Inleiding

Toen er nog niets en niemand bestond was Allāh Ta’ālā al aanwezig. Hij kenmerkt Zichzelf met Zijn 3.000 Attributen in zijn Rechterlijke Macht. Zo heeft Hij de Attributen al-Awwalu en al-Akhiru (de Eerste zonder begin en de Laatste zonder eind). Om de eerste Attribuut te kunnen Openbaren heeft Hij uit Zijn Licht het licht van de Profeet Mohammed ﷺ geschapen en later alles wat bestaat. Om de laatstgenoemde Attribuut te kunnen bewijzen heeft Hij in hoofdstuk 1 al-Fatiha van de Heilige Qur’ān geopenbaard:

مَـٰلِكِ يَوْمِ ٱلدِّينِ

“Meester van de Dag des Oordeels.” Surah al-Fatiha (het Begin), H1, vers 4

Voor de Dag des Oordeels zal de Schepper alles weer doen opgaan in het niets. Hij zal dan alles wat de mensen uit zichzelf hebben aanbeden aan afgoderij uitdagen om tevoorschijn te komen en met Hem te strijden, maar er zal in die wachtperiode van 50.000 hemelse jaren niets verschijnen. Allāh Ta’ālā gaat dan weer alle mensen en dieren tot leven brengen en Zijn Oordeel zal een begin krijgen. Op die Dag zullen alleen moslims, lees soenniet, op Maidan-e-Hashr (het veld waar het Oordeel van de Rechterlijke Macht zal plaatsvinden. Er zullen 120 rijen va gelovigen zijn, 80 rijen soenniet en daarachter 40 rijen degenen die waarheidsgetrouwe volgelingen waren van de vorige profeten.

Allāh Ta’ālā openbaart:

 وَيَوْمَ نُسَيِّرُ ٱلْجِبَالَ وَتَرَى ٱلأَرْضَ بَارِزَةً وَحَشَرْنَاهُمْ فَلَمْ نُغَادِرْ مِنْهُمْ أَحَداً 

“En [gedenk] de Dag waarop Wij de bergen zullen verzetten en je de aarde zult zien oprijzen en Wij hen [de mensen] zullen verzamelen en niemand hunner zullen Wij achterlaten.” Surah al-Kahf (de spelonk), H18, vers 47

Tafsir Ibn Kathīr: “Allāh Ta’ālā vertelt ons over de verschrikkingen van de Dag der Opstanding, en de ontzagwekkende dingen die zullen gebeuren, zoals Hij elders zegt: ‘Op de Dag waarop de hemel zal bewegen met een vreselijke klinken, en de bergen voorbij bewegen. (52:9-10) wat betekent dat ze van hun plaatsen zullen verhuizen en zullen verdwijnen.”

Het ontstaan van de sekte hindoeïsme

Gaan zij die in de bergen zijn opgegroeid en afgoden hebben aanbeden eeuwig in de Hel blijven?

Allāh Ta’ālā openbaart:

مَّا ٱلْمَسِيحُ ٱبْنُ مَرْيَمَ إِلاَّ رَسُولٌ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِ ٱلرُّسُلُ وَأُمُّهُ صِدِّيقَةٌ كَانَا يَأْكُلاَنِ ٱلطَّعَامَ ٱنْظُرْ كَيْفَ نُبَيِّنُ لَهُمُ ٱلآيَاتِ ثُمَّ ٱنْظُرْ أَنَّىٰ يُؤْفَكُونَ

“Hierin zijn voorzeker tekenen voor hen die onderzoeken.” Surah al-Mā’idah, (de rafel), H5, vers 75

Hazrat Isa (alayhis salām) zei over bovenstaand vers: “Degenen die andere [wezens] aanbidden dan Allāh Ta’ālā en degenen die de woorden van anderen boven Zijn [Allāh Ta’ālā] Geboden houden, kunnen het Paradijs niet binnengaan. De hel is de plek waar ze zullen eindigen.”

Alle sawqs (genegenheid) ontstaan uit door de Shari’ah verboden dingen zijn istidraj (geleidelijke vernietiging). Want die sawqs overkomt ongelovigen ook, en ook zij leren zulke dingen als tawhīd (Eenheid van Allāh Ta’ālā) en kashf (onthulling[1]), die bij hen voorkomen in de spiegel van het universum, op yogi’s [Derwisjen van de sekte van Brahma] en op priesters Brahma en hindoese bedelaars.

