Inleiding

Ik getuig dat er geen god is dan Allāh, (de Heilige Profeet) Mohammed ﷺ is Zijn (Laatste) Boodschapper.

Moge Allāh’s vrede en zegeningen op de Heilige Profeet doen neerdalen en verder op zijn zuivere en goede familie, zijn nobele metgezellen, de volgers en opvolgers en degene die in hun voetsporen zijn getreden zoals de Awliya (vromen).

In deze paper zal ik in het kort de grondbeginselen van de islam beschrijven.

In hoofdstuk 1 wordt inleidend over de islam geschreven, gevold door hoofdstuk 2 waarin tawhīd (geloofsovertuiging) wordt beschreven. Hoofdstuk 3 gaat over het gebed ook wel namāz of salāt genoemd. Deze verhandeling zal niet over de methode van namāz verrichting gaan. Daarna volgt in hoofdstuk 4 een uiteenzetting over Saum ook wel Ramadān (vasten) genoemd. In hoofdstuk 5 wordt aandacht gegeven aan zakāt (armenbelasting) en ten slotte volgt in hoofdstuk 6 de laatste verplichting van de vijf zuilen, namelijk hadj (pelgrimstocht). De vijf zuilen zal ik aan de hand van Qur’ān verzen en Ahadīth (overleveringen van de profeet van de islam) onderbouwen.

Mogen Allāh Ta’ālā mij de kracht en kennis geven om meer en diepgaand over de islam te mogen schrijven. Amien.

Juzoef Tangali

Amsterdam, 11 Muharram 1428 (31 januari 2007)

Hoofdstuk 1   Inleiding tot de islam

De islam is een wereldgodsdienst, die ontstaan is in Saoedi Arabië. De islam is gebracht door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Het Arabische woord islam betekent literair ‘overgave’, maar als een religieuze term in de Heilige Qur’ān betekent het “overgave aan de Wil van Allāh.” 

De islam berust op vijf zuilen, namelijk Shahāda (geloof), salāt (gebed), zakāt (armenbelasting), Ramadān (vasten) en hadj (bedevaart). Iemand die de islam praktiseert, is een moslim. Conform de Heilige Qur’ān is de islam de oorspronkelijke en universele religie, zelfs even natuurlijk is de moslim, omdat zij zich vanzelfsprekend onderwerpt aan de wetten van Allāh.

Allāh Ta’ālā openbaart in

 إِنَّ ٱلدِّينَ عِندَ ٱللَّهِ ٱلإِسْلاَمُ وَمَا ٱخْتَلَفَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلْكِتَابَ إِلاَّ مِن بَعْدِ مَا جَآءَهُمُ ٱلْعِلْمُ بَغْياً بَيْنَهُمْ وَمَن يَكْفُرْ بِآيَاتِ ٱللَّهِ فَإِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ

“Gewis, de ware godsdienst voor Allāh is de Islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerst onderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allāh verwerpt, (wete) dat Allāh vlug is in het verrekenen.” Surah al-Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 19

Verder openbaart Allāh Ta’ālā in hetzelfde hoofdstuk

وَمَن يَبْتَغِ غَيْرَ ٱلإِسْلاَمِ دِيناً فَلَنْ يُقْبَلَ مِنْهُ وَهُوَ فِي ٱلآخِرَةِ مِنَ ٱلْخَاسِرِينَ

“En wie een andere godsdienst zoekt dan de Islam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn.” Surah al-Imrān (het Huis van Imrān), H3, vers 85

Hazrat Umar bin Al−Khattāb (radi Allāhu anhu)verhaalde: Eens zei een jood tegen mij, “O leider der gelovigen! Er is een vers in uw Heilige Boek dat door alle moslims wordt gelezen, en was het aan ons geopenbaard dan zouden wij die dag (waarop de openbaring had plaats gevonden) als een feestdag erkennen.“ Hazrat Umar bin Al−Khattāb (radi Allāhu anhu)vroeg, “Welk vers is dat?” De jood reciteerde het vers, “Deze dag heb ik jullie godsdienst geperfectioneerd, Mijn gunst aan jullie vervolmaakt en heb islam voor jullie als godsdienst gekozen.” (surah Mā’idah, vers 3) Hazrat Umar antwoordde, “geen twijfel, wij weten wanneer en waar dit vers aan de Profeet was geopenbaard. Het was vrijdag en de Profeet stond bij `Arafat (de dag van hadj)” Sahīh Bukhārī, Kitāb al-Imān

Voor de mens, die heer en meester is over eigen wil, betekent de islam praktiseren en uit vrije wil onderwerpen aan Allāh. Een moslim is een volgeling van de Openbaring (Heilige Qur’ān) gezonden aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en is dus lid van de islamitische gemeenschap. De naam moslim staat in de Heilige Qur’ān vers H22:78 geschreven, daarom worden de volgelingen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ  moslims genoemd.

Allāh Ta’ālā openbaart

وَجَاهِدُوا فِي ٱللَّهِ حَقَّ جِهَادِهِ هُوَ ٱجْتَبَاكُمْ وَمَا جَعَلَ عَلَيْكُمْ فِي ٱلدِّينِ مِنْ حَرَجٍ مِّلَّةَ أَبِيكُمْ إِبْرَاهِيمَ هُوَ سَمَّاكُمُ ٱلْمُسْلِمِينَ مِن قَبْلُ وَفِي هَـٰذَا لِيَكُونَ ٱلرَّسُولُ شَهِيداً عَلَيْكُمْ وَتَكُونُواْ شُهَدَآءَ عَلَى ٱلنَّاسِ فَأَقِيمُواْ ٱلصَّلاَةَ وَآتُواْ ٱلزَّكَـاةَ وَٱعْتَصِمُواْ بِٱللَّهِ هُوَ مَوْلاَكُمْ فَنِعْمَ ٱلْمَوْلَىٰ وَنِعْمَ ٱلنَّصِيرُ

“En strijdt voor de zaak van Allāh zoals er voor behoort te worden gestreden. Hij heeft u verkozen en heeft u in de godsdienst geen lasten opgelegd, dit is het geloof van uw vader Abraham. Hij heeft u Moslims genoemd voorheen en in dit Boek, opdat Onze Boodschapper getuige over u zij, en dat je getuige moge zijn over de mensheid. Onderhoudt het gebed, betaalt de Zakāt en houdt u aan Allāh vast. Hij is uw Beschermer. Een uitmuntend Meester en een uitnemend Helper.”  Surah al-Hajj (de pelgrimstocht), H22, vers 78

Hoewel er geen exacte statistieke gegevens beschikbaar zijn, bedraagt de moslim populatie wereldwijd meer dan één miljard. De islam is uitgegroeid in uiteenlopende klimaten, culturele en etnische landen. De grootste etnische groepen in de islamitische gemeenschap inclusief de Arabieren komen voor in Noord Afrika, het Midden Oosten, Turkije, Rusland, Centraal Azië, Iran, Afghanistan, Pakistan, India, Bangladesh, Zuidoost Azië (Maleisië, Indonesië, Filippijnen) en in een klein deel van China. In Europa is de islam de tweede grote godsdienst, na de christelijke.

