Inleiding van de Qur’ān wetenschappen
Inleiding
De glorieuze Qur’ān is het Woord van Allāh Ta’ālā dat geopenbaard is aan en neergezonden (Nuzul al-Qur’ān) op de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Dit blijkt uit de volgende Openbaring:
“En in wezen hebben Wij Qur’ān neergezonden met waarheid en in wezen is het neergedaald voor waarheid en Wij zenden u [profeet Mohammed ﷺ] niet, doch als drager van goede boodschap en als waarschuwer.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 105
De Heilige Qur’ān is het meest verheven Kitāb (Boek) van de vorige Kitābs Zaboor, Taurit en Injīl. De Profeet Mohammed ﷺ leerde de Heilige Qur’ān aan meer dan 100.000 Sahāba-e-Kirām (radi Allāhu anhum) waarvan ruim 10.000 Sahāba-e-Kirām de Heilige Qur’ān uit het hoofd (huffāz) kenden.
Tadwin (registratie)
Wat is de reden van geen registratie van de Sunnah?
Periode vóór de schriftelijke tadwīn
De Heilige Profeet Mohammed ﷺ verbood zijn metgezellen (radi Allāhu anhum) om iets anders dan de Qur’ān verzen op te schrijven, omdat mogelijk was dat handelingen van hem per ongeluk ook als Qur’ān vers opgeschreven zou worden. Hij zei dat op zijn gezag zijn Sunnah mondeling mocht worden overgeleverd. En wie opzettelijk leugens over hem verteld moge zijn plaats in de Hel nemen!
De Heilige Qur’ān werd daarom in de regeerperiode van Hazrat Abu Bakr Siddiq (632-634) en Hazrat Umar-e-Farooq Azam (634-644) radi Allāhu anhuma niet opgeschreven. Ook de ahadīth werd in hun periode niet opgeschreven, maar mondeling verspreid.
Periode van de schriftelijke registratie
Dit is de regeerperiode van Hazrat Usman ibn Affān Ghani (radi Allāhu anhu, 644-656). Hij gaf opdracht om de Heilige Qur’ān in één mushaf (codex) te bundelen. Hiermee begon de Qur’ān wetenschap ook wel aangeduid met ‘Ilm rasm al-Qur’ān en ook “Ilm rasm al-Usmāni. Na zijn regeerperiode brak de tijd van Umayyaden (661-750) aan. Tijdens deze periode werden een groot aantal boeken geschreven met aandacht voor ‘Ilm al-tafsir, omdat deze als bron van de andere wetenschappen werd beschouwd.
Indeling en rangschikking van de Qur’ān
Technische begrippen en toelichting van de islamitische opvattingen
Omschrijving van het begrip ayāh (vers)
Een ayāh heeft 5 betekenissen die verwijzen naar de verzen van de Heilige Qur’ān, nl.:
Mujazah (wonder), dit is de betekenis die wordt bedoeld in Allāh’s Woorden:
سَلْ بَنِيۤ إِسْرَائِيلَ كَمْ آتَيْنَاهُم مِّنْ آيَةٍ بَيِّنَةٍ وَمَن يُبَدِّلْ نِعْمَةَ ٱللَّهِ مِن بَعْدِ مَا جَآءَتْهُ فَإِنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
“Vraag de kinderen Israëls, hoeveel duidelijke tekenen Wij hen hebben gegeven. Maar hij die de gunst van Allāh verandert, nadat zij tot hem is gekomen, (weet) dat Allāh streng is in het straffen.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 211
وَقَالَ لَهُمْ نِبِيُّهُمْ إِنَّ آيَةَ مُلْكِهِ أَن يَأْتِيَكُمُ ٱلتَّابُوتُ فِيهِ سَكِينَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَبَقِيَّةٌ مِّمَّا تَرَكَ آلُ مُوسَىٰ وَآلُ هَارُونَ تَحْمِلُهُ ٱلْمَلاۤئِكَةُ إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَةً لَّكُمْ إِن كُنْتُم مُّؤْمِنِينَ
