Shia’s ongeloof

Inleiding

In dit artikel over Shia’s worden slechts een beperkt aantal valse overtuigingen van de vervloekte Shia’s en hun vervloekte aftakkingen aangehaald. De Shia’s hebben niet alleen een eigen godsdienst bedacht wat absoluut niet strookt met de islam. Zij hebben zelfs in een stadion in Iran een eigen Ka’aba nagebouwd. In dit opzicht verschillen zij absoluut niet van de afvallige bosvarken Kazzāb Mirza Ghulām Qadiyāni.

Weergaven van hoe de Shia over de Heilige Qur’ān denkt

1.   Er zijn zeventienduizend (17.000) Ayāh in de originele Qur’ān. Al Shafi, deel 2, p. 616

2.   Een vergelijking tussen de huidige Qur’ān en de originele Qur’ān (die werd samengesteld door Imam Ali (radi Allāhu anhu) zal door Imam Mahdi (12de Imam van de Shia) worden meegebracht als hij verschijnt voor de Dag des Oordeels. Usool Kaafi, Vol 2, p 123

3.   De Qur’ān is met opzet veranderd door de dronkaard kaliefen Abu-Bakr, Oemar en Usman (radi Allāhu anhuma). De huidige Qur’ān is vals, het is de plicht van Imam Mahdi (12de Imam van de Shia) om het in zijn oorspronkelijke vorm te brengen. Als Imam Mahdi komt, dan zal de Qur’ān worden gereciteerd in zijn oorspronkelijke vorm. Qur’ān Vertaling door Maqbool Hussain Dehlvi, hoofdstuk 12, blz. 384 en p.479, gepubliceerd in India

4.   De originele Qur’ān zal pas bekend worden na de manifestatie van Imam Mahdi (12de Imam van de Shia). Anwār-ul-Na’umania, Vol 2, p 360, gepubliceerd in Iran

5.   De huidige Qur’ān is verkorte versie terwijl de originele Qur’ān wordt gehouden door de Imam Mahdi. Hazār Tumhāri Das Hamāri, blz. 553

6.   Niemand beschikt over volledige kennis van de Qur’ān met uitzondering van de imams. Usool Kaafi, deel 1, p. 228

7.   Na de dood van de Heilige Profeet ﷺ was de originele Qur’ān in bewaring bij Ali (radi Allāhu anhu) en hij bracht het naar Abu-Bakr (radi Allāhu anhu), maar Abu Bakr weigerde deze originele versie te accepteren. Dat is de reden waarom Moslim Ummah werd beroofd van de originele Qur’ān. Sheikh-e-Saqifah, blz. 138, gepubliceerd in Pakistan

8.   Shaikhayn (Abu Bakr en Oemar) weigerde de Qur’ān, die is samengesteld door Ali (radi Allāhu anhu) te accepteren. Fasal-ul-Khitab, p. 64

9.   Belediging voor de Heilige Qur’ān. Tohfa-tul-Awaam, deel 2, p. 293

10. De Qur’ān bestaat (werd geopenbaard) in vier delen en de huidige Qur’ān bestaat uit drie delen. Shia Aur Tehrief-e-Qur’ān, p. 62

11. De huidige Qur’ān is in een veranderde, beschadigde en vervormde vorm. Futuhāt-e-sjiitische, p. 129

12. Een aanvaarding van het geloof dat de Qur’ān is veranderd. Shia beschuldigen Abu Bakr (radi Allāhu anhu) van betrokkenheid bij de verandering. Ayat-ul-Qaloob, deel 2, p. 832

13. Afvalligen veranderden de originele Qur’ān. Qur’ān Majid door Hakiem Sayyed Maqbool, p. 1011

14. On-islamitische opvattingen van de Qur’ān. Sheikh-e-Saqifa, p. 138

15. De belangrijkste samenstellers van Qur’ān veranderden, beschadigden en vervormden de Qur’ān. Al-Ehtijaj, p. 257

16. Verzamelaars van de Qur’ān verwijderden verzen over de deugden van de nakomelingen Profeet uit Surah Al-Ahzāb, die de lengte van Surah Al-Baqarāh heeft. Haq-ul-Yaqīn, blz. 66, gepubliceerd in Iran

