Muballigh-e-Azam Arif Billāh Sheikh al-Tariqat al-Hāfiz Maulana Abdul Aleem Siddiqui Qādri Razvi (radi Allāhu anhu)
Inleiding
Het prachtige panorama van de hemel en de aarde dat we om ons heen zien, draagt in zijn innerlijk het getuigenis dat het de schepping van een Grote Kunstenaar is. Het bestaan van orde en ontwerp in het universum dat de moderne wetenschap ons leert, leidt ons naar het geloof in het bestaan van een Opperste Macht en een Allerhoogste Intelligentie die verantwoordelijk is voor dit complexe maar ordelijke ontwerp, van een Opperwezen dat het tot stand bracht en het voorzag van alles wat het nodig had voor zijn leven en groei in de taal van de Heilige Qur’ān van de Rabb-ul-Alemīn.
Het universum zoals we het in de wetenschap kennen is een organisch geheel waarvan alle delen prachtig en harmonieus met elkaar verbonden zijn. Het is verder een domein van de wet waarin elk deeltje bestaat en zich in onderwerping beweegt aan een voorgeschreven en onveranderlijke rechtsgang. Noch de enorme planeten die in de ruimte zwemmen, noch de kleine zanddeeltjes die verspreid op de kust liggen, kunnen zelfs maar een beetje van die koers afwijken. Hun leven is een leven van volledige onderwerping aan de wetten van de natuur, in de taal van de wetenschap, en aan de Wetten van Allāh Ta’ālā in de taal van religie. Hun leven is het leven van de islam, wat onderwerping aan Allāh Ta’ālā Geboden betekent. Met andere woorden, het zijn de moslims.
De Heilige Qur’ān verwijst naar deze waarheid in de volgende woorden:
أَفَغَيْرَ دِينِ ٱللَّهِ يَبْغُونَ وَلَهُ أَسْلَمَ مَن فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلأَرْضِ طَوْعاً وَكَرْهاً وَإِلَيْهِ يُرْجَعُونَ
“Zoeken zij een godsdienst anders, dan die van Allāh, terwijl al hetgeen in de hemelen en op aarde is zich willens of onwillens aan Hem moet onderwerpen? En tot Hem zullen zij worden teruggebracht.” Surah al Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 83
De enige uitzondering op deze algemene regel is de mens
Hij is uniek in het hele domein van de schepping, in zoverre dat de mens niet alleen het vermogen van redeneren bezit, maar ook een vrije wil. Dit maakt zijn handelwijze en het patroon van zijn gedrag onbepaald. Je kunt de werking van de zon voorspellen, omdat deze functioneert onder een onveranderlijke wet en geen vrijheid heeft om ervan af te wijken, maar je kunt niet hetzelfde doen in het geval van de mens. De activiteit van alle dingen van het universum is mechanisch, maar niet zoals die van de mens. Hij kan zijn doelen kiezen en hij kan de middelen voorschrijven. Daarvoor vertrouwt hij op zijn rede, maar op die manier begaat hij fouten naast het bereiken van grote dingen en belandt hij uiteindelijk in verwarring. Hetzelfde vermogen, dat zijn troef is, wordt het instrument van zijn ondergang, alleen vanwege het verkeerde gebruik ervan. Het menselijk intellect kan hem alleen tot bepaalde grenzen leiden, omdat het werkt op basis van bekende feiten om het onbekende te ontdekken. Het kan tot op zekere hoogte efficiënt dienen in het domein van de fysieke realiteit.
Maar wanneer het rijk van fundamentele waarheden betreedt, waar de eerste vereiste het bezit is van een uitgebreide kennis van het verleden, het heden en de toekomst, kan het ons alleen maar vermoedens en gevolgtrekkingen geven. In zijn aard is het niet in staat om de ultieme waarheden van het leven te ontdekken.
De menselijke ziel
De menselijke ziel is echter in doodse ernst om die ultieme waarheden te kennen, want zonder hen blijft de werkelijke betekenis van het leven onverklaard en blijft de ware code van het menselijk streven gefixeerd. De wetenschap kan dat niet leveren, omdat ze alleen te maken heeft met de onmiddellijke fysieke realiteit. De filosofie kan het niet geven, omdat het werkt op postulaten en gevolgtrekkingen. Het is in dit stadium dat de menselijke ziel schreeuwt om leiding van het Grote Voorbije of het Grote Ongeziene. Het verlangt naar een fakkel die zijn pad zou kunnen verlichten en een Gids die de leiding zou kunnen geven op basis van zekere en zekere kennis. De mensheid heeft zo’n zekere, positieve en alomvattende leiding nodig en dezelfde Liefdevolle Schepper die ons en het universum ondersteunt in de kwestie van fysieke behoeften en het ook op Zich heeft genomen om in deze vitale behoefte te voorzien.
De menselijke geschiedenis getuigt van het feit dat religie al bestaat sinds het begin van het leven van de mensheid op deze aarde. Dit laat zien dat de Weldadige Allāh Ta’ālā de mensheid tegelijkertijd met haar schepping van leiding voorzag, zodat zij niet in het duister hoefde te tasten en de weg van de wet zou bewandelen in overeenstemming met haar natuur.
Leiding
Degenen die door Allāh Ta’ālā zijn aangesteld om die leiding te geven staan in de terminologie van religie bekend als profeten en boodschappers. Zij ontvingen zelf die leiding in de vorm van “Geheiligde Openbaring” en toen zij het in een geschreven vorm aan de mensen presenteerden stond het bekend als “Schrift” of “Geopenbaard Boek“. De inhoud van die Schriften zijn altijd die Wetten geweest die de Schepper en Onderhouder van het universum heeft aangewezen voor het juiste leven van de mens. Het doel van die leiding is altijd geweest om de mens te leren zich te onderwerpen aan de Geheiligde Wetten welke houding in het Arabisch wordt uitgedrukt door de term “Islam“. Allāh Ta’ālā ‘s Leiding wil dat de mens handelt en zich gedraagt in overeenstemming met de Wet van zijn ware aard, als een vrij wezen, net zoals de rest van de schepping zich op een mechanische manier conformeert aan de natuurwetten in één woord, moslim te zijn.