Duidelijke teken, zoals in het vers: “En hun profeet zei tot hen: ‘Het teken van zijn heerschappij is, dat u een hart zal worden gegeven, waarin de kalmte van uw Heer zal zijn, het beste van de nalatenschap der volgelingen van Mozes en der volgelingen van Aaron, (een hart) door de engelen gebracht. Voorzeker, hierin is voor u een teken, als je gelovigen bent.”Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 248
وَجَعَلْنَا ٱبْنَ مَرْيَمَ وَأُمَّهُ آيَةً وَآوَيْنَاهُمَآ إِلَىٰ رَبْوَةٍ ذَاتِ قَرَارٍ وَمَعِينٍ
Een ‘verbazingwekkende zaak’: “En Wij bestemden de zoon van Maria en zijn moeder tot een teken en schonken hun toevlucht op een hoog plateau met groene weiden en bronnen.”Surah al-Mu’minin (de gelovigen) H23, vers 50
وَٱتَّقُواْ يَوْماً لاَّ تَجْزِي نَفْسٌ عَن نَّفْسٍ شَيْئاً وَلاَ يُقْبَلُ مِنْهَا شَفَٰعَةٌ وَلاَ يُؤْخَذُ مِنْهَا عَدْلٌ وَلاَ هُمْ يُنْصَرُونَ
Een ‘waarschuwing’: “En vrees de Dag, dat de ene ziel de andere niet zal kunnen helpen, waarop voor haar noch voorspraak zal worden aanvaard, noch een losprijs zal worden aangenomen, noch zij zullen worden geholpen.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 48
وَمِنْ آيَاتِهِ خَلْقُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلأَرْضِ وَٱخْتِلاَفُ أَلْسِنَتِكُمْ وَأَلْوَانِكُمْ إِنَّ فِي ذٰلِكَ لآيَاتٍ لِّلْعَالِمِينَ
‘Bewijs’: “En tot Zijn tekenen behoort ook de schepping der hemelen en der aarde, en de verscheidenheid van uw talen en (huids-)kleuren. En dit zijn voorzeker tekenen voor degenen, die willen begrijpen.” Surah al-Rum (de Romeinen) H30, vers 22
Bovenstaande overziende kan worden vastgesteld, dat een ayāh[1] (vers) verschillende betekenissen kan hebben conform de context van de vers.
De manier om vast te stellen wat een ayāh is.
Ulema zijn van mening dat zowel Allāh Ta’ālā als de Heilige Profeet Mohammed ﷺ het begin en eind van de ayāh hebben vastgesteld en dat er geen mogelijkheid is om redenering op grond van qiyās (analogie) en ra’y (menselijke opinies). Dit blijkt uit de volgende hadīth uit Sahīh Muslim en al-Tirmizi: Hazrat Ubayy Ibn Ka’b (radi Allāhu anhu) verhaalt dat de Heilige Profeet Mohammed ﷺ vroeg: “Weet je welk vers uit het Boek van Allāh Ta’ālā het meest grandioos voor je is?” Ubayy antwoordde: “Dat is āyat al-Kursi (Troonvers)”.
ٱللَّهُ لاَ إِلَـٰهَ إِلاَّ هُوَ ٱلْحَيُّ ٱلْقَيُّومُ لاَ تَأْخُذُهُ سِنَةٌ وَلاَ نَوْمٌ لَّهُ مَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي ٱلأَرْضِ مَن ذَا ٱلَّذِي يَشْفَعُ عِنْدَهُ إِلاَّ بِإِذْنِهِ يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَلاَ يُحِيطُونَ بِشَيْءٍ مِّنْ عِلْمِهِ إِلاَّ بِمَا شَآءَ وَسِعَ كُرْسِيُّهُ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلأَرْضَ وَلاَ يَؤُودُهُ حِفْظُهُمَا وَهُوَ ٱلْعَلِيُّ ٱلْعَظِيمُ
“Allāh! Er is geen ander dan Hij, de Levende, de Zelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in de hemelen en wat op aarde is, behoort tot Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder Zijn verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en wat achter hen is en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, dan wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over hemelen en aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, de Grote.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 255
Hierop klopte de Heilige Profeet Mohammed ﷺ op mijn borst en zei: “Moge je gezegend worden door de wetenschap, Abu Munzir!”
