Wat Sheikh ‘Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu) antwoordde op vragen over verschillende belangrijke issues

Qutub-e-Rabbāni, Ghaus-e-Samdāni, Haiqal-e-Noorani, Mehboob-e-Subhāni Bargah-e-Ilāhi, Sheikh-ul-Akbar, Gohar Darya-e-Wilaayat, Qutb-ul-Aqtāb, Fard-ul-Ahbāb, Hazrat Abu Mohammed Sayyid Mohiyuddin ‘Abdul Qādir Jilāni (radi Allāhu anhu)

Inleiding

Ten aanzien van goddelijk geïnspireerde verkrijging [mawārid Ilāhiyya] en satanische insinuaties [tawāriq Shaitāniyya].

Aan Sheikh ‘Abdul-Qādir (radi Allāhu anhu) werd gevraagd uitleg te geven over de onderscheidende kenmerken van goddelijk geïnspireerde verkrijging [mawārid Ilāhiyya] en satanische insinuaties [tawāriq Shaitāniyya]. Hij antwoordde: “De goddelijk geïnspireerde ontvangst komt alleen als reactie op een oproep [istid’a]. Het verdwijnt niet door interveniërende veroorzaken [sabab]. Het komt niet in een bepaalde modus [namat], noch op enige specifieke tijd. Wat de satanische insinuatie [Tariq Shaytāni] betreft, dat is daarmee in alle opzichten in strijd. “

Wat betreft de liefde [mahabba]

Op de vraag over de liefde [mahabba] heeft de Sheikh (radi Allāhu anhu)gezegd: “Het is een storing [tashwish] die het hart beïnvloed. Het is geïnspireerd door de Geliefde [Mahboeb], in tegenstelling tot Wie deze wereld komt te zijn als de ring van een keurmerk, of een begrafenis na. Liefde is een intoxicatie dat geen overeenkomstige soberheid heeft. Het is totale toewijding aan de geliefde, in alle opzichten, zowel in privé als in het openbaar, met een bescheiden voorliefde. Het is een natuurlijke impuls, niet een aanstellerij.

“Liefde is blind voor alles wat anders is dan de Geliefde, door besef voor Hem. Het is ook blindheid aan de Geliefde Zichzelf, door een diep respect voor Hem. Daarom is de totale blindheid. Liefhebbers [Muhibbin] zijn te dronken om sober te zijn, behalve via direct gezichtsveld van de Geliefde. Ze zijn te ziek om te genezen, behalve door de ogen van de Ene naar Wie zij op zoek zijn. Ze zijn te angstig te zijn getroost, behalve door hun Meester [Mawla]. Ze kunnen geen toevluchtsoord vinden, behalve in de gedachte aan Hem. Zij reageren niet op de anderen, behalve aan Zijn oproep.

Zoals Majnun [de smoorverliefde] van Laila verwoordde het als volgt: “Mijn familie geeft mij alle schuld voor mij liefdevolle Layla: mijn broer, mijn neven, mijn tante ….” [De rest van het verhaal is bekend, dus is er geen reden om het hier uiteen te zetten]

Wat betreft de realisatie van Goddelijke Eenheid [Tauhid]

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)gevraagd werd naar de verwezenlijking van de Goddelijke Eenheid [Tauhid] zei hij: “[Het is aan] de aanwijzingen van het geheim der geweten [dama’ir] en van de verborgen inhoud van het geheim van de diepste wezens [sara’ir] op de komst van de Goddelijke Aanwezigheid [Hadra]. [ Het is aan] de doorgang van het hart na de ultieme grens van gedachten, zijn verheffing tot de hoogste mate van aansluiting [wisāl], de penetratie van de sluiers van verheerlijking, de vooruitgang is ten opzichte van nabijheid aan de voeten van onverschilligheid, zijn vooraf richting nabijheid met de inspanning van uitzonderlijke devotie in combinatie met de vernietiging van de twee Rijk der wording, de ontruiming van de twee domeinen [deze wereld en in het volgende], het verwijderen van de twee sandalen, de verwerving van de twee lichten en het uitsterven van alle werelden onder de uitstraling van de verlichting van de geniale flitsen van de bekendmaking, zonder eerdere voornemen. “

Ten aanzien van detachering [tajrid].

In antwoord op de vraag over onverschilligheid [tajrid] heeft de Sheikh (radi Allāhu anhu)uiteengezet: “Het is de losmaking van de binnenste [sirr] uit de bestudering van de manieren en bronnen [tadabbur], door gestaag te beperken, het uit de uitoefening van het object van verlangen, door het kaal te strippen, dan haar naaktheid te kleden met de zekerheid van de vrijheid met beperking en door de terugkeer van de schepping [Khalq] naar de Waarheid [Haqq] in een staat van berouw. “

Ten aanzien van directe kennis [ma’rifa].

