Inleiding

De islamitische kalender is een zuivere maankalender die de schijngestalten van de maan zo nauwkeurig mogelijk volgt. Net als bij vele andere maankalenders, zoals deze in zwang waren bij de oude Babyloniërs en vele andere antieke culturen, werd het begin van de maand oorspronkelijk vastgesteld door ervaren waarnemers die zo nauwkeurig mogelijk de ‘geboorte’ van de nieuwe maan probeerden te bepalen. Dit is het moment dat de maan, nadat zij een of twee dagen eerder in conjunctie met de zon is geweest (men noemt dit de ‘astronomische nieuwe maan’), weer ver genoeg van de zon is verwijderd zodat zij vlak na zonsondergang met het ongewapende oog als een smalle maansikkel in het westen te zien is. Omdat het waarnemen van de jonge maansikkel alleen vlak na zonsondergang mogelijk is, begint de eerste dag van een islamitische maand dan ook altijd bij zonsondergang en beginnen alle hierop volgende dagen ook bij zonsondergang. Omdat de dagen in de westerse (Gregoriaanse) kalender om middernacht beginnen, begint een islamitische dag dus in de avond van de ene dag en eindigt deze bij zonsondergang van de daarop volgende dag.

De periode waarin de schijngestalten van de maan een volledige cyclus doorlopen wordt de synodische periode van de maan genoemd en duurt gemiddeld 29.530588861 dagen, ofwel 29 dagen 12 uur 44 minuten en 2.878 seconden. Daar een kalendermaand alleen maar een geheel aantal dagen kan bevatten, gebruikt men in de praktijk steeds afwisselend maanden van 29 dagen en van 30 dagen. Daar 12 van dergelijke maanmaanden maar 354 dagen tellen, komt een zuivere maankalender elk jaar dus ruim 11 dagen te kort om steeds met de wisseling van de seizoenen in de pas te blijven (hiervoor zijn namelijk iets minder dan 365¼ dagen nodig). De meest toegepaste methode om toch in de pas met de seizoenen te blijven lopen is door elke twee à drie jaar een schrikkelmaand in te voeren die meestal aan het einde van jaar kwam. Zo gebruikten de Babyloniërs al sinds de vijfde eeuw vóór Christus een 19-jarige cyclus waarin zeven maal een schrikkelmaand werd ingevoerd en deze cyclus wordt nog steeds in de huidige joodse kalender gebruikt. Ook in de Oud-Arabische kalender was het gebruikelijk om eens in de twee of drie jaar een schrikkelmaand (nasi) in te voegen.

De islamitische maanden

De herkomst en de betekenis van de namen van de maanden in de islamitische kalender zijn omstreden maar de onderstaande tabel geeft de mening weer van Abu al-Raihān Muhammad ibn Ahmad al-Beruni (973-1048), een beroemde Perzische geleerde die onder meer over astrologie, sterrenkunde, aardrijkskunde en tijdrekenkunde schreef.

De maanden van de islamitische kalender
  Nr.  Arabische
benaming
Vermoedelijke betekenisTurkse
benaming
Lengte
in dagen
1  Muharram  heilige maand  Muharram30
2  Safar  maand die leeg is  Safer29
3  Rabī‘ al-Awwal  eerste lentemaand  Rebiül-evvel   30
4  Rabī‘ al-Akhir  tweede lentemaand  Rebiül-ahir29
5  Jumada ’l-Ula  eerste droge maand  Cemaziyel-evvel  30
6  Jumada ’l-Ākhira     tweede droge maand  Cemaziyel-ahir29
7  Rajab  vereerde maand  Recep30
8  Sha’bān  maand der verdeeldheid  Sha’bān29
9  Ramadan  maand van de grote hitte    Ramazan30
10  Shawwāl  jachtmaand  Şevval29
11  Dhū’l-Qa’da  rustmaand  Zilka’de30
12  Dhū’l-Hijja  bedevaart maand  Zilhicce  29 of 30  

De namen van de maanden herinneren nog aan de tijd vóór de profeet Mohammed toen de oorspronkelijke Arabische maankalender, die omstreeks de winterzonnewende (eind december) aanving, in de pas met de seizoenen werd gehouden door na elke twee of drie jaar een schrikkelmaand (nasi) in te voegen. Tijdens zijn ‘Laatste Bedevaart’ in maart 632 n. Chr. (Dhū’l-Hijja, 10 AH) ontving Mohammed een openbaring van Allah die zijn gelovigen voortaan verbood om schrikkelmaanden in te lassen (Heilige Qur’ān, Surah 9:36-37). Vanaf toen was de Arabische kalender niet meer met de seizoenen verbonden.

Ten gevolge hiervan verschuift het islamitisch jaar elk jaar ongeveer 11 dagen ten opzichte van de seizoenen en doorloopt een willekeurige maand in 32½ jaar tijd alle seizoenen. De islamitische kalender wordt daarom alleen voor religieuze doeleinden gebruikt en voor seizoensgebonden activiteiten (landbouw, veeteelt, handel, inning van belastingen, etc.) heeft men altijd de westerse kalender (of een lokale versie hiervan) gehanteerd.

De islamitische jaartelling

In de eerste jaren van de Islam werden jaren benoemd naar een belangrijke historische gebeurtenis uit het recente verleden en het aantal jaren dat sindsdien was verstreken (zo zou Mohammed zijn geboren in het ‘Jaar van de Olifant’, 570 of 571 n. Chr., toen de Abessinische heerser van Jemen met een leger en een strijdolifant de stad Mekka poogde in te innemen). In april 637 n. Chr. (Rabī‘ al-Awwal, 16 AH) voerde de kalief ’Umar ibn al-Khattāb de islamitische jaartelling in die zijn oorsprong had in het jaar waarin de Hijrah (de ‘emigratie’) plaatsvond, het cruciale moment in het leven van Mohammed toen hij en zijn volgelingen Mekka verlieten en zich in het nabij gelegen Yathrib (deze plaats is nu beter bekend als Medina) vestigden.

Volgens de berekeningen van de meeste islamitische sterrenkundigen en Schriftgeleerden viel de eerste dag van dat jaar (1 Muharram, 1 AH) op vrijdag 16 juli 622 n. Chr. (het feitelijke begin was natuurlijk op de avond ervoor, donderdag 15 juli). Het is gebruikelijk om islamitische jaren van westerse jaren te onderscheiden met de afkorting AH (‘Anno Hijrah’). Omdat het islamitisch jaar gemiddeld ongeveer 3% korter is dan ons jaar, haalt de islamitische jaartelling langzaam maar zeker de westerse jaartelling in. Indien beide kalenders in de toekomst niet verder aangepast worden zullen zij in het jaar 20873 hetzelfde jaartal voeren.

Volledigheidshalve dient nog vermeldt te worden dat men in de Noord Afrikaanse staat Libië een afwijkende islamitische jaartelling volgt die niet gerekend wordt vanaf de Hijrah maar vanaf het sterfjaar van Mohammed (632 n. Chr.). Ook volgt men in Libië een afwijkende zonnekalender die aanvankelijk vanaf het geboortejaar van Mohammed werd gerekend maar nu sinds enkele jaren vanaf zijn sterfjaar. Voor meer informatie hierover raadpleeg: The Islamic and Secular Calendars of the Great Socialist People’s Libyan Arab Jamahiriya.

De islamitische weekdagen

In tegenstelling tot de namen van onze weekdagen (die afgeleid zijn van de planeetgoden die naar de Hellenistische astrologische traditie over de weekdagen heersen), zijn de islamitische weekdagen (net zoals bij de joodse weekdagen) doorgaans vernoemd naar hun rangnummer in de week.