Allāh Ta’ālā

Monotheïsme staat centraal in de islam, geloof in Allāh, Eénheid van de Almachtige. Geloof in meervoudigheid van Allāh (polytheïsme) of in toevoeging in welke vorm dan ook aan Allāh is nadrukkelijk verboden (ongeloof). Allāh Ta’ālā creëerde natuur door een fundamentele daad van Barmhartigheid, anders zou er daadwerkelijk een leegte zijn. Allāh Ta’ālā voor­zag ieder element van Zijn Schepping met Zijn Wil, zodat het een karakteristieke vorm kreeg. Het resultaat is een goed geordende, harmonieus geheel, een kosmos waarin alles zijn eigen plaats en beperkingen heeft. Geen tekort, ontwrichting of breuk wordt gevonden in de natuur. Allāh Ta’ālā treedt op als Gezaghebber van het universum welke naar Zijn Wil functioneert. Het is een eerste teken en bewijs van Allāh Ta’ālā en Zijn Eénheid. In het verleden passeerden onder Allāh Ta’ālā Zijn Leiding de Profeten (waaronder Noah, Mozes, Abraham, Jezus alaihimussalām). Van 25 profeten staan de namen in de Heilige Qur’ān geschreven. Enkele van Profeet Mohammed ﷺ zijn wonderen staan ook in de Heilige Qur’ān. Overeenkomstig de islam heeft Allāh Ta’ālā vier fundamentele functies, te weten de schepping, leiding, voedsel en jurisprudentie. Alle scheppingen zijn nuttig gemaakt aan de mensheid welke de mensen kunnen exploiteren en hun voordeel mee doen. Toppunt van mensdom is Allāh Ta’ālā aanbidden (alléén Hem aanbidden) en een ethisch sociaal leven te ontwikkeling, vrij van corruptie.

Over Allāh Ta’ālā moet een moslim de vol­gende in gedachte houden:

  • De Eenheid van Allāh (Hij heeft geen deelgenoot, is geen vader van iemand, Hij is absoluut alleen).
  • Alle lof zij aan Allāh, Hij is de Almachtige.
  • Hij is niet afhankelijk van ie­mand, maar de wijde wereld is van Zijn Wil afhankelijk.
  • Hij is altijd alleen geweest en de eerste die er bestond en Hij zal als enige overblijven wanneer er niets meer bestaat.
  • Hij beslist over het leven van een ander, Hij laat le­ven en dood gaan, naar Zijn Wil.
  • Hij is de Machthebber over alles wat er bestaat.
  • Hij is Alhorende en Alwetende.
  • Hij is Alziende, niets is voor Hem verborgen.
  • Hij doet alles tot leven en bloei komen.
  • Hij is degene die ons werk verschaft en ons in het levensonderhoud voorziet, etc.
Heilige Profeet Mohammed

De Heilige Profeet Mohammed ﷺ begon zijn geestelijke ambt op veertig jarige leeftijd. De aartsengel Jibra’il (Gabriël) alayhis salām kwam naar hem toe en zei: “Lees in naam van Allāh Ta’ālā.” Na drie keer het verzoek van de aartsengel gehoord te hebben las de Profeet een aantal door Hazrat Jibra’il alayhis salām meegebrachte Openbaringen van Allāh Ta’ālā die in de ­­Heilige Qur’ān (Surah Iqra) zijn terug te vinden. De Profeet vertelde deze gebeurtenis aan zijn familie en naaste vrienden. Vier jaren later had hij 40 personen bekeerd tot de islam. Hij begon de Boodschap van Allāh Ta’ālā in het openbaar te verkondigen door eerst te beginnen in zijn geboortestad Mekka. Bespottelijk gemaakt en bedreigd door de Mekkanen verliet hij in 622 n. Chr. Mekka en vertrok naar Medina. Hiermede is het islamitische kalenderjaar Hijrah (vluchten) begonnen. Hazrat Umar radi Allāhu anhu, de tweede kalief van de islam systematiseerde de islamitische kalender in het jaar 639 n. Chr.

Al spoedig bekleedde de Profeet ﷺ in Medina de functie als tijdelijke en spirituele autoriteit en werd hij herkend als een wetgever en Profeet. De Arabische en Joodse oppositie in Medina werd vernietigd en de oorlog tegen de Mekkanen kreeg een aanvang. In toenemende mate verklaarden de Arabieren getrouwheid aan hem en in 630 n. Chr. werd Mekka veroverd. De centrale leerstelling van de Profeet ﷺ was goedgezindheid, de Al­­machtige en Eénheid van Allāh Ta’ālā, de noodzaak van weldaad en rechtvaardigheid in menselijke relaties. Belangrijke elementen van het jodendom en christendom werden samengevoegd in de nieuwe godsdienst. Zulke centrale instituten als de pelgrimstocht en de Ka’aba heiligdom werden opgenomen in de islamitische praktijk.

Heilige Qur’ān

Moslims respecteren de Heilige Qur’ān als het Woord van Allāh Ta’ālā aan Mohammed ﷺ overgebracht door de aartsengel Gabriël, de engel van de Openbaring. Allāh Ta’ālā is zelf de auteur van de Heilige Qur’ān en daarom onfeilbaar en beschermheer ervan. Het Geschrift genaamd de Heilige Qur’ān is de collectie van de passages onthuld aan Mohammed ﷺ gedurende 23 jaar (611-634 n. Chr.). Het is onderverdeeld in 114 hoofdstukken van ongelijke lengte. Het kortste hoofdstuk omvat 3 (korte) verzen en de langste 306 (lange) verzen. De verzen zijn neergezonden in zowel Mekka als Medina. Zowel de islamitische als de niet-islamitische geleerden, zijn het eens met de essentiële onkreukbaarheid van de Heilige Qur’ān tekst. Het is de beschermer van de leer van de vorige Heilige Geschriften. Het Geschrift bevat de kernleer van de vorige Goddelijke Boeken gezonden aan de Profeten Dawood (David), Musa (Mozes) en Isa (Jezus) alayhis salām.

De Heilige Profeet ﷺ reciteerde de verzen van de Heilige Qur’ān aan zijn volgelingen voor die het vervolgens opschreven. Anderen leerden ze meteen van buiten. De Heilige Qur’ān zoals wij dat in boekvorm kennen is samengesteld door de Sahāba (metgezellen van de Profeet) radi Allāhu anhum na het jaar 634 n. Chr. Een goed gekeurde versie is begin jaren 650 geproduceerd door een groep geleerden onder leiding van Hazrat Usman ibn Affān radi Allāhu anhu. Hij heeft destijds alle andere versies laten vernietigen. In de Heilige Qur’ān zijn passages opgenomen over onder andere de islamitische godsdienst, sociale-, burgerlijke-, commerciële-, militaire- en overige toegestane activiteiten. De Heilige Qur’ān wordt door moslims nooit lager dan navelhoogte vast­gehouden. Ook wordt het nooit aangeraakt zonder de benodigde reinheid en woezoe (rituele bewassing van de ledematen).