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)gevraagd werd naar de kennis die de directe ervaring [ma’rifa], zei hij: “Het is inzicht in de betekenis van de geheimen van schuilplaatsen van de mysteries en erkenning van de zichtbare tekenen van de Heer van de Waarheid [Haqq] in alles wat bestaat, door elk onderdeel daarvan te bekijken in het licht van de betekenissen van Zijn Originaliteit [Wahdāniyya]. Het is de verwerving van kennis van de Werkelijkheid [Haqiqat] in vernietiging van alle bestaande, wanneer de Eeuwige [Baqi] wijst naar het teken van de ontzagwekkende waardigheid van Heerschappij [Rububiyya]. Het is de erkenning van het spoor van de eeuwigheid [baqā’] wat in het Hiernamaals [Baqi] heeft aangegeven, in het licht van de majesteit van Goddelijkheid [Ilāhiyya], door te kijken met de ogen van het hart. “

Ten aanzien van spirituele aspiraties [himma]

Als iemand hem vroeg over geestelijke aspiratie [himma] zei de Sheikh: “Het betekent dat de kandidaat volledig naakt wordt, in elk deel van zijn wezen. In het geval van zijn lagere zelf [nafs], is ontdaan van de liefde van deze wereld. In het geval van zijn geest [rooh], is het ontdaan van gehechtheid aan het Hiernamaals. In het geval van zijn hart [qalb], is het ontdaan van iedere wil dat concurreert met de Wil van de Meester [Mawla]. Zoals voor zijn binnenste [sirr], is het los van de geringste aandacht voor het gecreëerde universum, zelfs met een snelle blik of een oogopslag. “

Over de hoogste van alle graden van de Goddelijke herdenking [zikr].

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)gevraagd werd naar het hoogste van alle graden van de Goddelijke herdenking [zikr] zei hij: “Het is dat wat indruk op het hart maakt, op bevel van de Heer van de Waarheid, op het moment van zijn keuze met de eeuwigheid van de eeuwige (voorzienigheid) [‘inaya]. Deze herdenking [zikr] is permanent, pertinent en blijvend. Geen spoor van vergeetachtigheid schaadt het en geen achteloosheid verstoort het, daar de gevoelens, intuïtie en gedachten allemaal betrokken zijn bij het besluit van het herdenken. Dit is de frequente herdenking [zikr kathir] genoemd door de Heer van de Waarheid in Zijn openbaring. De beste vorm van de herdenking is dat wat is ingegeven door de ontvangen signalen van de Soeverein en Onweerstaanbare [al-Malik al-Jabbār] in de uitsparingen van onze diepste wezens [Asrār]. “

Wat betreft vurig verlangen [shawq]?

Als iemand hem vroeg over vurig verlangen [shawq] zei de Sheikh: “De beste van alle vurige verlangens [shawq] is dat wat gestimuleerd wordt door getuige [mushahada], daar zij nooit vermoeid wordt van de vergadering, nooit moe wordt te vertellen, want nooit verslapt vanwege de hechtheid en nooit vervaagt door intimiteit. Integendeel, hoe meer het contact wordt ervaren, des te meer het vurige verlangen wordt.

“Vurig verlangen kan niet echt authentiek zijn, totdat deze volledig is ontdaan van zijn tekortkomingen, namelijk de invloed van een onderliggend motief, het nastreven van een ambitieus streven of de bescherming van egoïstische belangen. Het wordt derhalve van vurig verlangen ontdaan door alle secundaire oorzaken [Asbāb]. De betrokken persoon heeft geen idee wat hem laat voelen op de manier waarop hij voelt, want hij is altijd getuige van het voorwerp van zijn verlangen, maar dat hij nog steeds smacht voor het getuigenis daarvan, hoezeer het getuigenis wordt ervaren.”

Wat betreft het absolute vertrouwen [tawakkul]?

Als iemand hem vroeg over absoluut vertrouwen [tawakkul] antwoordde de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is de bekommernis van de binnenste [sirr] met Allāh Ta’ālā, met uitsluiting van elk ander dan Hem. Als iemand al zijn vertrouwen in de Heer zet, vergeet hij waar hij gewoonlijk op vertrouwde voor zijn bestwil en wordt geheel afhankelijk van Hem met uitsluiting van allesbehalve Hem. Hij stijgt daardoor uit de schande van onbekende [Fana’] naar de status van absoluut vertrouwen.

“Absolute vertrouwen [tawakkul] is het verhogen van de glans van het oog van de directe waarneming [ma’rifa] door het innerlijke wezen [sirr], naar het verborgen mysterie van de dingen afgekondigd door het lot [maqdurat]. Het is de vaste overtuiging, gebaseerd op de realiteit van zekerheid [Haqiqat al-Yaqīn] in de concepten vastgegrepen door de methodes van de directe waarneming, omdat ze verzegelt [met het stempel van de waarheid] zijn en dus immuun voor het tegenovergestelde van zekerheid. “

In antwoord op een andere vraag over absoluut vertrouwen [tawakkul] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Absolute vertrouwen [tawakkul] is een realiteit [haqiqa] als de realiteit van oprechte toewijding [Ikhlās]. De realiteit van oprechte toewijding is de overdracht van de aspiratie [himma] van de beloningen [verkregen door goede daden] aan de daden [zelf]. Hetzelfde geldt voor het absolute vertrouwen, want het is de stopzetting van de persoonlijke macht en kracht door het vertrouwen in de Heer der Heren [Rabb al-Arbāb].”