In India is geen profeet geweest die door meer dan drie mensen werd geloofd. Met andere woorden, er was geen profeet die een Ummah van vier mensen had. De Geschriften over het bestaan en de Attributen van Allāh Ta’ālā die voorkomen in de Boeken van sommige mensen die door hindoes worden aanbeden, zijn allemaal weerspiegelingen van de lichten van die profeten. Want in elke eeuw werd naar elke natie een profeet gestuurd die het bestaan en de eigenschappen van Allāh Ta’ālā communiceerde.

Zo stuurde Allāh Ta’ālā Hazrat Musa (alayhis salām) om de joden leiding te geven naar het Rechte Pad.

Allāh Ta’ālā openbaart: “En, indien je (Arabische heidenen, joden en christenen) in twijfel bent omtrent hetgeen [Heilige Qur’ān] Wij aan Onze dienaar [Profeet Mohammed ﷺ] hebben geopenbaard, probeert dan een dergelijk hoofdstuk voort te brengen en roept jouw helpers buiten Allāh, als je waarachtig bent.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 23

Hazrat Musa (alayhis salām) was een Profeet die veel met Allāh Ta’ālā communiceerde en Hem graag wilde zien. Allāh Ta’ālā jij kunt mij niet zien [de ogen van de mensen zijn niet geschikt om het Licht van Allāh Ta’ālā te kunnen zien, wel heeft Profeet Mohammed ﷺ Allāh Ta’ālā kunnen aanschouwen met zijn ogen omdat hij direct uit het Licht van Allāh Ta’ālā was geschapen].

Allāh Ta’ālā openbaart

وَٱتَّقُواْ يَوْماً لاَّ تَجْزِي نَفْسٌ عَن نَّفْسٍ شَيْئاً وَلاَ يُقْبَلُ مِنْهَا شَفَٰعَةٌ وَلاَ يُؤْخَذُ مِنْهَا عَدْلٌ وَلاَ هُمْ يُنْصَرُونَ

 وَإِذْ نَجَّيْنَٰكُم مِّنْ آلِ فِرْعَوْنَ يَسُومُونَكُمْ سُوۤءَ ٱلْعَذَابِ يُذَبِّحُونَ أَبْنَآءَكُمْ وَيَسْتَحْيُونَ نِسَآءَكُمْ وَفِي ذَٰلِكُمْ بَلاۤءٌ مِّن رَّبِّكُمْ عَظِيمٌ 

وَإِذْ فَرَقْنَا بِكُمُ ٱلْبَحْرَ فَأَنجَيْنَٰكُمْ وَأَغْرَقْنَا آلَ فِرْعَوْنَ وَأَنْتُمْ تَنظُرُونَ

 وَإِذْ وَٰعَدْنَا مُوسَىٰ أَرْبَعِينَ لَيْلَةً ثُمَّ ٱتَّخَذْتُمُ ٱلْعِجْلَ مِن بَعْدِهِ وَأَنْتُمْ ظَٰلِمُونَ

ثُمَّ عَفَوْنَا عَنكُم مِّن بَعْدِ ذَلِكَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ

وَإِذْ آتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَابَ وَٱلْفُرْقَانَ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ

وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِ يَٰقَوْمِ إِنَّكُمْ ظَلَمْتُمْ أَنْفُسَكُمْ بِٱتِّخَاذِكُمُ ٱلْعِجْلَ فَتُوبُوۤاْ إِلَىٰ بَارِئِكُمْ فَٱقْتُلُوۤاْ أَنفُسَكُمْ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌ لَّكُمْ عِنْدَ بَارِئِكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ إِنَّهُ هُوَ ٱلتَّوَّابُ ٱلرَّحِيمُ 

 وَإِذْ قُلْتُمْ يَٰمُوسَىٰ لَن نُّؤْمِنَ لَكَ حَتَّىٰ نَرَى ٱللَّهَ جَهْرَةً فَأَخَذَتْكُمُ ٱلصَّٰعِقَةُ وَأَنْتُمْ تَنظُرُونَ

“En vrees de Dag, dat de ene ziel de andere niet zal kunnen helpen, waarop voor haar noch voorspraak zal worden aanvaard, noch een losprijs zal worden aangenomen, noch zij zullen worden geholpen. En toen Wij u redden van farao’s volk, dat u met bittere marteling kwelde, Uw zonen dodend en uw vrouwen sparend; hierin was voor u een zware beproeving van uw Heer. En toen Wij de zee voor u spleten en u redden en farao’s volk lieten verdrinken, terwijl u toekeek. En toen Wij met Mozes een tijd afspraken van veertig nachten; toen namen jullie in zijn afwezigheid het kalf, [om het te aanbidden] en werden overtreders [hindoes].” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, verzen 48-55

