Inleiding van Fiqah
Imām A’zam Abu Hanīfa, Imām Mālik, Imām Shafi’ī en Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhum) zijn de leiders van de vier scholen van Fiqh (Islamitische Wet).
“Fiqh” is de wetenschap van de islamitische wet of jurisprudentie. Het verwijst naar het verzamelen en samenstellen van islamitische wetten op basis van de Heilige Qur’ān en de Sunnah van Sayyidena Rasūlullāh ﷺ. Deze grote moslims wijdden zich aan de taak om de wetenschap van het begrijpen van de islamitische wet en de praktijk ervan te ontwikkelen. Hoewel ze van elkaar verschilden, hadden alle vier de grote Imāms veel respect voor elkaar. Ze waren allemaal leraren en leerlingen van elkaar met het gemeenschappelijke doel om hun kennis over de islam te vergroten. Ze waren allemaal unaniem over Aqā’id (islamitische overtuigingen). Wij, als moslims, moeten de verschillende soennitische stromingen respecteren.
Vroege Leven
Imām Abu Abdullah Ahmed bin Mohammed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) werd geboren in Marw op de 20e van Rabī-ul-Awwal 164 Hijri.
Zijn vader, Sayyidena Mohammed (radi Allāhu anhu) was een krijger (Mujāhid) en woonde in Basra, Irak. Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) was een zeer intelligent kind, zeer geïnteresseerd in het bevorderen van zijn islamitische opvoeding. Op 16-jarige leeftijd begon hij met het bestuderen van hādith literatuur. Er wordt gezegd dat hij bijna een miljoen Ahadīth uit het hoofd leerde. Hij werd een beroemd jurist.
Zijn Leraren
Enkele van zijn leraren waren Imām Shafi’ī, Sayyidena Bishar bin Al-Mufaddal, Sayyidena Ismail bin Ulayyah, Sayyidena Jarīr bin Abdul Hāmid en Sayyidena Yahya bin Said (radi Allāhu anhum). De grote samenstellers van Ahadīth, Imām Bukhārī en Imām Muslim (radi Allāhu anhuma), inclusief zijn leraar, Imām Shafi’ī (radi Allāhu anhu), hebben ook hadīth van hem overgeleverd. Imām Shafi’ī (radi Allāhu anhu), ondanks dat hij de meest geleerde in zijn tijd was, verwees naar Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) over bepaalde Ahadīth.
Zijn Leerlingen
Onder zijn leerlingen waren de meest bekende Sayyidena Abu Bakr Al-Alhram, Sayyidena Hanbal bin Isaaq en Sayyidena Abul Qāsim Al-Baghwi (radi Allāhu anhum).
Zijn Vroomheid
Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) was een zeer vrome geleerde die zijn hele leven wijdde aan de wetenschap van Ahadīth en Fiqh. Hij weigerde te eten in het huis van iemand die een regeringsfunctie bekleedde. Daar hij extreem arm was en soms niet te eten had, weigerde hij nog steeds liefdadigheid te accepteren en zei hij dat hij volledig vertrouwen had in de Allāh Ta’ālā.
Zijn Werken
De meest bekende onder zijn boeken zijn: Kitāb-ul-Amāl, Kitāb ut-Tafsīr, Kitāb-ul-Nāsikh wal Mansūkh, Kitāb Zāhid, Kitāb Masā’il, Kitāb Fadā’il en Kitāb Mansiq.
Zijn bekendste boek is zijn “Musnad”, een Kitāb waarin hij zo’n 50.000 tot 70.000 Ahadīth verzamelde.
Gevangenschap
Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) werd in de latere jaren van zijn leven gevangengezet en gemarteld door de meedogenloze heersers die tegen hem ingingen vanwege hun on-islamitische overtuigingen en praktijken. Kalief Mutasim Billah dwong de Imām om de overtuigingen van de “Mu’tazilli” (een corrupte sekte) te accepteren, maar hij weigerde en werd zodanig geslagen dat zijn gewrichten ontwricht raakten. Hij werd 30 maanden lang in zware ketenen vastgehouden in een gevangenis in Bagdad. Hij weigerde nog steeds de overtuigingen van de corrupte Mu’tazilli-sekte te accepteren en werd opnieuw geslagen totdat hij bewusteloos viel.
Overlijden
Op de 25e van de Ramadān al-Mubārak in het jaar 221 n. Chr., toonde kalief Mutasim, uit angst voor de zonde die hij had begaan, berouw en liet de Imām vrij. Imām Ahmed bin Hanbal (radi Allāhu anhu) vergaf alle mensen behalve de Mu’tazilli. Hij overleed in het jaar 241 n. Chr.