Inleiding
Bij het horen van de woorden “Ash’hadu anna Muhammad ar-Rasūlullāh” tijdens de Azān (oproep tot het gebed) door de Muezzin, wordt het volgens diverse islamitische bronnen als Mustahab (aanbevolen) beschouwd om de nagels van beide duimen of wijsvingers (Shahādah) te kussen en vervolgens de ogen aan te raken. Deze handeling wordt geassocieerd met spirituele, religieuze en wereldlijke voordelen. Meerdere Aḥādīth documenteren deze praktijk, die ook door de Sahāba (metgezellen van de Profeet ﷺ) werd nageleefd. Wereldwijd voeren moslims deze handeling uit in de overtuiging dat zij daarmee een aanbevolen daad verrichten.
Profetische belofte in Ṣalāt al-Masʿūdī
Een overlevering in het werk Ṣalāt al-Masʿūdī vermeldt dat de Nobele Profeet ﷺ zou hebben gezegd: “Op de Dag van de Qiyāmah (Oordeels), zal ik zoeken naar de persoon die vroeger met zijn duimen zijn ogen heeft aangeraakt bij het horen van mijn naam tijdens de Azān. Ik zal hem in Jannah leiden.” (Ṣalāt al-Masʿūdī, deel 2, hoofdstuk 20, z.j.)
Tafsīr van Allāmah Ismāʿīl Ḥaqqī over Azān en duimkussen
Allāmah Ismāʿīl Ḥaqqī (raḥimahAllāh) schrijft in zijn commentaar op vers 58 van Surah al-Māʾidah:
وَإِذَا نَادَيْتُمْ إِلَى ٱلصَّلاَةِ ٱتَّخَذُوهَا هُزُواً وَلَعِباً ذٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لاَّ يَعْقِلُونَ
“Wanneer jullie oproepen tot het gebed, nemen zij het als een bespotting en spel; dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.” (Qurʾān, 5:58)
In zijn Tafsīr Rūḥ al-Bayān verklaart hij dat het kussen van de nagels van de duimen en wijsvingers bij het horen van de Shahādah “Muḥammadur-Rasūlullāh ﷺ” als Ḍaʿīf (zwak) wordt geclassificeerd, omdat het niet is overgeleverd via een marfūʿ ḥadīth. Desondanks hebben de Muḥaddithīn (ḥadīth-experts) toegestaan om deze Ḍaʿīf ḥadīth te volgen, aangezien zij leidt tot het verrichten van goede daden en er geen bezwaar is tegen het stimuleren van vroomheid op basis van zwakke overleveringen, mits niet in strijd met de Sharīʿah (Ismāʿīl Ḥaqqī, z.j.).
Praktische uitvoering volgens Shāmī en klassieke bronnen
Shāmī vermeldt in Radd al-Muḥtār dat het Mustaḥabb is om bij het getuigenis van het profeetschap in de Azān te zeggen: “Sallallāhu ʿAlayka Yā RasūlAllāh Sallallāhu ʿAlayhi wa Sallam” bij de eerste Shahādah, en “Qurratu ʿAynī bika Yā RasūlAllāh Subḥānahu wa Ta’ālā” bij de tweede. Daarna plaatst men de nagels van de duimen op de ogen en zegt: “Allāhumma Mattiʿnī bis-Samʿi wal-Baṣar.”
Volgens deze overlevering zal de Heilige Profeet ﷺ degene die deze handeling verricht naar het Paradijs leiden. Deze praktijk is eveneens gedocumenteerd in Kanz al-ʿIbād, Qohistānī, Fatāwā al-Ṣūfiyyah, Kitāb al-Firdaws, en in de marginale toelichting van Baḥr al-Rāʾiq van Ramli (Shāmī, z.j.).
Deze bronnen bevestigen gezamenlijk dat het kussen van de duimen bij het horen van de naam van de Profeet ﷺ tijdens de Azān als Mustaḥabb wordt beschouwd.
Overleveringen in al-Maqāṣid al-Ḥasanah en Mūjibāt al-Raḥmah
In het werk al-Maqāṣid al-Ḥasanah fī Ḥadīth al-Mashhūrah ʿalā al-Sunnah verklaart Imām al-Sakhāwī (raḥimahAllāh) het volgende: “Daylamī meldt dat Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīq (raḍiyAllāhu ʿanhu) ooit zei: ‘Toen ik de Muezzin hoorde zeggen Ash’hadu anna Muḥammad ar-Rasūlullāh ﷺ, herhaalde ik dit, kuste de binnenzijde van mijn Kalima-vinger (rechterwijsvinger) en legde deze op mijn ogen.’ Toen de Heilige Profeet ﷺ dit zag, zei hij: ‘Mijn bemiddeling jegens hem wordt verplicht als hij hetzelfde doet als mijn geliefde.’” Deze ḥadīth is echter niet geclassificeerd als ṣaḥīḥ (authentiek) (Sakai, z.j., p. 384).