Er zijn andere meningen, namelijk dat de Profeet ﷺ tijdens de recitatie van de āyat soms het reciteren onderbrak, maar een andere keer doorlas. Dit geeft de indruk waar een ayāh is geëindigd en waar niet. De onderbreking kan op twee manieren worden uitgelegd:
- als aanwijzing dat het werkelijk om een echt einde van een vers gaat (fasila);
- als aanwijzing dat de Profeet Mohammed ﷺ tijdens de recitatie even rust nam zodat niet geconcludeerd kan worden of het om het einde van een ayāh gaat.
De diepere betekenis van de kennis van de Qur’ān
Al-Zurqani schrijft in zijn boek Manahil al-‘Irfān dat elke drie korte āyat een mujazah is van het Profeet ambt van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Daarnaast menen sommige Ulema dat het pauzeren bij de scheidingstekens tussen de āyat (fawāsil) Soenna is.
De rangschikking van de verzen van de Qur’ān
Ulema zijn op basis van Itjma’(consensus) eens dat de rangschikking van de verzen zoals wij die kennen vastgesteld is door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ op gezag van Allāh Ta’ālā.
Al-Zarkashi schrijft in zijn boek al-Burhān: “De rangschikking van de āyat in elke surah en het plaatsen van de BasmAllāh aan het begin van elke hoofdstuk (behalve surah Tawbah) is zonder enige twijfel van Godswege vastgesteld. Hierover bestaat geen meningsverschil en mag daarom niet van mening veranderd worden.”
De rangschikking van de surah van de Qur’ān
Omschrijving van het begrip surah
In het woordenboek al-Qamus al-Muhīt betekent het woord surah “manzila” (graad, rang). Er wordt ook gezegd dat surah is afgeleid van het woord soer (muur).
De kortste surah is al-Kauser (H108) met 3 āyat. De langste surah is al-Baqarāh (H2) met 286 āyat. Deze ayāh wordt ook wel Āyat al-Dayn (het vers van de schuld) genoemd, omdat het ook de langste ayāh is van de Qur’ān. De naam van de surah wordt meestal aangeduid met een woord uit het begin van de surah of kenmerkend onderwerp dat in de surah wordt behandeld.
De diepere betekenis van de indeling van de Qur’ān in surah
Ulema hebben als reden van de indeling aangegeven:
- Om de studie van de Qur’ān beter te begrijpen en te onthouden.
- Als indicatie dat de lengte van de surah geen voorwaarde is voor het wonderbaarlijke karakter ervan.
- In elke surah wordt een aparte thema besproken.
De onderverdeling van de surah van de Qur’ān
Ulema hebben de surah in vier groepen ingedeeld:
- Al-Tawīl (de 7 lange surah)
- Al-Mi’un (de honderdtallen); dit zijn surah met 100 of meer āyat.
- Al-Mathani (surah die 100 of minder āyat hebben).
- Al-Mufassal (dit zijn korte surah die aan het eind van de Qur’ān staan).
Deze laatste groep mufassal wordt verder onderverdeeld in 3 subgroepen:
- Lange, surah Hujarāt tot al-Buruj.
- Gemiddelde, surah al-Tariq tot surah al-Bayyina.
- Korte, surah al-Zalzala tot surah an-Nās.
De rangschikking van de surah van de Qur’ān
Ulema hebben drie standpunten ten aanzien van de volgorde van de surah, namelijk:
- Zij zijn van mening dat de volgorde van de surah zoals wij die kennen niet oorspronkelijk door de Heilige Profeet ﷺ is vastgesteld, omdat tot de tijd van Hazrat Usman Ghani (radi Allāhu anhu) er verschillende versie met andere surah volgorde in omloop waren.
- De volgorde van de surah is tot stand gekomen door de Heilige Profeet ﷺ op gezag van Allāh Ta’ālā en daarom is er geen ruimte om daarover van mening te verschillen.
- Sommige Schriftgeleerden zeggen dat de rangschikking van sommige surah door Allāh Ta’ālā is vastgesteld, terwijl de andere surah door de metgezellen van de Heilige Profeet ﷺ is vastgesteld.
Dit laatste standpunt lijkt uit de ahadīth het meest voor de hand liggende, omdat bepaalde ahadīth aangeven dat de rangschikking door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ is gemaakt. Er zijn geen andere ahadīth waaruit blijkt dat de Heilige Profeet ﷺ alle surah heeft gerangschikt.