Dan gaat hij zeggen: “O, jonge man! Hoe vaak bent u gesproken tot, maar zelf niet gehoord! Hoe vaak hoor je, maar je begrijpt het niet! Hoe vaak begrijpt u, maar onderneemt geen actie! Hoe vaak treedt u op, maar handelt niet Hoogachtend en wordt niet ondergedompeld in uw oprechte devotie, met je hele wezen! “

Wat betreft berouw [Inaba]?

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)gevraagd werd naar berouw [Inaba] zei hij: “Berouw is de inspanning om verder te gaan dan de tussenliggende stations en te waken voor het stoppen bij de opgaande fasen en van daaruit verder te gaan naar de hoogste niveaus van de verborgen, en met de ambities op de voorvallen van de zittingen van de Aanwezigheid [Majālis al – Hadra]; vervolgens volledig terug te keren naar de Heer van de Waarheid, nadat die in de plaats van Aanwezigheid en getuige zijn van deze confrontatie [muhadara]. Berouw [Inaba] betekent een terugkeer naar Hem van Hem, voor de veiligheid omwille [hazaran] en terugkeren naar Hem uit alles wat buiten Hem is, in hoopvol anticipatie [raghaban] en terugkeren naar Hem uit elke bijlage, in bange bezorgdheid [rahaban]. “

Ten aanzien van berouw [Tawbah]

Als iemand hem vroeg over berouw [Tawbah] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Berouw (spijtbetuiging) is het proces waarbij de Heer van de Waarheid (verheven is Hij) vooruitkijkt naar Zijn oude en voorbestemde lot [‘inaya] voor Zijn dienaar, leidt dat lot naar Zijn dienaars hart en maakt het zachtzinnig los door het naar Zich toe te trekken en te grijpen. Wanneer dit plaatsvindt wordt het hart aangetrokken tot Hem, weg van corrupte ambitie. De geest voldoet gehoorzaam, het hart en de geest volgen, berouw [Tawbah] is werkelijk bereikt en de hele relatie wordt wellevend aan Allāh Ta’ālā.”

Ten aanzien van deze wereld [ad-Dunya]

In antwoord op een vraag over deze wereld [ad-Dunya] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Uit uw hart zetten in uw hand, zodat het u niet kan bedriegen.”

Wat betreft huilen [buka’]?

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)gevraagd werd naar huilen [buka’] zei hij: “Huil om Hem, ween vanwege Hem en ween over Hem.”

Wat betreft soefisme [tasawwuf]?

Als iemand hem vroeg over soefisme [tasawwuf] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “De soefi is iemand die maakt dat de Heer van de Waarheid van hem maakt wat zijn eigen wensen zijn. Hij doet afstand van deze wereld, zodat zij hem en zijn toegewezen aandelen [aqsām] samenvallen met zijn behoeften. Hij bereikt zijn doel in deze wereld, voor het Hiernamaals, voor zijn welzijn wordt gewaarborgd door zijn Heer.”

Wat betreft het verschil tussen verrukking [ta’azzuz] en arrogantie [takabbur]

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)werd gevraagd uit te leggen wat het verschil is tussen pure verrukking [ta’azzuz] en opschepperige arrogantie [takabbur] zei hij: “Louter verrukking [ta’azzuz] is trots op te nemen omwille van Allāh, en in Allāh. Het gaat om de vernedering van de lagere zelf [nafs] en de verhoging van de aspiratie [himma] richting (verheven is Hij). Wat opschepperige arrogantie [takabbur] betreft, is het nemen van trots omwille van de lagere zelf, en met vurige wens. Het gaat om de spanning van het natuurlijke instinct en het overwicht van zichzelf in plaats van respect voor Allāh Ta’ālā. Natuurlijke trots is zoveel gemakkelijker dan trots dat verdiend moet worden.”

Ten aanzien van dankbaarheid [shukr]

Als iemand hem vroeg over dankbaarheid [shukr] antwoordde de Sheikh (radi Allāhu anhu): “De ware aard van dankbaarheid [Haqiqat as-shukr] is de erkenning van de weldaad van de weldoener [ni’mat al-Mu’min] met een houding van nederigheid, een openlijke erkenning van de zegen en een bekentenis van eerbiedig gezindte in staat om adequate dankbaar te zijn. Dankbaarheid kan worden onderverdeeld in verschillende categorieën, te weten:

  • Dankbaarheid geuit door de tong [shukr al-lisān]. Dit is de erkenning van de weldaad [ni’mat] met een houding van nederige aanvaarding [istikana].
  • Dankbaarheid uitgedrukt door het lichaam en de ledematen [shukr bi’l-badan wa ‘l-Arkān]. Dit is de kenmerkende indicatie van de loyaliteit en de bereidheid om [al-wafa’ wal-khidmat].
  • Dankbaarheid geuit door het innerlijke gevoel [shukr bi’l-qalb]. Dit vereist een zorgvuldige afweging van de zichtbare weergave van waardering en het constante behoud van een gevoel van eerbied.
  • “Verder dan dit stadium, dankbaarheid overgaat van het Rijk van het zichtbare naar het Rijk van de onzichtbare [ghayb], waar de focus van aandacht op de weldoener [Mun’im] is in plaats van de weldaad [ni’mat].
  • “De persoon die gewoon dankbaar [shākir] is, is iemand die dankbaar is voor wat er beschikbaar is [mawjud], terwijl de persoon die heel dankbaar [shakur] is, iemand is die dankbaar is voor wat niet beschikbaar is [mafqud].
  •  “De persoon die lof [Hāmid] geeft is iemand die achting achterhoudt als een geschenk en ellende ziet als een voordeel, en in wiens inzicht de twee kwaliteiten uiteindelijk gelijk worden.”
  • “De glorie [Majd] die alle uitingen van lof [mahamid] uitlaat, is de getuige van perfectie [Kamal], in de kwaliteit van Schoonheid [Jamal] en het kenmerk van Majesteit [Jalāl] met het oog van de directe waarneming, op het tapijt der nabijheid van [de Heer].”

Ten aanzien van geduld [sabr]

In antwoord op een vraag over geduld [sabr] antwoordde de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Geduld [sabr] gaat om met tegenslagen op uw beste gedrag te blijven. Het betekent Zijn decreten verwelkomen en de aanvaarding daarvan in overeenstemming met de statuten van [ahkām] van het Boek en de Soenna (Ahadīth).

Geduld [sabr] kan worden onderverdeeld in verschillende categorieën, te weten:

  • Geduld omwille van Allāh [sabr li’llah]. Dit is het soort geduld [sabr] dat wordt uitgeoefend gedurende de uitvoering van Zijn Geboden en het onderhouden en respectvol observeren van Zijn Verboden.
  • Geduld in attitude bij Allāh [sabr ma’Allāh]. Dit is het soort geduld [sabr] dat wordt uitgeoefend door rustig de gevolgen van Zijn besluit en Zijn acties in u te blijven volgen en door onverschilligheid voor de komst van de armoede aan te tonen, zonder een wenkbrauw te fronsen.
  • Geduld in afwachting van Allāh [sabr ‘Alā’ Allāh]. Dit is het soort geduld [sabr] dat wordt uitgeoefend door standvastig vertrouwen te hebben op wat Hij heeft beloofd en dat wat Hij heeft gedreigd met alle dingen.
  • “De reis van deze wereld naar het Hiernamaals moet gemakkelijk zijn voor de ware gelovige [mu’min], maar de scheiding van wezens, zelfs voor de liefde van de waarheid, is het moeilijk. De reis van wat bekend is door geruchten [naqli] aan [de directe ervaring van] met Allāh is zeer moeilijk, en geduld in attitude bij Allāh [sabr ma’Allāh] is nog moeilijker.”
  • “De gewone geduldige is het waardiger dan de rijke man en het is dankbare is waardiger dan alles. Wat de pauper betreft, die is zowel geduldig als dankbaar, hij is waardiger dan wie van hen dan ook.”
  • “Niemand verkeerd in ongeluk, met uitzondering van hem die weet wat zijn spirituele beloning is.”

Wat betreft goedheid van moreel karakter [husn al-khulq]

Als iemand hem vroeg over de goedheid van moreel karakter [husn al-khulq] antwoordde de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Wat dit betekent, is dat u niet getroffen bent door de ongemanierdheid van schepselen [Khalq], zodra u kennis maakt met de Waarheid [Haqq]. Het betekent dat je, je eigen gebagatelliseerd lager zelf [nafs] en wat ook daaruit voortvloeit, volledige erkent van de fouten. Dit betekent dat u uw medewezens respecteert en wat uit hen voortkomt door respect te tonen voor wat aan hen is toevertrouwd, op de weg van geloof en wijsheid. Dat is de meest voortreffelijke van alle deugden van de dienaar [van de Heer] en de juwelen van de mensen die moed manifest daarin zijn geworden.”

Ten aanzien van de aanvaarding [akhdh] en afwijzing [radd]

Wanneer de Sheikh (radi Allāhu anhu)werd gevraagd over de acceptatie en afwijzing [van geschenken en mogelijkheden] zei hij: “Zolang vurige wens aanwezig is, is vrijwillige aanvaarding een daad van welwillendheid en onenigheid. Bij het ontbreken van vurige wens, aan de andere kant, is aanvaarding een daad van naleving en eendracht door zich te onthouden van datgene wat zou neerkomen op pronkzucht [riya’] en huichelarij [nifāq]. “

Ten aanzien van waarachtigheid [sidq]

Als iemand hem vroeg over de waarachtigheid [sidq] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Er is waarheid in woorden, en er is waarachtigheid in daden, op voorwaarde dat zij worden blootgesteld aan een onderzoek door de Heer van de Waarheid. Wat de waarachtigheid in spirituele staat betreft, is het in praktijk presenteren aan de Waarheid van alle begrippen [khawātir] die zich voordoen, zodat er geen invloed van buitenaf kan verwarren, en geen overblijfsel van twijfel kan opkomen.”