Allāh Ta’ālā openbaart: “De natuur [gemaakt door] Allāh Ta’ālā waarin Hij de mens heeft geschapen. Er is geen verandering in Allāh’s schepping. Dat is de juiste religie, maar de meeste mensen weten het niet”. Deze leiding van Allāh Ta’ālā was niet beperkt tot één groep of gemeenschap, maar werd naar alle naties en rassen gezonden. Deze zegen van Allāh Ta’ālā werd universeel geschonken zoals de Heilige Qur’ān meldt:
إِنَّآ أَرْسَلْنَاكَ بِٱلْحَقِّ بَشِيراً وَنَذِيراً وَإِن مِّنْ أُمَّةٍ إِلاَّ خَلاَ فِيهَا نَذِيرٌ
“Voorwaar, Wij hebben u met de Waarheid gezonden als drager van blijde tijdingen en als waarschuwer; en er is geen volk waaronder zich geen boodschapper heeft bevonden.” Surah Fātir (de Schepper), H35, vers 24
Profeten en Boodschappers
De geschiedenis heeft de namen van sommigen van hen bewaard, terwijl de namen en werken van vele anderen nu zijn vergeten. Onder degenen van wie de namen nog steeds worden herinnerd zijn: Adam, Noah, Abraham, Ismaël, Isaak, Jakob, Mozes en Jezus (alayhis salātu wa salām). De laatste van de regel was Profeet Mohammed ﷺ. Hij verscheen in de zevende eeuw van de christelijke jaartelling, riep de mensheid terug naar het pad van de voormalige profeten en presenteerde aan de wereld de Heilige Qur’ān, die de wetten bevat die door de voormalige profeten in hun perfecte en meest uitgebreide vorm werden onderwezen. Mensen hadden de leringen van de vorige Leraren op verschillende manieren “Jodendom“, “Christendom“, enz. genoemd. De laatste Profeet Mohammed ﷺ herinnerde hen aan de echte en oorspronkelijke en betekenisvolle naam, namelijk de islam.
Hij verklaarde, in de woorden van de Heilige Qur’ān:
إِنَّ ٱلدِّينَ عِندَ ٱللَّهِ ٱلإِسْلاَمُ وَمَا ٱخْتَلَفَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلْكِتَابَ إِلاَّ مِن بَعْدِ مَا جَآءَهُمُ ٱلْعِلْمُ بَغْياً بَيْنَهُمْ وَمَن يَكْفُرْ بِآيَاتِ ٱللَّهِ فَإِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ
“Gewis, de ware godsdienst voor Allāh is de Islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerst onderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allāh verwerpt, (weet) dat Allāh vlug is in het verrekenen.” Surah al-Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 19
وَجَاهِدُوا فِي ٱللَّهِ حَقَّ جِهَادِهِ هُوَ ٱجْتَبَاكُمْ وَمَا جَعَلَ عَلَيْكُمْ فِي ٱلدِّينِ مِنْ حَرَجٍ مِّلَّةَ أَبِيكُمْ إِبْرَاهِيمَ هُوَ سَمَّاكُمُ ٱلْمُسْلِمِينَ مِن قَبْلُ وَفِي هَـٰذَا لِيَكُونَ ٱلرَّسُولُ شَهِيداً عَلَيْكُمْ وَتَكُونُواْ شُهَدَآءَ عَلَى ٱلنَّاسِ فَأَقِيمُواْ ٱلصَّلاَةَ وَآتُواْ ٱلزَّكَـاةَ وَٱعْتَصِمُواْ بِٱللَّهِ هُوَ مَوْلاَكُمْ فَنِعْمَ ٱلْمَوْلَىٰ وَنِعْمَ ٱلنَّصِيرُ
“En strijdt voor de zaak van Allāh zoals er voor behoort te worden gestreden. Hij heeft u verkozen en heeft u in de godsdienst geen lasten opgelegd, dit is het geloof van uw vader Abraham. Hij heeft u Moslims genoemd voorheen en in dit Boek, opdat Onze Boodschapper getuige over u zij, en dat je getuige moge zijn over de mensheid. Onderhoudt het gebed, betaalt de Zakāt en houdt u aan Allāh vast. Hij is uw Beschermer. Een uitmuntend Meester en een uitnemend Helper.” Surah al-Hajj (de pelgrimstocht), H22, vers 78
مَا كَانَ إِبْرَاهِيمُ يَهُودِيّاً وَلاَ نَصْرَانِيّاً وَلَكِن كَانَ حَنِيفاً مُّسْلِماً وَمَا كَانَ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ
“Abraham was noch een Jood, noch een Christen, maar hij was een oprecht Moslim. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.” Surah al-Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 67
De Laatste Profeet Mohammed ﷺ verhief religie uit het niveau van sektarisme en onderwees dat de Heilige Religie waar dan ook gevonden en door wie dan ook gepredikt, altijd dezelfde was geweest, namelijk de Islam, die zoals ik al twee keer heb benadrukt, onderwerping aan en overeenstemming met de door Allāh Ta’ālā aangewezen Wetten betekent.
Principes van de islam
Welnu, de leer van de islam valt onder twee rubrieken, namelijk: (1) geloof en (2) actie. In geloofszaken is het basisgeloof datgene wat betrekking heeft op Allāh Ta’ālā. Het is de vorm van dit geloof die de hele menselijke kijk vormt. Toen de Heilige Profeet Mohammed ﷺ verscheen hadden verschillende religieuze gemeenschappen verschillende opvattingen. Mensen hadden opvattingen over godheid uitgevonden en hadden mensen, nee, zelfs de anorganische dingen, tot de status van goddelijkheid verheven. Door al die verkeerde opvattingen te hervormen, onderwees de Heilige Profeet Mohammed ﷺ de eerste les van de islam in de woorden: “Er is niemand die het waard is om aanbeden te worden, behalve Allāh“.