Ten slotte, 19 surah beginnen met enkele letters zoals Alīf Lām Mīm. Deze surah worden al-Huruf al-Muqatta’ah (niet-verbonden letters) genoemd. Al deze surah zijn Mekkaanse, behalve Surat Al-Baqarāh (H2) en Aal ‘Imrān (H3). Echter, niemand weet de betekenis ervan.
De fasen waarin de Qur’ān is geopenbaard
De Heilige Qur’ān is in 23 jaar tijd geopenbaard. Deze Openbaring is gefaseerd geopenbaard met soms twee, vijf, tien āyat of zelfs een hele surah. Dit naar gelang daar noodzaak toe was.
Mekka
De Heilige Profeet Mohammed ﷺ heeft vanaf zijn veertigste jaar gedurende 13 jaar openbaringen ontvangen in de stad Mekka Mukarramah. Deze āyat en surah worden Makkie genoemd.
Medina
Met de verhuizing van Mekka Mukarramah naar Medina Munawwarah op 53-jarige leeftijd begon de islamitische jaartelling dat Hijri wordt genoemd. Gedurende 10 jaar heeft Allāh Ta’ālā in deze stad de rest van de āyat aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ geopenbaard. Deze āyat en surah worden Medini genoemd.
Drie fasen van openbaring
1. De eerste neerzending vond plaats in al-Lawh al-Mahfooz[2] (de beschermde Tafel). Allāh Ta’ālā openbaart: “Op een beschermde Tafel.” Surah al-Buruj (de Tekens van de Zodiak), H85, vers 22
2. Tweede neerzending vond plaats in Bayt al-‘Izzah (Huis van Eer) in de onderste hemel. Uit hadīth blijkt dat de hele Qur’ān in één nacht naar de onderste hemel is neergezonden. Allāh Ta’ālā openbaart: “Waarlijk, Wij openbaarden het in een gezegende nacht en Wij zijn de Waarschuwer.” Surah al-Dukhān (de rook), H44, vers 3
3. Laatste neerzendingsfase is het neerdalen in het hart van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Deze āyat en surah werden door Hazrat Jibra’il (alayhis salām) gebracht.
In de volgende verzen uit surah al-Shu’arā (de dichters), H26, verzen 193-195 wordt de manier waarop de openbaring plaatsvond als het doel van de neerzending benadrukt: “De Heilige Geest (Gabriël) heeft het neder gebracht. Op uw hart, opdat je de waarschuwer moogt zijn. In duidelijke Arabische taal.”
Volgens Schriftgeleerden was de bedoeling van afzonderlijke neerzending
- Versterken van het gemoed van de Heilige Profeet ﷺ zoals uit de Openbaring blijkt:
“En verdraag met geduld alles wat zij [de ongelovigen] zeggen; en verlaat hen op gepaste wijze.” Surah al-Muzzammil (gevouwen in kleding), H73, vers 10
“Laat daarom hun spraak u niet verdrieten. Voorwaar, Wij weten wat zij verbergen en wat zij tonen.” Surah Yasin, H36, vers 76
- Het vergemakkelijken van het uit het hoofd leren en begrippen van de Qur’ān.
- Het sterken van de Iman van de moslims en bekeren van andersdenkenden en/of niet-gelovigen van Quraysh tot de islam.
- Zorg voor de opbouw van de islamitische samenleving.
Kenmerken van de openbaringen
- De Heilige Qur’ān is in de maand Ramadān geopenbaard: “De maand Ramadān is die, waarin de Qur’ān als een richtsnoer voor de mensen werd neergezonden als duidelijke bewijs van leiding en onderscheid. Wie daarom deze maand beleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie ziek of op reis is, een aantal andere dagen. Allāh wenst gemak voor jou en geen ongemak, en opdat je het aantal zult voltooien en opdat je Allāh’s grootheid zult prijzen, omdat Hij je terecht heeft geleid en opdat je dankbaar zult zijn.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 185
- De Heilige Qur’ān is in de nacht van Laylatul-Qadr geopenbaard: “Waarlijk, Wij hebben u (de Heilige Qur’ān) neergezonden, in de waardevolle nacht.” Surah al-Qadar (de waardevolle nacht), H97, vers 1
3. De Heilige Qur’ān is op een maandag 21 Ramadān geopenbaard. (hadīth)
De Mekkaanse en de Medini surah
Stijl en inhoud
Een deel van de Heilige Qur’ān, namelijk 86 surah werden in Mekka geopenbaard en de rest van de 28 surah werden in Medina geopenbaard.
