Mirāj en namāz

Onze Profeet ﷺ werd geëerd met dit geluk in de Mirāj [De opstijging van de Profeet naar de Hemel.]. Toch is het niet gebeurd in deze wereld. Hij ging het paradijs binnen. Hij zag Allāh Ta’ālā daar. Dat wil zeggen, hij zag Allāh Ta’ālā zoals hij in de volgende wereld gezien zal worden. Hij zag Allāh Ta’ālā niet in de wereld. Terwijl hij in de wereld was, ging hij de wereld uit, ging naar de volgende wereld en zag Allāh Ta’ālā.

Toen hij 52 jaar oud was, in de 27e nacht van de maand Rajab, daalde Hazrat Jibra’il (alayhis salām) in Mekka af en nam hem mee van Masjid al-Haram naar Masjid al-Aqsa in Jeruzalem en vandaar naar de hemel. In deze Mirāj zag hij Allāh Ta’ālā. Op deze avond werden de vijf tijden van namāz (rituele gebeden) gedurende de dag farz.

De hadīth over de 15e nacht van de maand Sha’bān is sahīh. Zo is het ook met de deugd van de maand Rajab. Mirāj is een waarheid, maar het is niet met zekerheid bekend welke nacht het is.

Bij het begin van namāz betekent het zeggen van “Allāhu Akbar” belijden dat “Allāh Ta’ālā het gebed van geen van Zijn schepselen nodig heeft; Hij heeft in geen enkel opzicht iets nodig; het verrichten van namāz door mannen geeft Allāh Ta’ālā geen voordeel.”

En de takbīrs (die “Allāhu Akbar” zeggen) die in namāz zijn, betekenen dat “Wij niet in staat zijn om de aanbidding te verrichten die Allāhu Ta’ālā waardig is.”

Omdat de tasbīh in ruku’ (buigen bij het verrichten van namāz) dezelfde betekenis hebben, wordt ons niet bevolen om “Allāhu Akbar” te zeggen wanneer we ons oprichten na ruku’.

We worden echter bevolen om het te zeggen na de tasbīh van sajdah (neerknielen), want sajdah is de laagste graad van nederigheid, minderwaardigheid en vernedering. Door dit te doen kan men veronderstellen dat men op de juiste en volmaakte wijze heeft aanbeden.

Om iemand tegen deze veronderstelling te beschermen, is het niet alleen een sunnat om de takbīr te zeggen wanneer we neerknielen en rechtop richten tijdens deze sajdah, maar ook worden we bevolen om “alā” te zeggen in de tasbīh van sajdah, omdat namāz de Mirāj van een gelovige is, wordt ons bevolen om de woorden “attahiyāt” te zeggen die onze Profeet ﷺ vereerd was te zeggen in de nacht van Mirāj.

Dan moet een persoon die namāz uitvoert de namāz tot een Mirāj voor zichzelf maken. Hij moet op zoek gaan naar de ultieme nabijheid tot Allāhu Ta’ālā in namāz.

Onze Profeet ﷺ verklaarde: “De tijd waarin de mens het dichtst bij zijn Allāh Ta’ālā is, is de tijd waarin hij namāz verricht.”

Een persoon die namāz verricht, spreekt tot zijn Allāh Ta’ālā, smeekt Hem en ziet dat allesbehalve Allāh Ta’ālā gelijk is aan niets. Daarom, omdat er angst, terreur en schrik in namāz zal zijn, is het bevolen dat we aan het einde van namāz twee keer salām geven, zodat we getroost en opgelucht kunnen worden.

Onze Profeet ﷺ beval in een hadīth om te reciteren: “33 tasbīh, 33 tamhīd, 33 takbīr en één tahlīl na elke farz namāz.”

Uitmuntendheid van tahlīl

De Profeet ﷺ zei: “Wat ik eerst zei en ook mijn voorgangers profeten zeiden is: ‘Er is geen godheid dan Allāh Ta’ālā. Hij is Eén, er is geen partner voor Hem.

