De Islam is een wereldgodsdienst, die ontstaan is in Arabië. De Islam is gebracht door de Heilige Profeet Mohammed ﷺ, maar die sinds de Profeet Adam (alayhi’s salām) bestaat. Het is dus geen nieuwe religie, maar dezelfde Waarheid die Allāh Ta’ālā (Almachtige) geopenbaard heeft via Zijn profeten[1] naar alle mensen. Het Arabische woord Islam betekent literair ‘overgave’, maar als een religieuze term in de Heilige Qur’ān betekent het “overgave aan de Wil van Allāh.”

Islam leert de zuiverste vorm van monotheïsme en ziet polytheïsme als de dodelijkste zonde. Een moslim roept de Schepper bij Zijn persoonlijke naam “Allāh”. Het woord Allāh en het woord “god” en equivalenten in andere talen zijn onstabiel in betekenis van belijdenis door verschillende godsdienstaanhangers.

Voor een vijfde deel van de wereldbevolking is de Islam zowel een religie als een complete beschaafdheid van bezieling. Moslims volgen een religie van vrede, genade en vergeving en het merendeel van de moslims heeft niets te maken met de zeer ernstige gebeurtenissen die zich in de wijde wereld voordoen en in verband worden gebracht met hun geloof door de paginaverkopende en beeldenverkopende media.

Meer dan 1,6 miljard mensen uit een hele reeks van rassen, nationaliteiten en culturen van alle windstreken van de wereld zijn verenigd door de gemeenschappelijke islamitische geloofsovertuiging. Ongeveer 18 % woont in de Arabische wereld, werelds grootste islamitische gemeenschap woont in Indonesië, grote delen van Azië waaronder Barre Saghir (Pakistan, India, Nepal, Bangladesh) en de meeste delen van Afrika, terwijl er een gestaag groei plaatsvindt in Rusland, China, Noord- en Zuid-Amerika en Europa.

Het Arabische woord ‘Islam’ betekent eenvoudigweg ‘onderwerpen’ en is afgeleid van een woord dat ‘vrede’ betekend. In een religieuze context betekent het de volledige onderwerping aan de Wil van Allāh Ta’ālā. ‘Mohammedanisme of Mohammedaan’ is een verkeerde benaming, omdat het suggereert dat moslims de Profeet Mohammed ﷺ (vrede zij met hem) aanbidden in plaats van Allāh Ta’ālā.

De Islam berust op vijf zuilen, namelijk Shahāda (geloof), salāt (gebed), zakāt (armenbelasting), Ramadān (vasten) en hadj (bedevaart). Iemand die de Islam praktiseert, is een moslim. Conform de Heilige Qur’ān is de Islam de oorspronkelijke en universele religie, zelfs even natuurlijk is de moslim, omdat zij zich vanzelfsprekend onderwerpt aan de wetten van Allāh.

Allāh Ta’ālā openbaart: Gewis, de ware godsdienst voor Allāh is de Islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerst onderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allāh verwerpt, (wete) dat Allāh vlug is in het verrekenen.”Surah al-Imrān (het huis van Imrān), H3, vers 19

“En wie een andere godsdienst zoekt dan de Islam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn.”Surah al-Imrān (het huis van Imrān), H3, vers 85

Hazrat Umar bin Al−Khattāb (radi Allāhu anhu) verhaalde: “Eens zei een jood tegen mij: “O leider der gelovigen! Er is [deel van] een vers in uw Heilige Boek dat door alle moslims wordt gelezen, en was het aan ons geopenbaard dan zouden wij die dag [waarop de openbaring had plaats gevonden] als een feestdag erkennen.” Hazrat Umar bin Al−Khattāb vroeg: “Welk vers is dat?” De jood reciteerde het vers: “Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooit en de Islam voor u als godsdienst gekozen.” Surah al-Mā’idah, (de tafel), H5, vers 3. Hazrat Umar zei: “Geen twijfel, wij weten wanneer en waar dit vers aan de Profeet Mohammed ﷺ was geopenbaard. Het was op vrijdag en de Profeet ﷺ stond bij `Arafat [de dag van hadj].” Sahīh al-Bukhārī, Kitāb al-Imān