Definitie van de Mekkaanse en Medini surah
Onder de Ulema circuleren drie definities van de geopenbaarde surah, namelijk:
- Alles wat in Mekka is geopenbaard, ook die surah die na de emigratie van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ naar Medina, terwijl de Medini zelf bestaat uit alle surah die in Medina geopenbaard zijn.
- Deze definitie is niet krachtig, omdat er ook verzen geopenbaard zijn buiten de steden Mekka en Medina. Dit blijkt uit het volgende ayāh (vers): “Als het een onmiddellijke winst en een korte reis was geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd, maar de vermoeiende reis scheen hun te lang. Toch willen zij bij Allāh zweren: “Als wij er toe in staat waren geweest, zouden wij zeker met u zijn gegaan.” Zij doen hun ziel te gronde gaan en Allāh weet dat zij leugenaars zijn. Surah at-Tawbah (berouw), H9, vers 42
- De tweede definitie is volgens Ulema dat surah oorspronkelijk gericht waren tot Mekkanen de woorden Yā Ayyuhannās (o mensen) bevatten en de surah die in Medina geopenbaard zijn de woorden Yā Ayyuhallazīna (o gelovigen!) bevatten.
- De derde definitie betreft de openbaringen in Mekka vóórdat Hijrat (emigratie) van de Heilige Profeet ﷺ naar Medina plaatsvond.
Concluderend is de derde definitie de meest behaaglijke.
Het nut van het onderscheid tussen de Mekkaanse en Medini surah
- Het nut is de kennis die verkregen wordt van de al-nāsikh (opheffende) en de al-mansūkh (opgeheven) verzen. Hiervan is sprake wanneer twee of meer verzen over hetzelfde onderwerp en in dezelfde context gaat.
- Daarnaast geeft het inzicht in de wijze van opvoeding van de islamitische gemeenschap.
De onderscheidingscriteria tussen Makkie en Medini surah
In beginsel zijn de Ulema het mee eens dat primair onderscheid tussen Makkie en Medini surah door de Sahābiyyin (metgezellen) van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ gemaakt kan worden, omdat zij ter plaatse aanwezig waren.
Volgens Ulema hebben de Makkie surah de volgende kenmerken
- De 15 surah waarin het woord kalla! (maar neen!) in totaal 33 keer voorkomt. Deze surah staan in de tweede helft van de Heilige Qur’ān.
- Elke surah waarbij het woord sajdah (prosternatie) in de marge staat geschreven.
- Elke surah waarvan het begin aanvangt met losse Arabische letters, behalve surah al-Baqarāh (H2) en surah al-‘Imrān (H3) want deze zijn Medini. Over surah ar-Ra’d (H13) bestaat meningsverschil.
- Surah die verhalen over de Profeten verhandelen, behalve surah al-Baqarāh (H2).
- Elke surah waarin iets over Profeet Adam (alayhis salām) en Iblīs (Satan) wordt verteld, behalve surah al-Baqarāh.
Volgens Ulema hebben de Medini surah de volgende kenmerken
- Elke surah die al-hudud (strafzaken) behandelt zoals diefstal, overspel en erfrecht.
- Elke surah waarin toestemming wordt verkregen voor jihad (heilige oorlog).
- En de surah waarin over al Munāfiqun (huichelaars) wordt vermeld, behalve de Mekkaanse surah al-‘Ankābut (29) waarvan de eerste zeven āyat Medini zijn.
Inhoud en stijl van de Mekkaanse delen van de Qur’ān
- Openbaring van de grondbeginselen van de islam.
- Bewijsvoering inzake weerleggen van polytheïsme en atheïsme.
- De plicht voor het gehoorzamen van Allāh Ta’ālā.
- Verhalen over de profeten.
- Grondbeginselen van ethiek, oprechtheid, respect voor ouders en buren.
Stijl van de Mekkaanse delen van de Qur’ān
- Meeste surah zijn relatief kort met veel fawāsil (verdelers).
- Verzen over afleggen van eed, gelijkenissen en herhalingen.
- Beeldspraak over bijvoorbeeld dag der Opstanding, hemel en hel.
