Categorieën van de Al-Hukmu’sh Shari’

Ibn-e-Hajib definieert de hukm (het bevel van de wet) als volgt: “De bevelen van de Shari` (Allāh Ta’ālā en Profeet Mohammed ﷺ) die de handelingen van de verantwoordelijke moslims begrenzen en die betrekking hebben op iktiza, tahyir en wad`.

Onder de bevelen van de Shari` wordt verstaan de uitdrukkingen die gebruikt worden door Allāhu Ta’ālā en Profeet Mohammed ﷺ in respectievelijk de Heilige Qur’ān en de Sunnah om de handelingen van de verantwoordelijke moslims te kenmerken zoals harām, makruh (afkeurenswaardig), matlub (wenselijk), mubāh (geoorloofd), Sahīh (geldig), bātil (ongeldig), shart (voorwaarde), sabab (oorzaak), mani` (obstakel), etc. Verderop zullen wij deze termen uitleggen.

Onder iktiza (wensen) wordt verstaan de wensen van de Shari` op het gebied van toestaan of verbieden van bepaalde handelingen. Zo is de wens van de Shari` dat wat harām is absoluut niet toegestaan is en dat wat wujub (gebod) is absoluut verricht moet worden.

Onder tahyir (vrij laten in de te maken keuze) wordt verstaan die handelingen die door de Shari` in het midden gelaten worden en de keuze aan de verantwoordelijke moslim overgelaten is om het te verrichten of na te laten zoals eten, slapen en andere essentiële handelingen. Dit wordt mubāh genoemd. Maar het is niet veroorloofd deze handelingen na te laten.

Onder wad` (opleggen) wordt verstaan juncto (de koppeling van twee van elkaar afhankelijke wetten) die de Shari` oplegt aan de verantwoordelijke persoon.

Voorbeelden van wad` zijn:

  1. Om iets te kunnen erven moet de erfgenaam overleden zijn.
  2. Om de salāt te kunnen verrichten moet de moslim met woezoe zijn.
Hukm ul-Wad`i zijn in drie categorieën

Eerste categorie

  1. De ene wet kan een voorwaarde zijn voor de andere wet zoals woezoe of ghusl een voorwaarde is voor het verrichten van de salāt.
  2. Getuigenis is een voorwaarde voor een geldige huwelijksovereenkomst.
  3. Het in leven zijn van erfgenamen is een voorwaarde bij het verdelen van de erfenis, zich in de richting van de Ka’aba keren is een voorwaarde voor de geldigheid van salāt, voorwaarde voor een geldig huwelijks is dat men geen verhouding heeft gehad met de moeder of dochter van de bruid.

Tweede categorie

De ene wet kan een oorzaak zijn voor de andere oorzakelijke wetten zoals het zien van de hilāl (de nieuwe maan) de oorzaak is van het begin of het einde van de Ramadān. Sahīh Al-Bukhārī en Sahīh al-Muslim

Derde categorie

  1. De ene wet kan de andere wet verhinderen zoals een moordenaar kan geen erfgenaam worden van de vermoorde. Ibn Majāh
  2. Iemand die de Islam heeft verzaakt kan geen erfgenaam worden.
  3. Een kāfir (ongelovige) kan geen erfgenaam zijn van een moslim. Sahīh Al-Bukhārī en Sahīh al-Muslim
  4. Mensen van verschillende godsdiensten kunnen niet van elkaar overerven. At-Tirmidhī en Ibn Hanbal Musnad
Categorieën van “al-Hukm-at-Taklifi

Shar’i` kan iets heel duidelijk verplichten, dit noemen we wājib. Een wājib handeling wordt onvoorwaardelijk door de Shar`i geëist. Als dat niet duidelijk is aangegeven dan noemen we het mandub (aanbevolen).

De Shar’i` kan ons iets strikt verbieden dat noemen we harām. Als dat niet strikt is verboden dan noemen we het makruh.

De categorieën zijn onderverdeeld in:

1.    wājib 

2.    mandub

3.    harām 

4.    makruh 

5.    mubāh

 Wājib

Volgens de meeste `ulema is wājib hetzelfde als farz (verplicht). Zoals we al hierboven zagen is wājib iets dat gebiedend is voorgeschreven en onvoorwaardelijk wordt geëist door de Shari`. Degene die wājib nalaat wordt afgekeurd en gestraft, maar degene die het in acht neemt wordt beloond. En degene die het ontkent wordt een afvallige in de Islam.

