• Allāh Ta’ālā is Een. Er is niemand die gelijk is aan Allāh Ta’ālā, hetzij in wezen, kwaliteiten, acties, orders of namen. Allāh Ta’ālā is “Wājib-ul-Wajud“, met andere woorden het bestaan ervan is verplicht te geloven. Zijn vernietiging is onmogelijk. Allāh Ta’ālā was altijd en zal altijd zijn. De term die gebruikt wordt om de voortdurende aanwezigheid van Allāh Ta’ālā aan geven is “Qadīm” (dat Hij altijd bestaat en zal altijd bestaan).
  • Allāh Ta’ālā is niet afhankelijk van iemand of iets. Het hele universum is afhankelijk van Allāh Ta’ālā.
  • Net als Allāh Ta’ālā zijn de kwaliteiten van Hem ook Qadīm. Met uitzondering van Allāh Ta’ālā en Zijn kwaliteiten is al het andere “Hādith” (een leven te roepen of dat die is gemaakt door Allāh).
  • Elk persoon die zegt dat Allāh Ta’ālā kwaliteiten Hādith zijn of zegt, dat de schepping Qadīm is, is een misleid persoon.
  • Allāh Ta’ālā is niet iemands vader, Hij is ook niet iemands zoon. Allāh beschikt niet over een vrouw. Iedereen die zegt dat Allāh blijkt te beschikken over een vader of voor Hem te zijn als een zoon of om te bewijzen dat Allāh Ta’ālā een vrouw heeft is een kāfir (ongelovige).
  • Allāh Ta’ālā is aanwezig in het bestaan. De term die gebruikt wordt om dit “Hayy“. Ieders leven en bestaan zijn in controle van Allāh Ta’ālā. Hij geeft leven en veroorzaakt de dood aan wie Hij wil.
  • Het is ook niet nodig dat alles wat in de macht van Allāh Ta’ālā is ook zichtbaar moet zijn, hoewel het in staat is te ontstaan. Een voorbeeld hiervan is, als Allāh Ta’ālā wil kan Hij een berg van massief goud maken, maar er is geen gouden berg. Echter, als Allāh Ta’ālā wenst, dan kan het bestaan hoewel het op dit moment niet bestaat.
  • Allāh Ta’ālā is de bezitter van alle expertise en alle goede.  Allāh Ta’ālā is zuiver en vrij van alle dingen die tekorten (gebreken) hebben. Met andere woorden, voor Hem is het onmogelijk elk gebrek te bezitten “muhāl” (dat die nooit mogelijk zou zijn, dat kan nooit). Allāh Ta’ālā is vrij van leugens, tirannie, onwetendheid en schaamteloosheid. Deze kwaliteiten zijn volledig muhāl voor Allāh Ta’ālā. Het aanvaarden of zeggen dat Allāh Ta’ālā de bevoegdheid heeft om te liegen is om aan te tonen dat Allāh Ta’ālā kan beschikken over een gebrek en om Allāh Ta’ālā te ontkennen.
  • Het bestaan, macht, horen, zien, spreken, kennis, voornemen, enzovoorts zijn de Geheiligde kwaliteiten van Allāh Ta’ālā. Het horen, zien en spreken van Allāh Ta’ālā is echter niet afhankelijk van de oren, ogen of de tong, want het zijn allemaal menselijke organen en Allāh Ta’ālā is vrij van alle menselijke vormen. Allāh Ta’ālā hoort de aller zachtste geluiden en ziet de aller kleinste objecten. Hij ziet zelfs wat niet met de lens van een microscoop gezien kan worden, maar Zijn gezicht en gehoor zijn niet alleen beperkt tot deze dingen. Hij ziet en hoort alles.
  • Net als Zijn andere kwaliteiten is Zijn spraak ook Qadīm en niet hādith. Wie de Qur’ān-e-Azīm accepteert als een creatie is volgens Imam-e-Azam Abu Hanīfa en de andere Imams (radi Allāhu anhum) een kāfir (ongelovige) en zijn ontrouw is ook gebleken volgens de Sahāba-e-Kirām (radi Allāh anhum-ul ajma’in).
  • De spraak van Allāh Ta’ālā is vrij van geluid. De Heilige Qur’ān die we reciteren en schrijven is Qadim en zonder geluid. Onze voordracht, ons schrijven en onze stem is hādith. Met andere woorden, onze recitatie is hādith en wat wij reciteren is Qadim. Onze schrijven is hādith en wat wij hebben onthouden is Qadim.
  • De Kennis van Allāh Ta’ālā omvat alles, zij het gedeeltelijk, volledig bestaand of niet-bestaand. Allāh Ta’ālā wist altijd alles, weet alles en zal altijd alles weten. Voorwerpen veranderen, maar de kennis van Allāh Ta’ālā verandert niet. Hij heeft kennis van de problemen en de angsten van het hart en er is geen beperking op Zijn kennis.
  • Allāh Ta’ālā is op de hoogte van alles wat verborgen is en duidelijk is. “Ilm-e-Zaati” (Goddelijke Kennis) is Zijn unieke kwaliteit. Elke persoon die beweert I’lm-e-Zaati te bezitten, zij het verborgen of zichtbaar is een kāfir, omdat deze Goddelijke Kennis niet aan iemand is gegeven.