Deze revolutionaire verklaring betekent dat Allāh Ta’ālā alleen en Eén is en geen partner heeft. Allāh Ta’ālā is de Schepper en alles naast Hem is “geschapen”. Het betekent dat geen enkel schepsel bij de Schepper kan worden gerangschikt, hoe groot zijn prestaties en eigenschappen ook mogen zijn. De demarcatielijn is zeer duidelijk en kan niet worden overschreden. Natuurlijk heeft de geschiedenis de werking van wonderen door de profeten en boodschappers vastgelegd. Maar in dat geval waren de profeten en boodschappers slechts instrumenten en de kracht die echt achter hun wonderen werkte was de “hand” van Allāh Ta’ālā. De enige functie van de Profeten en Boodschappers was om de mensheid tot Allāh Ta’ālā uit te nodigen en de menselijke harten en intellecten tot Hem aan te trekken. Van alle Grote Tekenen, die met hun leven in verband werden gebracht, was de grootste de ontvangst van boodschappen van Allāh Ta’ālā voor levering aan de mensen. Het was daarom dat ze “Boodschappers” werden genoemd. Ze onderwezen de hoogste Waarheden ondanks hun analfabetisme en volledig gebrek aan scholing.
Het geloof in de missie en de Boodschap van al die Boodschappers werd gepredikt door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ als het tweede deel van het islamitische basisgeloof, en samen met de verklaring van de Eenheid van Allāh Ta’ālā werd Allāh’s Boodschapper Mohammed ﷺ toegevoegd, want als laatste van de lijn van Profeten en Boodschappers vertegenwoordigde hij al zijn voorgangers. Dit geeft ons het volledige islamitische geloofsartikel: “Er is niemand die het waard is om aanbeden te worden dan Allāh, (en) Mohammed (ﷺ) is de (laatste) Boodschapper van Allāh“.
Net zoals het geloof in de pluraliteit van goden leidt tot de onverzoenlijke verdeling van de mensheid, zo ook het idee van onderscheid maken tussen Allāh’s Profeten en Boodschappers. Daarom kan de leiding die werkelijk van één Allāh Ta’ālā komt, dit niet toestaan, en bijgevolg vinden we dat de Heilige Qur’ān ons het volgende basisgeloof leert:
قُلْ آمَنَّا بِٱللَّهِ وَمَآ أُنزِلَ عَلَيْنَا وَمَآ أُنزِلَ عَلَىٰ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ وَٱلأَسْبَاطِ وَمَا أُوتِيَ مُوسَىٰ وَعِيسَىٰ وَٱلنَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لاَ نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ
“Zeg: “Wij geloven in Allāh en in hetgeen ons werd geopenbaard en hetgeen werd geopenbaard aan Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob, en de stammen en hetgeen aan Mozes en Jezus en de profeten door hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen wie dan ook van hen. Aan Hem alleen onderwerpen wij ons.” Surah al-Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 84
Een ander punt waar de mensheid ernstige fouten heeft gemaakt, betreft een soort van Allāh’s schepselen die bekend staat als “engelen“. Sommigen hebben in hen geloofd als “dochters van Allāh Ta’ālā”, terwijl anderen hen tot partners in de Allerhoogste Schepper hebben gemaakt. De islam maakt duidelijk dat zij geschapen spirituele wezens zijn die dienen als uitvoerders van Allāh’s Wil in de hoedanigheid van nederige slaven. Zij zijn niet de schenkers van Heilige Zegeningen, maar slechts een medium voor Heilige Actie.
De echte Schenker is alleen Allāh Ta’ālā en de engelen zijn slechts dienaren zoals Allāh Ta’ālā openbaart: “Zij zijn niet ongehoorzaam aan Allāh in wat hen geboden wordt en zij doen wat hen wordt opgedragen”.
Dag des Oordeels
Nu mag ik iets zeggen over het islamitische geloofsartikel over de laatste dag en de dag des oordeels. We weten allemaal dat de overtreding van een fysieke wet ons altijd lichamelijk letsel bezorgt. Het gebruik van verkeerd voedsel, de effecten van een verkeerd klimaat, het niet naleven van de hygiëneregels, brengt fysieke gevolgen met zich mee die slecht zijn. Aan de andere kant garandeert de naleving van de gezondheidswetten onze ontwikkeling en natuurlijke groei. In feite heeft elk van onze acties gevolgen. De resultaten kunnen zich vroeg of laat manifesteren, maar ze moeten zich uiteindelijk manifesteren. De islam gelooft in de uiteindelijke beoordeling van al onze acties en de ware manifestatie van hun uiteindelijke resultaten op een dag die door haar wordt genoemd als de Dag des Oordeels.
Voor de duur van het leven van het universum postuleert de moderne wetenschap het uiteindelijke einde ervan. Het leert dat de talrijke planeten en sterren die het universum vormen met elkaar verbonden zijn door een netwerk van magnetische krachten dat wordt gevoed door de straling van energie die uit die lichamen komt. Het leert verder dat energie elke dag afneemt en op basis daarvan leidt het af dat er een tijd moet komen waarin de krachtsverhoudingen verstoord moeten worden en het hele universum moeten vernietigen. Ook de islam onderwijst het geloof in het uiteindelijke einde van de wereld en noemt die gebeurtenis de Qayām-e-Qiyāmah of de komst van de Laatste Dag.