De islamitische weekdagen
  Nr.  Arabische
benaming
Vertaling (v.h. Arabisch)Turkse
benaming
Westerse
benaming
1  Yawm al-Ahad  eerste dag  Pazar  zondag
2  Yawm al-Ithnain  tweede dag  Pazartesi  maandag
3  Yawm al-Thalatha’    derde dag  Salı  dinsdag
4  Yawm al-Arba‘a’  vierde dag  Çarşamba    woensdag
5  Yawm al-Khamis  vijfde dag  Perşembe  donderdag  
6  Yawm al-Jumu’ah  dag van de samenkomst    Cuma  vrijdag
7  Yawm al-Sabt  dag van de sabbat  Cumartesi    zaterdag

De laatste twee dagen van de week zijn genoemd naar de dag van het vrijdaggebed, de belangrijkste dag in de islamitische week, en de dag van de joodse sabbat. Naast de vrijdag geldt ook de maandag als een bijzondere dag in de islamitische week omdat volgens de overlevering Mohammed zowel op een maandag werd geboren en op een maandag stierf. Ook de eerste openbaring van de Heilige Qur’ān aan Mohammed, zijn nachtelijke reis naar de hemel, zijn vertrek uit Mekka en zijn aankomst in Medina zouden volgens diverse overleveringen op een maandag hebben plaatsgevonden.

De schematische of cyclische islamitische kalender

Naar mate de Islam zich gedurende de zevende en achtste eeuw van de christelijke jaartelling over het Nabije Oosten en Noord Afrika uitbreidde, ontstond geleidelijk de behoefte voor een kalender die vooruit berekend kon worden zodat de viering van de rituele feestdagen voor alle delen van de islamitische samenleving beter op elkaar afgestemd konden worden. Alhoewel een dergelijke kalender nooit officieel van hogerhand werd ingevoerd, vindt men zulke schematische of cyclische kalenders al vanaf de negende eeuw in islamitische sterrenkundige handboeken en zij werden ook door islamitische geschiedschrijvers benut. Deze zijn allen gebaseerd op een 30-jarige cyclus waarin elf jaren (meestal de 2e, 5e, 7e, 10e, 13e, 16e 18e, 1ste, 24ste, 26ste en 29ste) als schrikkeljaren worden benoemd. In zo’n schrikkeljaar (Sana kabisa) krijgt de laatste maand een extra dag zodat deze 30 dagen telt en het jaar 355 dagen lang wordt. De inlassing van zo’n schrikkeldag is noodzakelijk om de kalender in de pas te laten lopen met de schijngestalten van de maan.

Elke 30-jarige cyclus telt dus 19 jaren van 354 dagen en 11 jaren van 355 dagen, dus te samen 19 × 354 + 11 × 355 = 10631 dagen die verdeeld worden over 30 × 12 = 360 kalendermaanden. Een (schematische) islamitische kalendermaand duurt dus gemiddeld 10631/360 = 29.53055555… dagen, ofwel 29 dagen 12 uur en 44 minuten (precies), en wijkt nog minder dan 3 seconden af van de gemiddelde duur van de synodische periode van de maan. Men kan berekenen dat pas na zo’n 2430 jaar de schematische islamitische kalender gemiddeld één dag voor gaat lopen op de ware loop van de maan.

De aanvang van deze schematische kalender viel op de avond van donderdag 15 juli 622 n. Chr. bij zonsondergang volgens de burgerlijke telling en op de avond van woensdag 14 juli 622 n. Chr. bij zonsondergang volgens de sterrenkundige telling. De burgerlijke telling wordt echter het meest gehanteerd en deze vormt dan ook de basis voor de moderne omrekentabellen (de meest bekende zijn die van Wüstenfeld-Mahler in de 3de editie van Mayr en Spuler) en diverse computerprogramma’s waarmee een willekeurige islamitische kalenderdatum naar een westerse kalenderdatum of omgekeerd kan worden omgezet.

De astronomische islamitische kalender

De hierboven beschreven schematische kalender werd tot niet zo lang geleden algemeen toegepast in de islamitische wereld, met uitzondering voor de maanden Muharram, Ramadan, Shawwāl en Dhū’l-Hijja, waarin belangrijke religieuze evenementen plaatsvinden. Het begin van deze maanden is vanaf het begin van de islamitische jaartelling altijd door middel van waarneming van de jonge maansikkel bepaald of uit berekening van het tijdstip waarop dit redelijkerwijs mogelijk zou moeten zijn. Voor meer bijzonderheden hoe dit gedaan wordt, zie De zichtbaarheid van de Ramadan maan. Een gevolg van deze praktijk is dat, afhankelijk van weersomstandigheden en de geografische ligging, dit niet overal ter wereld op dezelfde avond plaatsvindt.

In een aantal islamitische landen is het nu gebruikelijk om het begin alle maanden door middel van berekening te bepalen. Hierbij gaat men uit van sterrenkundige berekeningen die voorspellen op welke avond de jonge maansikkel redelijkerwijs met het ongewapende oog zichtbaar zal zijn. Een dergelijke kalender wordt sinds 1974 in Maleisië toegepast en sinds december 1997 ook in Indonesië. In veel andere islamitische landen overweegt men ook om een dergelijke ‘sterrenkundig berekende’ kalender in te voeren.

Ook Saoedi-Arabië en de aangrenzende staten op het Arabisch Schiereiland gebruiken een sterrenkundig berekende kalender die bekend staat als de Umm al-Qurra kalender. Omdat vele moslims geloven dat deze kalender gebaseerd is op de waarneming van de maansikkel leidt dit elk jaar rond de Ramadan tot veel verwarring wanneer men bemerkt dat de hierin aangegeven dagen vaak één of meerdere dagen afwijken van die in andere islamitische landen.

Tot voor kort begon elke maand in de Umm al-Qurra kalender op de avond waarop het tijdsinterval van zonsondergang in Saoedi-Arabië en de astronomische nieuwe maan minder dan 12 uur uit elkaar lagen. Omdat de maan zich dan te dicht bij de zon bevindt, was een waarneming van de maansikkel met het ongewapende oog aan het begin van de maand zelfs onder de meest gunstige omstandigheden uitgesloten: deze zou pas één of twee avonden later mogelijk zijn geworden. In ongeveer de helft van alle gevallen ging de maan op de eerste dag van de maand zelfs vóór de zon onder.

Sinds enkele jaren begint men de nieuwe maand in de Umm al-Qurra kalender echter op de avond (na de astronomische Nieuwe Maan) dat de maan vanuit Mekka berekend voor het eerst later ondergaat dan de zon. Alhoewel deze regel beter aan de astronomische voorwaarden voldoet dan de eerdere regel zal de maansikkel in de meeste gevallen toch pas op de tweede avond van de maand zichtbaar worden. Voor meer details over deze kalender raadpleeg: The Umm al-Qurra Calendar of Saudi Arabia.

De ‘heilige’ islamitische maanden

Volgens de Heilige Qur’ān (Surah 9:36) worden vier maanden in het jaar aangemerkt als haram (‘verboden’ of ‘heilig’) en dienen moslims zich gedurende deze maanden zo veel mogelijk van strijd en gevechtshandelingen te onthouden, een gebod die door Mohammed werd ingevoerd om de toen veel voorkomende onderlinge machtsstrijd tussen lokale Arabische stammen in te perken. Indien dit onvermijdelijk was dan diende dit te gebeuren tijdens de acht andere maanden in het jaar die als halal (letterlijk ‘niet verboden’) werden bestempeld.

Slechts één van deze heilige maanden (Dhū’l-Hijja) wordt min of meer expliciet genoemd in de Heilige Qur’ān (Surah’s 2:194, 2:216-218, 5:2 en 5:97), maar volgens de meeste islamitische Schriftgeleerden moeten de maanden Muharram, Rajab en Dhū’l-Qa’da tot de overige drie heilige maanden gerekend worden. Andere Schriftgeleerden menen echter dat hiermee de maanden Muharram, Safar en Rabī‘ al-Awwal bedoeld zijn.