Voornamelijk in Arabische, maar ook wel in andere islamitische landen, ziet men vaak dat Heilige Qur’ān teksten als decoraties, banners, gebouwen en posters. Toelichting op de Heilige Qur’ān zijn talloos gegeven. De bibliotheek van Tripoli en Libanon bevatten meer dan 20.000 commentaren. In Turkije is de Heilige Qur’ān geschreven door de Heilige Soefi Hazrat-e-Mevlana Rumi Jalāluddin (radi Allāhu anhu)in spirituele vorm en Masnavi genoemd. Dit meesterwerk is vertaald in onder andere het Turks, Ottomaans Turks, Urdu, Perzisch en Engels.

Alahazrat Imam-e-Ahle Sunnat Mujaddid-e-Azam Sheikh Shah Ahmad Raza Khan Bereillvi heeft de Heilige Qur’ān vertaald. Deze vertaling heeft Kanzul Imān en wordt wereldwijd als de exacte vertaling geaccepteerd.

De islam is de godsdienst van eenheid

Islam leert de zuiverste vorm van monotheïsme en ziet polytheïsme als de dodelijkste zonde. Een moslim roept God bij Zijn persoonlijke naam “Allāh”. Het woord ALLĀH en het woord “god” en equivalenten in andere talen zijn onstabiel in geval van bijbetekenis.

De islam als eenheid van religie

Allāh, Profeten en Boodschappers kwamen ongelimiteerd naar verschillende landen en gemeenschappen om in hun gelimiteerde gebied te werken. Van tijd tot tijd werd de geopenbaarde Sahīfa (berichten), Zaboor, Torah en Injīl kwijtgeraakt of werd het door menselijke handeling gewijzigd. Nieuwe profeten met frisse dispensaties werden gezonden en menslievendheid vervolgde zich van kindsheid naar volwassenheid. Uiteindelijk, toen het stadium van volwassenheid werd bereikt en mensen praktisch een gezin begonnen te vormen, kwam een perfecte, laatste en blijvende Openbaring dat gericht was aan de totale mensheid en betrekking had op alle tijdperken. Deze Openbaring vond plaats in de zevende eeuw van het Christelijke tijdperk. Deze Openbaring recapituleerde alle vorige Goddelijke Geschriften en plaatste een zegel op de Eenheid van Religie, namelijk de ISLAM. Deze Openbaring is de Heilige Qur’ān die werd neergezonden op het hart van de Heilige Profeet ﷺ ,de leider des mensheid. Dus, alle Profeten van Allāh vanaf Hazrat Adam alayhis salām tot Hazrat Isa (Jezus) alayhis salām zijn de profeten van een moslim en de Heilige Profeet Mohammed ﷺ is de Profeet der Profeten tevens de Laatste Profeet. Na hem komen geen profeten meer en degene die beweert een profeet te zijn is in wezen een ongelovige.

Hoofdstuk 2   Tawhīd

Een moslim belijdt zijn geloof door met hart en ziel uitspreken van de geloofsbelijdenis (Shahāda). Hierdoor getuigt de moslim dat er geen god is dan Allāh en dat de Profeet Mohammed ﷺ Zijn laatste Boodschapper is. Niet alleen met hart en ziel erkennen hiervan is voldoende, het moet ook door de moslim (gelovige) in praktijk worden gebracht. Dit wordt Imān genoemd.

Imān wil zeggen accepteren van iedere woord van de Heilige Profeet ﷺ als de absolute waarheid. Iemand die bovenstaande accepteert wordt een moslim genoemd.  Als u één van de aspecten verwerpt welke u weet dat het deel uitnaakt van islam, dan is dat kufr (ongeloof). Bijvoorbeeld het verwerpen van Qiyāmah, engelen, Jannah (paradijs), dozakh (hel), hisāb (vereffening) of niet geloven dat salāt, Saum, zakāt of hadj farz (verplicht) is maakt van die persoon een ongelovige. Het is ook kufr om te geloven dat de Heilige Qur’ān niet het Woord van Allāh Ta’ālā is. Ook het vernederen van de Heilige Ka’aba, de Heilige Qur’ān of één van de profeten of engelen is kufr. Het degraderen van de sunnat (handelingen van de Profeet), grappen maken over de Shari’ah (islamitische wetgeving) of het verloochenen van welke aspect van de islam dan ook maakt van die persoon definitief een ongelovige.

Het Paradijs is een plaats dat Allāh voor de oprechte moslims heeft geschapen. Het Paradijs bestaat uit 100 afdelingen. De afstand tussen elke afdeling is even groot als de afstand tussen hemel en aarde. Iedere afdeling is zo groot, dat zelfs wanneer de hele wereld erin geplaatst zou worden er nog veel ruimte zou overblijven. Allāh heeft in het Paradijs alle soorten behoeften voor zowel het lichaam als de geest van de mens geschapen. Deze glorie heeft nog niemand gezien of van gehoord, behalve onze Profeet ﷺ. Het grootste wonder dat een moslim ooit zal meemaken is het zien van Allāh Ta’ālā, omdat er geen grotere wonder is. Zij die Allāh gaan zien zullen altijd in Zijn Schoonheid verzonken blijven en dat nooit meer vergeten. Onze Heilige Profeet Mohammed ﷺ zegt dat 70.000 volgelingen ongetwijfeld het Paradijs zullen ingaan. Met elk van deze volgelingen zullen ook weer 70.000 volgelingen zijn. Allāh zal met elk van deze laatste 70.000 mensen weer drie groepen laten zijn. De grootte van deze groepen weet niemand behalve Allāh en/of Zijn Boodschapper ﷺ.

Welke aspecten maakt van een persoon een moslim?

Voor een persoon die moslim wil worden is het noodzakelijk om de islam te accepteren als het ware geloof en geen enkele aspect van de islam te ontkennen. Een persoon dient eveneens geen contradictie te hebben tegen religieuze aspecten (Zaruriyāt-e-Deen). Een moslim moet liefde en respect hebben en tonen voor degenen die geliefden (Awliya, Ulema, etc.) zijn van Allāh en Zijn Profeet ﷺ , zelfs als die persoon zijn vijand is. Hij dient geen eerbied te hebben voor degenen die haat dragen jegens Allāh en Zijn Profeet ﷺ, zelfs indien die persoon zijn eigen zoon is.

De Heilige Profeet ﷺ verklaarde: “Degene die Allāh lief heeft, haat eenieder om Allāh, geeft geld uit om Allāh en is terughoudend om Allāh, dan heeft hij inderdaad zijn Imān (geloofsovertuiging) volmaakt gemaakt.”

Zelfs indien een persoon geen besef heeft van de noodzakelijke aspecten van de religie, zelfs indien hij een analfabeet is zal hij in de islam moeten geloven en in de Boodschapper van de islam. Zelfs als hij de kalima (onderwerping aan de islam) niet perfect kan opzeggen, maar wel in alle aspecten van de islam geloofd blijft hij een moslim en niet een ongelovige. Daartegenover staat, indien hij salāt, Saum, hadj, etc. mist zal hij een zondaar zijn, maar blijft hij een moslim, omdat daden geen onderdeel zijn van Imān.

