de overledene te kammen, zoals vermeld in Durr al-Mukhtār, aangezien dit wordt beschouwd als makrūh Tahrīma.* Evenmin mogen zijn nagels worden geknipt, tenzij ze gebroken zijn. Ook het knippen of trimmen van het haar is niet toegestaan, evenals het verrichten van een besnijdenis na het overlijden.

Vraag: Kan een man de ghusl van zijn overleden vrouw uitvoeren?

Antwoord: Het is niet toegestaan. Het boek Tanwīr al-Absār legt de klemtoon: Het is de man verboden om ghusl aan zijn (overleden) vrouw te geven.

Vraag: Als een soennitische moslim overlijdt in een staat van janābāh (rituele onreinheid, waarbij ghusl verplicht was), hoeveel keer moet er dan ghusl worden verricht voor deze persoon? En wordt er tijdens deze wassing water in de neusgaten en mond gebracht?

Antwoord: Er wordt slechts één ghusl (rituele wassing) verricht voor de overledene, zelfs als deze in een staat van janābāh verkeerde. Daarbij wordt er geen water in de neusgaten of de mond van de overledene ingebracht; in plaats daarvan worden deze oppervlakkig gereinigd, uit respect en om te voorkomen dat water het lichaam binnendringt.

Vraag: Is het toegestaan om groen en brandende wierookstokjes (agarbatti) op het graf te leggen?

Antwoord: (1) Het is toegestaan om groene takken en bloemen op het graf te plaatsen. Volgens Fatāwā ʿĀlamgīrī is het goed om rozen en andere bloemen neer te leggen, omdat dit verlichting kan brengen voor de overledene. (2) Het is echter niet toegestaan om wierookstokjes (agarbatti) direct op het graf aan te steken. Dit is in strijd met de etiquette (adāb) en wordt beschouwd als een slecht voorteken (shu’m). (3) In Fatāwā ʿĀlamgīrī staat ook vermeld dat het oppervlak van het graf tot het recht van de overledene behoort. (4) Wierook kan desgewenst op een aparte plaats, verwijderd van het graf, worden aangestoken, omdat geur op zichzelf gewaardeerd wordt. En Allāh, de Almachtige, weet het best.”

Vraag: Is het toegestaan om op een graf te zitten en de Heilige Qur’ān te reciteren?

Antwoord: (1) De Heilige Qur’ān dient gereciteerd te worden terwijl men zittend vóór het graf plaatsneemt. Dit kan zowel uit het geheugen als rechtstreeks uit de Mushaf (het Heilige Boek) gebeuren. Wanneer de Heilige Qur’ān gereciteerd wordt, daalt de genade (Ramah) van Allāh Ta’ālā neer, wat grote troost schenkt aan de overledene. (2) Het is echter niet toegestaan om op het graf zelf te zitten, omdat dit wordt beschouwd als een gebrek aan respect en het de overledene kan schaden. En Allāh, de Almachtige, weet het best.”

Vraag: Wat is de islamitisch-juridische uitspraak over het kussen van het graf van een overledene?

Antwoord: Sommige ‘ulamā’ staan het kussen van een graf toe en verwijzen daarbij naar overleveringen. (1) In Kashf al-Ghaā wordt vermeld dat Kifāyat al-Shābi een overlevering aanhaalt waarin staat dat het kussen van het graf van ouders geen kwaad in zich draagt. Toch beschouwt de meerderheid van de ‘ulamā’ (al-jumhūr) deze praktijk als makrūh en raden zij het af. (2) Volgens Ash-Shar al-Lam‘at mag het graf noch worden aangeraakt, noch worden gekust.

Vraag: Mogen chadars (lakens) op graven worden geplaatst, en is het toegestaan om een gelofte af te leggen om dit te doen?

Antwoord: Een dergelijke gelofte is islamitisch gezien geen Sharʿī (wettelijk erkende) handeling, omdat dit soort beloften niet als wājib (verplicht om na te komen) worden beschouwd. Het is echter toegestaan om bloemen op een graf te leggen; dit wordt gezien als een goede daad. Het is prijzenswaardig om bloemen te plaatsen op de heilige graven van illustere awliyāʾ (vrienden van Allāh), in de hoop op zegeningen. En Allāh, de Almachtige, weet het best. Allāh Ta’ālā openbaart:

 يٰأَيُّهَا ٱلنَّبِيُّ قُل لأَزْوَاجِكَ وَبَنَاتِكَ وَنِسَآءِ ٱلْمُؤْمِنِينَ يُدْنِينَ عَلَيْهِنَّ مِن جَلاَبِيبِهِنَّ ذٰلِكَ أَدْنَىٰ أَن يُعْرَفْنَ فَلاَ يُؤْذَيْنَ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُوراً رَّحِيماً

Vraag: Mogen vrouwen volgens de Sharīʿah de begraafplaats bezoeken?