De vastenmaand Ramadan wordt niet gerekend tot de ‘heilige’ maanden zoals die bedoeld zijn in de eerder genoemde vers uit de Heilige Qur’ān. Alhoewel het vanzelf spreekt dat strijd en oorlog tijdens de maand van vasten en bezinning niet aangemoedigd dienen te worden, geldt er geen islamitisch verbod hiertegen. Zo vond de slag bij Badr, waarbij Mohammed en zijn volgelingen (na een mislukte overval op een Mekkaanse caravan) een expeditie leger uit Mekka versloegen, plaats tijdens de Ramadan van 2 AH (voorjaar 624). Ook uit een meer recent verleden zijn soortgelijke voorbeelden te vinden: zo staat de aanval van Egypte en Syrië (later bijgestaan door Irak, Saoedi-Arabië en Jordanië) op Israël, die op 6 oktober 1973 begon tijdens de joodse Yom Kippur feest, in de islamitische wereld bekend als de “Ramadan-oorlog”.

Zonnekalenders in de islamitische wereld

Naast de islamitische maankalender, die voornamelijk voor religieuze doeleinden wordt gebruikt, hanteert men natuurlijk ook de westerse zonnekalender voor economische en seizoensgebonden activiteiten. In vele gevallen gebruikt men dan ook de westerse namen voor de maanden maar hierin zijn ook uitzonderingen. De onderstaande tabel laat zien hoe de namen van de westerse maanden in enkele islamitische landen heten.

WestersTurkijeLibiëTurkmenistan
  Januari  Ocak  Aynar  Turkmenbashi
  Februari  Şubat  Al-Ma’a  “Nationale vlag”
  Maart  Mart  Al-Rabi’a  Navruz
  April  Nisan  Al-Tayr  Gurbansoltan-edje
  Mei  Mayıs  Al-Nuwwar    Makhtum Kuli
  Juni  Haziran  Al-Sayf  Oguz
  Juli  Temmuz    Nasser  Gorkut
  Augustus  Aĝusto  Hannibal  Alp-Arslan
  September    Eylül  Al-Fateh  Rukhnama
  Oktober  Ekim  Al-Tumur  “Onafhankelijkheid”  
  November  Kasım  Al-Harth  Sultan Sanjar
  December  Aralik  Al-Kanoun  “Neutraliteit”

Voor meer gegevens over de zonnekalender van Libië raadpleeg:  The Islamic and Secular Calendars of the Great Socialist People’s Libyan Arab Jamahiriya.

De huidige namen van de Turkmenistans zonnekalender werden in 2002 ingevoerd door Saparmurat Niyazov, de (voor het leven benoemde) president van deze Centraal-Aziatische staat.

Belangrijke islamitische feestdagen

In tegenstelling tot de westers-christelijke kalender, telt de islamitische kalender niet veel feestdagen. De twee meest belangrijkste perioden in het jaar zijn de vastenmaand Ramadan en de bedevaart maand Dhū’l-Hijja.

Tijdens de Ramadan dient iedere moslim zich te onthouden van drank, voedsel, seksuele omgang en andere menselijke geneugten vanaf het moment in de ochtendschemering dat een witte en een zwarte draad van elkaar onderscheiden kunnen worden tot het moment dat de zon weer ondergaat (Heilige Qur’ān, Surah 2:183-187). De vastenperiode is verplicht voor iedere moslim met uitzondering van jonge kinderen, zogende en zwangere vrouwen, zieke en oude mensen en personen die op een lange reis onderweg zijn.

  • Het begin van de Ramadan wordt meestal afgekondigd zodra men het bericht heeft ontvangen dat de maansikkel is gezien en eindigt evenzo wanneer de maansikkel van de volgende maand Shawwāl gezien wordt. Is in een van beide gevallen de waarneming van de maan door bewolking of andere omstandigheden niet mogelijk dan hanteert men de regel dat een kalendermaand nooit langer dan 30 dagen mag zijn en begint of eindigt men op de avond na de 30ste dag.
  • De avond van de 27ste dag van Ramadan staat bekend als de Laylat al-Qadr (de ‘avond van de maat’) en herdenkt de traditie dat de eerste verzen van de Heilige Qur’ān gedurende deze maand door de aartsengel Jibra’il ( Gabriël) aan Mohammed werden geopenbaard. De precieze dag van de eerste openbaring van de Heilige Qur’ān is eigenlijk niet bekend (volgens de overlevering was het een van de oneven dagen in de laatste tien dagen van de vastenmaand) maar traditioneel wordt zij op de 27ste avond gevierd. Volgens de Heilige Qur’ān (Surah 97) is deze avond meer waard dan duizend maanden en dalen de engelen en de andere hemelbewoners af naar de aarde zodat er vrede heerst tot het ochtendgloren.
  • De eerste dag van Shawwāl staat bekend als al-‘Eid al-Fitr (het ‘feest van het verbreken van het vasten’) of al-‘Eid al-Saghir (de ‘kleine feestdag’) en is het begin van een periode van drie of vier dagen waarmee de afsluiting van de Ramadan wordt gevierd. Onder Turkse Nederlanders is deze periode ook bekend als het ‘Suikerfeest’ (Seker Bayrami) vanwege de zoete gerechten en etenswaren die dan veelal worden genuttigd.

Een van de vijf plichten voor iedere moslim man en vrouw is dat zij, indien gezondheid en financiële middelen dit toelaten, minstens één maal in hun leven een bedevaartstocht naar Mekka ondernemen tijdens de bedevaart maand Dhū’l-Hijja om deel te nemen aan de godsdienstige rituelen die met deze plaats en periode zijn verbonden (Heilige Qur’ān 2:196-200, 5:95-97 en 22:26-33). Moslims elders ter wereld vieren deze dagen in de moskee en in de huiselijke kring.

De tiende dag van de bedevaart maand Dhū’l-Hijja staat bekend als al-‘Eid al-Adha (het ‘offerfeest’), of al-‘Eid al-Kabir (de ‘grote feestdag’). Deze dag vormt het hoogtepunt van een reeks van dagen waarin bedevaartgangers de verschillende heilige plaatsen in en rond Mekka bezoeken die met de aartsvader Ibrahim (Abraham), zijn vrouw Hajar (Hagar), zijn zoon Isma‘il (Ismaël) en de profeet Mohammed zijn verbonden en wordt afgesloten met het ritueel slachten van offerdieren (een geit, schaap, rund of kameel) die daarna onder de aanwezigen worden verdeeld.

Veel bedevaartgangers maken in de dagen voor of na het offerfeest ook een reis naar de nabij gelegen stad Medina om de vele moskeeën waaronder die met het grafmonument van Mohammed (al Masjid al-Nabwi) te bezoeken.