Ten aanzien van de persoonlijke uitsterven [Fana’]

In antwoord op een vraag over persoonlijke vergaan [Fana’] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het wordt ervaren wanneer de Heer van de Waarheid Zich bekend maakt tot de diepste wording [sirr] van Zijn heilige [Walī], met de meest directe uiting [tajalli]. In het kader van de impact van die demonstratie, het hele universum is vernietigd, en de heilige [Walī] wordt uitgestorven. De uitsterven [Fana’] waardoor hij ondergaat is eigenlijk zijn overleving in eeuwigheid [baqā’], maar hij zal alleen overleven onder leiding van de Eeuwige Ene [Baqi], want het is Hij die hem sterfelijk heeft gemaakt en Hij is het die hem eeuwigdurende bestaan heeft verleend.”

Over het overleven in eeuwigheid [baqā’]

Als iemand aan de Sheikh (radi Allāhu anhu)vroeg over overleven in eeuwigheid [baqā’] zei hij: “Het komt alleen via de vergadering dat niet gepaard gaat met uitsterven [Fana’], noch door een scheiding. Dit gebeurt alleen als het twinkelen van het oog, of zelfs onmiddellijk veel meer. Het merk van de bevolking van eeuwigheid [ahl al-baqā’] is dat er niets hen in die hoedanigheid begeleidt, omdat die twee tegenpolen zijn.”

Wat betreft het nakomen van de plicht [wafa’]

In antwoord op een vraag over nakoming van de plicht [wafa’] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is veel aandacht voor de rechten [huquq] van Allāh Ta’ālā, zelfs in ontbering, strikte naleving van de grenzen [hudud] die door Allāh in woord en daad is gezet en haast te maken om Zijn goede plezier te verkrijgen, in elke situatie zowel in de privésfeer als in het openbaar.”

Wat betreft de tevredenheid [Rida]

Als iemand aan de Sheikh (radi Allāhu anhu)vroeg over de tevredenheid [Rida] zei hij: “Het is de verwijdering van de wens van gunstige aandacht, tevredenheid over wat is voorbestemd in de voorkennis van Allāh in Zijn eeuwigheid zonder begin [azal], en tevredenheid [Rida] met wat er in vooraf bevolen Lotsbestemming [Qadar].”

Wat betreft zelfregulering zal [irāda]

In antwoord op een vraag over zichzelf zal [irāda] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is de herhaling van gedachte [fikr] in het hart [fu’ad].”

Ten aanzien van de Goddelijke Voorziening [‘inaya]

Als iemand hem vroeg over de Goddelijke Voorziening [‘inaya] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is [azaliyya], want het is een van de Attributen [Sifāt] van Allāh Ta’ālā. Hij heeft niet aan iedereen onthuld en het kan niet worden bereikt door een van de hulpmiddelen. Het kan niet worden aangetast met alle hulpmiddelen. Geen gebrek kan het corrupt maken en niets kan het verstoren. Het is het Geheim van Allāh Ta’ālā gehouden in aanwezigheid van Allāh. Niemand heeft toegang en het universum kan de toegang ertoe niet vinden.”

 “Goddelijke Voorziening [‘inaya] is eeuwig, niet in tijd. Allāh kwalificeert wie Hij onder Zijn schepselen wil als waardig om het te ontvangen. Het merk van een die waardig is voor de Goddelijke Voorziening is gevangenschap, dan gevangenisstraf, dan opsluiting in ketens, dan wordt ontzegd door Hem van alle verband met schepselen.”

Wat betreft de stand van ecstasy [wajd]

Als iemand hem vroeg over de toestand van ecstasy [wajd] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is de staat waarin de geest [rooh] bezig is met de zoetheid van de herdenking [zikr] en de lagere zelf [nafs] bezig is met het plezier van het entertainment [tatrib], terwijl het innerlijke [sirr] geheel blijft en gewijd is aan de Geliefde Vriend [Habīb], ondoordringbaar voor elke invloed van buitenaf, in haar toewijding aan de Waarheid, in aanwezigheid van de Waarheid [Haqq].”

 “De ervaring van ecstasy is een drank die de Meester [Mawla] geeft aan zijn heilige [Walī] om te drinken, op de preekstoel van Zijn Nobele Genade [Karama]. Wanneer hij drinkt, wordt hij verlicht en wanneer hij verlicht is vliegt zijn hart op de vleugels van intieme vriendschap [uns] in de Tuinen der Heiligheid [Quds]. Dan valt hij in de oceaan van ontzag en wordt hij in trance gegooid, zodat de extatische [wajīd] bezwijmt in bewusteloosheid.”