Inhoud en stijl van de Medini delen van de Qur’ān
- Uitleg over al-‘ibādah (salāh, zakāt, Ramadān, hadj) en verder al-mu’amalāt (sociale voorschriften), al-hudud (zoals koop en verkoop, huwelijk en echtscheiding, straffen) en al-qisās (vergelding).
- Christenen en Joden uitnodigen te bekeren tot de islam.
- Beschrijven van huichelaars en hun gedrag onthullen.
- Voorschriften inzake relaties van de moslims met andere naties.
Stijl van de Medini delen van de Qur’ān
- Relatief lange surah.
- Rustig en vriendelijk van stijl over de tegenstanders van het Profeet ambt als ook de preken tot de gelovigen.
Surah waarvan niet duidelijk zijn of zij Mekkaanse of Medini zijn
Hazrat Hāfiz Jalāluddin Suyuti (radi Allāhu anhu) citeert in zijn welbefaamde boek al-Itqān op gezag en uit het boek al-nāsikh wa ‘l-mansūkh van Hazrat Abu ‘al-Hasan al-Hasar (radi Allāhu anhu):
- Het Medini gedeelte van de Qur’ān waarover de geleerden het eens zijn bestaat uit 20 surah (groep 1 zoals surah al Baqarāh, al-‘Imran, al-Nisā, al-Mā’idah, an-Nur).
- De surah die voorwerp zijn van meningsverschil over de vraag of zij in Mekka dan wel in Medina zijn geopenbaard zijn in totaal 12 surah (groep 2 zoals surah al-Fatiha, al-Ra’d, al-Rahman, al-Zalzala, al-Ikhlās).
- De rest is Mekkaanse volgens de gemeenschappelijke mening van de geleerden (groep 3).
Discussie over Mekkaanse en Medini surah
- Sommige oriëntalisten noemen kenmerken van Mekkaanse surah: heftigheid, boosheid en bedreiging.
- Sommige westerse onderzoekers zijn van mening dat kenmerkend voor Mekkaanse surah is dat zij kort zijn omdat de toehoorders in Mekka voornamelijk analfabeten en minder geciviliseerd waren.
Al-qirāt al-Qur’āniyya
(Leeswijzen van de Qur’ān)
Begrip ‘leeswijze van de Qur’ān’
De taalkundige betekenis van leeswijze is ‘de manier waarop letters en woorden met elkaar verbonden worden tijdens het voorlezen en reciteren’ van de Heilige Qur’ān. Deze definitie is weergegeven in het boek Mufradat gharib al-Qur’ān van ar-Raghib al-Isfahāni.
Al Zurqani definieert leeswijze als volgt: “een bepaalde lees-traditie die wordt gevolgd door een toonaangevende specialist op het terrein van de recitatie van de koran”.
Ontstaan van de leeswijzen
Ulema zijn van mening dat de leeswijzen een soenna zijn die in de praktijk aanvaard is. De Heilige Qur’ān werd trouwens in 7 ‘ala sab’at ahruf (woordvormen) geopenbaard aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ.
De Qurra’ hebben de zich verspreid over de islamitische rijksgebieden en onderwezen de mensen de recitatie van de Qur’ān op die leeswijze zoals zij het van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ hadden gehoord. Hazrat Usman ibn Affān (radi Allāhu anhu) begon met het vastleggen van de leeswijzen.
Voorwaarden van de leeswijzen
De Qurra’ hebben drie voorwaarden geformuleerd waaraan de leeswijzen moeten voldoen om erkend te worden, deze zijn:
- Leeswijze dient op tawātur (ononderbroken) wijze en op gezag van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ overgeleverd te zijn.
- Leeswijze moet overeenstemmen met de ‘ductus’ van de codices van Usman.
- De betreffende leeswijze moet overeenstemmen met de Arabische grammatica.
Leeswijzen van de Qur’ān en de zeven woordvormen
Al Suyuti schrijft in zijn boek al Itqān dat er op z’n minst 35 uitspraken van geleerden zijn over de leeswijze. De zeven woordenvormen hebben te maken zeven dialecten van de Arabische taal.
[1] ayāh = enkelvoud en āyat = meervoud.
[2] Al Lawh al-Mahfooz is een hoge wereld, boven de zevende hemel, waarin de lotsbestemming (verleden, heden en toekomst) van de mens door Allāh Ta’ālā is bepaald.