Dit zijn de eenvoudige principes van het islamitische geloof. En hier mag ik een heel belangrijk punt benadrukken. Het is een feit dat twee fundamentele overtuigingen absoluut noodzakelijk zijn om de mens binnen de grenzen van een gezond bestaan en groei te houden: ten eerste, het geloof in de Alwetende en Alziende Allāh Ta’ālā, die niet alleen zijn positieve actie kent en ziet, maar ook de ideeën en emoties die door de meest geheime krochten van zijn hart lopen. Ten tweede, de overtuiging dat de mens verantwoordelijk is voor zijn daden en uiteindelijk zijn beloning of straf zal ontvangen.
Het is duidelijk dat voor de meeste mensen het echte afschrikmiddel het bestaan is van de instrumenten van de wet (Shari’ah) waaronder zij leven en de angst voor straf door de schending van de wet. Het is ook duidelijk dat men nauwelijks de moed zou hebben om een misdaad te begaan in aanwezigheid van de schildwachten van de wet.
De Heilige Qur’ān heeft in de meest ondubbelzinnige Woorden geleerd dat niemand de last van andermans zonde kan dragen en dat niemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor de daden van iemand anders. Ieder mens is alleen verantwoordelijk voor zijn of haar daden.
Allāh Ta’ālā openbaart:
قُلْ أَغَيْرَ ٱللَّهِ أَبْغِي رَبّاً وَهُوَ رَبُّ كُلِّ شَيْءٍ وَلاَ تَكْسِبُ كُلُّ نَفْسٍ إِلاَّ عَلَيْهَا وَلاَ تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَىٰ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّكُمْ مَّرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُمْ بِمَا كُنْتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ
Zeg: “Zal ik een andere Heer begeren buiten Allāh, terwijl Hij de Heer aller dingen is?” En geen ziel handelt dan voor zichzelf alleen, noch draagt een lastdrager de last van anderen. Dan zal uw terugkeer tot uw Heer zijn en Hij zal u verklaren, waarover gij twistte.” Surah al An’ām (het vee), H6, vers 164
Bijgevolg, als een persoon terecht geïnspireerd is door het geloof in het bestaan van de Alziende en Alwetende Allāh Ta’ālā en in zijn uiteindelijke persoonlijke verantwoordelijkheid, zou het moeilijk voor hem zijn om kwaad te doen.
Fundamentele principes van het geloof
Zo is het dat de fundamentele principes van het geloof in de leringen van alle profeten, namelijk in de islam, zijn: “Geloof in de Ene Ware Allāh; Geloof in alle Profeten van Allāh; Geloof in alle heilig geopenbaarde Boeken; Geloof in de Engelen; Geloof in de laatste dag en de dag des oordeels; Geloof in menselijke verantwoordelijkheid, op basis van het bezit van vrije wil, en in de ultieme beloning of straf.”
Naast deze geloofsprincipes voorziet het Wetboek van Wet dat de mensheid ontving door heilige Openbaring, in de vorm van de Heilige Qur’ān, ons van een compleet systeem van leiding voor alle praktische lagen van de bevolking. Het is niet mogelijk om er hier in detail op in te gaan. Slechts een korte verwijzing kan worden gemaakt onder drie fundamentele punten, namelijk: (1) plichten jegens Allāh Ta’ālā; (2) plichten jegens zichzelf en (3) plichten jegens anderen.
Plichten jegens Allāh Ta’ālā berusten op het fundamentele probleem van de vestiging van de juiste en bewuste relatie van de mens met Allāh Ta’ālā. In welke vorm moet deze relatie zich manifesteren? Het fundamentele feit in dit verband is de houding van liefde en dankbaarheid. Het is een natuurlijke menselijke eigenschap om dankbaar te zijn voor iedereen die ons het kleinste beetje goed doet en om van hem te houden die van ons houdt. Hoe zit het dan met Allāh Ta’ālā die ons uit het niets tevoorschijn haalde en de plicht op Zich nam om ons naar het hoogtepunt van onze volmaaktheid te leiden? Daarom leert de islam ons om die echte schenker van alle zegeningen als het centrum van onze liefde te maken, om onze persoonlijkheid in gedachten en daden naar Hem toe te buigen en om onze dankbaarheid aan Hem uit te drukken met onze tong en ons hart. Het schrijft daartoe een voortdurende herinnering aan Allāh Ta’ālā voor en een vorm van aanbidding of gebed, genaamd Salāt. De functie van dit gebed en deze herinnering is dezelfde in het geestelijke leven van de mens als die van het voedende voedsel in zijn fysieke leven, en hoe groter de aandacht die men eraan besteedt, hoe groter de geestelijke en morele ontwikkeling. In zijn verplichte vorm schrijft de Islam voor dat het op een vaste manier moet worden uitgevoerd en op bepaalde vaste tijden van de dag en de nacht moet worden nageleefd, zelfs als de artsen de vormen en de tijden van maaltijden vaststellen voor de juiste voeding van het fysieke lichaam.