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Op een dag zat de Heilige Profeet ﷺ in het gezelschap van enkele mensen toen de aartsengel Gabriel bij hem kwam en vroeg, “wat is Imān?” Allāh’s Boodschapper ﷺ antwoordde, “Imān is het geloven in Allāh, Zijn engelen, de ontmoeting met Hem, Zijn profeten en het geloven in de dag der opstanding.” Vervolgens vroeg de aartsengel, wat is islam? De profeet antwoordde, “het aanbidden van uitsluitend Allāh, het verrichten van salāt (het gebed), het betalen van zakāt (armenbelasting) en het vasten gedurende de (heilige) maand Ramadān.” Daarna vroeg de aartsengel, wat is ihsān (perfectie)? De profeet antwoordde, “het aanbidden van Allāh alsof je Hem ziet en als je deze status niet kunt bereiken dan zult u weten dat Allāh wel naar u kijkt.” Sahīh Al-Bukhārī 1.47

De waarde van Imān

Zolang iemand geen liefde en respect heft voor de nobele Profeet ﷺ, maar zijn hele leven bid zal zijn gebeden vruchteloos zijn en worden verworpen. Veel jogies en monniken leiden een teruggetrokken leven in aanbidding van Allāh. Sommige onder hen doen zelfs zikr (mystieke aanbidding) La ilāha illAllāh, maar hebben geen respect en liefde voor de nobele Profeet ﷺ. Wat is hun ibādah (aanbidding) dan waard?

Allāh Ta’ālā openbaart daarover: “Welke (goede) daden u ook moge hebben verricht, Ik heb ze doen vergaan (in het niets).”

De geldigheid van Imān is afhankelijk van twee belangrijke punten, namelijk respect voor de Profeet ﷺ en hem meer liefhebben dan welke schepping dan ook.

Standvastigheid in geloof

Redding is afhankelijk van het feit dat elke geloofsovertuiging van de Ahle Sunnah Wa Jamā’ah zo vast is dat zelfs wanneer de hemel en aarde verdwijnen zij standvastig blijven in hun geloof. U dient bijzondere vrees te hebben gedurende alle tijden om standvastig te blijven in uw geloof. De Ulema van de islam hebben gezegd: “Degene die niet vreest dat zijn Imān kan worden weggenomen, zal op het moment van zijn dood zijn Imān kwijtraken.”

Hazrat Sayyidena Umar Faroek (radi Allāhu anhu) verklaarde: “Als een stem uit de hemel zou zeggen dat iedereen is vergeven behalve één persoon, zou ik vrezen dat ik die ene persoon ben. En als de stem zou zeggen dat alle mensen dwalers van de hel zijn behalve één persoon, zou ik hopen dat ik die persoon ben.”

N.B.: de status van khouf (vrees) en raja (hoop) dient in evenwicht te zijn zoals Hazrat Sayyidena Umar Faroek (radi Allāhu anhu)heeft uitgelegd.

Wat is shirk?

Shirk (polytheïsme) is geloven dat iemand anders de god is behalve Allāh Ta’ālā of dat iemand anders het waard is aanbeden te worden naast Allāh Ta’ālā. Dit is de ergste vorm van kufr (ongeloof). Met uitzondering van kufr zijn alle andere vormen van zonden onderworpen aan de Wil van Allāh. Hij vergeeft wie Hij wil. Een moslim wordt geen kāfir als hij grote zonden begaat, maar blijft een moslim. Als hij overlijdt zonder tauba (berouw) te doen dan nog zal hij ooit (na zijn straf te hebben gekregen of vergiffenis van Allāh) naar het paradijs gaan. Deze vergiffenis zal verkregen worden door begunstiging van Allāh of bemiddeling van de nobele Profeet ﷺ.

Hoofdstuk 3   Salāt

Een moslim bidt vijfmaal per etmaal. Dit gebed heeft Allāh, staat in de Heilige Qur’ān, ver­plicht gesteld. De Profeet heeft dit uitgelegd in de Ahadīth (boek der handelingen van de Profeet). Deze gebeden heten Fajr (voor de dageraad), Zohr (begint ongeveer een uur nadat de zon de middenstand heeft bereikt), Asr (begint ca. twee uur voor zonsondergang in het laagseizoen en 2,5 uur vóór zonsondergang in het hoogseizoen), Maghrib (begint met het aanbreken van de zons­ondergang) en Isa (dit late gebed begint ruim twee uur na zonsondergang). Zodra de kinderen zeven jaar oud worden moeten ze alvast namāz leren ver­richten (wennen) en  zodra zij tien jaar oud zijn moeten ze verplicht de namāz verrichten. Omstreeks middernacht begint het tahajjud gebed. Deze is echter niet verplicht gesteld, maar wordt door veel moslims voor spirituele vooruitgang verricht. De moslim richt zich tijdens het gebed naar de  richting van de Ka’aba in Mekka, het centrum van devotie.

Allāh Ta’ālā openbaart

وَكَذَلِكَ جَعَلْنَاكُمْ أُمَّةً وَسَطاً لِّتَكُونُواْ شُهَدَآءَ عَلَى ٱلنَّاسِ وَيَكُونَ ٱلرَّسُولُ عَلَيْكُمْ شَهِيداً وَمَا جَعَلْنَا ٱلْقِبْلَةَ ٱلَّتِي كُنتَ عَلَيْهَآ إِلاَّ لِنَعْلَمَ مَن يَتَّبِعُ ٱلرَّسُولَ مِمَّن يَنقَلِبُ عَلَىٰ عَقِبَيْهِ وَإِن كَانَتْ لَكَبِيرَةً إِلاَّ عَلَى ٱلَّذِينَ هَدَى ٱللَّهُ وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيُضِيعَ إِيمَانَكُمْ إِنَّ ٱللَّهَ بِٱلنَّاسِ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ

“En zo hebben Wij je tot een verheven volk gemaakt, opdat je getuige zult zijn tegenover de mensen en de Gezant een getuige tegenover u zal zijn. Wij bepaalden de Qiblah, die je slechts volgde, opdat Wij hem, die de gezant van Allāh volgt, onderscheiden van degene die hem de rug toekeert. En dit is inderdaad zeer moeilijk, behalve voor hen, die Allāh heeft geleid. En Allāh zal u uw geloof niet doen verliezen; voorzeker, Allāh is Liefderijk en Genadevol jegens de mensen.”