Verder verwijst Imām al-Sakhāwī naar het werk Mūjibāt al-Raḥmah, waarin wordt vermeld dat Sayyidunā Khidr (ʿAlayhi al-salām) zou hebben gezegd: “Als een persoon bij het horen van Ash’hadu anna Muḥammadur-Rasūlullāh zegt: Marḥaban bi-Ḥabībi Qurratu ʿAynī Muḥammad ibn ʿAbd Allāh, en vervolgens zijn duimen kust en op zijn ogen plaatst, zullen deze ogen nooit pijn voelen.” (Sakhāwī, z.j., p. 384). Daarnaast citeert hij Abū al-ʿAbbās, die de persoonlijke ervaring van Aḥmad Muḥammad ibn Bābā overlevert: “Tijdens een hevige wind raakte een kiezelsteen mijn oog en veroorzaakte hevige pijn. Toen ik de Muezzin hoorde zeggen Ash’hadu anna Muḥammad ar-Rasūlullāh, sprak ik Qurratu ʿAynī…, en onmiddellijk viel de steen uit mijn oog.” (Sakhāwī, z.j., p. 384)
Ervaringen en verklaringen van latere geleerden
Imām Amjad, een geleerde uit Egypte, voegt hieraan toe: “Sommige niet-Arabische en Iraakse Mashā’ikh hebben verklaard dat deze praktijk voorkomt dat de ogen pijn doen. Sinds ik dit zelf toepas, heb ik geen oogpijn meer ervaren.” (Sakhāwī, z.j., p. 384)
Kortom, al-Maqāṣid al-Ḥasanah bevestigt dat deze praktijk door vele ʿUlamāʾ en Aʾimmah van de Dīn (islamitisch geloof) is nageleefd en gewaardeerd als een vorm van vrome toewijding.
Fiqh-consensus en madhhab-perspectieven
Volgens Sharḥ al-Nuqāyah wordt het als Mustaḥabb (aanbevolen) beschouwd om bij het horen van het eerste deel van de tweede Shahādah te zeggen: “Qurratu ʿAynī bika Yā RasūlAllāh”, en vervolgens de duimen op de ogen te leggen. De Heilige Profeet ﷺ zou degene die dit doet naar het Paradijs leiden. Kanz al-ʿIbād bevestigt een soortgelijke overlevering (Jāmiʿ al-Rumūz, Fasl al-Azān, Deel 1, p. 125).
Allāmah Muḥammad Ṭāhir (raḥimahAllāh) classificeert deze ḥadīth als ghayr-ṣaḥīḥ (niet-authentiek), maar merkt op dat er veel meldingen zijn van ervaren voordelen bij het toepassen van deze praktijk (Majmaʿ Biḥār al-Anwār, Deel 3, p. 511).
Maulānā Sayyid Muḥammad Naʾīm al-Dīn Murādābādī (raḥimahAllāh) verwijst naar een oude versie van de Injīl (Nieuwe Testament), bekend als het Evangelie van Barnabas. Deze tekst, vertaald in meerdere talen, bevat uitspraken die sterk lijken op islamitische geboden. Daarin wordt vermeld dat toen Sayyidunā Ādam (ʿAlayhi al-salām) het Nūr (licht) van de Geliefde Muṣṭafā ﷺ wilde aanschouwen, dit licht verscheen op de nagels van zijn duimen. Uit liefde en eerbied kuste hij zijn duimen en plaatste ze op zijn ogen. Niet alleen de ʿUlamāʾ van de Ḥanafī-school, maar ook die van de Shāfiʿī- en Mālikī-scholen hebben geoordeeld dat het kussen van de duimen (Taqbīl al-Ibhāmayn) Mustaḥabb is. In het bekende Shāfiʿī-werk Iʿānatu al-Ṭālibīn ʿalā Ḥall Alfāẓ Fatḥ al-Muʿīn staat: “Kus dan de duimen en plaats ze op je ogen. Door dit te doen, zul je nooit blind worden, noch zullen je ogen pijn doen.” (Iʿānatu al-Ṭālibīn, p. 247, Egyptische editie)
Droomervaring van Nūruddīn Khurāsānī
Shaykh ʿAlī Saʿīd ʿAdāwī (raḥimahAllāh) schrijft in zijn commentaar dat de oorspronkelijke auteur niet vermeldt wanneer de duimen gekust moeten worden. Hij citeert echter een overlevering over ʿAllāmah Mufassir Nūruddīn Khurāsānī (raḥimahAllāh), die tijdens de Azān zijn duimen kuste en op de holte tussen zijn wimpers en ogen plaatste bij elke Shahādah. Toen hij hiermee stopte, kreeg hij oogpijn. In een droom zei de Heilige Profeet ﷺ tegen hem: “Waarom ben je gestopt met het kussen van je duimen en het plaatsen ervan op je ogen tijdens de Azān? Als je wilt dat je ogen geen pijn meer doen, hervat dan deze praktijk.” Vanaf dat moment hervatte hij deze handeling en zijn oogpijn verdween volledig (Nahj al-Istimāʿ, p. 177).