De Heilige Openbaring vertelt ons in de Heilige Qur’ān:
فَإِذَا قَضَيْتُمُ ٱلصَّلَٰوةَ فَٱذْكُرُواْ ٱللَّهَ قِيَاماً وَقُعُوداً وَعَلَىٰ جُنُوبِكُمْ فَإِذَا ٱطْمَأْنَنتُمْ فَأَقِيمُواْ ٱلصَّلَٰوةَ إِنَّ ٱلصَّلَٰوةَ كَانَتْ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ كِتَٰباً مَّوْقُوتاً
“Wanneer gij het gebed hebt beëindigd, gedenkt dan Allāh, staande, zittende en op uw zijde liggende. En, wanneer gij veilig zijt, houdt het gebed, voorwaar, het gebed is de gelovigen op vastgestelde uren opgelegd.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 103
وَٱعْلَمُوۤاْ أَنَّمَآ أَمْوَالُكُمْ وَأَوْلاَدُكُمْ فِتْنَةٌ وَأَنَّ ٱللَّهَ عِندَهُ أَجْرٌ عَظِيمٌ
En de Laatste Profeet Mohammed ﷺ benadrukte de instelling van het gebed in deze woorden: “Wat een dienaar (van Allāh Ta’ālā) scheidt van ontrouw is gebed”. Terwijl hij verwijst naar de voedende waarde van het gebed voor de ziel, zegt de Heilige Qur’ān: “En weet, dat uw bezittingen en uw kinderen slechts een beproeving zijn en dat voorzeker bij Allāh een grote beloning is.” Surah al-Anfāl (de oorlogsbuit), H8, vers 28
ٱتْلُ مَا أُوْحِيَ إِلَيْكَ مِنَ ٱلْكِتَابِ وَأَقِمِ ٱلصَّلاَةَ إِنَّ ٱلصَّلاَةَ تَنْهَىٰ عَنِ ٱلْفَحْشَآءِ وَٱلْمُنْكَرِ وَلَذِكْرُ ٱللَّهِ أَكْبَرُ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا تَصْنَعُونَ
Over de gevolgen van het houden van gebeden wordt gesproken in deze woorden:
“Verkondig hetgeen u in het Boek is geopenbaard, en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En Allāh gedachtig te zijn is inderdaad het hoogste. Allāh weet wat je doet.” Surah al-Ankābut (de spin), H29, vers 45
Zo biedt het gebed de bescherming tegen morele en geestelijke ziekten die resulteren in geestelijke ontwikkeling en leiden tot een nauwe gemeenschap met Allāh Ta’ālā. Het vestigen van de juiste relatie met de Schepper en het cultiveren van liefde voor Hem moet niet alleen resulteren in de toewijding van iemands aandacht, maar ook in de praktische en actieve toewijding van iemands leven en rijkdom aan Hem. Het moet verder resulteren in het creëren van de diepste gevoelens van liefde voor Zijn schepselen. Voor de praktische demonstratie van deze liefde schrijft de islam de verplichte zakāt (armenbelasting) voor.
Met dit doel voorschrijft de islam ook de naleving van Hajj (bedevaart naar Mekka) voor als verplicht voor elke moslim van middelen. In deze viering moet een moslim zijn rijkdom en zijn comfort opofferen omwille van de liefde van Allāh Ta’ālā. Aan de sociale kant is de Hajj het instrument om broederlijke relaties tussen de verschillende moslimeenheden verspreid over de hele wereld te bevorderen en hun politieke, economische en internationale problemen op te lossen.
Er blijft nu nog één islamitische verplichte praktijk over en dat is Saum (vasten). De harmonieuze ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid hangt af van de harmonieuze werking van het menselijke zelf, dat altijd het gevaar loopt te worden gecorrumpeerd of vernietigd door de wijdverbreide neiging tot zelfgenoegzaamheid. Om uit de buurt te blijven van de verleidingen en valkuilen van het menselijk leven, heeft de mens dringend behoefte aan het cultiveren van zelfbeheersing. Daartoe heeft de islam elk jaar verplicht vasten gedurende de hele maand Ramadan voorgeschreven.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ كُتِبَ عَلَيْكُمُ ٱلصِّيَامُ كَمَا كُتِبَ عَلَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ
“O, jullie gelovigen, het vasten is je voorgeschreven, zoals het degenen die vóór je waren was voorgeschreven, opdat je vroom zult zijn.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 183
Hier kan op worden gewezen dat, terwijl de Heilige Qur’ān de verplichting van vasten aankondigt, verwijst naar het feit dat hetzelfde was voorgeschreven voor degenen die de vorige Geschriften en profeten volgden, maar deze instelling onderging ook in andere religies hetzelfde lot als de andere fundamentele leringen. Verkeerde interpretaties en interpolaties van die Berichten zorgden ervoor dat deze instelling uit die religieuze groepen verdween. De Heilige Qur’ān herinnerde eraan en vernieuwde de leer van de voormalige profeten voor vasten. De Qur’ān instelling van vasten wordt tijdens alle dagen van de Ramadān waargenomen door totale onthouding overdag van eten, drinken en seksuele handelingen. Dus wanneer een persoon zelfbeheersing beoefent voor die dingen die wettig zijn, cultiveert hij automatisch de kracht om de kwade verleidingen in gedachten en daden te weerstaan.
Dit voltooit de verklaring van de fundamentele principes van de islam die zijn samengevat door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ in de volgende woorden: “De islam is gebaseerd op vijf dingen: getuigen dat er niemand is die het waard is om aanbeden te worden dan Allāh en dat Mohammed de Boodschapper van Allāh is; om het gebed vast te stellen; om de voorgeschreven Liefdadigheid te betalen; om te vasten tijdens de Ramadān; en om de Pelgrimstocht naar de Ka’aba uit te voeren als men daartoe de middelen heeft.”
Er kan op worden gewezen dat de algemene opvatting die in de wereld heerst, is dat het slechts een bundeling is van bepaalde rituelen, gebeden en ceremonies. Dit is echter niet de opvatting van de islam, die op zichzelf een volledige en perfecte Code van leven begrijpt die zich bezighoudt met spirituele, morele, politieke, economische, in feite alle aspecten van menselijke activiteit.
De Heilige Qur’ān verklaart in zeer duidelijke bewoordingen:
يَسْأَلُونَكَ مَاذَآ أُحِلَّ لَهُمْ قُلْ أُحِلَّ لَكُمُ ٱلطَّيِّبَاتُ وَمَا عَلَّمْتُمْ مِّنَ ٱلْجَوَارِحِ مُكَلِّبِينَ تُعَلِّمُونَهُنَّ مِمَّا عَلَّمَكُمُ ٱللَّهُ فَكُلُواْ مِمَّآ أَمْسَكْنَ عَلَيْكُمْ وَٱذْكُرُواْ ٱسْمَ ٱللَّهِ عَلَيْهِ وَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ إِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ
“Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van Allāh is aangeroepen; hetgeen is geworgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten, behalve wat gij hebt geslacht. Verder hetgeen voor afgoden is geslacht en wat gij loot door pijlen, dit is een overtreding. Heden zullen de ongelovigen aan uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooit en de Islam voor u als godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, Allāh is Vergevensgezind, Genadevol.” Surah al Mā’idah (de tafel), H5, vers 4
Ik heb tot nu toe verwezen naar die principes van de islam die vallen onder de categorie zuiver “religieus” of “devotioneel”, hoewel ik moet benadrukken dat ook zij een vitale invloed hebben op de menselijke cultuur.