Tafsir: daar Hazrat Musa (alayhis salām) aanhoudend Allāh Ta’ālā wilde zien nodigde Hij hem uit op de berg van Sinaï. Daar moest hij 30 dagen vasten. Na die dertig dagen dacht Musa dat door het vasten er een onaangename geur uit zijn mond kwam en hij daarmee Allāh Ta’ālā niet wilde ontmoeten. Hij zag een waterplas en brak van een struik een takje waarmee hij miswāk (tandenpoetsen) deed. Allāh Ta’ālā vroeg: “O Musa, ben je miswāk aan het doen?” Hazrat Musa antwoordde: “Ja Allāh Ta’ālā, ik dacht dat U de onaangename geur uit mijn mond niet prettig zou vinden.” Allāh Ta’ālā zei: “Nee Musa, jij hebt omwille van Mij dertig gevast, dus de geur ruikt beter dan musk, vast nog eens tien dagen meer.”  De Profeet Musa vastte nog eens tien dagen extra waardoor hij in totaal veertig dagen vaste. Dit aantal dagen is voor de joden verplicht, maar zij doen het niet en hebben een eigen invulling gegeven aan hun geloof.

Daarna vergaven Wij jullie, opdat je dankbaar zoudt zijn. (vers 52)

Toen Hazrat Musa op het punt stond de berg Sinaï te beklimmen zei hij aan zijn trouwe volgelingen dat hij na dertig dagen zou terugkeren en de volgelingen op hem aan de voet van de berg moesten opwachten. Hij zou het Boek de Torah van Allāh Ta’ālā meenemen.

En toen gaven Wij Mozes het Boek [Torah] en het oordeel des onderscheid, opdat je recht geleid zoudt worden. (vers 53)

Echter, door de extra tien dagen die hij moest vasten en dus niet na dertig dagen was teruggekomen begonnen de joden met een zwak Imān hem te beschuldigen van ontrouw en nog meer. Op dat moment begonnen enkele van deze groepsleden goud te verzamelen, te smelten en met het vloeibare goud een kalf te maken. Zij begonnen hun onheuse kufr praktijken uit te voeren. Vandaar dat deze Heilige Qur’ān Surah al-Baqarāh (de koe) is genoemd. Toen Hazrat Musa na veertig dagen terug was gekomen van de top van de Sinaï berg zag hij dat een aantal van zijn trouwen volgelingen aan de voet van de berg op hem wachtten. De rest zag hij ongelovigen te zijn geworden. Op dat moment deed Hazrat Musa een smeekbede om de ongelovige te straffen en Allāh Ta’ālā stuur een straf op hen af. Deze kuffār pakten het kalf en vluchtten van die plaats en kwamen in Hindoestaan (India) terecht. Daar aangekomen zeiden zij dat het kalf hen had gered van de straf van Allāh Ta’ālā. Vervolgens zijn zij zich hindoe gaan noemen en hebben tot op de dag van vandaag de koe aangenomen als één van hun afgoden, zij noemen de koe hun moeder.

En toen Mozes tot zijn volk zei: “O mijn volk, je hebt jezelf onrecht aangedaan door het kalf te aanvaarden: derhalve keert terug tot Uw Schepper en doodt uw eigen ik, dat is het beste voor u in het oog van uw Schepper”. Daarna wendde Hij zich genadig tot jullie. Voorzeker, Hij is Berouw aanvaardend, Genadevol.


“En toen jullie zegden: “O Mozes, wij zullen u geenszins geloven, totdat wij Allāh van aangezicht tot aangezicht zien”, toen trof jullie een donderslag, terwijl je toekeek.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, verzen 48-55

En toen Mozes tot zijn volk zei:

وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِ إِنَّ ٱللَّهَ يَأْمُرُكُمْ أَنْ تَذْبَحُواْ بَقَرَةً قَالُوۤاْ أَتَتَّخِذُنَا هُزُواً قَالَ أَعُوذُ بِٱللَّهِ أَنْ أَكُونَ مِنَ ٱلْجَاهِلِينَ 

“Waarlijk, Allāh gebiedt u, een koe te slachten”, zegden zij: “Drijft jij de spot met ons?” Hij zei: “Ik zoek toevlucht bij Allah, om niet tot de onwetenden te behoren.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 67

وَلَقَدْ جَآءَكُمْ مُّوسَىٰ بِٱلْبَيِّنَاتِ ثُمَّ ٱتَّخَذْتُمُ ٱلْعِجْلَ مِن بَعْدِهِ وَأَنْتُمْ ظَالِمُونَ

En Mozes kwam voorzeker tot jullie met duidelijke tekenen (Torah], maar je hebt in zijn afwezigheid het (gouden) kalf genomen (om het te aanbidden) en je was onrechtvaardig.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 92

Pandit Narain vertelde mij (Tangali) in 1980 dat zoals wij soenniet naar Mekka gaan voor Hajj de hindoes drie jaar lang naar India moeten gaan om daar met de urine van de koe te baden. Na drie jaar worden zij bhagat[2].