Daarnaast zijn er nog enkele dagen in het jaar waarop belangrijke gebeurtenissen uit het leven van de profeet Mohammed en andere profeten worden herdacht. De belangrijkste hiervan zijn de volgende:

  • De eerste dag van de maand Muharram markeert het begin van het nieuwe jaar maar heeft in de islamitische traditie geen speciale betekenis. Op de tiende dag van Muharram – die ook bekend staat als Ashura – herdenken vele moslims de dag waarop de aartsvader Nooh (Noah) na de Zondvloed de Ark verliet en de dag waarop Musa (Mozes) de Israëlieten uit de handen van de Farao redde. Sjiitische moslims herdenken gedurende de eerste tien dagen van Muharram de martelaarsdood van Hussain, de kleinzoon van Mohammed, op het slagveld van Karbala in het jaar 61 AH (10 oktober 680 n. Chr.). De hoogtepunt van deze herdenking valt op de tiende dag (Ashura).
  • De 12de dag van de maand Rabī‘ al-Awwal wordt door veel moslims gevierd als de geboortedag (Mawlid al-Nabi) van Mohammed. Op deze dag wordt ook de aankomst van Mohammed in Medina na zijn emigratie uit Mekka herdacht. Ook de sterfdag van Mohammed wordt vaak op deze dag herdacht alhoewel anderen zijn sterfdag op de volgende dag (13 Rabī‘ al-Awwal) plaatsen. Sjiitische moslims vieren de geboortedag van Mohammed meestal op de 17de dag van deze maand.
  • De avond van de 27ste dag van de maand Rajab staat bekend als Lailat al-Mirāj (de ‘avond van de hemelvaart’). Op deze avond wordt de nachtelijke hemelreis van Mohammed herdacht. Volgens de overlevering zou Mohammed door Burāq, een vrouwelijke wezen die half mens en half dier was, eerst naar Jeruzalem zijn gebracht en vandaar (waar nu de al-Aqsa moskee staat) naar de hemel. Op deze reis werd Mohammed begeleidt door de aartsengel Jibra’il (Gabriël) en ontving Mohammed tijdens zijn ontmoeting met Allah onder meer instructies over de gebedsrituelen.
Tabel voor de islamitische feestdagen

De onderstaande tabel geeft de westerse equivalenten van de belangrijkste dagen in het islamitische jaar gedurende de komende jaren volgens een aantal van de meest gangbare omrekeningsmethoden voor de islamitische kalender. Als eerste worden de dagen gegeven volgens de schematische (of cyclische) islamitische kalender naar de vroeger veel gebruikte omrekeningstabellen van Wüstenfeld-Mahler (Mayr & Spuler, 1961). Als tweede en derde volgens de dagen volgens de Umm al-Qurra kalender (zie de webpagina The Umm al-Qurra Calendar of Saudi Arabia voor meer details) en volgens de recente tabellen van Reingold & Dershowitz (2001, 2002). De laatstgenoemde tabellen zijn gebaseerd op de regels voor de zichtbaarheid van de maan opgesteld door de sterrenwacht van Cairo (Egypte) maar zijn berekend voor Los Angeles (V.S.) zodat zij meer relevant zijn voor moslims in Noord Amerika. De laatste kolom geeft de dagen berekend naar de zichtbaarheid van de nieuwe maan in Nederland.

Merk op dat de islamitische dag steeds in de vooravond van de genoemde westerse dag begint (d.w.z. bij zonsondergang op de vorige dag in de westerse kalender). Overeenkomende dagen volgens de verschillende berekeningen zijn aangegeven met dezelfde achtergrondkleur.

Literatuur

Inleiding

De islamitische kalender is een zuivere maankalender die de schijngestalten van de maan zo nauwkeurig mogelijk volgt. Net als bij vele andere maankalenders, zoals deze in zwang waren bij de oude Babyloniërs en vele andere antieke culturen, werd het begin van de maand oorspronkelijk vastgesteld door ervaren waarnemers die zo nauwkeurig mogelijk de ‘geboorte’ van de nieuwe maan probeerden te bepalen. Dit is het moment dat de maan, nadat zij een of twee dagen eerder in conjunctie met de zon is geweest (men noemt dit de ‘astronomische nieuwe maan’), weer ver genoeg van de zon is verwijderd zodat zij vlak na zonsondergang met het ongewapende oog als een smalle maansikkel in het westen te zien is. Omdat het waarnemen van de jonge maansikkel alleen vlak na zonsondergang mogelijk is, begint de eerste dag van een islamitische maand dan ook altijd bij zonsondergang en beginnen alle hierop volgende dagen ook bij zonsondergang. Omdat de dagen in de westerse (Gregoriaanse) kalender om middernacht beginnen, begint een islamitische dag dus in de avond van de ene dag en eindigt deze bij zonsondergang van de daarop volgende dag.

De periode waarin de schijngestalten van de maan een volledige cyclus doorlopen wordt de synodische periode van de maan genoemd en duurt gemiddeld 29.530588861 dagen, ofwel 29 dagen 12 uur 44 minuten en 2.878 seconden. Daar een kalendermaand alleen maar een geheel aantal dagen kan bevatten, gebruikt men in de praktijk steeds afwisselend maanden van 29 dagen en van 30 dagen. Daar 12 van dergelijke maanmaanden maar 354 dagen tellen, komt een zuivere maankalender elk jaar dus ruim 11 dagen te kort om steeds met de wisseling van de seizoenen in de pas te blijven (hiervoor zijn namelijk iets minder dan 365¼ dagen nodig). De meest toegepaste methode om toch in de pas met de seizoenen te blijven lopen is door elke twee à drie jaar een schrikkelmaand in te voeren die meestal aan het einde van jaar kwam. Zo gebruikten de Babyloniërs al sinds de vijfde eeuw vóór Christus een 19-jarige cyclus waarin zeven maal een schrikkelmaand werd ingevoerd en deze cyclus wordt nog steeds in de huidige joodse kalender gebruikt. Ook in de Oud-Arabische kalender was het gebruikelijk om eens in de twee of drie jaar een schrikkelmaand (nasi) in te voegen.

De islamitische maanden

De herkomst en de betekenis van de namen van de maanden in de islamitische kalender zijn omstreden maar de onderstaande tabel geeft de mening weer van Abu al-Raihān Muhammad ibn Ahmad al-Beruni (973-1048), een beroemde Perzische geleerde die onder meer over astrologie, sterrenkunde, aardrijkskunde en tijdrekenkunde schreef.

De maanden van de islamitische kalender
  Nr.  Arabische
benaming
Vermoedelijke betekenisTurkse
benaming
Lengte
in dagen
1  Muharram  heilige maand  Muharram30
2  Safar  maand die leeg is  Safer29
3  Rabī‘ al-Awwal  eerste lentemaand  Rebiül-evvel   30
4  Rabī‘ al-Akhir  tweede lentemaand  Rebiül-ahir29
5  Jumada ’l-Ula  eerste droge maand  Cemaziyel-evvel  30
6  Jumada ’l-Ākhira     tweede droge maand  Cemaziyel-ahir29
7  Rajab  vereerde maand  Recep30
8  Sha’bān  maand der verdeeldheid  Sha’bān29
9  Ramadan  maand van de grote hitte    Ramazan30
10  Shawwāl  jachtmaand  Şevval29
11  Dhū’l-Qa’da  rustmaand  Zilka’de30
12  Dhū’l-Hijja  bedevaart maand  Zilhicce  29 of 30  

De namen van de maanden herinneren nog aan de tijd vóór de profeet Mohammed toen de oorspronkelijke Arabische maankalender, die omstreeks de winterzonnewende (eind december) aanving, in de pas met de seizoenen werd gehouden door na elke twee of drie jaar een schrikkelmaand (nasi) in te voegen. Tijdens zijn ‘Laatste Bedevaart’ in maart 632 n. Chr. (Dhū’l-Hijja, 10 AH) ontving Mohammed een openbaring van Allah die zijn gelovigen voortaan verbood om schrikkelmaanden in te lassen (Heilige Qur’ān, Surah 9:36-37). Vanaf toen was de Arabische kalender niet meer met de seizoenen verbonden.

Ten gevolge hiervan verschuift het islamitisch jaar elk jaar ongeveer 11 dagen ten opzichte van de seizoenen en doorloopt een willekeurige maand in 32½ jaar tijd alle seizoenen. De islamitische kalender wordt daarom alleen voor religieuze doeleinden gebruikt en voor seizoensgebonden activiteiten (landbouw, veeteelt, handel, inning van belastingen, etc.) heeft men altijd de westerse kalender (of een lokale versie hiervan) gehanteerd.