Plichten jegens zichzelf
Nu, voor “Plichten jegens zichzelf”, beschouwt de islam het menselijk leven als de eerste en belangrijkste zegen van Allāh Ta’ālā, en dringt aan op het behoud en de eerbied daarvoor. Moedwillige schade aan het menselijk leven is een zonde in de islam, die de algemene regel vastlegt in de woorden van de Heilige Qur’ān:
وَأَنْفِقُواْ فِي سَبِيلِ ٱللَّهِ وَلاَ تُلْقُواْ بِأَيْدِيكُمْ إِلَى ٱلتَّهْلُكَةِ وَأَحْسِنُوۤاْ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُحْسِنِينَ
“En besteedt je bezit voor de zaak van Allāh en stort je niet met uw eigen handen in het verderf doch doet goed: voorzeker, Allāh heeft hen lief, die goed doen.” Surah al Baqarāh (de koe), H2, vers 195
Zelfmoord is een van de grootste misdaden volgens de islamitische wet, en Allāh Ta’ālā heeft er de zwaarste straf voor voorgeschreven. Aan de andere kant is het behoud en de juiste ontwikkeling van zichzelf een van de belangrijkste deugden. In dat opzicht is de islam zo ver gegaan dat hij bepaalde voedingsmiddelen en dranken verbiedt waarvan de Alwetende Allāh Ta’ālā weet dat ze schadelijk zijn voor het menselijk lichaam.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يٰأَيُّهَا ٱلنَّاسُ كُلُواْ مِمَّا فِي ٱلأَرْضِ حَلاَلاً طَيِّباً وَلاَ تَتَّبِعُواْ خُطُوَاتِ ٱلشَّيْطَانِ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ
“O gij mensen, eet van hetgeen geoorloofd en goed is op aarde en treedt niet in de voetstappen van Satan; voorzeker, hij is voor u een openlijke vijand.” Surah al Baqarāh (de koe), H2, vers 168
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ ٱلْمَيْتَةَ وَٱلدَّمَ وَلَحْمَ ٱلْخِنزِيرِ وَمَآ أُهِلَّ بِهِ لِغَيْرِ ٱللَّهِ فَمَنِ ٱضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلاَ عَادٍ فَلاۤ إِثْمَ عَلَيْهِ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
“Hij heeft je slechts het gestorvene, het bloed, het varkensvlees en datgene, waarover een andere naam, dan die van Allāh is uitgeroepen, verboden. Maar hij, die gedwongen is en dit niet wenst en geen overtreder is, op hem rust geen zonde. Want Allāh is Vergevensgezind, Genadevol.” Surah al Baqarāh (de koe), H2, vers 173
يَٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ إِنَّمَا ٱلْخَمْرُ وَٱلْمَيْسِرُ وَٱلأَنصَابُ وَٱلأَزْلاَمُ رِجْسٌ مِّنْ عَمَلِ ٱلشَّيْطَانِ فَٱجْتَنِبُوهُ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ
“O gij die gelooft, wijn en het hazardspel en afgoden en toverpijlen zijn niet anders dan gruwelen, door Satan gewrocht. Vermijdt ze dus, opdat gij voorspoedig moogt zijn.” Surah al Mā’idah (de tafel), H5, vers 90
De islam heeft ook rekening gehouden met het morele aspect van menselijke kleding en heeft de verplichte bedekking voorgeschreven van bepaalde delen van het lichaam die een sexappeal hebben.
De islam houdt de wereld en haar strijd niet in minachting. Aan de andere kant beschouwt het verdienen van levensonderhoud met rechtmatige middelen als een verplichting en een zegen van Allāh Ta’ālā.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Want de mens is niets anders dan waar hij naar streeft.”
“En zoek naar de Milddadigheid van Allāh.”
De Heilige Profeet Mohammed ﷺ zegt: “Iemand die in zijn levensonderhoud leeft (door zweet van voorhoofd) is Allāh’s geliefde.”