Allāh Ta’ālā openbaart:

يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُوۤاْ إِنَّمَا ٱلْمُشْرِكُونَ نَجَسٌ فَلاَ يَقْرَبُواْ ٱلْمَسْجِدَ ٱلْحَرَامَ بَعْدَ عَامِهِمْ هَـٰذَا وَإِنْ خِفْتُمْ عَيْلَةً فَسَوْفَ يُغْنِيكُمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِ إِن شَآءَ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌ حَكِيمٌ

“O, jij die gelooft, de afgodendienaren zijn voorzeker onrein. Zij zullen daarom na [verloop van] dit jaar de heilige Moskee niet naderen. En als je armoede vreest, zal Allāh u als Hij wil, uit Zijn overvloed verrijken. Voorzeker, Allāh is Alwetend, Alwijs.” Surah at-Tauba (berouw), H9, vers 28

Hindoes geloven in idolen als de schepper. Ze maken sajdah (posternatie) tot afgoden die zij hun god noemen. Dit maakt ze polytheïsten.

Irreligieuze mensen in India noemen de hoogste van de vier spirituele klassen Brahmaan, welke betekent het hoofd van de hindoe priesterlijke kaste van Brahma.

Sikhs in India zijn ongelovigen en aanhanger van een sub sekte van hindoeïsme gesticht door een hindoe genaamd Baba Nanek (overleden in 1539).

Magiërs behoren tot de Sanawiyya. Ze geloven in twee goden, en polytheïsten en afgodendienaars geloven in veel goden. Ze zijn allemaal ongelovigen zonder een hemels boek.

Het is een schande om hulp te verwachten van afgoden, beelden en priesters om van een ziekte af te komen, een wijdverbreide praktijk onder sommige moslims tegenwoordig. Het is ongeloof om te vragen naar wat men nodig heeft van afgoden en standbeelden.

Allāh Ta’ālā openbaart:

يَا أَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ أَطِيعُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُواْ ٱلرَّسُولَ وَأُوْلِي ٱلأَمْرِ مِنْكُمْ فَإِن تَنَازَعْتُمْ فِي شَيْءٍ فَرُدُّوهُ إِلَى ٱللَّهِ وَٱلرَّسُولِ إِن كُنْتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ ذٰلِكَ خَيْرٌ وَأَحْسَنُ تَأْوِيلاً

“O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allāh en Zijn Boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben [Ulema Ahle Sunnat]. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allāh en Zijn Boodschapper, als gij gelooft in Allāh en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 59

De boeken van de sekte Hindoe

Hindoes hebben geen godsdienst boeken omdat het een dharm (sekte) is. Hindoeteksten zijn manuscripten en omvangrijke historische literatuur die betrekking hebben op een van de diverse tradities binnen het hindoeïsme. Een paar teksten zijn gedeelde bronnen in deze tradities en worden algemeen beschouwd als hindoegeschriften, deze omvatten de Puran, Itihasa en Veda. Geleerden aarzelen bij het definiëren van de term ‘hindoegeschriften’ gezien de diverse aard van het hindoeïsme, maar velen noemen de Bhagavad Geeta. In twee hindoemanuscripten lezen wij de naam van de laatste Profeet Mohammed ﷺ. We vinden in de hindoescripts in vers 5 van Bhavishya Puran: “… Zijn naam zal Mahamad zijn… Mahadev Arab… ‘O gij! De trots van de mensheid, de bewoner van Arabië. “… (Prati Sarg Parv III).

In Sama Veda, II, 6, 8: “Ahmed heeft de religieuze wet van zijn Heer verworven. Deze wet van religie is vol wijsheid.”

Desondanks blijven de hindoes in ongeloof vaststeken.

De hindoes en joden zijn aanbidders van Mammon. Beide gemeenschappen en naties stonden bekend om hun hebzucht. De pre-islamitische christenen hebben geen hoge standaard van bedrijfsethiek gehad. De Heilige Profeet Mohammed ﷺ adviseerde zijn Ummah als eerste om handel als beroep te adopteren en drong er bij zakelijke transacties op aan eerlijkheid en nauwkeurigheid uit te voeren.