De islamitische jaartelling

In de eerste jaren van de Islam werden jaren benoemd naar een belangrijke historische gebeurtenis uit het recente verleden en het aantal jaren dat sindsdien was verstreken (zo zou Mohammed zijn geboren in het ‘Jaar van de Olifant’, 570 of 571 n. Chr., toen de Abessinische heerser van Jemen met een leger en een strijdolifant de stad Mekka poogde in te innemen). In april 637 n. Chr. (Rabī‘ al-Awwal, 16 AH) voerde de kalief ’Umar ibn al-Khattāb de islamitische jaartelling in die zijn oorsprong had in het jaar waarin de Hijrah (de ‘emigratie’) plaatsvond, het cruciale moment in het leven van Mohammed toen hij en zijn volgelingen Mekka verlieten en zich in het nabij gelegen Yathrib (deze plaats is nu beter bekend als Medina) vestigden.

Volgens de berekeningen van de meeste islamitische sterrenkundigen en Schriftgeleerden viel de eerste dag van dat jaar (1 Muharram, 1 AH) op vrijdag 16 juli 622 n. Chr. (het feitelijke begin was natuurlijk op de avond ervoor, donderdag 15 juli). Het is gebruikelijk om islamitische jaren van westerse jaren te onderscheiden met de afkorting AH (‘Anno Hijrah’). Omdat het islamitisch jaar gemiddeld ongeveer 3% korter is dan ons jaar, haalt de islamitische jaartelling langzaam maar zeker de westerse jaartelling in. Indien beide kalenders in de toekomst niet verder aangepast worden zullen zij in het jaar 20873 hetzelfde jaartal voeren.

Volledigheidshalve dient nog vermeldt te worden dat men in de Noord Afrikaanse staat Libië een afwijkende islamitische jaartelling volgt die niet gerekend wordt vanaf de Hijrah maar vanaf het sterfjaar van Mohammed (632 n. Chr.). Ook volgt men in Libië een afwijkende zonnekalender die aanvankelijk vanaf het geboortejaar van Mohammed werd gerekend maar nu sinds enkele jaren vanaf zijn sterfjaar. Voor meer informatie hierover raadpleeg: The Islamic and Secular Calendars of the Great Socialist People’s Libyan Arab Jamahiriya.

De islamitische weekdagen

In tegenstelling tot de namen van onze weekdagen (die afgeleid zijn van de planeetgoden die naar de Hellenistische astrologische traditie over de weekdagen heersen), zijn de islamitische weekdagen (net zoals bij de joodse weekdagen) doorgaans vernoemd naar hun rangnummer in de week.

De islamitische weekdagen
  Nr.  Arabische
benaming
Vertaling (v.h. Arabisch)Turkse
benaming
Westerse
benaming
1  Yawm al-Ahad  eerste dag  Pazar  zondag
2  Yawm al-Ithnain  tweede dag  Pazartesi  maandag
3  Yawm al-Thalatha’    derde dag  Salı  dinsdag
4  Yawm al-Arba‘a’  vierde dag  Çarşamba    woensdag
5  Yawm al-Khamis  vijfde dag  Perşembe  donderdag  
6  Yawm al-Jumu’ah  dag van de samenkomst    Cuma  vrijdag
7  Yawm al-Sabt  dag van de sabbat  Cumartesi    zaterdag

De laatste twee dagen van de week zijn genoemd naar de dag van het vrijdaggebed, de belangrijkste dag in de islamitische week, en de dag van de joodse sabbat. Naast de vrijdag geldt ook de maandag als een bijzondere dag in de islamitische week omdat volgens de overlevering Mohammed zowel op een maandag werd geboren en op een maandag stierf. Ook de eerste openbaring van de Heilige Qur’ān aan Mohammed, zijn nachtelijke reis naar de hemel, zijn vertrek uit Mekka en zijn aankomst in Medina zouden volgens diverse overleveringen op een maandag hebben plaatsgevonden.

De schematische of cyclische islamitische kalender

Naar mate de Islam zich gedurende de zevende en achtste eeuw van de christelijke jaartelling over het Nabije Oosten en Noord Afrika uitbreidde, ontstond geleidelijk de behoefte voor een kalender die vooruit berekend kon worden zodat de viering van de rituele feestdagen voor alle delen van de islamitische samenleving beter op elkaar afgestemd konden worden. Alhoewel een dergelijke kalender nooit officieel van hogerhand werd ingevoerd, vindt men zulke schematische of cyclische kalenders al vanaf de negende eeuw in islamitische sterrenkundige handboeken en zij werden ook door islamitische geschiedschrijvers benut. Deze zijn allen gebaseerd op een 30-jarige cyclus waarin elf jaren (meestal de 2e, 5e, 7e, 10e, 13e, 16e 18e, 1ste, 24ste, 26ste en 29ste) als schrikkeljaren worden benoemd. In zo’n schrikkeljaar (Sana kabisa) krijgt de laatste maand een extra dag zodat deze 30 dagen telt en het jaar 355 dagen lang wordt. De inlassing van zo’n schrikkeldag is noodzakelijk om de kalender in de pas te laten lopen met de schijngestalten van de maan.

Elke 30-jarige cyclus telt dus 19 jaren van 354 dagen en 11 jaren van 355 dagen, dus te samen 19 × 354 + 11 × 355 = 10631 dagen die verdeeld worden over 30 × 12 = 360 kalendermaanden. Een (schematische) islamitische kalendermaand duurt dus gemiddeld 10631/360 = 29.53055555… dagen, ofwel 29 dagen 12 uur en 44 minuten (precies), en wijkt nog minder dan 3 seconden af van de gemiddelde duur van de synodische periode van de maan. Men kan berekenen dat pas na zo’n 2430 jaar de schematische islamitische kalender gemiddeld één dag voor gaat lopen op de ware loop van de maan.

De aanvang van deze schematische kalender viel op de avond van donderdag 15 juli 622 n. Chr. bij zonsondergang volgens de burgerlijke telling en op de avond van woensdag 14 juli 622 n. Chr. bij zonsondergang volgens de sterrenkundige telling. De burgerlijke telling wordt echter het meest gehanteerd en deze vormt dan ook de basis voor de moderne omrekentabellen (de meest bekende zijn die van Wüstenfeld-Mahler in de 3de editie van Mayr en Spuler) en diverse computerprogramma’s waarmee een willekeurige islamitische kalenderdatum naar een westerse kalenderdatum of omgekeerd kan worden omgezet.

De astronomische islamitische kalender

De hierboven beschreven schematische kalender werd tot niet zo lang geleden algemeen toegepast in de islamitische wereld, met uitzondering voor de maanden Muharram, Ramadan, Shawwāl en Dhū’l-Hijja, waarin belangrijke religieuze evenementen plaatsvinden. Het begin van deze maanden is vanaf het begin van de islamitische jaartelling altijd door middel van waarneming van de jonge maansikkel bepaald of uit berekening van het tijdstip waarop dit redelijkerwijs mogelijk zou moeten zijn. Voor meer bijzonderheden hoe dit gedaan wordt, zie De zichtbaarheid van de Ramadan maan. Een gevolg van deze praktijk is dat, afhankelijk van weersomstandigheden en de geografische ligging, dit niet overal ter wereld op dezelfde avond plaatsvindt.

In een aantal islamitische landen is het nu gebruikelijk om het begin alle maanden door middel van berekening te bepalen. Hierbij gaat men uit van sterrenkundige berekeningen die voorspellen op welke avond de jonge maansikkel redelijkerwijs met het ongewapende oog zichtbaar zal zijn. Een dergelijke kalender wordt sinds 1974 in Maleisië toegepast en sinds december 1997 ook in Indonesië. In veel andere islamitische landen overweegt men ook om een dergelijke ‘sterrenkundig berekende’ kalender in te voeren.

Ook Saoedi-Arabië en de aangrenzende staten op het Arabisch Schiereiland gebruiken een sterrenkundig berekende kalender die bekend staat als de Umm al-Qurra kalender. Omdat vele moslims geloven dat deze kalender gebaseerd is op de waarneming van de maansikkel leidt dit elk jaar rond de Ramadan tot veel verwarring wanneer men bemerkt dat de hierin aangegeven dagen vaak één of meerdere dagen afwijken van die in andere islamitische landen.