De islam heeft ons verboden om rijkdom te verdienen met onwettige middelen.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يَٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَأْكُلُوۤاْ أَمْوَٰلَكُمْ بَيْنَكُمْ بِٱلْبَٰطِلِ إِلاَّ أَن تَكُونَ تِجَٰرَةً عَن تَرَاضٍ مِّنْكُمْ وَلاَ تَقْتُلُوۤاْ أَنْفُسَكُمْ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِكُمْ رَحِيماً
“O, gij die gelooft, gebruikt elkanders eigendom niet met leugen en bedrog maar handelt bij onderlinge overeenkomst. En pleeg geen zelfmoord. Voorzeker, Allāh is u Genadevol.” Surah an Nisā (de vrouwen), H4, vers 29
ٱلَّذِينَ يَأْكُلُونَ ٱلرِّبَٰواْ لاَ يَقُومُونَ إِلاَّ كَمَا يَقُومُ ٱلَّذِي يَتَخَبَّطُهُ ٱلشَّيْطَانُ مِنَ ٱلْمَسِّ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُوۤاْ إِنَّمَا ٱلْبَيْعُ مِثْلُ ٱلرِّبَٰواْ وَأَحَلَّ ٱللَّهُ ٱلْبَيْعَ وَحَرَّمَ ٱلرِّبَٰواْ فَمَن جَآءَهُ مَوْعِظَةٌ مِّنْ رَّبِّهِ فَٱنْتَهَىٰ فَلَهُ مَا سَلَفَ وَأَمْرُهُ إِلَى ٱللَّهِ وَمَنْ عَادَ فَأُوْلَـٰئِكَ أَصْحَابُ ٱلنَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
“Degenen, die woekerwinst maken, verrijzen zoals iemand, die door Satan met krankzinnigheid is geslagen. Dat komt, omdat zij zeggen: “Handel is gelijk aan rente”, terwijl Allāh de heeft wettig en de rente onwettig heeft verklaard. Die daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, hem zal toebehoren, hetgeen hij vroeger heeft ontvangen en zijn zaak is bij Allāh. En zij, die terugvallen, zij zijn de mensen van het Vuur, daarin zullen zij vertoeven.” Surah al Baqarāh (de koe), H2, vers 275
يَابَنِيۤ ءَادَمَ خُذُواْ زِينَتَكُمْ عِندَ كُلِّ مَسْجِدٍ وكُلُواْ وَٱشْرَبُواْ وَلاَ تُسْرِفُوۤاْ إِنَّهُ لاَ يُحِبُّ ٱلْمُسْرِفِينَ
De islam heeft ook grenzen gesteld aan het recht om onze rijkdom uit te geven. In de Heilige Qur’ān lezen wij: “O, kinderen van Adam, let op uw uiterlijk ter gelegenheid van aanbidding en eet en drinkt, maar verkwist niet. Hij heeft de verkwisters zeker niet lief.” Surah al A’rāf (de verheven plaatsen), H7, vers 31
يَٰبَنِيۤ ءَادَمَ قَدْ أَنزَلْنَا عَلَيْكُمْ لِبَاساً يُوَارِي سَوْءَاتِكُمْ وَرِيشاً وَلِبَاسُ ٱلتَّقْوَىٰ ذٰلِكَ خَيْرٌ ذٰلِكَ مِنْ آيَاتِ ٱللَّهِ لَعَلَّهُمْ يَذَّكَّرُونَ
يَابَنِيۤ ءَادَمَ لاَ يَفْتِنَنَّكُمُ ٱلشَّيْطَانُ كَمَآ أَخْرَجَ أَبَوَيْكُمْ مِّنَ ٱلْجَنَّةِ يَنزِعُ عَنْهُمَا لِبَاسَهُمَا لِيُرِيَهُمَا سَوْءَاتِهِمَآ إِنَّهُ يَرَاكُمْ هُوَ وَقَبِيلُهُ مِنْ حَيْثُ لاَ تَرَوْنَهُمْ إِنَّا جَعَلْنَا ٱلشَّيَاطِينَ أَوْلِيَآءَ لِلَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ
“Geef de verwanten, de armen en de reiziger het hun toekomende, maar verkwist niet. Voorwaar, de verkwisters zijn de broeders der duivelen en de duivel is ondankbaar jegens zijn Heer.” Surah al Isrā (de nachtelijke tocht), H7, verzen 26-27
Over het weldoen van anderen merkt de Heilige Qur’ān op:
وَٱلَّذِينَ إِذَآ أَنفَقُواْ لَمْ يُسْرِفُواْ وَلَمْ يَقْتُرُواْ وَكَانَ بَيْنَ ذَلِكَ قَوَاماً
“En zij, die, als zij iets besteden, noch spilzuchtig noch vrekkig zijn, maar evenwichtig blijven tussen beide in.” Surah al Furqān (het criterium), H25, vers 67
Er is een wijdverbreid idee dat er slechts twee ideologieën in de wereld zijn, waartussen de mensheid een keuze moet maken namelijk communisme en kapitalisme, maar beide ideologieën lijden aan extremisme en de redding van de mensheid ligt in het aannemen van een evenwichtige ideologie. Een dergelijke ideologie is te vinden in de islam, die initiatief en privé-eigendom toestaat, maar de middelen van inkomen en de manieren van uitgaven beperkt, die de belangen van de samenleving en het individu op een vrije morele basis harmoniseert en die in zijn staatsgrondwet aan alle individuen de voorziening van hun basisbehoeften garandeert.
Het enige grote verschil tussen de islam en de moderne ideologieën is dat de islam al zijn leringen baseert op morele grondslagen en de volledige nadruk legt op de morele hervorming van het individu. Absolute morele waarden zoals Waarachtigheid, Rechtvaardigheid, Naastenliefde, enz. zijn haar levensbloed. De belangen van het individu en de samenleving bestaan als concentrische realiteiten. De islamitische samenleving is een coöperatief gemenebest van vrije individuen die zich indekken met beperkingen van harmonie, net zoals het menselijk lichaam één is.
Gelijkheid van alle mensen in essentiële menselijkheid is een van de basisprincipes van de islam. En deze opvatting staat, niet alleen over de relaties tussen man en man, maar ook in verband met de relaties tussen man en vrouw. In feite veredelde en vestigde de islam de status van vrouw in een tijd waarin ze werd beschouwd als een praatje en op zijn best als een speelbal voor de man, en er werd gedebatteerd over de vraag of ze überhaupt een mens was – in een tijd waarin ze geen eigen rechtspersoonlijkheid bezat en zelfs het recht op eigendom werd ontnomen. Volgens de islamitische ideologie is de vrouw als dochter geliefder dan een zoon; als vrouw is ze “de koningin van haar huis“, en als moeder is haar status superieur aan die van een vader.