 

Verboden vriendschap met kāfir te hebben en hun festivals toe te juichen

Allāh Ta’ālā openbaart:

ٱلَّذِينَ يَتَّخِذُونَ ٱلْكَافِرِينَ أَوْلِيَآءَ مِن دُونِ ٱلْمُؤْمِنِينَ أَيَبْتَغُونَ عِندَهُمُ ٱلْعِزَّةَ فَإِنَّ ٱلعِزَّةَ للَّهِ جَمِيعاً 

 وَقَدْ نَزَّلَ عَلَيْكُمْ فِي ٱلْكِتَٰبِ أَنْ إِذَا سَمِعْتُمْ آيَاتِ ٱللَّهِ يُكْفَرُ بِهَا وَيُسْتَهْزَأُ بِهَا فَلاَ تَقْعُدُواْ مَعَهُمْ حَتَّىٰ يَخُوضُواْ فِي حَدِيثٍ غَيْرِهِ إِنَّكُمْ إِذاً مِّثْلُهُمْ إِنَّ ٱللَّهَ جَامِعُ ٱلْمُنَٰفِقِينَ وَٱلْكَٰفِرِينَ فِي جَهَنَّمَ جَمِيعاً

“Zij, die ongelovigen tot vrienden nemen liever dan gelovigen, zoeken zij eer bij hen hoewel alle eer aan Allāh behoort? En Hij heeft u reeds in het Boek (Heilige Qur’ān) geopenbaard, dat wanneer gij hoort dat Allāh’s tekenen worden verloochend en bespot, gij niet [eerder] met hen [kāfir] samen zult zijn, dan dat zij zich met een ander onderwerp bezighouden, anders zoudt je hun gelijk zijn. Voorzeker, Allāh zal de huichelaars en de ongelovigen allen tezamen in de hel bijeenbrengen.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, verzen 139-140

Shaytān heeft hebben hen bedrogen. ‘De meeste vrouwen, die het feit niet weten, worden getroffen door deze pest hulp van sommige namen zonder betekenis, ze willen via hen (hindoes) problemen oplossen. Ze beoefen de gebruiken van ongelovigen en de tekenen van ongeloof. Vooral in gevallen van pokken, deze overlast komt zowel voor bij goede als bij slechte. Er zijn maar weinig vrouwen die aan deze overlast kunnen ontsnappen en die geen enkel teken van ongeloof vertonen.

Het is shirk (ongeloof, aan Allāh Ta’ālā partners toekennen) om de festivaldagen van hindoes [en de kerstavonden en paasdagen van christenen] en om hun gebruiken op die dagen na te volgen. Het veroorzaakt ongeloof. Op festivaldagen van ongelovigen, de onwetende moslims, vooral de vrouwen, doen wat ongelovigen doen, denken van die dagen om moslim feesten te zijn en elkaar cadeautjes te sturen als ongelovigen die dagen; ze versieren hun meubels en maaltijdtafels als ongelovigen. Ze maken onderscheid die nachten van andere nachten. Dit zijn allemaal shirk (ongeloof).

In de beginperiode wierpen hindoes in India de lijken van hun doden in de rivier Ganges. De lijken werden gebroken in stukken en opgegeten door krokodillen. Daar deze praktijk schadelijke geuren veroorzaakt, die op hun beurt pesten verspreiden zoals cholera, hebben ze een nieuwe methode ontwikkeld. Nu worden de lijken in hun tempels gecremeerd en de as in de rivier gooien.

Abdul Aziz Delhwi (Alayhir Rahma) zegt in de interpretatie van de Surah Abasa dat Allāh Ta’ālā ons gebood om lijken in de aarde te begraven. Hindoes verbranden hun doden. Als het lijk wordt verbrand verdwijnt het lichaam. De band tussen het lichaam en de ziel houdt op bestaan. Als het lijk wordt begraven, blijft de ziel verbonden met het lichaam en het graf in waarin het lichaam wordt geplaatst.


[1] Onthulling ‘is een soefi-concept dat zich bezighoudt met kennis van het hart in plaats van met het intellect. Kashf beschrijft de staat van het ervaren van een persoonlijke Geheiligde Openbaring na het opstijgen door spirituele worstelingen en het blootleggen van het hart (een spiritueel vermogen) om Allāh’s Waarheden te zien.

[2] Bhagat is een Punjabi woord dat is afgeleid van het Sanskrietwoord Bhagavata (een toegewijde van de Heer, Bhagwan. Veel van deze hindoeïstische en sikh toegewijde zijn volgelingen van de bhakti traditie, die een door gebed geleid pad van realisatie volgen. Bhagat is ook een hindoeïstische en jain achternaam, gesticht in verschillende gemeenschappen, hoewel het meest voorkomt in de noordelijke staten van India.


Translate »
error: Content is protected !!