قَدْ نَرَىٰ تَقَلُّبَ وَجْهِكَ فِي ٱلسَّمَآءِ فَلَنُوَلِّيَنَّكَ قِبْلَةً تَرْضَاهَا فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ وَحَيْثُ مَا كُنْتُمْ فَوَلُّواْ وُجُوِهَكُمْ شَطْرَهُ وَإِنَّ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلْكِتَابَ لَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ وَمَا ٱللَّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ

“Waarlijk, Wij zien jouw aangezicht zich naar de hemel wenden, daarom zullen Wij je tot beheerder maken van de Qiblah, die u behaagt. Wend daarom je aangezicht naar de Heilige Moskee en waar je ook mag zijn, wendt jouw aangezicht daarheen. En voorzeker, zij wie het Boek is gegeven, weten, dat dit de Waarheid is van hun Heer; Allāh is niet achteloos ten aanzien van wat zij doen.” Surah al-Baqarāh (de koe), vers 143 en 144

De Heilige Profeet Mohammed ﷺ zegt, dat wanneer een moslim namāz verricht zijn zonden door Allāh worden vergeven. Wanneer de moslim de namāz verricht opent Allāh de deuren van het Paradijs voor hem. De namāz is de sleutel tot het Paradijs. In de Heilige Qur’ān staat geschreven, dat de namāz de moslim beschermt tegen de Shaytān en slechte daden. Allāh en de Profeet hebben degene die namāz verricht lief. De moslim heeft er profijt van wanneer hij of zij de verplichting nakomt, Allāh zegent hun werk, handel, leeftijd en geloof. De Profeet ﷺ heeft gezegd, degene die opzettelijk de namāz niet verricht, zijn naam komt op de deuren van de Hel te staan. Degene die niet de gewoonte heeft de namāz tijdig te verrichten zullen op de Dag des Oordeels met de farao’s zijn.

Alleen ibādat komt in de plaats na Imān en aqīda en de grootste van alle ibādat is salāt. Het is eveneens de eerste farz in islam na Imān en aqīda. Het excellente van salāt kan afgeleid worden van het volgende dat al het andere faraiyz (verplichtingen) op aarde zijn geopenbaard, maar salāt is aan de Heilige Profeet ﷺ geopenbaard gedurende de nacht van Mirāj (hemel reis). Een reisbestemming, dat verder ging dan Arsh en Kursi. Salāt is die ibādat welke was verricht door iedere Nabi (profeet) in zijn tijd en zijn wijze. Het is de enige ibādat welke dagelijks vijf keer wordt verricht door zowel man als vrouw, oud als jong, reizigers en rijk en arm. Salāt verheerlijkt spiritueel de mens en vervloekt zijn fysieke en spirituele ziekten. Het beschermt de mens tegen zonden en vulgarisme.

De Heilige Profeet ﷺ vroeg eens aan de Sahāba (metgezellen van de profeet) of enige vuil aan het lichaam zal achterblijven die vijf keer per dag een bad neemt in een stroming voor zijn huis. Zij antwoordden dat geen enkele vuil kan achterblijven op het lichaam. De profeet zei toen, “dit is het voorbeeld van de vijf dagelijkse salāt. Ieder persoon die vijf keer per dag de salāt verricht is door Allāh Ta’ālā gevrijwaard van alle zonde en slechte daden.”

Hazrat Abu Zar (radi Allāhu anhu) verklaarde dat het winter was en de Heilige Profeet ﷺ kwam uit zijn huis. Hij ging naar een boom, hield de taken vast en schudde het. Als gevolg hiervan vielen veel bladeren van de taken. De Profeet ﷺ riep toen, “o Abu Zar” en ik antwoordde “ik ben aanwezig Yā RasoolAllāh ﷺ.” De Profeet ﷺ zei, “wanneer een moslim salāt verricht voor Allāh Ta’ālā, dan vallen zijn zonden net zoals de bladeren van een boom.” Aan de Heilige Profeet ﷺ werd gevraagd welke menselijke handeling het meest geliefd is bij Allāh Ta’ālā. De Profeet ﷺ antwoordde, “het verrichten van salāt op het juiste moment en degene die salāt niet verricht heeft geen Dīn (godsdienst).”

Salāt is de zuil van dien, het is de Mirāj van de mu’min (perfecte geloofsbelijder) en een teken van succes. Een intelligente mens is iemand die van een lage positie naar een hoge positie gaat en een onwetende mens is iemand die van een hoge positie naar een lagere positie gaat. Mustahab is groter dan mubāh. Sunnah is groter dan mustahab. Wājib is groter dan Sunnah en farz is groter dan wājib. Groter dan alle faraiyz is salāt. Zelfs al vieren wij Urs en houden wij Fatiha dagen, u dient te weten dat de grootste ibādat salāt is. Zonder salāt zijn al onze andere ibādat onvolmaakt. De Heilige Profeet ﷺ heeft verklaard: “Wanneer uw kind zeven jaar oud wordt, leer hem salāt. Wanneer hij tien jaar is geworden, schuw hem als hij salāt niet verricht.” De profeet zei ook, “verricht uw salāt voordat uw Janāzāh (overlijdensgebed) is verricht.”

Hoofdstuk 4   Ramadān

Elke moslim is verplicht zich te onderwerpen aan de Wil van Allāh Ta’ālā. Vanaf de leeftijd van 15 jaar is het verplicht zich aan op z’n minst de vijf Geboden of zuilen te houden. De negende maand van de islamitische kalender is de Ramadān. In vergelijking met de christelijke kalender is de islamitische jaar gemiddeld 11 dagen korter. Dit is de reden waarom ieder jaar de Ramadān in een andere periode van de christelijke kalender valt. Het vasten begint met de zonsopgang en eindigt met de zonsondergang. In deze tijd mag niet gegeten en gedronken worden. Daarnaast is het voor beide partners (gehuwde man en vrouw) verboden seksuele kontakten te hebben. Het vasten vergt dus een grote discipline van de moslim. Kortom genotsmiddelen zijn niet toegestaan. De Ramadān duurt 29 of 30 dagen, afhankelijk van de nieuwe maan. In de maand Ramadān is een belangrijke avond het is de avond van vergiffenis en is bekend als Laylatul-Qadr. In de heilige nacht Laylatul-Qadr is het Heilige Geschrift, de Heilige Qur’ān, geopenbaard aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Laylatul-Qadr, een bijzonder verheven nacht, is de nacht waarop alle deuren der zegen opengaan en Allāh Ta’ālā moslims oproept om vergiffenis te vragen.

Allāh Ta’ālā openbaart

 شَهْرُ رَمَضَانَ ٱلَّذِيۤ أُنْزِلَ فِيهِ ٱلْقُرْآنُ هُدًى لِّلنَّاسِ وَبَيِّنَاتٍ مِّنَ ٱلْهُدَىٰ وَٱلْفُرْقَانِ فَمَن شَهِدَ مِنكُمُ ٱلشَّهْرَ فَلْيَصُمْهُ وَمَن كَانَ مَرِيضاً أَوْ عَلَىٰ سَفَرٍ فَعِدَّةٌ مِّنْ أَيَّامٍ أُخَرَ يُرِيدُ ٱللَّهُ بِكُمُ ٱلْيُسْرَ وَلاَ يُرِيدُ بِكُمُ ٱلْعُسْرَ وَلِتُكْمِلُواْ ٱلْعِدَّةَ وَلِتُكَبِّرُواْ ٱللَّهَ عَلَىٰ مَا هَدَاكُمْ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ

“De maand Ramadān is die, waarin de Qur’ān  als een richtsnoer voor de mensen werd neergezonden als duidelijke bewijs van leiding en onderscheid. Wie daarom deze maand beleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie ziek of op reis is, een aantal andere dagen. Allāh wenst gemak voor jou en geen ongemak, en opdat je het aantal zult voltooien en opdat je Allāh’s grootheid zult prijzen, omdat Hij je terecht heeft geleid en opdat je dankbaar zult zijn.” Surah Baqarāh (de koe), H2, vers 185