Voor de mens, die heer en meester is over eigen wil, betekent de Islam praktiseren en uit vrije wil onderwerpen aan Allāh. Een moslim is een volgeling van de Openbaring neergezonden op het hart van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en is dus lid van de islamitische gemeenschap. De naam moslim staat in de Heilige Qur’ān, daarom worden de volgelingen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ moslims genoemd.

Allāh Ta’ālā openbaart ook: “En strijdt voor de zaak van Allāh zoals er voor behoort te worden gestreden. Hij heeft u verkozen en heeft u in de godsdienst geen lasten opgelegd, dit is het geloof van uw vader Abraham. Hij heeft u moslims genoemd voorheen en in dit Boek, opdat Onze Boodschapper getuige over u zij, en dat je getuige moge zijn over de mensheid. Onderhoudt het gebed, betaalt de Zakāt en houdt u aan Allāh vast. Hij is uw Beschermer. Een uitmuntend Meester en een uitnemend Helper.” Surah al-Hadj (de pelgrimstocht), H22, vers 78

Voor een persoon die moslim wil worden is het noodzakelijk om de Islam te accepteren als het ware geloof en geen enkele aspect van de Islam te ontkennen. Een persoon dient eveneens geen contradictie te hebben tegen religieuze aspecten (zaruriyāt-e-Dīn). Een moslim moet liefde en respect hebben en tonen voor degenen die geliefden (Awliya, Ulema, etc.) zijn van Allāh en Zijn Profeet Mohammed ﷺ, zelfs als die persoon zijn vijand is. Hij dient geen eerbied te hebben voor degenen die haat dragen jegens Allāh en Zijn Profeet Mohammed ﷺ, zelfs indien die persoon zijn eigen zoon is.

De Heilige Profeet Mohammed ﷺ verklaarde: “Degene die Allāh lief heeft, haat eenieder om Allāh, geeft geld uit om Allāh en is terughoudend om Allāh, dan heeft hij inderdaad zijn Imān (geloofsovertuiging) volmaakt gemaakt.”

Zelfs indien een persoon geen besef heeft van de noodzakelijke aspecten van de religie, zelfs indien hij een analfabeet is zal hij in de Islam moeten geloven en in de Boodschapper van de Islam. Zelfs als hij de kalima (geloofsartikelen van de Islam) niet perfect kan opzeggen, maar wel in alle aspecten van de Islam geloofd blijft hij een moslim en niet een ongelovige. Daartegenover staat, indien hij salāt, saum, hadj, etc. mist zal hij een zondaar zijn, maar blijft hij een moslim, omdat daden geen onderdeel zijn van Imān.

Islam lijkt misschien exotisch of zelfs extreem in de moderne wereld. Dit komt door het feit dat de meeste mensen in de moderne wereld geen godsdienst in het dagelijks leven belijden, terwijl de moslims religie altijd boven alles in gedachte houden en daarop hun leven funderen. Zij geloven en erkennen dat de Shari’ah[2] zeer serieus moet worden genomen, dat is de reden waarom vraagstuk in het Licht van de religie bekijken steeds belangrijk is, want het is een leefwijze.

In dit filosofisch hoofdstuk wordt niet alleen verteld over Imān en Islam, maar zullen wij ook uitleg geven met profetische ahadīth met de bedoeling dat, door de zegen van de hadīth het geloof van moslims zal worden geperfectioneerd, en zo zullen ze verlossing en geluk bereiken.