Over angst [khawf]

Als iemand de Sheikh (radi Allāhu anhu)vroeg over angst [khawf] zei hij: “Er zijn verschillende soorten angst. Er is de angst [khawf] dat van toepassing is op degenen die zich schuldig maken aan zonde [muznibīn]. Er is angst [rahba] dat van toepassing is op degenen die de praktijk gebedsdienst [‘Abidīn] verricht. Er is de aanhouding [khashya] dat van toepassing is op de Schriftgeleerde [‘Alim]. Er is de bedeesdheid [wajal] dat geldt voor de liefhebbers [Muhibbin]. Ook is er nog het ontzag [haiba] dat van toepassing is op degenen die weten door directe ervaring [‘Aarifīn].

 “De angst ervaren door zondaars is de angst voor de straffen die voor hen in het verschiet liggen. De angst ervaren door gelovigen is het gevolg van [hun onzekerheid over] de spirituele beloning van hun daden van aanbidding. De angst ervaren door de Schriftgeleerde is de angst voor shirk khafi doen [verborgen associatie van partners met Allāh] in hun daden van aanbidding gehoorzaamheid. De angst ervaren door de liefhebbers is de vrees van de verdwenen de vergadering [van de Geliefde]. De angst ervaren door degenen die weten door directe ervaring is de vorm van eerbied en ontzag [ta’zim], dat is de meest intense vorm van angst, omdat het nooit wegebt, terwijl deze andere soorten doen afnemen, wanneer zij een ontmoeting met mededogen en inschrijving vriendelijkheid hebben.”

Wat betreft hoop [Raja’]

In antwoord op een vraag over hoop [Raja ‘] zei de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Wat de heiligen [Awliyah’] betreft, hoop betekent een goed mening [husn az-zann] hebben van Allāh. Het heeft niets te maken met een wens voor een voordeel, noch voor de verwijdering van schade, omdat degene die waard is voor heiligheid [ahl al-Wilāyāh] weet heel goed dat Hij hun zorg voor al hun behoeften heeft weggenomen. Die kennis maakt ze duidelijk wat de waarde is van de persoonlijke uitsterven [Fana’]. Een goed opinie [van Allāh] hebben is daarom verdienstelijker dan hoop.”

“Hoop kan niet bestaan zonder angst, want als iemand iets hoopt te verkrijgen, stuit hij op de vrees dat het kan aan hem ontsnappen. Het hebben van een goede opinie over Allāh Ta’ālā, betekend Hem in de Schoonheid van Zijn Attributen [Sifāt] herkennen; dan baseert u uw verwachting [amal] van Hem, op wat betrekking heeft op Hem, niet op wat betrekking heeft op Zijn dienaar. Dat vertrouwen moet gebaseerd zijn op de wetenschap, dat zijn kenmerken Barmhartigheid [Muhsin], Grootmoedigheid [Karim], Medelijdend [Raḥīm], Genadevol [Latif] en Vriendelijkheid [Ra’uf] omvatten.

“Om een goede opinie van Allāh te hebben wil zeggen, dat u uw ambities verbindt met eerdere ervaringen van de Goddelijke Voorzienigheid [‘inaya] en het leiden van je hart naar de Heer, zonder verlangen in het hart te wekken en zonder al te optimistische gevoelens te hebben.”

“Het verlangen van het gewone volk heeft veel geldige oorzaken, die recht op een waardig term ‘hoop [Raja’]’ hebben, maar zodra de meeste van die oorzaken stoppen met de motivatie, wordt de term ‘hebzucht [tama’]’ beter toepasbaar dan de term “hoop [Raja ‘].”

“Hoop zonder angst is een gevoel van veiligheid [aman], terwijl de vrees zonder hoop is wanhoop [qunut].”

Zoals de Heilige Profeet Mohammed ﷺ eens heeft gezegd: “Als de angst voor de ware gelovige kon worden afgewogen en zijn hoop, zouden de twee niet gelijk in gewicht zijn.”

Wat betreft het gevoel van schaamte [Haya’].

Als iemand de Sheikh (radi Allāhu anhu)over het gevoel van schaamte [Haya’], vroeg zei hij: “Het betekent dat de dienaar [van de Heer] zich heel erg schaamt om te zeggen, ‘Allāh’, zolang hij niet voldaan heeft aan zijn plicht jegens Hem. Het betekent dat hij draait in de richting van Allāh in onrechtmatige situaties en dat hij geen beroep doet op Allāh voor iets waarvoor hij niet bevoegd is. Het betekent dat hij afziet van zondige daden van ongehoorzaamheid uit schaamte, niet uit angst. Het betekent dat hij naar behoren alle daden van aanbidding met gehoorzaamheid vervult, zich ervan bewust is dat de Heer van de Waarheid hem ziet waardoor hij een gevoel van schaamte voelt in Zijn aanwezigheid.