Tot voor kort begon elke maand in de Umm al-Qurra kalender op de avond waarop het tijdsinterval van zonsondergang in Saoedi-Arabië en de astronomische nieuwe maan minder dan 12 uur uit elkaar lagen. Omdat de maan zich dan te dicht bij de zon bevindt, was een waarneming van de maansikkel met het ongewapende oog aan het begin van de maand zelfs onder de meest gunstige omstandigheden uitgesloten: deze zou pas één of twee avonden later mogelijk zijn geworden. In ongeveer de helft van alle gevallen ging de maan op de eerste dag van de maand zelfs vóór de zon onder.

Sinds enkele jaren begint men de nieuwe maand in de Umm al-Qurra kalender echter op de avond (na de astronomische Nieuwe Maan) dat de maan vanuit Mekka berekend voor het eerst later ondergaat dan de zon. Alhoewel deze regel beter aan de astronomische voorwaarden voldoet dan de eerdere regel zal de maansikkel in de meeste gevallen toch pas op de tweede avond van de maand zichtbaar worden. Voor meer details over deze kalender raadpleeg: The Umm al-Qurra Calendar of Saudi Arabia.

De ‘heilige’ islamitische maanden

Volgens de Heilige Qur’ān (Surah 9:36) worden vier maanden in het jaar aangemerkt als haram (‘verboden’ of ‘heilig’) en dienen moslims zich gedurende deze maanden zo veel mogelijk van strijd en gevechtshandelingen te onthouden, een gebod die door Mohammed werd ingevoerd om de toen veel voorkomende onderlinge machtsstrijd tussen lokale Arabische stammen in te perken. Indien dit onvermijdelijk was dan diende dit te gebeuren tijdens de acht andere maanden in het jaar die als halal (letterlijk ‘niet verboden’) werden bestempeld.

Slechts één van deze heilige maanden (Dhū’l-Hijja) wordt min of meer expliciet genoemd in de Heilige Qur’ān (Surah’s 2:194, 2:216-218, 5:2 en 5:97), maar volgens de meeste islamitische Schriftgeleerden moeten de maanden Muharram, Rajab en Dhū’l-Qa’da tot de overige drie heilige maanden gerekend worden. Andere Schriftgeleerden menen echter dat hiermee de maanden Muharram, Safar en Rabī‘ al-Awwal bedoeld zijn.

De vastenmaand Ramadan wordt niet gerekend tot de ‘heilige’ maanden zoals die bedoeld zijn in de eerder genoemde vers uit de Heilige Qur’ān. Alhoewel het vanzelf spreekt dat strijd en oorlog tijdens de maand van vasten en bezinning niet aangemoedigd dienen te worden, geldt er geen islamitisch verbod hiertegen. Zo vond de slag bij Badr, waarbij Mohammed en zijn volgelingen (na een mislukte overval op een Mekkaanse caravan) een expeditie leger uit Mekka versloegen, plaats tijdens de Ramadan van 2 AH (voorjaar 624). Ook uit een meer recent verleden zijn soortgelijke voorbeelden te vinden: zo staat de aanval van Egypte en Syrië (later bijgestaan door Irak, Saoedi-Arabië en Jordanië) op Israël, die op 6 oktober 1973 begon tijdens de joodse Yom Kippur feest, in de islamitische wereld bekend als de “Ramadan-oorlog”.

Zonnekalenders in de islamitische wereld

Naast de islamitische maankalender, die voornamelijk voor religieuze doeleinden wordt gebruikt, hanteert men natuurlijk ook de westerse zonnekalender voor economische en seizoensgebonden activiteiten. In vele gevallen gebruikt men dan ook de westerse namen voor de maanden maar hierin zijn ook uitzonderingen. De onderstaande tabel laat zien hoe de namen van de westerse maanden in enkele islamitische landen heten.

WestersTurkijeLibiëTurkmenistan
  Januari  Ocak  Aynar  Turkmenbashi
  Februari  Şubat  Al-Ma’a  “Nationale vlag”
  Maart  Mart  Al-Rabi’a  Navruz
  April  Nisan  Al-Tayr  Gurbansoltan-edje
  Mei  Mayıs  Al-Nuwwar    Makhtum Kuli
  Juni  Haziran  Al-Sayf  Oguz
  Juli  Temmuz    Nasser  Gorkut
  Augustus  Aĝusto  Hannibal  Alp-Arslan
  September    Eylül  Al-Fateh  Rukhnama
  Oktober  Ekim  Al-Tumur  “Onafhankelijkheid”  
  November  Kasım  Al-Harth  Sultan Sanjar
  December  Aralik  Al-Kanoun  “Neutraliteit”

Voor meer gegevens over de zonnekalender van Libië raadpleeg:  The Islamic and Secular Calendars of the Great Socialist People’s Libyan Arab Jamahiriya.

De huidige namen van de Turkmenistans zonnekalender werden in 2002 ingevoerd door Saparmurat Niyazov, de (voor het leven benoemde) president van deze Centraal-Aziatische staat.

Belangrijke islamitische feestdagen

In tegenstelling tot de westers-christelijke kalender, telt de islamitische kalender niet veel feestdagen. De twee meest belangrijkste perioden in het jaar zijn de vastenmaand Ramadan en de bedevaart maand Dhū’l-Hijja.

Tijdens de Ramadan dient iedere moslim zich te onthouden van drank, voedsel, seksuele omgang en andere menselijke geneugten vanaf het moment in de ochtendschemering dat een witte en een zwarte draad van elkaar onderscheiden kunnen worden tot het moment dat de zon weer ondergaat (Heilige Qur’ān, Surah 2:183-187). De vastenperiode is verplicht voor iedere moslim met uitzondering van jonge kinderen, zogende en zwangere vrouwen, zieke en oude mensen en personen die op een lange reis onderweg zijn.

  • Het begin van de Ramadan wordt meestal afgekondigd zodra men het bericht heeft ontvangen dat de maansikkel is gezien en eindigt evenzo wanneer de maansikkel van de volgende maand Shawwāl gezien wordt. Is in een van beide gevallen de waarneming van de maan door bewolking of andere omstandigheden niet mogelijk dan hanteert men de regel dat een kalendermaand nooit langer dan 30 dagen mag zijn en begint of eindigt men op de avond na de 30ste dag.
  • De avond van de 27ste dag van Ramadan staat bekend als de Laylat al-Qadr (de ‘avond van de maat’) en herdenkt de traditie dat de eerste verzen van de Heilige Qur’ān gedurende deze maand door de aartsengel Jibra’il ( Gabriël) aan Mohammed werden geopenbaard. De precieze dag van de eerste openbaring van de Heilige Qur’ān is eigenlijk niet bekend (volgens de overlevering was het een van de oneven dagen in de laatste tien dagen van de vastenmaand) maar traditioneel wordt zij op de 27ste avond gevierd. Volgens de Heilige Qur’ān (Surah 97) is deze avond meer waard dan duizend maanden en dalen de engelen en de andere hemelbewoners af naar de aarde zodat er vrede heerst tot het ochtendgloren.
  • De eerste dag van Shawwāl staat bekend als al-‘Eid al-Fitr (het ‘feest van het verbreken van het vasten’) of al-‘Eid al-Saghir (de ‘kleine feestdag’) en is het begin van een periode van drie of vier dagen waarmee de afsluiting van de Ramadan wordt gevierd. Onder Turkse Nederlanders is deze periode ook bekend als het ‘Suikerfeest’ (Seker Bayrami) vanwege de zoete gerechten en etenswaren die dan veelal worden genuttigd.