Allāh Ta’ālā is de Genadevolle, de Barmhartige en de Meest Milde van de gulle. De Ulema van de Islam zeggen, dat elke discrete moslim (man en vrouw), die de leeftijd heeft bereikt van puberteit, zou moeten weten en correct geloven in de as-Sifāt az-Zātiyya[3] van Allāh Ta’ālā. Dit is voor iedereen primair farz (verplicht). Niet weten is geen excuus, maar een zonde.

Al het andere dan Allāh Ta’ālā wordt de ma’siwa of ‘ālam (de schepping, het universum) genoemd, wat in het Westen “natuur” wordt genoemd. Alle wezens waren niet aanwezig. Allāh Ta’ālā is Degene die ze allemaal creëerde. Ze zijn allemaal van moederszijde (die mogelijk voortkomen uit niet-bestaan) en hādīs[4] (die uit het niets is ontstaan); dat wil zeggen, ze kunnen ontstaan ​​terwijl ze onbestaand zijn, en ze ontstonden terwijl ze niet bestonden. In de hadīth Sharief staat dat ‘Allāh Ta’ālā bestond, al het andere bestond niet’, dit laat zien dat dit waar is. Zelfs een seconde bewijst, dat het hele universum en alle schepsels hādīs zijn, is het feit dat wezens voortdurend transformeren en veranderen in tijd; terwijl, alles wat Qadīm (zonder een begin) is nooit zou moeten veranderen. Allāh Ta’ālā Zāt (eigenheid, essentie) en Zijn attributen zijn Qadīm en veranderen nooit.[5] De veranderingen in wezens kunnen niet uit het eeuwige verleden komen. Ze moet een begin hebben en ontstaan ​​uit elementen of substanties, die zijn gemaakt uit niet-bestaan. Een ander bewijs voor het feit dat het universum mogelijk is, dat wil zeggen, het kan ontstaan ​​uit niet-bestaan, is dat er wezens zijn zoals we zien hādīs; dat wil zeggen, ze ontstaan ​​uit niets.

Er zijn twee wezens: de mogelijkheid en de wājib.[6] Als alleen de mogelijkheid bestond, of wājib al-wujud bestond niet, dan zou er niets bestaan.[7] Om deze reden kon de mogelijkheid niet komen te bestaan ​​of vanzelf voortgaan. Als een of andere kracht het niet had beïnvloed, zou het altijd hebben gebleven in niet-bestaan ​​en kon niet ontstaan ​​zijn. Aangezien een mogelijkheid zichzelf niet kan creëren, kon het natuurlijk ook geen andere mogelijkheid creëren. Dat wat de mogelijkheid heeft gecreëerd moet wājib al-wujud zijn. Het bestaan ​​van de ‘ālam laat zien, dat een Schepper het heeft gemaakt uit het niets. Dus de unieke Schepper van alles wat mogelijk is, de wezens, is de enige wājib al-wujud zonder hādīs of mogelijkheid te zijn, maar altijd aanwezig en Qadīm (eeuwig) is. ‘Wājib al-wujud’ betekent dus, dat zijn bestaan ​​niet van iets anders is dan van zichzelf, dat wil zeggen, dat het altijd zelfbestaan is en niet is gemaakt door iemand anders. Als dit niet zo was, dan zou het een schepsel (mogelijkheid en hādīs) moeten zijn, gecreëerd door iemand anders. En dit is in tegenstelling tot wat is afgeleid van hierboven zoals in het Perzisch ‘Khoda‘ (gebruikt als een naam voor Allāh) betekent ‘altijd Zelf Bestaand, eeuwig.[8]