 “Het gevoel van schaamte [Haya’] is veroorzaakt door het verwijderen van de sluier tussen het hart en de ervaring van ontzag [haiba].”

Wat betreft de directe getuige [mushahada].

In antwoord op een vraag over de directe getuige [mushahada] heeft de Sheikh (radi Allāhu anhu)uiteengezet: “Het is de ervaring van blind worden voor de twee werelden [deze wereld en in het Hiernamaals] met het oog van het hart en aanschouwen van de Heer van de Waarheid, met het oog van de directe waarneming [ma’rifa]. Het betekent dat de harten inzicht verwerven door de zuivere visie van zekerheid [Yaqīn] in wat Hij ons heeft verteld over de onzichtbare werelden [ghayb].”

Wat betreft nabijheid [qurb].

Als iemand de Sheikh (radi Allāhu anhu)over de nabijheid [qurb] vroeg zei hij: “Het is het oprollen van de afstanden bij de gratie van nabijheid [tayy al-masafat bi-lutf al-mudanat].”

Ten aanzien van spirituele dronkenschap [sukr].

Als iemand hem over spirituele dronkenschap [sukr] vroeg de Sheikh (radi Allāhu anhu): “Het is de gisting [ghalayan] van het hart, veroorzaakt door de herinnering [zikr] van de Geliefde. Vrees [khawf] is de verstoring van het hart, veroorzaakt door wat ze geleerd heeft van de impact van de Geliefde. Zekerheid [Yaqīn] is de verificatie van de oorzaken en de geheimen door beheersing van de transcendente mysteries, contact op met de geliefde, de scheiding van allesbehalve Hem, de teelt van intieme vertrouwdheid, vervreemding tussen invloeden van buitenaf, en de totale absorptie in herinnering [zikr].”

“Het betekent dat je jezelf, in de staat van de herinnering ziet, als volledig afwezig zijn in alles dan Hem. Het betekent opgeven van kunstmatig respect in de staat van directe getuige zijn van en alsof genegenheid in de status van de Ontmoeting. Direct getuigenis maakt gewone begrip onmogelijk en totaal opgaan in de liefde is ondenkbaar door een veerkracht van de verbeelding.

“Wanneer de wens kracht verzamelt en de gedachtenis daarmee verbonden wordt en toewijding intens is, wordt liefde [mahabba] daardoor veroorzaakt. Wanneer de wens voor Hem het hart bedekt, wordt het geheel Zijn bezit. Zodra Hij het hart heeft gevuld, vloeit uit het hart de wens om iets anders dan Hem en de overdracht van eigendom wordt realiteit. Dit is een pure staat van zijn. Als je Hem herinnert, dan bent u een liefhebber [muhibb] en wanneer u Zijn gedachtenis aan u hoort, bent u een geliefde [mahbub].

“Uw medescheppingen zijn de sluier die u screenen tegen uw eigen zelf [nafs] verval en uw eigen zelf is wat u screent tegen uw Heer [Rabb].”

 “Armoede [faqr] is een soort van dood, maar de mensen proberen te daarmee te genieten van het leven.”

“Praten [qal] is waardoor de gewone mensen worden geleid, terwijl de geestelijke toestand [hal] de bron is van de richtsnoeren voor de bijzondere enkelingen.”

“Wanneer Hij u op uw gemak brengt, wordt een toestand van ontspanning ervaren. Uw dispensatie [rukhsa] wordt omgezet in de strikte observantie [‘azima], dan wordt uw strikte naleving omgezet in speelsheid [dalāl]. Dispensatie is voor degenen die afwezig zijn in trouw [iman]. Strenge naleving is voor degenen wiens trouw perfect is. Soevereiniteit [mulk] is voor degenen die persoonlijk zijn uitgestorven [fanin]. “

Ten aanzien van de betekenis van de term “[spirituele] pauper” [faqir].

Als iemand de Sheikh (radi Allāhu anhu)vroeg over de betekenis van de term “[spirituele] pauper” [faqir], zei hij: “[In het Arabisch wordt het geschreven met de volgende letters]: fa’-Qāf-yay-ra.”

Daarna legde hij de betekenis van elk van deze brieven in poëtisch couplet uit: “De eerste fa’ van de faqir staat voor zijn absorptie [Fana’] in zijn wezen en zijn afscheiding [faragh] uit zijn beschrijving en zijn attributen. fa’u ‘l-faqiri fana’u-hu fi dhati-hi-wa faraghu-hu min na’ti-hi wa sifati-h.”

De Qāf staat voor de sterkte [quwwa] van zijn hart in [haar toewijding aan] zijn Geliefde en zijn inzet [Qiyām] aan Allāh omwille van Zijn goede plezier. wa ‘l-qafu Quwwata qalbi bi-hi-hi-Habibi-wa qiyamu-hu li’llahi fi mardati-h.