17. Usman (radi Allāhu anhu) bracht verandering in Surah Al-Rahmān door het elimineren van woorden “minkum”. Haq-ul-Yaqīn, blz. 525, gepubliceerd in Iran

18. De uitspraak “ILAA AJALIN-MUSAMMA” is verwijderd uit de Qur’ān. Mut’ah Aur Salahuddin A’ybi, blz. 60, gepubliceerd in Pakistan

19. Pogingen voor re-interpretatie van de Qur’ān verzen gerelateerd aan “WATI-fil-DUBR” stranden. Tehzieb-ul-Ahkām, Vol 7, blz. 415, gepubliceerd in Iran

20. De Qur’ān verzen werden niet geregeld door Abu-Bakr (radi Allāhu anhu) in dezelfde volgorde als die waarin ze werden geopenbaard. Sheikh-e-Saqifah, p. 134, gepubliceerd in Pakistan

21. De huidige Qur’ān noemt niet de naam van “Pakistan”, maar onze (Shia) echte Qur’ān bevat de naam van “Pakistan”. Hazār Tumhāri Das Hamāri, blz. 554, gepubliceerd in Pakistan

Shia’s Concept van Tauhid
  1. Bad ‘ah: Allah vertelt een leugen. Usool Kaafi, deel 1, pagina 148. Een sjiitische leer
  2. Iman en Kufr: onze gehoorzaamheid is Iman en onze ongehoorzaamheid is ontrouw, gezegd door Imam Baqar. Al-Shafi, vertaling van Usool Kaafi, deel 2, pagina 33
  3. “Weigering van Kalma Tayyibah”. Al-Shafi, vertaling van Usool Kaafi, deel 2, pagina 41
  4. Ali en Hasan, hen gehoorzamen is verplicht. Al-Shafi, vertaling van Usool Kaafi, vol 2, pagina 42
  5. “Ontkenning van het fundamentele beginsel van de islam”. Al-Shafi, vertaling van Usool Kaafi, deel 2, pagina 30
  6. “Verschil tussen ALLAH en Ali”. Jila-ul-Ayoun, deel 2, pagina 66
  7. Ali is God. Jila-ul-Ayoun, deel 2, pagina 66
  8. Imams zijn God. Jila-ul-Ayoun, deel 2, pagina 85
  9. “Ontkennen van Tauhid”. Hayāt-ul-Quloob, deel 3, pagina 233
  10. Abdullah Ibn-e-Saba behoudt de onmiskenbaar van Imāmat en beweerde dat Ali de ware Heer is. Anwār-e-Naumania, deel 2, pagina 234
  11. Wij aanvaarden noch God noch profeet wiens opvolger Abu Bakr is. Anwār-e-Naumania, deel 2, pagina 278
  12. “Veertien zelf gecreëerde goden van Shia”. Chawdah Sitaray, pagina 2
  13. “Een verklaring van goddelijke eigenschappen van Ali”. (Basair-ud-Darajat, pagina 22)
  14. “Het bezit van goddelijke eigenschappen door Imam”. Basair-ud-Darajat, pagina 23
  15. “Een aanvaarding van zelf gemaakt Kalma en belediging van de engelen”. Riaz-ul-Masaib, pagina 78
  16. “Een aanvaarding van afzonderlijke Kalma”. Usool-e-Shari’at Fee Aqā’id-ul-Shia’t, pagina 423
  17. “Verklaring van de zelf gecreëerde Kalma”. Shia Mazhab Haq Hai, pagina 325
  18. “Een aanvaarding van de wijziging in het Kalma Tayyibah”. Shia Mazhab Haq Hai, deel 2, pagina 57
  19. Om hulp te vragen aan Ali is geen polytheïsme, maar een manier zoals de Heilige Profeet ﷺ het deed “. ​​Hathi Kay Daant Khanay Kay Aur Dikhanay Kay Aur, deel 2, pagina 41
  20. Kalma Tayyibah zonder Ali Walī Ullah is vals. Shia Mazhab Haq Hai, pagina 2
  21. Als God blij wordt, praat Hij in het Perzisch en als hij geërgerd is praat hij in het Arabisch. Tareekh-ul-Islam, pagina 163
Shia standpunt over de vrouwen van de Profeet Mohammed