We zien dat de klassen van wezens zich in een verbazingwekkende volgorde bevinden en dat de moderne wetenschap nieuwe wetten ontdekt, van jaar tot jaar. De Schepper van deze orde moet Hayy (Altijd Bestaand), Aliem (Alwetend) zijn al-Qādir (Almachtig), Murid (Welwillende), as-Sami (Alhorende), al-Basir (Alziende), al-Mutakallim (Alsprekende) en al-Khāliq (Alles scheppend)[9], omdat dood, onwetendheid, onvermogen of onder andermans dwang zijn, doofheid, blindheid en stomheid allemaal gebreken zijn. Het is onmogelijk dat zulke onvolkomen attributen in Hem zijn die deze ‘ālam’ heeft geschapen of kā’ināt (alle wezens) in een dergelijke volgorde en die hen beschermt tegen vernietiging.[10] Bovendien zien we de bovenstaande eigenschappen van perfectie ook in wezens. Hij heeft ze ook aan Zijn geschapen schepsels begunstigd. Als deze attributen niet in Hem bestonden, hoe kon Hij ze in Zijn schepselen creëren, en zouden Zijn schepselen niet superieur zijn aan Hem?

Kortom, al deze redelijke bewijzen die terug te vinden zijn in verzen van de Heilige Qur’ān en Ahadīth laat duidelijk verklaren, dat Allāh Ta’ālā de eigenschappen van perfectie heeft. Daarom is het niet toegestaan om eraan te twijfelen! Twijfel veroorzaakt ongeloof! De hierboven genoemde acht eigenschappen van perfectie worden as-Sifāt as-Thubutiyya genoemd. Allāh Ta’ālā heeft alle acht eigenschappen van perfectie. Er is geen defect, stoornis of verandering in Hem, Zijn Essentie, Attributen of Daden.

Wat is Imān en wat zijn de kenmerken?

Hazrat Abu Huraira (radi-Allāhu ‘Anhu) verhaalde: “Op een dag verscheen de Boodschapper ﷺ van Allāh voor het publiek toen een man naar hem toe kwam en vroeg: ‘Profeet ﷺ van Allāh, (vertel mij) wat is Imān?’. Hierop antwoordde hij (de Heilige Profeet ﷺ): ‘Dat u uw geloof in Allāh, Zijn engelen, Zijn Boeken, Zijn ontmoeting, Zijn profeten bevestigt en dat u uw geloof in de opstanding hiernamaals bevestigt’.” Hij (de ondervrager) vroeg: “Boodschapper ﷺ van Allāh, (vertel mij) wat betekent al-Islam?” Hij (de Heilige Profeet ﷺ) antwoordde: “Al-Islam betekent dat je Allāh aanbidt en niets met Hem associeert en je verricht het verplicht gebed (namāz) en je betaalt de verplichte armenbelasting (zakāt) en naleven het vasten van de Ramadān.” Hij (de ondervrager) vroeg opnieuw: “Boodschapper ﷺ van Allāh, wat betekent al-Ihsān? Hij (de Heilige Profeet ﷺ) antwoordde: “Dat je Allāh aanbidt alsof je Hem ziet, en in het geval je Hem niet ziet, observeer dan het gebed (met dit idee in je geest) dat hij (tenminste) jou ziet.” Hij (de ondervrager) vroeg opnieuw: “Boodschapper ﷺ van Allāh, wanneer zou er het Uur (of Dag des Oordeels) zijn?” Hij (de Heilige Profeet ﷺ) antwoordde: “Degene die ernaar wordt gevraagd, is niet beter op de hoogte dan de ondervrager. Ik vertel echter enkele van zijn tekenen (en deze zijn): wanneer de slavin de meester zal baren, wanneer de mensen op blote voeten de leiders van het volk zouden worden, dit zijn enkele tekenen van (verdoemenis). (Bovendien) wanneer de herders van de zwarte (kamelen) zich zouden verheugen in gebouwen, is dit een van de tekenen van (Dag des Oordeels). (Dag des Oordeels) is een van de vijf (gebeurtenissen verpakt in het ongeziene) die niemand kent behalve Allāh. Toen reciteerde hij (de Boodschapper ﷺ van Allāh) het vers: “Voorwaar, Allāh alleen heeft de kennis van het Uur en Hij is het Die de regen uitzendt en weet wat zich in de baarmoeder bevindt en niemand weet het wat hij morgen zal verdienen, en een persoon weet niet in welk land hij ook zal sterven. Voorwaar, Allāh is Alwetend, Bewust.”