Het aantal Tarawīh Rak’āt 

De maand Ramadān wordt verder verrijkt met de avondgebeden ook wel Tarawīh genoemd. Tarawīh heeft grote voordelen, vooral voor die moslims die geen Qur’ān kunnen reciteren. In de moskee van een Ahle Sunnat wordt indien voorzien, de Tarawīh namāz voorgegaan door een Huffāz-e-Qur’ān. Deze man heeft de hele Heilige Qur’ān uit het hoofd geleerd en is ook getraind in het snel en goed articuleren van de Qur’ān teksten. Gedurende de avonden van de maand Ramadān kun u dan naar de complete Qur’ān recitatie luisteren. U weet ongetwijfeld dat voor iedere letter van de Qur’ān één zegen is wordt gecalculeerd door de engelen in uw boek dat op de Dag des Oordeels zal worden gepresenteerd. Deze ene zegen staat aan tien andere zegeningen gelijk, aldus onze Heilige Profeet Mohammed ﷺ . Verder staat in Hamārā Islam dat tijdens het maken van woezoe 30 zegeningen worden toegerekend en in de namāz honderd zegeningen per Qur’ān letter. U kunt de totale calculatie van een hele maand Qur’ān recitatie haast niet maken.

Tarawīh bestaat uit twintig rak’āt. Deze wordt verricht meteen na de eerste twee nafl (vrijwillig) van de Isa namāz en voor de wājib (gedwongen) witr namāz. Mannen verrichten de tarawīh gezamenlijk in de moskee. Vrouwen kunnen dat thuis doen. Zij kunnen ook gezamenlijk de tarawīh verrichten, maar zonder Imām. Vrouwen mogen namelijk geen Imām rol vervullen. De gezamenlijke tarawīh van de vrouwen gebeurt als volgt. De vrouw met de meeste islamitische wetenschap gaat midden in de eerste saf (rij) staan en zonder stemgeluid de tarawīh voorleiden. Zodra zij in Roekoe en de andere namāz handelingen verricht volgen de andere vrouwen haar ook zonder stemgeluid.

Laylatul-Qadr 

In één van deze tien nachten valt de nacht van ‘Laylatul-Qadr’. Meestal valt het in de 27e nacht. Indien u spirituele vooruitgang wil maken, dan is het aanbevolen om deze tien nachten in geïsoleerd (dus zo min mogelijk contact met de buitenwereld) door te brengen in gebeden. In de meeste moskeeën wordt door het verantwoordelijke bestuur voorbereidingen getroffen. Vrouwen kunnen thuis (na toestemming van hun man) de tien nachten geïsoleerd doorbrengen. Deze periode van tien nachten eindigt met het zien van de nieuwe maan van de maand Shawwāl. Deze nachtenperiode wordt ook wel ‘i’tikāf’ genoemd.

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Allāh’s Boodschapper ﷺ zei: “Ramadān, een gezegende maand,  is naar u toegekomen gedurende welke Allāh het voor u verplicht heeft gesteld te vasten. In deze maand staan de poorten van de Hemelen open, de poorten van al-Jahim (hel) zijn op slot en de opstandige duivels zijn geketend. In deze maand heeft Allāh een nacht welke beter is dan duizend maanden. Hij die misdeeld is van zijn (al-Qadr) voorspoed (is inderdaad) lijdt aan ontbering.” al-Tirmīzī nr. 1962

Hazrat Abu Bakr (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Hazrat Abu Bakr (radi Allāhu anhu) hoorde Allāh’s Boodschapper ﷺ zeggen:  “Zoek het (Laylatul-Qadr), op de 21ste, 23ste, 25ste, 27ste of laatste nacht.”  al-Tirmīzī nr. 2092

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhuma) verhaalde: ”Allāh’s Boodschapper ﷺ zei: “Zodra Laylatul-Qadr (gezegende nacht in Ramadān) komt dan verschijnt Gabriel alayhi salām met een groep engelen die zegeningen afsmeekt voor eenieder die staande of zittend Allāh aanbidt, Wie Groot en Glorieus is. Dan wanneer hun festival dag (Eid-ul-Fitr) is aangebroken, spreekt Allāh trots over hen tegen de engelen en zegt, ‘mijn engelen wat is de beloning van een gehuurde persoon die volledig zijn werk heeft voltooid?’. Zij antwoorden, onze Allāh, zijn beloning is dat hij betaald zal worden in overeenstemming met zijn gewicht’. Hij (Allāh) zegt, ‘Mijn engelen, Mijn mannelijke en vrouwelijke dienaren hebben volbracht wat ik aan hen verplicht heb gesteld en dan hun stem verheffen in de smeekbede. Bij Mijn macht, glorie, eer, hoge waardigheid en verheven status, Ik zal zeer zeker heb antwoorden (in hun smeekbede)’. Dan zegt Allāh, ‘ga terug, omdat Ik u heb vergeven en uw slechte daden heb veranderd in goede daden.” Hij zei dat zij dan terugkeren met het in ontvangst nemen van vergiffenis. al-Tirmīzī nr. 2096

Laatste tien nachten van de Ramadān 

Hazrat Anas ibn Malik en Hazrat Ubayy ibn Ka’b (radi Allāhu anhuma) verhaalde: “De Profeet ﷺ was gewend zich in privé toewijding in de moskee terug te trekken gedurende de laatste tien nachten van de Ramadān, maar in een bepaald jaar heeft hij het overgeslagen en in het jaar daarop ingehaald door twintig nachten.”  al-Tirmīzī nr. 2102

Wat maakt het vasten niet ongeldig? 

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde: “De Profeet ﷺ zei: “Als iemand per vergissing eet en/of drinkt dan mag hij zijn vasten doorzetten, omdat wat hij gegeten en gedronken heeft aan hem door Allāh geschonken is.”  Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 154

Verhaalt door Hazrat Amir bin Rabi’a (radi Allāhu anhuma) : “Ik zag de Profeet zijn tanden schoonmaken met Siwāk terwijl hij zoveel vastte dat ik het niet kon tellen.”

Aanbevolen te eten voor Fajr 

Hazrat Sahl bin Sad (radi Allāhu anhuma) verhaalde: “Ik maakte ere en gewoonte van mijn Suhur maaltijd met mijn gezin te eten en vervolgens te haasten om het ochtendgebed (Fajr) met Allāh’s Profeet samen te verrichten.” Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 143

Hazrat Anas bin Malik (radi Allāhu anhuma) verhaalde: “De Profeet ﷺ zei: “Nuttig Suhur, omdat daarin zegen is.” Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 146

Vasten breken (Iftār)

Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Allāh’s Boodschapper ﷺ zei, dat Allāh Meest Verhevene zei: “De dienaren van mij die het snelst zijn in het breken van de vasten zijn Mij het dierbaarst.”  Al-Tirmīzī nr. 1989

Hazrat Sahl bin Sad (radi Allāhu anhuma) verhaalde: “Allāh’s Boodschapper ﷺ zei: “De mensen zullen op het Rechte Pad blijven zolang zij haasten om hun vasten te breken.” Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 178

Hazrat Anas (radi Allāhu anhu) verhaalde: “De Profeet ﷺ zei: “Praktiseer geen al-Wisāl (onophoudelijk vasten zonder vasten te breken in de avond en te eten in de ochtend).” De mensen zeiden aan de Profeet, “maar u praktiseert wel al-Wisāl?” De Profeet ﷺ antwoordde: “Ik ben niet zoals jullie, want ik krijg eten en drinken (van Allāh) gedurende de nacht.” Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 182

Menstruatie

Hazrat Abu Said (radi Allāhu anhu) verhaalde: “De Profeet ﷺ zei: “Is het niet waar dat een vrouw niet bidt en niet vast gedurende de menstruatie?” En dat is het defect (een verlies) in haar religie.” Sahīh Bukhārī, deel 3, boek 31, nr. 172

Noot: Vrouwen die menstrueren, moeten het aantal gemiste dagen inhalen na de Ramadan. Dit is een verplichting die niet vervalt ten opzichte van de namāz.