Een van de vijf plichten voor iedere moslim man en vrouw is dat zij, indien gezondheid en financiële middelen dit toelaten, minstens één maal in hun leven een bedevaartstocht naar Mekka ondernemen tijdens de bedevaart maand Dhū’l-Hijja om deel te nemen aan de godsdienstige rituelen die met deze plaats en periode zijn verbonden (Heilige Qur’ān, Surah’s 2:196-200, 5:95-97 & 22:26-33). Moslims elders ter wereld vieren deze dagen in de moskee en in de huiselijke kring.

De tiende dag van de bedevaart maand Dhū’l-Hijja staat bekend als al-‘Eid al-Adha (het ‘offerfeest’), of al-‘Eid al-Kabir (de ‘grote feestdag’). Deze dag vormt het hoogtepunt van een reeks van dagen waarin bedevaartgangers de verschillende heilige plaatsen in en rond Mekka bezoeken die met de aartsvader Ibrahim (Abraham), zijn vrouw Hajar (Hagar), zijn zoon Isma‘il (Ismaël) en de profeet Mohammed zijn verbonden en wordt afgesloten met het ritueel slachten van offerdieren (een geit, schaap, rund of kameel) die daarna onder de aanwezigen worden verdeeld.

Veel bedevaartgangers maken in de dagen voor of na het offerfeest ook een reis naar de nabij gelegen stad Medina om de vele moskeeën waaronder die met het grafmonument van Mohammed (al Masjid al-Nabwi) te bezoeken.

Daarnaast zijn er nog enkele dagen in het jaar waarop belangrijke gebeurtenissen uit het leven van de profeet Mohammed en andere profeten worden herdacht. De belangrijkste hiervan zijn de volgende:

  • De eerste dag van de maand Muharram markeert het begin van het nieuwe jaar maar heeft in de islamitische traditie geen speciale betekenis. Op de tiende dag van Muharram – die ook bekend staat als Ashura – herdenken vele moslims de dag waarop de aartsvader Nooh (Noah) na de Zondvloed de Ark verliet en de dag waarop Musa (Mozes) de Israëlieten uit de handen van de Farao redde. Sjiitische moslims herdenken gedurende de eerste tien dagen van Muharram de martelaarsdood van Hussain, de kleinzoon van Mohammed, op het slagveld van Karbala in het jaar 61 AH (10 oktober 680 n. Chr.). De hoogtepunt van deze herdenking valt op de tiende dag (Ashura).
  • De 12de dag van de maand Rabī‘ al-Awwal wordt door veel moslims gevierd als de geboortedag (Mawlid al-Nabi) van Mohammed. Op deze dag wordt ook de aankomst van Mohammed in Medina na zijn emigratie uit Mekka herdacht. Ook de sterfdag van Mohammed wordt vaak op deze dag herdacht alhoewel anderen zijn sterfdag op de volgende dag (13 Rabī‘ al-Awwal) plaatsen. Sjiitische moslims vieren de geboortedag van Mohammed meestal op de 17de dag van deze maand.
  • De avond van de 27ste dag van de maand Rajab staat bekend als Lailat al-Mirāj (de ‘avond van de hemelvaart’). Op deze avond wordt de nachtelijke hemelreis van Mohammed herdacht. Volgens de overlevering zou Mohammed door Burāq, een vrouwelijke wezen die half mens en half dier was, eerst naar Jeruzalem zijn gebracht en vandaar (waar nu de al-Aqsa moskee staat) naar de hemel. Op deze reis werd Mohammed begeleidt door de aartsengel Jibra’il (Gabriël) en ontving Mohammed tijdens zijn ontmoeting met Allah onder meer instructies over de gebedsrituelen.

 

Tabel voor de islamitische feestdagen

De onderstaande tabel geeft de westerse equivalenten van de belangrijkste dagen in het islamitische jaar gedurende de komende jaren volgens een aantal van de meest gangbare omrekeningsmethoden voor de islamitische kalender. Als eerste worden de dagen gegeven volgens de schematische (of cyclische) islamitische kalender naar de vroeger veel gebruikte omrekeningstabellen van Wüstenfeld-Mahler (Mayr & Spuler, 1961). Als tweede en derde volgens de dagen volgens de Umm al-Qurra kalender (zie de webpagina The Umm al-Qurra Calendar of Saudi Arabia voor meer details) en volgens de recente tabellen van Reingold & Dershowitz (2001, 2002). De laatstgenoemde tabellen zijn gebaseerd op de regels voor de zichtbaarheid van de maan opgesteld door de sterrenwacht van Cairo (Egypte) maar zijn berekend voor Los Angeles (V.S.) zodat zij meer relevant zijn voor moslims in Noord Amerika. De laatste kolom geeft de dagen berekend naar de zichtbaarheid van de nieuwe maan in Nederland.

Merk op dat de islamitische dag steeds in de vooravond van de genoemde westerse dag begint (d.w.z. bij zonsondergang op de vorige dag in de westerse kalender). Overeenkomende dagen volgens de verschillende berekeningen zijn aangegeven met dezelfde achtergrondkleur.

Literatuur

Voor meer achtergrond en technische gegevens (chronologisch geordend)