Juridisch-theologische duiding: wanneer wel en wanneer niet
De praktijk van het kussen en plaatsen van de duimen op de ogen bij het horen van Ash’hadu anna Muḥammad ar-Rasūlullāh tijdens de Azān wordt in meerdere overleveringen en werken besproken. Aangezien de Iqāmah (Takbīr) in de Aḥādīth wordt aangeduid als een vorm van Azān, geldt deze praktijk ook tijdens de Iqāmah als een middel tot zegen (barakāt). Echter, tijdens de Ṣalāh (gebed), de Khuṭbah (preek) en het luisteren naar de Heilige Qurʾān, dient men zich te onthouden van deze handeling.
Het niet uitvoeren van deze praktijk tijdens de Ṣalāh is evident en wordt als ontoelaatbaar beschouwd, omdat volledige aandacht vereist is en overbodige bewegingen vermeden moeten worden. Wanneer bijvoorbeeld het vers “Mā kāna Muḥammadun abā aḥadin min rijālikum” (Qurʾān, 33:40) wordt gereciteerd, is het niet gepast om de duimen te kussen, zeker niet met hoorbare geluiden. Zulke geluiden verstoren de recitatie en het respectvolle luisteren, en zijn ook niet toegestaan bij het kussen van de Ḥajar al-Aswad, de Heilige Qurʾān, of de handen en voeten van vrome personen.
Conclusie
Deze verhandeling bevestigt dat het kussen en plaatsen van de duimen tijdens de Azān en Iqāmah als Mustaḥabb wordt beschouwd. Deze praktijk is terug te vinden in de overleveringen van:
- Sayyidunā Ādam (ʿalayhis al-salām)
- Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīq (raḍiyAllāhu ʿanhu)
- Imām Ḥasan (raḍiyAllāhu ʿanhu)
Ook geleerden van de Shāfiʿī en Mālikī madhāhib hebben deze praktijk als Mustaḥabb geclassificeerd. Door de eeuwen heen hebben moslims deze handeling nageleefd, waarbij de volgende voordelen zijn gerapporteerd:
- Bescherming tegen oogpijn
- Voorkoming van blindheid (InshāʾAllāh)
- Verlichting bij het verwijderen van obstakels uit het oog
- Bemiddeling (shafāʿah) door de Profeet ﷺ
- Toelating tot het Paradijs door Sayyidunā Rasūlullāh ﷺ
Zolang er geen expliciet verbod is overgeleverd, kan deze praktijk niet worden verboden.
Moge Allah ons beschermen tegen dwaling en ons leiden op het Rechte Pad. Āmīn.
Wa-Allāhu Ta’ālā aʿlam wa Rasūluhu ﷺ aʿlam.
Bronnen
- ʿAdāwī, ʿA. S. (z.j.). Nahj al-Istimāʿ (p. 177). [Overlevering van Nūruddīn Khurāsānī].
- Evangelie van Barnabas. (z.j.). [Vermelding van Sayyidunā Ādam en het licht op de duimen].
- Fatāwā al-Ṣūfiyyah. (z.j.). [Overlevering betreffende duimkussen bij Azān].
- Iʿānatu al-Ṭālibīn. (z.j.). ʿAlā Ḥall Alfāẓ Fatḥ al-Muʿīn (p. 247). Egypte: Dār al-Iʿlān.
- Ismāʿīl Ḥaqqī. (z.j.). Tafsīr Rūḥ al-Bayān (Deel 3, p. 282). Istanbul: Dār al-Maʿrifah.
- Jāmiʿ al-Rumūz. (z.j.). Fasl al-Azān (Deel 1, p. 125). Iran: Maktaba Islāmiyya.
- Kanz al-ʿIbād. (z.j.). [Overlevering betreffende duimkussen bij Azān].
- Kitāb al-Firdaws. (z.j.). [Overlevering betreffende duimkussen bij Azān].
- Murādābādī, M. N. al-D. (z.j.). [Verwijzing naar het Evangelie van Barnabas en de praktijk van Sayyidunā Ādam (ʿa.s.)].
- Qohistānī. (z.j.). [Overlevering betreffende duimkussen bij Azān].
- Ramli. (z.j.). Baḥr al-Rāʾiq. [Marginale toelichting over duimkussen].
- Ṣalāt al-Masʿūdī. (z.j.). Deel 2, Hoofdstuk 20. [Hadith over het aanraken van de ogen met de duimen bij Azān].
- Sakhāwī, I. (z.j.). al-Maqāṣid al-Ḥasanah fī Ḥadīth al-Mashhūrah ʿalā al-Sunnah (Hadith 1021, p. 384). Beirut: Dār al-Kutub al-ʿIlmiyyah.
- Shāmī. (z.j.). Radd al-Muḥtār ʿalā al-Durr al-Mukhtār, Bāb al-Azān (Deel 3, p. 233).
- Ṭāhir, M. (z.j.). Majmaʿ Biḥār al-Anwār (Deel 3, p. 511).