 Wie zijn de aangewezen personen die ‘verplicht’ moeten vasten?
  • Alle volwassen moslims die onverkort geloven in alles wat de Profeet Mohammed ﷺ  heeft verkondigd.
  • Alle kinderen van de gelovigen (moslims) die al oud genoeg zijn. Kortom, kinderen die al onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad. Meestal de leeftijd van 12 jaar, maar u weet het beste over uw eigen kind.
Wie wordt ontzien van de verplichting om te vasten?
  • (Hoog) bejaarden die fysiek niet in staat zijn om te vasten;
  • Geesteszieken;
  • Kleine kinderen;
  • Reizigers (deze moeten wel de gemiste dagen inhalen!)
  • Zieke mensen die op aanbeveling van de huisarts en/of medisch specialist medicijnen moeten inslikken of drinken.
Niyyāh (intentie) voor vasten

Nawaito an asoema ghadan liellahi Ta’ālā mien shehre Ramadān haza.

Du’ā (smeekbede) voor Iftār

Allāhumma iennie lakasoemto wa bika amanto wa alaika tawakalto wa ala rizkika aftarto.

Hoofdstuk 5   Zakāt

Islam betekent naast broederschap ook sociale rechtvaardigheid. De islam leert ons dat wereldse rijkdom tijdelijk in ons bezit blijft. In het hiernamaals heb je er niets aan. Het blijft namelijk op aarde achter. Door met je rijkdom armen en behoeftige tegemoet te komen voldoe je aan een goede daad. Het is een grote zonde om het geld op te potten, terwijl je er geen goede daad mee verricht.

Allāh Ta’ālā openbaart

إِنَّمَا ٱلصَّدَقَاتُ لِلْفُقَرَآءِ وَٱلْمَسَاكِينِ وَٱلْعَامِلِينَ عَلَيْهَا وَٱلْمُؤَلَّفَةِ قُلُوبُهُمْ وَفِي ٱلرِّقَابِ وَٱلْغَارِمِينَ وَفِي سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ فَرِيضَةً مِّنَ ٱللَّهِ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ

“De aalmoezen zijn alleen voor de armen en de behoeftigen en voor degenen die daarbij werkzaam zijn en voor degenen wier hart verzoend is en voor de slaven en voor degenen die schuld hebben en voor de zaak van Allāh en voor de reiziger: dit is een gebod van Allāh. En Allāh is Alwetend, Alwijs.” Surah al-Tawbah (berouw), H9, vers 60

Hazrat Ali ibn Abu Tālib (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Al-Abbās vroeg aan de Heilige Profeet ﷺ om zakāt te mogen betalen voordat het zover was en hij (de Profeet ﷺ) gaf hem daarvoor toestemming.” Abu Dawood,

Hazrat Anas ibn Malik (radi Allāhu anhu) verhaalde: “De Heilige Profeet ﷺ zei: “Hij die meer zakāt collecteert dan nodig is, is iemand die lijkt op degene die weigert te betalen.” Abu Dawood

Allāh Ta’ālā openbaart

 يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُوۤاْ أَنْفِقُواْ مِن طَيِّبَاتِ مَا كَسَبْتُمْ وَمِمَّآ أَخْرَجْنَا لَكُم مِّنَ ٱلأَرْضِ وَلاَ تَيَمَّمُواْ ٱلْخَبِيثَ مِنْهُ تُنْفِقُونَ وَلَسْتُمْ بِآخِذِيهِ إِلاَّ أَن تُغْمِضُواْ فِيهِ وَٱعْلَمُوۤاْ أَنَّ ٱللَّهَ غَنِيٌّ حَمِيدٌ

“O, jij die gelooft, geeft van de goede dingen weg, die je hebt verdiend en van hetgeen Wij voor je uit de aarde voortbrengen en zoekt niet hetgeen slecht is, om er van weg te geven, wanneer je het zelf niet zoudt nemen, tenzij oogluikend; en weet, dat Allāh Zichzelf-genoeg, Geprezen is.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2,, vers 267

Terwijl deze ayāh (Qur’ān vers) werd genoemd zei Hazrat al-Bara: “Dit was geopenbaard voor ons (al-Ansār, de helpers), omdat wij de eigenaren waren van de palmbomen. Een man mocht van zijn palmbomen dadels brengen afhankelijk van de hoeveelheid dat hij had, een tros of twee en het ophangen in de moskee, en de mensen van de Saffāh die geen voedsel hadden kon bij de tros komen en het met hun roede slaan. De groene en onrijpe dadels vielen van de taken en zij werden opgegeten. Er waren mensen die het goede niet zochten. Iemand bracht een tros dadels van slechte of minder kwaliteit (shis en hashaf) of een reeds afgeplukte tros (voordat het was rijp geworden) en hing het in de moskee. Op dat moment openbaarde Allāh Ta’ālā ayāh 267 van surah al-Baqarāh.

Het is goed te weten dat zakāt al-fitr 2,5% is per jaar bedraagt van uw wereldinkomen. Zakāt komt in twee vormen voor, namelijk:

  • Zakāt al-fitr (tarwe/graan) heeft betrekking op ieder lid van het gezin en dient aan de moskee gegeven te geven te worden vóór Eid-ul-fitr van elk jaar.
  • De jaarlijkse 2,5% zakāt dient gegeven te worden aan een islamitische goede doel, maar hoeft niet aan de moskee afgedragen te worden.
Hoofdstuk 6   Hadj

Iedere moslim die financieel-economisch sterk is, is verplicht de hadj (bedevaart) te verrichten. Ruim 2 miljoen moslims over de hele wereld gaan jaarlijks voor de hadj naar Mekka in Saoedi Arabië. Dit jaar 1427 A.H. (2006/2007) zijn ruim 7 miljoen pelgrims wegens akbari hadj (als de hadj op vrijdag valt) naar de hadj geweest. De akbari hadj is gelijk aan 7 hadj.