De Hanafi maken onderscheid tussen farz en wājib. Farz wordt door qati`dalīl (onomstotelijke bewijs) uit de Qur’ān onderbouwd, terwijl wājib door dhanni dalīl (vermoedelijke bewijzen) wordt onderbouwd. Beide termen worden gebruikt voor de handelingen die verplicht zijn. Als bij een handeling de farz wordt nagelaten is de handeling bātil (ongeldig), terwijl het nalaten van wājib de handeling niet ongeldig maakt. Daarom wordt wājib ook wel al-farz-u’l `amal genoemd. Degene die de farz ontkent verzaakt de Islam, terwijl dit niet het geval is met de wājib. Dus, de Hanafi onderscheiden twee soorten farz:

  1. Farz die zowel op `itiqād (geloof) als op `amal (handeling praktiseren) berust. Farz die door heel sterke en duidelijke bewijzen ondersteund wordt.
  2. Farz die alleen op `amal berust. Farz die door vermoedelijke bewijzen ondersteund wordt. 

Tijd (on)afhankelijke wājib plichten.

  • Wājib die tijd onafhankelijk is. Als men in de maand Ramadān niet door geldige redenen kan vasten dan kan men dit op andere tijden inhalen. De boetedoening die men moet voldoen als men een eed verbreekt kan op elk gewenst moment verricht worden.
  • Wājib plicht die tijd afhankelijk is. De tijd waarin een wājib plicht wordt vervuld is bepaald omdat met de aanvang van de tijd tegelijkertijd het begin is van de handeling wordt aangegeven. Zo wordt begin en eind van de vijfmaal daags salāt tijden, het vasten tijd in de maand Ramadān en de Hadj periode aangegeven. Dit betekent dat men slechts in de maand Ramadān het verplichte vasten kan verrichten en de hadj tijdens de daarvoor bestemde hadj periode.

Wājib plichten die bepaald zijn.

  • Wājib u’l-Mu`ayyān is één specifieke wājib plicht die vervuld moet worden. Dat zijn de meeste wājib plichten zoals salāt, sawm, hadj etc.
  • Wājib u’l-Muhayyār is wājib plicht die uit een aantal plichten bestaat waaruit men één of meer kan kiezen zoals in sūrah Muhammad (ﷺ), H47, vers 4: “Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het. En indien Allāh wilde, had Hij hen Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die ter wille van Allāh worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.”[1] In sūrah al-Mā`idah (de tafel), H5, vers 89: “Allāh zal u niet ter verantwoording roepen voor uw ijdele eden, maar Hij zal u ter verantwoording roepen voor de eden welke gij in ernst aflegt. De boetedoening er voor is: tien armen te spijzigen met het gemiddelde voedsel waarmee gij uw huisgezinnen voedt, of hen te kleden, of het vrijmaken van een slaaf. Maar wie dat niet kan doen zal drie dagen vasten. Dit is de boete voor uw eden, wanneer gij zweert. Maar houdt uw eden. Zo legt Allāh u Zijn tekenen uit, opdat gij dankbaar moogt zijn.”[2] 

Wājib plichten waarbij het aantal aangegeven is. 

  • Wājib plichten waarbij het aantal begrensd is zijn alle farz plichten zoals zakāt en sadaqāh u’l-fitr. De hoeveelheid van de te geven geld is bekend en begrensd. Bij zakāt moet het wettelijk voor ieder soort als zakāt plicht nisāb (minimum vastgestelde kapitaal/goederen) bereikt zijn, in de oogsttijd zijn, en een vol jaar in bezit hebben gehad. Bij sadaqāh u’l-fitr is het bereiken van nisāb van belang.
  • Wājib plichten waarbij noch het aantal noch de grens is aangegeven zoals welk gedeelte van het hoofd moet gewassen worden tijdens de woezoe is niet begrensd, hoe lang men tijdens de ruku (prosternatie) en sajdah (hoofd op de grond zetten voor aanbidding van Allāh Ta’ālā) is niet begrensd, hoeveel men aan armen en familieleden als aalmoes kan geven is niet begrensd.