Hij (Abu Huraira) vertelde verder, toen keerde de persoon terug en ging weg en de Profeet ﷺ zei: “Breng die man terug naar mij. De Sahāba gingen heen om hem terug te brengen, maar zij zagen daar niets meer. Hierop merkte de Boodschapper ﷺ van Allāh op, hij was Jibra’il die kwam om de mensen hun religie te leren.” Sahīh Muslim, hoofdstuk Kitāb-ul-Imān

Dīn

Redding is afhankelijk van het feit dat elke geloofsovertuiging van de Ahle Sunnah wa al-Jamā’ah zo vast is dat zelfs wanneer de hemel en aarde verdwijnen de moslims standvastig blijven in hun geloof. U dient bijzondere vrees te hebben gedurende alle tijden om standvastig te blijven in uw geloof. De Ulema (Schriftgeleerden) van de Islam hebben gezegd: “Degene die niet vreest dat zijn Imān kan worden weggenomen, zal op het moment van zijn dood zijn Imān kwijtraken.”

Hazrat Sayyidena Umar Faroek (radi Allāhu anhu) verklaarde: “Als een stem uit de hemel zou zeggen dat iedereen is vergeven behalve één persoon, zou ik vrezen dat ik die ene persoon ben. En als de stem zou zeggen dat alle mensen dwalers van de Hel zijn behalve één persoon, zou ik hopen dat ik die persoon ben.”

  1. Met dien wordt godsdienst bedoeld. Allāh heeft ons via Zijn Boodschapper ﷺ geleerd wat de beste levenswijze is in deze wereld. Enkele overleveringen van de Heilige Profeet ﷺ aan de volgelingen zijn:
  2. Eet, drink, neem en geef met de rechterhand, omdat de Satan met de linkerhand deze handelingen verricht.
  3. Eet met drie vingers, zij die met vijf vingers eten krijgen minder zegen.
  4. Eet pas wanneer het eten koud is ge­worden, omdat warm eten waaruit nog rook komt geen zegen heeft.
  5. Vóór het eten van iets en na het eten altijd de handen wassen.
  6. Drink het water zuigend en niet met grote slokken, want het zal je tegen ziek­ten beschermen.
  7. Goud en satijn zijn halāl voor de vrouwen van mijn volgelingen en harām voor de mannen.
  8. Onheil aan de mannen die vrouwenkle­ding dra­gen en onheil aan de vrouwen die mannen kleding dragen.
  9. Groet eenieder die je tegenkomt, of je hem kent of niet.
  10. Wanneer moslims elkaar ontmoe­ten, elkaar groeten en omhelzen en el­kaar Allāh’s zegen toewensen, vergeeft Allāh Ta’ālā hun zonden.
  11. Gappen komt van de Satan, wanneer je gaapt, moet je proberen zo snel moge­lijk vanaf te komen, want de Satan lacht op dat moment.
  12. Als je niest, moet je Alhamdulillāh zeggen, degene die dat hoort moet op zijn beurt zeggen: “Yā Arhamukall­il­la”. Degene die geniest had ant­woord terug met “Yahdikumul-lalhu wa Yusallihu Bālakum” (betekend: moge Allāh je in je streven succesvol laten zijn).
  13. Lieg nooit, want dat zal je schande brengen én voor klikken zal je in je graf gestraft worden.
  14. Iets goeds zeggen is beter dan zwij­gen en zwijgen is beter dan iets slecht zeggen.
  15. Zij die niet gehoorzaam zijn aan hun ouders zullen niet in het Paradijs terechtkomen.
  16. Wanneer je iets slecht gedaan hebt moet je gelijk iets goeds doen om je zonden daarmee te vereffenen.
  17. Degene van wie het gedrag het beste is, zal ook wel de beste Imān hebben.