Hadj is de laatste onvoorwaardelijke verplichting van de moslim die eens in het leven deze pelgrimstocht moet maken. In Mekka staat de Ka’aba, het huis van Allāh Ta’ālā. Door de ontwikkelingen in de vervoerindustrie, voornamelijk het vliegtuig, is het bezoek aan de stad Mekka voor de hadj toegenomen. De pelgrim wordt Hadji genoemd. Gedurende de eerste tien dagen van de Bedevaart mag de Hadji zijn haren en nagels niet knippen en moet hij zich onthouden van alle vormen van onfatsoenlijkheid. De belangrijkste handelingen van deze tien dagen zijn zeven keer om de Ka’aba heen lopen, zeven keer snel lopen tussen twee bergen dicht bij de heilige plaats, ongeveer vijf kilometer lopen naar Mina, daarna de reis negen kilometer verder vervolgen naar Arafat; daar die middag verblijven en luisteren naar een preek, daarna teruggaan naar Mekka. Teruggekomen in Mekka moet de Hadji een offer brengen ter gedachtenis aan de Profeet Abraham alayhi salām, zijn bijzondere daad om zijn dierbare zoon op te offeren voor Allāh Ta’ālā, en daarna nogmaals de Ka’aba bezoeken. Na deze tien dagen is de kern van de Bedevaart afgerond en gaat de Hadji naar Medina waar hij of zij de graftombe van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ bezoekt.

De hadj is één van de zuilen en grondbeginselen van de islam. Het is de voltooiing van overgave en de dag van perfectie van de religie islam. Het was op deze dag dat Allāh Ta’ālā het vers “vandaag heb Ik uw godsdienst (islam) voor u volmaakt gemaakt en mijn gunst op u begunstigt en islam als uw godsdienst gekozen” geopenbaard.

Wij moeten begrijpen dat de basis van alle handelingen intentie is en intentie draagt ongetwijfeld vruchten als er oprechtheid is, en hadj welk een integraal deel is van islam zal voor degenen die het doen oprecht eisen (vruchten). Wanneer een persoon de intentie heeft genomen om hadj te verrichten verbreekt hij alle banden met zijn familie en huis. Dit is een herinnering voor hem voor de reis die hij zal maken naar het Hiernamaals. Hij dient de voorbereidingen te op een halāl (toegestane) methode te treffen. Zijn intentie en reis dienen gebaseerd te zijn op taqwa (vroomheid).

Bij het verlaten van de eigen woning dient de pelgrim te weten dat hij nu op reis gaat naar het Huis van Allāh Ta’ālā. Het is geen reis zoals andere reizen. Hij dient in gedachten te houden waar hij gaat en wie hij gaat bezoeken. Ook zal hij de hoop moeten koesteren dat zijn hadj wordt geaccepteerd, niet om reden van de moeilijke omstandigheden van de hadj maar vanwege het vertrouwen dat hij heeft op zijn Schepper.

Wanneer de ihrām (hadj gewaad, twee niet gezoomd lapjes) is aangenomen zal de hadji zich bewust moeten zijn dat hij dagvaardingen van Allāh Ta’ālā heeft gehoord. Hij zal vrees en hoop hebben wanneer hij de acceptatie van zijn hadj gaat beschouwen. Deze vrees zal de vrees voor Allāh Ta’ālā moeten zijn en hoop in Zijn Genade.

Tijdens het aanraken van Hajre Aswad (zwarte steen, was eerst wit) zal de hadji moeten geloven dat hij zijn getrouwheid aan Allāh Ta’ālā verpand en dat hij de Geboden van de Oppermachtige zal gehoorzamen. Maak uw belofte hecht en wees niet zoals anderen die vandaag iets beloven en hun gedachten de volgende dag veranderen.

Wanneer de hadji zich vastklampt aan de Khilāf (doek) van de Heilige Ka’aba, verzoek dan om vergiffenis en smeek om Allāh’s Genade. Zelfs het (hard)lopen tussen Saffāh en Marwa dient te betekenen dat een slaaf rent naar en van het Hof van een Machtige Koning niet wetende of zijn lopen is geaccepteerd of verworpen. Als u in Arafāt staat kijk dan naar de menigte die hun Imām (religieuze leider) volgen en beeld je in hoe Yaumal Hashr (Dag der Bijeenroeping) zal zijn.

Wanneer u bij Jamrāt stenen gooit naar Shaytān (duivel) zal uw doel het gehoorzamen van uw Schepper moeten zijn. Het idee is om Shaytān van u af te verdrijven.

De vijf dagen van hadj

1e dag (8 Zil-Hadj): de hadji gaan in de ochtend, in staat van ihrām, van Makkatul Mukarramah naar de plaats Mina.

2e dag (9 Zil-Hadj): de hadji arriveert in de ochtend in Arafāt en vervolgt zijn ibādah. Zij verrichten ook Zohr en Asar salāt en gaan verder naar Muzdalifah, net voor zonsondergang.

3e dag (10 Zil-Hadj): de hadji verblijft in Muzdalifah gedurende de nacht verricht Maghrib en Isa salāt samen. Zij vervolgen hun ibādah gedurende de hele nacht. Vlak na fajr salāt vertrekken zij naar Mina. Zij doen Qurbāni en stenigen de Jamrāt Uqbah. Na Qurbāni knippen of scheren zij hun hoofdhaar, treden zij uit ihrām en trekken normale kleding aan. Tawāf-e-Ziyārah wordt vervolgens gemaakt en eveneens sa’ee tussen Saffāh en Marwa. Daarna keren zij terug naar Mina.

4e dag (11 Zil-Hadj): de drie Jamrāt worden gestenigd.

5e dag (12 Zil-Hadj): de drie Jamrāt worden wederom gestenigd. Voordat de hadji Makkatul Mukarramah verlaat dient hij het Tawāf-e-Widaa (vaarwel rondgang om de Ka’aba) te verrichten.

Een bezoek aan Madinatul Munawwarah is ook noodzakelijk. Dit kan gedaan worden voor of na de hadj. Sayyidena Rasūlullāh ﷺ heeft gezegd: “Degene die mijn graf bezoekt lijkt op degene die mij heeft bezocht gedurende mijn (zichtbare) leven, en mijn Shafāt (bemiddeling voor vergiffenis op de Dag des Oordeels) wordt Wājib voor hem.”

Allāh openbaart

 ٱلْحَجُّ أَشْهُرٌ مَّعْلُومَاتٌ فَمَن فَرَضَ فِيهِنَّ ٱلْحَجَّ فَلاَ رَفَثَ وَلاَ فُسُوقَ وَلاَ جِدَالَ فِي ٱلْحَجِّ وَمَا تَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ يَعْلَمْهُ ٱللَّهُ وَتَزَوَّدُواْ فَإِنَّ خَيْرَ ٱلزَّادِ ٱلتَّقْوَىٰ وَٱتَّقُونِ يٰأُوْلِي ٱلأَلْبَابِ

“De maanden der bedevaart zijn bekend, dus, wie besluit ter bedevaart te gaan in deze maanden, bedenkt, dat er geen smerige taal, noch enige overtreding, noch enige ruzie gedurende de bedevaart mag zijn. En wat je ook aan goeds doet, Allāh weet het. En rust je uit met het nodige, maar de beste uitrusting is godsvrucht. En vrees Mij alleen, o mensen van begrip.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 197


Translate »
error: Content is protected !!