Wājib plichten die algemeen of specifiek zijn.

  • Wājib u’l `ayn of farz u’l `ayn plichten zijn die elk moslim verplicht is te vervullen zoals salāt, sawm, zakāt, hadj etc.
  • Wājib u’l kifāyah of farz u’l kifāyah zijn plichten die de islamitische gemeenschap in haar geheel verplicht is te vervullen; indien slechts een voldoende aantal moslims die plichten nakomt, zijn alle levende moslims daarvan vrijgesteld zoals het verrichten van gemeenschappelijke salāt in de moskee, het verrichten van Janaza (salāt over een overlevende), het aanstellen van een Khalifah (staatshoofd) onder de moslims, wetenschappers opleiden, jihād voeren, amri bi’l Ma’ruf wa nahyi `ani’l munkar de mensen het goede aanbevelen en van het slechte weerhouden etc.
 Mandub

Mandub plichten zijn plichten die door de Shar`i aanbevolen worden en wel zo dat degene die zich eraan houdt beloond wordt en degene die veronachtzaam ertegen is toch niet gestraft wordt. Mandub plichten worden ook aangeduid met nafl (vrijwillig), Sunnah (aanbevelenswaardig of verdienstelijk), mustahab (wenselijk) en Ihsān (goed).

Mandub plichten kunnen we in drie groepen onderverdelen:

  1. Sunnat’i muakkadah is een ‘vast’ sunnat. Dit soort Sunnah werden door de Profeet Mohammed ﷺ constant verricht. Degene die zulke sunnat verricht wordt beloond en bij verzuim wordt berispt maar niet bestraft. 
  2. Sunnat’i ghayri muakkadah is de Sunnah die door de Profeet Mohammed ﷺ wel eens werden overgeslagen. Degene die deze sunnat verricht wordt beloond en bij verzuim geldt geen berisping. 
  3. Sunnah van lagere graad dan de twee voorgaande zoals manier van eten, drinken, kleden, praten etc. van de Profeet Mohammed ﷺ. In alle drie de gevallen van sunnat is het beste deze Sunnah zoveel mogelijk na te leven; als we de voorspraak van de Profeet Mohammed ﷺ op de Dag des Oordeel willen verdienen.

Profeet Mohammed ﷺ Sunnah kan je zien als een hulp, ondersteuning, herinnering, aanvang, en aanvulling van de wājib plichten. Door het naleven van de Sunnah van Profeet Mohammed ﷺ worden onze wājib plichten beschermd tegen verval en onze harten worden verzacht om deze plichten nog serieuzer te volbrengen. De mandub handelingen bereiden ons voor om de farz handelingen te verrichten. Over het algemeen kunnen we stellen, dat als wij de mandub handelingen verwaarlozen we dat ook doen met de farz handelingen. Het is de bedoeling dat de Sunnah van Profeet Mohammed ﷺ in zijn totaliteit door de moslimgemeenschap in leven moet worden gehouden en dat de vergeten Sunnah weer leven wordt ingeblazen. 

Harām

Harām handelingen zijn handelingen die volstrekt ontoelaatbaar zijn en dus absoluut verboden zijn. Degene die zich daaraan schuldig maakt wordt gestraft (in het Hiernamaals en soms ook hier op aarde), degene die het ontkent wordt afvallig en degene die ver van harām zaken blijft wordt in het Hiernamaals (en op aarde) beloond.

Alles wat door de Shari` als harām is aangegeven, veroorzaakt schade aan de mens, de maatschappij en de natuur. En alles wat mubāh of halāl is heeft de mens, de maatschappij en de natuur baat bij. Volgens de meeste `ulema maakt het niet uit of het bewijs waaruit blijkt dat iets harām is dalīl u’l qati (onomstotelijk) vast staat of dalīl u’z dhanni (vermoedelijk) is.

Volgens Hanafi is iets pas harām als het bewijs onomstotelijk vaststaat. In vermoedelijke gevallen wordt het makruh tahrīmi (iets dat nagenoeg even sterk wordt afgekeurd als datgene wat harām is) genoemd. 