De Shia beledigen de vrouwen van de Profeet ﷺ ook al is in de Qur’ān verwezen naar de Profeet ﷺ zijn vrouwen als Moeders van de Gelovigen. Laten we eens onderzoeken wat de Shia boeken zeggen:

  1. Als de Shia’s Imam Mahdi (de 12de sjiitische Imam) komt zal hij de vrouw Aisha van de profeet Mohammed weer tot leven brengen en haar zwepen als straf voor het wreken van de Profeet Mohammeds’ dochter Fatima. Al-Shafi, deel 2, p. 108, Haq-ul-Yaqīn, p. 139 & 347, Hayāt-ul-Quloob, deel 2, p. 901
  2. Profeet Mohammeds’ vrouwen, Aisha en Hafsa, worden beschuldigd van vergiftiging van de Profeet Mohammed. Jila-ul-Ayoun, p. 118
  3. Abu Bakr, Oemar, Aisha en Hafsa vergiftigden Mohammad. Qur’ān vertaling door sjiitische Schriftgeleerde, Maqbool H. Dehlvi, hoofdstuk 28, p. 894
  4. Aisha wordt beledigd en negatief beschreven. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, pagina 879, Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, p. 271 en p. 334
  5. Aisha en Hafsa waren hypocriet en ongelovige vrouwen. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, p. 900
  6. Aisha was een hypocriet. Hayāt-ul-Quloob, p. 867
  7. Aisha was een ongelovige vrouw. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, p. 726
  8. Aisha wordt beschuldigd van het plegen van overspel. Qur’ān Majid door Maqbool Hussain Dehlvi, p. 840
  9. Een belediging voor Aisha en Profeet Mohammeds’ metgezel, Mu’āwiyah. Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, p. 65
  10. Profeet Mohammeds’ vrouw, Hafsa, was een onfatsoenlijke vrouw. Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, p. 123
Weergaven van de gedachte over de Sahāba

Het geloof van een Shia over de metgezellen (radi Allāhu anhum) van de Profeet Mohammed ﷺ is:

  1. Shia beweren dat alle metgezellen, behalve drie (of vier) van hen afvalligen werden na de dood van de Profeet ﷺ. Aan de andere kant verlenen zij aan de metgezel ‘Ali bin Abi Tālib “een zeer bijzondere status, een aantal van hen beschouwen hem als plaatsvervanger en een aantal beschouwen hem als een profeet, terwijl anderen hem zien voor een God!
  2. Shia’s uitspraak over moslims in overeenstemming met het standpunt van deze moslims met betrekking tot “Ali”. Wie verkozen werd tot kalief vóór “Ali” wordt gezien als een tiran, een afvallige of een zondaar. Hetzelfde oordeel wordt doorgegeven aan elke moslim heerser die niet aftreedt voor een van de afstammelingen van “Ali” en zijn vrouw “Fatima” (radi Allāhu anha). De Shia’s hebben dus een sfeer van vijandigheid in de geschiedenis van de islam, en de kwestie van de partijdigheid van de Ahl-e-Bayt ontwikkelt tot een wetschool die predikte en bestendigd een dergelijke schadelijke leerstellingen door de generaties heen.
  3. Een beledigende opmerkingen tegen twee van de profeet Mohammeds’ metgezellen: Talha en Zubair (radi Allāhu anhu). Usool Kaafi, pagina 345
  4. De eerste drie kaliefen en andere metgezellen werden ongelovige door het ontkennen van het goddelijke recht van (Wilāyāh) aan Hazrat Ali. Usool Kaafi, pagina 420
  5. Na de dood van de Profeet Mohammad zijn al metgezellen afvallige geworden met uitzondering van vier. Israr-e-Mohammed, pagina 43
  6. Alle Metgezellen werd ongelovige, behalve drie. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, pagina 923
  7. Profeet Mohammeds’ metgezellen werd afvalligen, met uitzondering van Miqdad, Salman Perzisch en Abu Zar. Qur’ān Majid door Maqbool Hussain Dehlvi, pagina 134
  8. Abu Bakr kon de Shahāda (getuigenis van het geloof: “Er is geen god dan Allah, Mohammed is Boodschapper van Allah”) niet reciteren op het moment van zijn dood. Israr-e-Mohammed, pagina 211
  9. Satan was de eerste die de eed van trouw te zweren aan Abu Bakr in de moskee. Israr-e-Mohammed, pagina 30
  10. Het is ontrouw (Kufr) om aan het ongeloof (kufr) van Oemar te twijfelen. Jila-ul-Ayoun, pagina 63
  11. “Oordeel van ontrouw op de eerste drie kaliefen”. Anwār-e-Naumania, pagina 8
  12. Degenen die ontkennen dat Ali de eerste kalief had moeten zijn, zijn ongelovigen. Anwār-e-Naumania, deel 3, pagina 264
  13. “Een beledigende opmerkingen tegen Oemar”. Anwār-e-Naumania, deel 1, pagina 82
  14. Abu Bakr en Oemar waren een grote tiran dan Satan. Haq-ul-Yaqīn, pagina 509
  15. De eerste drie kaliefen waren tiran. Tehqeeq-ul-Yaqīn, pagina 468
  16. Abu Bakr en Oemar zijn een van de zeven poorten van de hel. Haq-ul-Yaqīn, pagina 500
  17. Abu Bakr en Oemar zijn de farao’s van deze Ummah. Haq-ul-Yaqīn, pagina 374
  18. Als de Shia’s Imam Mahdi verschijnt, gaat hij uit het graf van de Shaikhayn (Abu Bakr en Oemar) de dode lichamen opgraven, doen herleven en hen straffen. Haq-ul-Yaqīn, pagina 371 en Haq-ul-Yaqīn, pagina 475
  19. Shia’s Imam Mahdi zal de veroordeling voltrekken van de ophanging van Abu Bakr en Oemar. Basair-ud-Darajat, pagina 81
  20. Shia’s Imam Mahdi zal de lichamen van Abu Bakr en Oemar opgraven. Basair-ud-Darajat, pagina 80
  21. Shia’s Imam Mahdi zal de veroordeling voltrekken van de geseling (sjorren) van Abu Bakr en Oemar. Haq-ul-Yaqīn, pagina 464
  22. Abu Bakr, Oemar, Usman en Mu’āwiyah zijn als afgoden, ze zijn het ergste van Gods schepselen. Haq-ul-Yaqīn, pagina 519
  23. Een beschuldiging van hypocrisie van de kaliefen. Haq-ul-Yaqīn, pagina 528
  24. Een vloek op de Shaikhayn (Abu Bakr en Oemar) en hun begeleiders tot Dag des Oordeels. Haq-ul-Yaqīn, pagina 159