De islam veegde alle onderscheidingen van ras en kleur van zich af en onderwees in de meest ondubbelzinnige bewoordingen de meest praktische en de meest ware vorm van de menselijke broederkap.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يٰأَيُّهَا ٱلنَّاسُ إِنَّا خَلَقْنَاكُم مِّن ذَكَرٍ وَأُنْثَىٰ وَجَعَلْنَاكُمْ شُعُوباً وَقَبَآئِلَ لِتَعَارَفُوۤاْ إِنَّ أَكْرَمَكُمْ عَندَ ٱللَّهِ أَتْقَاكُمْ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌ خَبِيرٌ
“O, mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij Allāh. Voorwaar, Allāh is Alwetend, Alkennend.” Surah al-Hujurāt (de binnenskamers), H49, vers 13
Deze broederschap bestaat uit individuen die gerespecteerd moeten worden zonder belang te hechten aan enig fysiek onderscheid. In feite beschouwt de islam het individu als een wereld op zichzelf, als vertegenwoordiger van de hele mensheid in zijn persoon.
Zo zegt de Heilige Qur’ān: “Wie iemand doodt behalve moord of onheil in het land, het is alsof hij de hele mensheid heeft gedood; en wie het leven van wie dan ook redt, het is alsof hij het leven van de hele mensheid heeft gered.”
De enige grote bron van strijd tussen mensen is het bestaan van egoïsme dat culmineert in eigenbelang. De islam neemt er een vastberaden standpunt tegen in wanneer het ideaal van het moslimleven predikt in de volgende woorden: “Ze offeren hun eigen belangen op, ook al veroorzaakt het hen ontberingen”.
De islamitische opvatting van opoffering is een natuurlijk uitvloeisel van het ideaal van onbegrensde liefde voor medemensen. Dat is op zijn beurt geworteld in het ideaal van de liefde van Allāh Ta’ālā, het centrale idee waarop alle leringen van de islam zijn gericht. Het eerste principe van de islam is het ware geloof in het bestaan en de Eenheid van Allāh Ta’ālā. Het doel van het moslimleven is het bereiken van nabijheid tot Allāh Ta’ālā. De moslim leeft niet voor zichzelf maar voor Allāh Ta’ālā, en al zijn daden als moslim moeten tot dat doel leiden, zoals Allāh Ta’ālā openbaart:
قُلْ إِنَّ صَلاَتِي وَنُسُكِي وَمَحْيَايَ وَمَمَاتِي لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَالَمِينَ
“Zeg: “Mijn gebed en mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn gewijd aan Allāh, de Heer der Werelden.” Surah an-An’ām (het vee), H6, vers 162
Zelfs op het gebied van wetenschappelijke zoektocht is het ideaal van een moslim om Allāh Ta’ālā en Zijn Plan te kennen. Want we lezen in de Heilige Qur’ān: “Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en in de afwisseling van de nacht en de dag, zijn tekenen voor mensen van begrip, die zich Herinneren dat Allāh Ta’ālā op hun zij staat, zit en achterover leunt en nadenkt over de schepping van de hemelen en de aarde, (en zeg o onze Heer! Gij hebt dit alles niet tevergeefs geschapen. Ere zij U! Beschut ons voor de ondergang van vuur. “
Dit is een zeer korte schets van de islamitische principes van het leven. In deze leer hebben we geen mysterie of dogma. Aan de andere kant is het de religie van klaarlichte dag. Het is gebaseerd op de natuurwetten die door Allāh Ta’ālā zijn aangesteld, en bijgevolg is elk van zijn principes in staat tot rationeel bewijs en demonstratie.
Het is de plicht van ieder rationeel mens om zijn verstand te gebruiken en te overwegen of hij de door de mens gemaakte onvolmaakte “ismen” of de Volmaakte Leiding gegeven door de Alwetende Allāh Ta’ālā moet volgen. De islam is niet het product van enig menselijk brein. Het is een Heilige Leer (Heilige Qur’ān) geopenbaard aan een man ﷺ die noch wist te lezen noch te schrijven, die geen opleiding in wetenschap of filosofie had ontvangen, en wiens omgeving wars was van de mogelijkheden van het cultiveren van hogere eigenschappen. Die man, dat weeskind van Vrouwe Amīna, die ongeletterde zoon van de woestijn, stond veertien eeuwen geleden in de wildernis van Arabië en verkondigde over zichzelf de volgende woorden van Allāh Ta’ālā: “En hij spreekt niet over zijn eigen verlangen. Het is niets anders dan een inspiratie geïnspireerd”.
Hij stond op als een ongeletterde Leraar, maar op basis van de Openbaring die hij van Allāh Ta’ālā ontving, verbaasde hij de wereld door de hoogste principes van wijsheid en kennis uiteen te zetten. Hij gaf aan de mensheid die de Code van Leven openbaarde en perfectioneerde die de bedoeïenen van de woestijn transformeerde in de meest geavanceerde natie van de wereld en een revolutie teweegbracht in de hele menselijke kijk. Degenen die verzonken waren in barbarij en morele degradatie werden de fakkeldragers van de moraal en de leraren van de wereld in alle kunsten van vrede en oorlog. Ze stonden aan de wieg van de moderne wetenschap en ze bleven eeuwenlang de meester-mensen van de aarde.
Dezelfde inspiratie, dezelfde boodschap, hetzelfde systeem bestaat zelfs vandaag de dag nog in zijn oorspronkelijke en authentieke vorm in de Heilige Qur’ān. Het leven van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ als het praktische commentaar van de Heilige Qur’ān en als het meest uitgebreide model van menselijke perfectie is nog steeds bewaard gebleven in het authentieke verslag van de geschiedenis en valt op als het Bakenlicht voor altijd.
Laat degenen die de eis van rationaliteit eren en die het pad van ware menselijke perfectie willen bewandelen naar de Heilige Qur’ān en Allāh’s Laatste Profeet Mohammed ﷺ komen en perfecte leiding ontvangen in alle lagen van de bevolking: spiritueel, moreel, politiek, economisch, individueel en collectief.
Moge de Weldadige Allāh Ta’ālā de hele mensheid naar het Rechte Pad leiden.