Harām handelingen kunnen we in tweeën verdelen:

  1. Handelingen die direct harām zijn zoals het eten van kadavers, drinken van alcohol, het plegen van overspel, de Islam de rug toekeren, etc. Harām schaadt het lichaam, bezittingen, verstand, godsdienst en nageslacht. De Shari`ah heeft als doel de bovengenoemde zaken te beschermen door harām zaken te verbieden en te verhinderen. 
  2. Handelingen die indirect harām zijn. Het gaat om zaken die in principe niet harām zijn, maar daar ze aanleiding geven tot harām worden ze ook tot harām gerekend. Zo is het harām naar het geslachtsdeel van de tegenover gestelde sekse te kijken omdat dit aanleiding kan geven tot ontucht. Het is verboden met rente te handelen. Het is verboden om met twee zusjes tegelijk te huwen. Het is verboden in alcoholhoudende dranken te handelen.
Makruh

Volgens de meeste `ulema is makruh iets dat niet rechtstreeks verboden is. Als je het niet nakomt wordt men niet berispt, maar als men het nakomt wordt men beloond.

Volgens de Hanafi zijn er twee soorten: 

  1. Makruh tahrīmi (wat nagenoeg even sterk wordt afgekeurd als datgene wat harām is): het dragen van zijde kleren en het dragen van een gouden ring door een man. 
  2. Makruh tanzīhī (iets wordt weliswaar ontraden maar wat toch feitelijk niet als afkeurenswaardig geldt). In het eerste geval behoort men de makruh handelingen te vermijden en in het geval dat men het nakomt wordt men in beide gevallen beloond. 
Mubāh

Mubāh handelingen zijn noch aanbevelenswaardig, noch afkeurenswaardig en derhalve is er noch beloning en noch bestraffing. Hier laat de Shari` de moslims vrij in hun manier van doen. Zo is het mubāh om te eten, drinken etc. Andere benamingen voor mubāh zijn halāl, ja’iz en mutlaq.

Onder volgende omstandigheden is een handeling mubāh:

  1. Als een handeling niet harām is.
  2. Als er geen bewijzen zijn dat een handeling harām is. 
  3. Als er bewijzen zijn dat een handeling halāl is.
Ruhsāh

In `usool u’l fiqh betekent ruhsāh dat ten gunste van een excuus toestemming is gegeven voor bepaalde dingen die verboden zijn, maar toch geoorloofd worden. Zo kan een harām mubāh worden en een wājib voor een bepaalde tijd te komen te vervallen. Soms kan het zijn dat ten gunste van een bepaalde oorzaak sommige plichten niet of nauwelijks nagekomen kunnen worden. Op zulke momenten heeft Allāhu Ta’ālā zijn dienaren van gemak voorzien zoals zieken hoeven in de maand Ramadān niet te vasten, maar moeten het wel inhalen als ze beter zijn, vrouwen hoeven tijdens hun menstruatie periode niet te vasten of namāz (dagelijkse gebed) te verrichten.[3] Bij hongersnood mag men alles eten, al is het harām.

  1. Handelingen die door de Shari` verplicht worden zijn onder ander salāt, zakāt, sawm, hadj, etc.
  2. Handelingen die door de Shari` verboden worden zijn onder ander verspillen van de bezittingen van een wees, ontvreemden van iemands goederen en bezittingen, alcohol gebruik, consumptie van varkensvlees, etc.
  3. Handelingen die door de Shari` overgelaten is aan de wil van de moslims zijn onder ander halāl eten en drinken, lopen, etc., het bezoeken van de overledenen bij hun graf.

[1] Allāhu Ta’ālā laat het staatshoofd, de Khalifah, vrij zijn keuze te bepalen betreffende de krijgsgevangenen: hen met of zonder borg vrijlaten. 

[2] Allāhu Ta’ālā laat degene die zijn eed heeft verbroken, afhankelijk van zijn/haar situatie één van de volgende plichten ter boetedoening uitkiezen: tien armen voeden of kleden of één slaaf vrijkopen of driedagen vasten.

[3] De eerste handeling Ramadān vasten moeten ze inhalen maar de gemiste namāz niet.


Translate »
error: Content is protected !!