  25. Shaikhayn (Abu Bakr en Oemar) zijn metgezellen van Nimrod, Farao en Hamaan in de Hel. Haq-ul-Yaqīn, pagina 522
  26. Hij die Abu Bakr en Oemar verkiest boven Ali is Naasbi. Haq-ul-Yaqīn, pagina 521
  27. Beschuldiging van overspel op de derde kalief, Usman. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, pagina 723
  28. Hij die twijfelt in het ongeloof van Oemar is een ongelovige. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, pagina 842
  29. Degenen die trouw zwoer aan Abu Bakr waren huichelaars. Hayāt-ul-Quloob, deel 2, pagina 1027
  30. Het is een verplichting voor elke Shia om te vloeken, tijdens het gebed, de Shaikhayn (Abu Bakr en Oemar), de profeet Mohammeds’ vrouwen Aisha, Hafsa, Hind en Umm-ul-Hakm. Aain-ul-Hayāt, pagina 59
  31. Abu Bakr is vergelijkbaar met het kalf van de kinderen van Israël (de Joden) en Oemar is vergelijkbaar met Saamry. Behar-ul-Anwār, pagina 629
  32. Abu Bakr en Oemar zijn volgelingen van Satan. Qur’ān Majid door Maqbool Hussain Dehlvi, pagina 674
  33. Abu Bakr was de eerste persoon die Satan’s religie omarmde. Charagh-e-Mustafvi, deel 2, pagina 18
  34. Volgens de Shia vertaling van de Qur’ān, komt in de Qur’ān het woord “Fahsha” betekent grote zonde) voor dat verwijst naar Abu Bakr, het woord “Munkar” (betekent wat God verboden heeft) verwijst naar Oemar en het woord “Baghi” (onderdrukking) verwijst naar Usman. Qur’ān Majid door Maqbool Hussain Dehlvi, pagina 551
  35. Abu Bakr gebruikte grove taal. Sheikh-e-Saqifa, pagina 148
  36. Een Shia moet elk jaar op de dag (9 Rabī-ul-Awwal) van de dood van Oemar vasten om het te vieren. Zaad-ul-Meyad, pagina 404
  37. Aisha overleed op 22 Rajab, dus alle Shia moet die dag vieren door jaarlijks gedurende die dag te vasten. Zaad-ul-Meyad, pagina 34
  38. Oemar pleegde incest met zijn eigen dochter. Tanzia-ul-Insaab Fee Sheikh-ul-Ashāb, pagina 23
  39. De vader van de derde kalief, Usman, was impotent en zijn moeder was een hoer. Tanzia-ul-Insaab Fee Sheikh-ul-Ashāb, pagina 66
  40. Volgens verschillende sjiitische Boeken was Oemar een beoefende sodomie. Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, pagina 434
  41. Soennieten beoefenen sodomie zoals Oemar. Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, pagina 122
  42. Oemar toonde gebrek aan respect en minachting aan de Profeet Mohammad ﷺ. Tohfa-e-Hanfia Dar Jawab Tohfa-e-Jaffria, pagina 435
  43. De profeet Mohammeds’ metgezellen worden beschreven als criminelen en huichelaars. Fasal-ul-Khitab, pagina 21
  44. Het kalifaat van Abu Bakr en Oemar is als de penis van een ezel. Haqiqat-e-Fiqāh Hanfia Dar Jawab Haqiqat-e-Fiqāh Jaffria, pagina 72
  45. Het schrijven van de namen van de Abu Bakr en Oemar op de testikels van een man voorkomt ejaculatie. Haqiqat-e-Fiqh Hanfia Dar Jawab Haqiqat-e-Fiqh Jaffria, pagina 250
  46. De profeet Mohammeds’ ﷺ metgezellen zijn eeuwigdurend bewoners van de Hel. Ahsan-ul-Fawaid Fee Sharah-ul-Aqā’id, pagina 356
  47. De eerste drie kaliefen waren leugenaars en ontkenners van de Dag des Oordeels. Ahsan-ul-Fawaid Fee Sharah-ul-Aqā’id, pagina 599
  48. Een bewering dat de Profeet’s metgezel Mu’āwiyah incest pleegde met zijn zus. Yazeediat Bokhla Utthe, pagina 126
  49. De profeet Mohammeds’ ﷺ metgezellen worden aangeduid als honden van de Hel. Manazara-e-Hussainia, pagina 76
  50. Hij die een hekel aan de eerste drie kaliefen heeft zal worden bestemd voor het Paradijs. Noor-e-Iman, pagina 321
Conclusie

De Shia’s met deze valse overtuigingen gaan rechtstreeks naar de Hel.


Translate »
error: Content is protected !!