  • al-Beruni, Abu al-Raihān Muhammad ibn Ahmad, Al-Athar al-Baqiyah ‘an al-Qurun al-Khaliyah (ca. 1000) – Engelse vertaling: C. Edward Sachau, The Chronology of Ancient Nations: An English Version of the Arabic Text of the Athâr-ul-Bâkiya of Albîrûnî, or “Vestiges of the Past,” Collected and Reduced to Writing by the Author in AH 390-1, AD 1000 (William H. Allen and Co., Londen, 1879) – herdrukt door Minerva Verlag GMBH, Frankfurt am Main, 1984].
  • Marsden, William, “On the Era of the Mahometans, called the Hejerà”, Philosophical Transactions of the Royal Society of London, 78 (1788), 414-432 JSTOR link.
  • de Sacy, Sylvestre, “Mémoire sur divers événemens de l’histoire des Arabes avant Mahomet”, Mémoires de littérature, tirés des registres de l’Académie royale des inscriptions et belles-lettres, 48 (1808), 484-762.
  • Ideler, Christian Ludwig, “Über die Vergleichung der muhammedanischen und christlichen Zeitrechnung”, Fundgruben des Orients, 4 (1814), 299-308.
  • Ideler, Christian Ludwig, “Ueber die Zeitrechnung der Araber”, Abhandlungen der Königlichen Akademie der Wissenschaften in Berlin 1812/13, Historisch-philologische Klasse (1816), 97-120.
  • Ideler, Christian Ludwig, “Ueber die Zeitrechnung der Perser”, Abhandlungen der Königlichen Akademie der Wissenschaften in Berlin 1814/15, Historisch-philologische Klasse (1818), 259-289.
  • Ideler, Christian Ludwig, “Ueber die bei den morgenländischen Völkern gebräuchlichen Formen des julianischen Jahrs”, Abhandlungen der Königlichen Akademie der Wissenschaften in Berlin 1816/17, Historisch-philologische Klasse (1819), 215-262.
  • Ciccolini, Lodovico, “Calendrier des turcs”, Correspondance astronomique, géographique, hydrographique et statistique, 11 (1824), 552-567.
  • Ciccolini, Lodovico, “Sur la conversion de l’ère de l’hégire”, Correspondance astronomique, géographique, hydrographique et statistique, 12 (1825), 348-362.
  • Zach, Franz Xaver Freiherr von, “Calendrier des turcs”, Correspondance astronomique, géographique, hydrographique et statistique, 12 (1825), 3-53.
  • Zach, Franz Xaver Freiherr von, “Über den Kalender der Türken”, Zeitschrift für Erd, Völker- und Staatenkunde, 2 (1825), 64-69.
  • Caussin de Perceval, A.P., “Mémoire sur le calendrier arabe avant l’islamisme”, Journal asiatique, ou recueil de mémoires, d’extraits et de notices relatifs à l’histoire, à la philosophie, aux langues et à la littérature des peuples orientaux, sér. 4, 1 (1843), 342-379.
  • Francoeur, Louis-Benjamin, “Sur le calendrier des mahométans”, Connaissance des Temps pour l’an 1844 (Parijs), pp. 111-122.
  • Soliman-el-Haraīri & Cotelle, Henri, “Concordance entre le calendrier musulman et le calendrier chrétien”, Journal asiatique, ou recueil de mémoires, d’extraits et de notices relatifs à l’histoire, à la philosophie, aux langues et à la littérature des peuples orientaux, sér. 4, 10 (1847), 249-258.
  • Mahmoud Effendi, “Mémoire sur le calendrier arabe avant l’islamisme, et sur la naissance et l’âge du prophète Mohammad”, Journal asiatique, ou recueil de mémoires, d’extraits et de notices relatifs à l’histoire, à la philosophie, aux langues et à la littérature des peuples orientaux, sér. 5, 11 (1858), 109-192 – herdrukt in Mémoires couronnés et mémoires des savants étrangers, publiées par l’académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 30 (1861), Classe des lettres, 1-45.
  • Sprenger, Aloys, “Ueber den Kalender der Araber vor Mohammad”, Zeitschrift der Deutsche Morgenländischen Gesellschaft, 13 (1859), 134-175.
  • Lane, Edward William, An Account of the Manners and Customs of the Modern Egyptians, written in Egypt during the Years 1833, -34 and -35, partly from Notes made during a Former Visit to that Country in the Years 1825, -26, -27 and -28, 5de druk (John Murray, Londen, 1860 [in 2003 herdrukt door The American University in Cairo Press, Cairo/New York]), met name hoofdstukken IX & XXIV-XXVI.
  • Mukhtar Pasha, Ghazi Ahmed, Islah at-taqwim (Caïro, 1890) [Tekst in het Turks met een Arabische vertaling door Sefiq Bay Mansur Yegen] – verscheen ook in een Franse vertaling door O.N.E. als La réforme du calendrier (E.J. Brill, Leiden, 1893).
  • Ginzel, Friedrich Karl, Handbuch der mathematischen und technischen Chronologie (J.C. Hinrichs’sche Buchhandlung, Leipzig, 1906), deel 1, pp. 238-274.
  • Juynboll, Theodoor Willem, Handleiding tot de kennis van de Mohammedaansche wet, volgens de leer der Sjâfi‘itische school, 4de druk (E.J. Brill, Leiden, 1930).
  • Hartner, Willy, “Zaman”, in: Enzyklopädie des Islam (E.J. Brill, Leiden, 1934), deel 4, pp. 1307-1310 [herdrukt in: Oriens-Occidens: Ausgewählte Schriften zur Wissenschafts- und Kulturgeschichte: Festschrift zum 60. Geburtstag (Georg Olms Verlagsbuchhandlung, Hildesheim, 1968), pp. 260-263].
  • Taqizadeh, Sayyid Hasan, “Various Eras and Calendars used in the Countries of Islam”, Bulletin of the School of Oriental Studies, 9 (1937/39), 903-922 JSTOR link & 10 (1940/42), 107-132 JSTOR link.
  • Sauer, M., “Mohammedanische Zeitrechnung, Festtage und Gebetszeiten”, Die Sterne, 34 (1958), 194-196.
  • Mayr, Joachim, “Das türkische Finanzjahr”, Der Islam, 36 (1961), 264-268.
  • Mayr, Joachim & Spuler, Bertold, Wüstenfeld-Mahler’sche Vergleichungs-Tabellen zur muslimischen und iranischen Zeitrechnung mit Tafeln zur Umrechnung orient-christlicher Ären, 3de druk (Deutsche Morgenländische Gesellschaft, Wiesbaden, 1961).
  • Grohmann, Adolph, Mayr, Joachim & Till, Walter Curt, Arabische Chronologie (E.J. Brill, Leiden/Keulen, 1966 [= Handbuch der Orientalistik, Abteilung I, Ergänzungsband II, Halbband I).
  • Mittwoch, Eugen, “‘Id/‘Id al-Adha/‘Id al-Fitr”, in: The Encyclopaedia of Islam, 2de druk (E.J. Brill, Leiden, 1969), deel 3, pp. 1007-1008.
  • Grunebaum, Gustave E. von, Muhammadan Festivals, 2de druk (Curzon Press/Rowman & Littlefield, Londen/Totowa, 1976).
  • Séguy, Marie-Rose (ed.), The Miraculous Journey of Mohammet: Mirâj Nâmeh (George Braziller, New York, 1977).
  • Tsybulsky, Vladimir Vasiljewich, Calendars of Middle East Countries: Conversion Tables and Explanatory Notes (Institute of Oriental Studies, USSR Academy of Sciences, Moscow, 1979) – de oorspronkelijke Russische editie verscheen in 1976.
  • Ocaña Jiménez, Manuel, Nuevas tablas de conversión de datas islámicas y cristianas y viceversa: Estructuradas para concodar, dia por dia, años completos (Instituto Hispano-árabe de Cultura, Madrid, 1981).
  • Ilyas, Mohammad, A Modern Guide to Astronomical Calculations of Islamic Calendar, Times & Qibla (Berita Publishing, Kuala Lumpur, 1984).
  • Shamsi, F.A., “The Date of Hijrah”, Islamic Studies, 23 (1984), 189-224 & 289-323.
  • Birashk, A., A Comparative Calendar of the Iranian, Muslim Lunar, and Christian Eras for Three Thousand Years (Mazda Publishers, Costa Mesa, 1993).
  • Plessner, Martin M., “Ramadan”, in: The Encyclopaedia of Islam, 2de druk (E.J. Brill, Leiden, 1994), deel 8, pp. 417-418.
  • Berg, C.C., “Sawm”, in: The Encyclopaedia of Islam, 2de druk (E.J. Brill, Leiden, 1995), deel 9, pp. 94-95.
  • Freeman-Grenville, Greville Stewart Parker, The Islamic and Christian Calendars A.D. 622-2222 (A.H. 1-1650): A Complete Guide for Converting Christian and Islamic Dates and Dates of Festivals, 3de druk (Garnet Publications, Reading, 1995).
  • Ilyas, Mohammad, “Calendars in Islam”, in: H. Selin (ed.), Encyclopaedia of the History of Science, Technology, and Medicine in Non-Western Cultures (Kluwer Academic Publishers, Dordrecht/Boston/Londen, 1997), pp. 171-173.
  • Blois, François C. de, “Ta’rikh: I.1”, in: The Encyclopaedia of Islam, 2de druk (E.J. Brill, Leiden, 1998), deel 10, pp. 257-264.
  • Dalen, Benno van, “Ta’rikh: I.2”, in: The Encyclopaedia of Islam, 2de druk (E.J. Brill, Leiden, 1998), deel 10, pp. 264-271.
  • Dallal, Ahmad, “Calendar”, in: J.D. McAuliffe (ed.), Encyclopaedia of the Qur’an (Brill, Leiden/Boston/Köln, 2001), deel 1, pp. 272-273.
  • Reingold, Edward M. & Dershowitz, Nachum, Calendrical Calculations: The Millennium Edition (Cambridge University Press, Cambridge [etc.], 2001), hoofdstuk 6.
  • Reingold, Edward M. & Dershowitz, Nachum, Calendrical Tabulations 1900-2200 (Cambridge University Press, Cambridge [etc.], 2002).
  • Schimmel, Annemarie Brigitte, Das islamische Jahr: Zeiten und Feste (C.H. Beck, München, 2001 [= Beck’sche Reihe, nr. 1441]) – Nederlandse vertaling door Carolijn Visschers, Het islamitische jaar: Kalender en feesten (Ten Have, Baarn, 2003).

Translate »
error: Content is protected !!