[1] In het boek Tazkirāt-e-Anbiya is geschreven, dat er drie ahadīth zijn over het aantal profeten die Allāh Ta’ālā naar de mensen op aarde heeft gestuurd. Dit aantal is 7.000, 124.000 en 124.000 profeten. Echter, de grote Schriftgeleerden van de Islam hebben een beeld dat het aantal 124.000 beter aansluit bij de waarheid.

[2] Heilige Qur’ān en Sunnah (islamitische wetgeving).

[3] As-Sifāt az-Zātiyya van Allāh Ta’ālā is zes: al-Wujud (het Bestaan); al-Qadīm (zonder begin en eeuwig in het verleden); al-Baqā’ (zonder einde en eeuwig in de toekomst); al-
Wahdāniyya (zonder partner); al-Mukhālafatu lie’l-hawādith (zijnde ongelijksoortig aan elk wezen in alle opzichten); al-Qiyām bi Nafsihi (zelfbestaan of onnodig zijn alles voor zijn bestaan). Geen enkel schepsel heeft een van deze zes attributen, noch enige relatie met hen. Ze behoren exclusief toe aan Allāh Ta’ālā.

[4] In managementterminologie van inductie naar deductie genoemd.

[5] Echter, in het universum verandert de toestand van substanties in fysieke gebeurtenissen. In chemisch reacties, verandert de essentie of de structuur van stoffen. We zien objecten of substanties ophouden te bestaan en veranderen in andere stoffen. Vandaag de dag, in atomaire veranderingen en nucleaire reacties, die onlangs zijn ontdekt, de materie of element, ook ophoudt te bestaan en verandert in energie.

[6] “Wujud betekent” bestaan, zijn. Er zijn drie soorten van bestaan: de eerste is wājib al-wujud, het noodzakelijke bestaan. Hij bestaat altijd. Hij is nooit eerder onbestaande geweest, en ook niet zal stoppen met bestaande in de eeuwige toekomst. Alleen Allāh Ta’ālā is wājib al-wujud. De tweede is mumtani ‘al-wujud, dat kan niet bestaan. Het zou nooit moeten bestaan. Zoiets is Sharik al-Bari ‘(partner van Allāh Ta’ālā). Een andere godgenoot van Allāh Ta’ālā of een gelijkenis met Hem kan nooit bestaan. De derde men is mogelijk al-wujud, dat kan al dan niet bestaan. Zo ook het universum, alle wezens zonder enige uitzondering. Het tegenovergestelde van wujud is ‘adam (niet-bestaan). Alle wezens waren in ‘adam, waren onbestaand, voordat ze ontstonden.

[7] Want het is een verandering, een gebeurtenis, om te ontstaan uit niet-bestaan, en volgens onze menselijke kennis in de natuurkunde, om een verandering in een stof te laten plaatsvinden, moet de stof zijn opgevolgd door een uitwendige kracht, waarvan de bron aan de substantie voorafgaat.

[8] Is een samentrekking van twee woorden Goed Allāh (Khoda), Zelf Bestaand. Voorbeeld van een Nederlands woord zo’n (zo een).

[9] Dit zijn de acht Sifāt Thubutiyya van Allāh Ta’ālā.

[10] Elk wezen, van atoom tot ster, is gemaakt met enkele berekeningen en wetten. De regelmaat in de bekende wetten van de natuurkunde, scheikunde, astronomie en biologie verbijstert de mens geest. Zelfs Darwin moest dat zeggen toen hij dacht aan de orde en delicaatheid in de structuur van het oog en voelde alsof hij gek zou worden. Is het mogelijk dat Hij die alle wetten heeft geschapen, delicate berekeningen en formules die worden onderwezen, omdat wetenschappelijke kennis defectief is?

Translate »
error: Content is protected !!