Antwoord: De juiste uitspraak volgens de Sharīʿah is dat vrouwen de begraafplaatsen niet mogen bezoeken. En Allāh, de Almachtige, weet het best.

Bronnen:

Vraag: O Allāh, zend de beloning (Thawāb) van alles wat is gereciteerd uit de Heilige Qur’ān naar de verheven ziel van Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ, zijn edele metgezellen (Sahāba), de volgelingen (Tābiʿīn), de heilige Awliyāʾ’, en alle overleden moslims — vanaf de tijd van Nabī Ādam (‘ʿalayhis salām) tot aan dit moment. En accepteer het van ons, O Meest Barmhartige. Is dit correct?

Antwoord: Het is goed om het volgende onderdeel aan deze lijst toe te voegen: stuur de Thawāb naar de zielen van alle aanwezige mannelijke en vrouwelijke moslims, evenals naar alle moslims die tot de Dag des Oordeels (Qiyāmah) zullen komen. Degene die de Isāle Thawāb verricht, zal beloond worden met een Thawāb die gelijk is aan dat van alle Muʾminīn en Mu’mināt van het verleden en de toekomst. En Allāh, de Almachtige, weet het best.

Fiqh-regel is: Al-thawāb yūhdā ilā al-mayyit wa al-ayy bi-niyyah āliah wa lā araj fī dhālika. (De beloning kan geschonken worden aan zowel de overledene als de levende, mits met zuivere intentie; hier is geen bezwaar tegen.)

Bronnen:

Vraag: Is het beter en verdienstelijker om de begraafplaats te bezoeken en daar Fātiḥah te reciteren, of kan dit ook vanuit huis worden gedaan? Welke optie levert meer Thawāb (beloning) op? En is het toegestaan om tijdens het grafbezoek water op het graf te sprenkelen?

Antwoord: (1) Het is verdienstelijker om het graf te bezoeken en daar de Fātiḥah te reciteren. Het bezoeken van graven is een Sunnah. Het reciteren van Fātiḥah bij het graf brengt troost aan de overledene, en waar de Heilige Qur’ān wordt gereciteerd, daalt de genade van Allāh neer. (2) Als het graf is gecementeerd of als de grond verhard is, is het besprenkelen van water ongegrond. Als de aarde daarentegen los is, kan het geen kwaad om er water op te sprenkelen—zoals gebruikelijk is na een nieuwe begrafenis—en dit wordt beschouwd als een sunnah-praktijk.

Vraag: Is het toegestaan om voedsel en water voor zich neer te zetten en daarover de Fātiḥah te reciteren?

Antwoord: Het is toegestaan om voedsel en water voor zich te plaatsen en daarover de Fātiḥah te reciteren.

Bronnen:

Vraag: Is het volgens de Sharīʿah toegestaan om geld te geven of te ontvangen voor het reciteren van de Heilige Qur’ān met de bedoeling de Thawāb (beloning) ervan te verkrijgen?

Antwoord: Er hoeft geen vergoeding betaald of ontvangen te worden voor het reciteren van de Heilige Qur’ān ten behoeve van Isāle Thawāb. Zowel geven als ontvangen van betaling is in dit geval niet toegestaan (ghayr jāʾiz).

Bronnen:

Vraag: Waar blijft de ziel na de dood?

Antwoord: (1) De verblijfplaats van de ziel na de dood varieert afhankelijk van haar spirituele status. Sommige zielen van moslims blijven in hun graven, terwijl andere zich bevinden bij de bron van Zamzam. Sommigen verblijven in de eerste hemel, en anderen in het verheven station van ʿIlliyyīn (het hoogste der hoogten). Er zijn ook zielen die verblijven in kroonluchters in de vorm van groene vogels onder de Troon (ʿArsh) van Allāh. (2) De zielen van de kuffār (ongelovigen) daarentegen bevinden zich in de bron van de vallei van Barhout, sommigen op het tweede niveau van de aarde, en anderen in de kerkers van Sijjīn (de lagere werelden). En Allāh, de Almachtige, weet het best.

Zielen van gelovigen:

Zielen van ongelovigen

Vraag: Wat is de korte methode om de Fātiḥah van Isāle Thawāb te verrichten voor de Awliyāʾ of een overledene?

Antwoord: De beste methode is het reciteren van de Heilige Qur’ān en Darood Sharīf (Salawāt). De methode en routine van mijn spirituele meesters bestaat uit: (1) Zevenmaal reciteren van Darood Ghausiya, (2) eenmaal Surah Fātiḥah en Āyat al-Kursī, (3) zevenmaal Soera al-Ikhlāṣ en vervolgens (4) driemaal opnieuw Darood Ghausiya.

Bronnen:

Nikaah

………… binnenkort te lezen


Translate »
error: Content is protected !!