De Profeet ﷺ zei: “Hij die deze du’ā 100 keer reciteert: ‘Er is geen godheid dan Allāh, de Enige, er is geen partner voor Hem, het koninkrijk is van Hem en alle lof is van Hem en Hij is machtig over alle dingen”, krijgt de beloningen van het bevrijden van 10 slaven, 100 beloningen zijn geschreven in zijn verslag van daden en 100 zonden worden van hem weggevaagd en blijft hij veilig voor de listen van de duivel op die dag tot in de nacht. Hij die meer doet dan dit, zijn beloningen zijn meer en niemand handelt beter dan hij.” Over welke surah gaat dit? Surah Ikhlās.

De Profeet ﷺ zei: “Degene die de woezoe (wassing) doet en leest, nadat hij naar de hemel heeft gekeken, getuig dat er geen godheid is dan Allāh, Hij is vrijgezel, er is geen partner voor Hem en ik getuig dat Mohammed ﷺ Zijn dienaar en apostel is”, de deuren van het Paradijs worden voor hem geopend en hij gaat het binnen door elke deur die hij wil.” Welke kalma is dit? Kalma Shahāda.

De Profeet ﷺ zei: “Degenen die zeggen: “Er is geen godheid dan Allāh”, er zal geen eenzaamheid voor hen zijn in hun graf of na hun opstanding uit het graf. Ik zie ze als het ware als ze het luid uitspreken, hun hoofden komen uit de aarde en ze uiten: ‘Alle lof komt toe aan Allāh Ta’ālā die het verdriet van ons heeft weggenomen. Onze Heer is vergevensgezind, aanvaarder van dankbaarheid.” Welke kalma is dit? Kalma tayyib.

De Profeet ﷺ zei: “Abu Huraira, de deugden die jullie doen zullen gewogen worden op de Dag der Opstanding, maar de getuigenis van ‘Er is geen godheid dan Allāh’ zal niet gewogen worden, want als het gewogen wordt in een weegschaal en de zeven hemelen en zeven aarden en wat erin is, dan worden beide op een andere weegschaal geplaatst,  de schaal van “Er is geen godheid dan Allāh” zal zwaarder zijn.”

De Profeet ﷺ zei: “Als iemand zondigt op de oppervlakte van de aarde na het uitspreken van ‘Er is geen godheid dan Allāh’, zal Allāh hem vergeven.”

De Profeet ﷺ zei: “Abu Huraira, zeg tegen de stervende man dat hij moet getuigen: ‘Er is geen godheid dan Allāh’, omdat het zonden vernietigt. Abu Huraira vroeg: 0 Profeet ﷺ van Allāh, dit is voor de stervende. Wat zijn de beloningen voor een man die leeft? De Profeet ﷺ antwoordde: Hij die met een oprecht hart spreekt: ‘Er is geen godheid dan Allāh’, zal het Paradijs binnengaan.´

De Profeet ﷺ zei: “Iedereen onder jullie zal het Paradijs binnengaan, behalve degene die het verloochent en zijn gezicht van Allāh afwendt zoals het omkeren van het gezicht van een kameel. Hem ﷺ werd gevraagd: 0 Profeet ﷺ van Allāh, wie loochent en wendt zijn aangezicht van Allāh af? Hij ﷺ antwoordde: Die persoon die niet zegt: ‘Er is geen godheid dan Allāh’.

Spreek veel uit en vertel het aan je kinderen, enz.: “Er is geen godheid dan Allāh” voordat er hindernis tussen u en Allāh Ta’ālā komt, want het is een woord van Tauhid, een woord van oprechtheid, een woord van Allāh’s vrees, een woord van zuiverheid, een oproep tot waarheid en de fundamenten van het Paradijs.

Hazrat Refa’a Zarki zei: “Eens waren we achter de Profeet ﷺ aan het bidden. Toen hij zijn hoofd van de sajdah ophief, zei hij: ‘Allāh hoort iemand die Hem prijst’, een die achter de Profeet ﷺ uitsprak: 0 onze Heer, Van U is één en al lofprijzing, ontelbaar en zuiver, vol van zegeningen daarin. Toen de Profeet ﷺ zijn gebed beëindigde, vroeg hij: “Wie heeft deze du’ā zojuist uitgesproken?” Hij zei: 0 Profeet ﷺ van Allāh, ik. De Profeet ﷺ zei: “Ik zag meer dan dertig engelen wedijveren over wie van hen beloningen zou schrijven.”

Ook moet met de Ayat-ul-Kursi en de tasbīh niet weglaten, zelfs niet als er een begrafenis is.


Translate »
error: Content is protected !!