De yay laat zien, dat hij zijn hoop [yarju] op Hem heeft gezet en vreest [yakhafu] Hem en voert [yaqumu] zijn plicht als ware toewijding eisen. wa ‘l-yayu yarju bi-hi-hu yakhafu wa-wa yaqumu bi’t-taqwa bi-haqqi tuqati-h.

De ra’ staat voor de verfijning [riqqa] van zijn hart en de zuiverheid ervan, en de terugkeer [ruju’] aan Allāh uit haar vleselijke verlangens. wa ‘r-ra’u riqqatu qalbi wa-hi-safa’u-hu-wa ruju’u-hu li’llahi’ een shahawati-h.

 De Sheikh (radi Allāhu anhu)zei vervolgens: “Wat nodig is van de spirituele pauper [faqir] is dat hij flexibel in het denken [fikr] moet zijn en geconcentreerd in herinnering [zikr], hoffelijk in onenigheid [munaza’a] en bereid te helpen bij het verzoeningsproces [muraja’a]. Hij moet niets van de Heer der Waarheid proberen te zoeken, maar de Waarheid [Haqq] en hij moet niets anders praktiseren dan waarachtigheid [sidq]. Hij moet de meest tolerante mens en de meest schamend zijn. Zijn lach moet van de vrolijke soort zijn en zijn nieuwsgierigheid moet worden gebruikt als een instrument voor leren. Hij moet een herinnering zijn aan de achteloze en een leraar voor de onwetenden. Hij moet geen kwaad doen aan degenen die hem kwaad doen en hij moet niet bemoeien met zaken die hem niet aangaan.”

“Hij moet veel geven in de manier van gunsten, maar weinig in de weg van de overtreding. Hij moet voorzichtig zijn om zich te verbinden met dingen die onwettig zijn en staat ook duidelijk ver weg van de dingen die van twijfelachtige rechtmatigheid [shubuhat] zijn. Hij moet een helper [Ghaus] zijn voor de vreemdeling en een vader aan de wees. Zijn vreugde moet duidelijk van zijn gezicht af te lezen zijn, terwijl zijn verdriet wordt opgeslagen in zijn hart. Hij moet geboeid zijn in contemplatie [fikr] en gelukkig in zijn armoede [faqr]. Hij moet een geheim niet openbaar maken, noch een sluier oplichten. Hij moet sierlijk zijn in beweging, waardig in vriendelijkheid, charmant in uitstraling, genereus in het verstrekken van baten, verfijnd van smaak in uitstekende moreel karakter en zeer zachtaardig.”

“Hij moet een waardevolle stof zijn die smelt en stroomt. Hij moet op lange stilte [samt] zijn, aangename wijze in [na’t], verdraagzaam als hij wordt behandeld als een dwaas en erg geduldig met iedereen die hem slecht behandelt. Er moet geen bevriezing [jumud] zijn van de gevoelens in zijn aanwezigheid en niet het blussen van [khumud] van de brand van de Waarheid. Hij mag nooit lasterlijk [nammum], jaloers [hasud], impulsief [‘ajul] of kwaadaardige [haqud] zijn. Hij moet de ouderen met eerbied en de jongeren met mededogen behandelen.”

“Hij moet geloofwaardig [amana] zijn en ver van verraad [khiyana] blijven. Zijn gewoonte moet ware toewijding worden en bescheidenheid moet zijn natuurlijke dispositie zijn. Hij dient steeds alert en waakzaam te zijn op vaste praktijk. Hij moet weinig nemen voor inwilliging en zeer lang lijdend zijn. Hij zal weinig betekenen voor zichzelf, maar een groot deel van zijn broeders. Zijn gedrag moet een voorbeeld van goed gedrag [Adāb] en zijn toespraak moet een wonder [‘ajab] zijn. Hij mag nooit glorieus zijn over iemands ongeluk, noch slecht spreken achter iemand zijn rug.”

 “Hij moet waardig en erg geduldig zijn, tevreden en zeer dankbaar. Hij moet weinig tijd besteden aan praten en een frequente praktijk maken van het rituele gebed [salāt] en het vasten. Hij moet waarheidsgetrouw zijn van tong en standvastig van hart. Hij moet zijn gasten met hartelijke gastvrijheid behandelen en aan iedere aanwezig voedsel geven. Wanneer tegenslagen hem treffen mogen zijn buren niet worden aangetast.”

“Hij mag geen verbale misbruiker [sabbab] zijn, een lasteraar [mughtab], een kwaadspreker [ghayyab], belastert [nammam] of een foutvinder [zammam]. Hij mag niet impulsief [‘ajul] zijn, onachtzaam [ghaful], jaloers [hasud], prikkelbaar [malul], kwaadaardig [haqud] of ondankbaar [kanud].”

 “Hij moet beschikken over een tong die is opgeslagen op [makhzun], een hart dat door verdriet is getroffen [mahzun], een manier van spreken dat is gewogen [mawzun] en een manier van denken dat heinde en verre reist door wat er is en wat er nog moet worden [ma yakun].”

Translate »
error: Content is protected !!