  • Allāh Ta’ālā is de Schepper van alles, zij het een voorwerp of handeling. Hij is het, die voedsel geeft. Engelen, enz. zijn slechts een middel.
  • Allāh Ta’ālā is vrij van de ruimte, plaats, tijd, vorm, beweging en stilstand. Allāh Ta’ālā vrij is van alles wat hādith is.
  • Als Allāh Ta’ālā wil kan Hij kleine voorwerpen groot maken en kleine objecten groot. Hij geeft aanzien aan wie Hij wil en schande aan wie Hij wil. Hij geeft en neemt wat Hij wil. Wat Hij doet is volkomen eerlijk en rechtvaardig. Hij is vrij van tirannie. Hij is de meest Verheven en Hoge. Hij omringd alles en niets omringt Hem. Het geven van voordeel en verlies is in Zijn Macht. Hij is de Heer van alles. Hij antwoord op het verzoek van de onderdrukten en Hij straft de tirannen en onderdrukkers.
  • Niets gebeurt zonder Zijn wil. Hij is blij met het goede en niet blij met het slechte. Zijn genade is zo groot, dat hij Zijn aanbidders niets laat doen wat boven hun capaciteit ligt. Allāh Ta’ālā is de Heer. Hij kan doen wat Hij wil en commandeert wat Hij wil.
  • Allāh Ta’ālā heeft Jannah (Paradijs) aan de moslims belooft, en Hij heeft Jahannam (Hel) belooft aan de kuffār (ongelovigen) vanwege hun ongeloof. Zijn beloften veranderen nooit. Met uitzondering van polytheïsme (toekennen van partners aan Allāh Ta’ālā) en ontrouw, kan Hij gratie verlenen voor elke grote of kleine zonde, als Hij wil.
  • Allāh Ta’ālā elke actie bestaat uit grote wijsheid of we op de hoogte zijn van het wel of niet. Zijn acties zijn niet afhankelijk van welke reden dan ook. Hij heeft met Zijn Kennis op de aarde alles gemaakt als een middel voor alles.
  • Allāh Ta’ālā heeft ogen geschapen om te zien, oren om te horen, vuur om te branden en water om dorst te lessen. Als Allāh Ta’ālā wenst dan kunnen de ogen horen, vuur dorst lessen en water branden. Indien hij niet wil, dan kan iemand honderdduizend ogen hebben en nog steeds geen berg zien in fel daglicht. Er kan miljoen branden zijn en zelfs een rietje van gras zal niet verbranden. Een voorbeeld van de bovengenoemde verklaring is toen Hazrat Ibrahim (alayhis salām) in het vuur werd gegooid. Het was een grote brand die de kuffār hadden aangestoken om hem daarin te zetten! De hitte van dit vuur was zo intens, dat niemand in de buurt van het vuur kon gaan, daarom hebben zij gebruik gemaakt van een katapult om hem er in te schieten. Allāh Ta’ālā gaf het vuur de volgende opdracht: “O vuur! Wordt koud en vreedzaam voor Ibrahim.” Het vuur werd onmiddellijk koud voor Hazrat Ibrahim (alayhis salām).
  • Het geloven dat Allāh Ta’ālā iets van iemand (Zijn schepping) vraagt is volkomen kufr (ongeloof) en tegen de leer van de Heilige Qur’ān en de Ahadīth.
  • De aqīda van de Ahle Sunnat wa Jamā’ah is dat de kennis van het onzichtbare, die in is bezit is van Allāh Ta’ālā Zijn Persoonlijke Kennis is en Hij krijgt het van niemand.
  • Aqīda verwijst naar die zaken waarin met zekerheid en overtuiging in iemands hart en ziel wordt geloofd. Ze zijn niet besmet met enige twijfel of onzekerheid. Het Arabische woord ‘aqīda komt van de wortel ‘aqada, die betekenissen van zekerheid, bevestiging, bevestiging, enz. overbrengt.
  • Sommige mensen geloven dat Allāh Ta’ālā kan liegen. Allāh verbiedt!
  • De aqīda van de Ahle Sunnat wa Jamā’ah is dat Allāh Ta’ālā niet liegt en Hij niet beschikt over de macht om te liegen. Dit wordt bewezen door het Qur’ān vers: “Wiens woord is meer waarheidsgetrouw dan die van Allāh.”
  • Imām Fakhruddin Rāzi (radi Allāhu anhu) zei dat het niet is toegestaan voor een moslim om zelfs van mening te zijn dat Allāh Ta’ālā kan liegen. Hij zei dat door zo te denken die moslim Imān kwijt raakt. Tafsir Kabir
  • Om een leugen te zeggen is een defect aan de persoonlijkheid van Allāh Ta’ālā en daarom een defect in de macht van Allāh Ta’ālā is muhāl (totaal onmogelijk). Tafsir Kabir
  • Allāh Ta’ālā is vrij van alle gebreken. Tafsir Baidhāwi
  • Er is niemand meer waarheidsgetrouwer dan Allāh Ta’ālā en liegen is voor Allāh Ta’ālā onmogelijk. Tafsir Khazin
  • Elke persoon die beweert dat Allāh Ta’ālā bepaalde kwaliteiten bezit die niet waardig is voor Zijn Bestaan of om aan te tonen dat Allāh Ta’ālā een defect of ongeduld heeft, is een kāfir. Fatāwa Aalamgiri

Translate »
error: Content is protected !!