Introductie van een belangrijke- en eervolle ambt, de rol, verantwoordelijkheid en methodologie van juridisch advies

In islamitische staten waren er Shaikh-ul-Islam, dat wil zeggen hoofden van religieuze zaken en islamitische mufti’s. Er waren ook tijden dat er regeringsfunctionarissen waren die mufti werden genoemd. Islamitische mufti, ook wel Shari’ah mufti genoemd, en de regeringsfunctionaris die mufti worden genoemd mogen niet voor elkaar worden aangezien. Islamitische mufti’s waren de Schriftgeleerden die de halāl (Geboden) en harām (Verboden) van Allāh Ta’ālā aan de mensen onderwezen, dat wil zeggen de Shari’ah (Heilige Qur’ān en Sunnah). De regeringsfunctionaris genaamd mufti’s kende de Shari’ah zelf niet. Als wetten iets zouden bevelen dat Allāh Ta’ālā harām had gemaakt, zouden ze niet zeggen dat het ongeoorloofd was om te doen. Als wetten iets verbieden dat Allāh Ta’ālā halāl had, konden ze niet zeggen dat het nodig was om te doen. Ze zouden ofwel zwijgen of het tegenovergestelde zeggen. Daardoor zouden ze het oneens zijn met de religie en de moslims tot zonden of ongeloof drijven.

Gedurende de tijden zoals toen de legers van Genghis Khan de landen van moslims binnenvielen of tijdens de tijden van de Fātimi en de Rasooliden, en zelfs tijdens de tijd van de Abāsid zeiden dergelijke regeringsfunctionarissen genaamd mufti’s ‘halāl’ over de harām zaken. Ze zeiden zelfs dat de Heilige Qur’ān een schepsel was. In de tijd dat die regeringsfunctionarissen ervoor zorgden dat de religie werd afgebroken door het schrijven van verzonnen fatāwa (juridische adviezen), bleven degenen die trouw bleven aan de boeken van fiqh en aan de Boeken die de Waarheid over de religie onderwijzen, op de goede weg. Zo konden ze hun geloof redden.

In deze uitgave behandel ik de status van de mufti, zijn verantwoordelijkheden, de methode van het geven van adviezen, en de soorten mufti’s binnen de Shari’ah. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van de hoofdbronnen Fatāwa Europe door mijn praktijkbegeleider [tijdens mijn PhD Islamic Studies en onderzoekstudie Juridisch Doctor Islamic & Secular Law] 1. Mufti-e-Azam Europe, Faqīh-e- Islam, Sheikh al-Sunniyat, Amin-e-Shariat Bihār, Hazrat Allama Maulana Abdul Wājid Qadri (AlaihirRahma), 2. Al-Insāf fi Bayān Sabab al-Ikhtilāf door Shah Waliullah al-Delhwi (AlaihirRahma) en 3. het boek Disagreements of the Jurist, a manual of Islamic Legal Theory, een Engelse vertaling van prof. dr. Devin J. Stewart[1] van de originele Arabisch titel door Al-Qāzi al-Nu’mān. Deze bijdragen heb ik geparafraseerd in dit boekje.

De leergang om mufti te worden

De eerste vereiste om een mufti te kunnen worden is dat de persoon een Alim-e-Din (islamitische theologie) opleiding heeft afgerond en enige jaren praktijkervaring heeft opgedaan in het onderwijzen, adviseren of voorgaan in moskeeën. Deze rollen kunnen tegelijk samengaan met de ambt naib-e-mufti (assistent mufti), terwijl de persoon studeert om een mufti te kunnen worden.

Wat wil zeggen juridisch adviseur, een raadgever vanuit eigen opinie gebaseerd op en afgeleid van de Geschriften (Heilige Qur’ān en Sunnah, lees hadīth boeken).

Hij moet beginnen met het leren van de betekenissen van de Heilige Qur’ān en moet belangrijke verzen en suwār uit het hoofd leren. Veel aandacht besteden aan het uit het hoofd leren van de teksten van de Sunnah van de Profeet Mohammed ﷺ, omdat dit het doel is waarvoor de Schriftgeleerden alle wetenschappen van de hadīth hebben gevestigd. Het is dus niet toegestaan ​​dat de zoeker naar kennis door de middelen van het doel wordt afgeleid. Het uit het hoofd leren van de teksten van de Sunnah van de Profeet Mohammed ﷺ begint met het uit het hoofd leren van de ahadīth waarover er overeenstemming is tussen de twee Sahīh (al-Bukhārī en Muslim), en vervolgens door de teksten uit het hoofd te leren die alleen aan Imām al-Bukhārī zijn overgeleverd, en daarna door de ahadīth uit het hoofd te leren die door Imām Muslim zijn verzameld. Dit zal leiden tot het bereiken van de eerste en belangrijkste fase in het vormen van de hadīth-mentaliteit in degene die op zoek is naar kennis van de overlevering. Daarna gaat hij verder met het onthouden van ahadīth die extra zijn dan die van de twee Sahīh en te vinden zijn in de overige vier boeken Tirmizi, Abu Dawood, Ibn Majāh, Nasā’ī en de bekende Musnad.[2] Hij kan daarbij hulp zoeken van vele boeken als ondersteuningsmiddel waarin de extra zawā’id (rapporten) zijn samengesteld en geclassificeerd. Dus, de mufti leergang duurt meerdere jaren afhankelijk van zijn interesse gebied en intelligentie. Hij kan net als de jurist in de seculier wereld zich specialiseren in bijvoorbeeld familierecht, strafrecht, de vijf erediensten, financiën en handel. Het bezitten van diepgaand kennis van alle gebieden is onmogelijk binnen een studietijd van drie jaar af te ronden.

Abu ‘Abdallah ibn Battah vermeldde in zijn boek al-Khala’ dat Imām Ahmad zei: “Niemand zou zichzelf moeten opstellen om fatāwa uit te vaardigen totdat hij vijf kwaliteiten heeft bereikt:

  1. Hij dient een goede intentie te hebben, want als hij geen goede intentie heeft, zal hij niet gezegend worden en zullen er geen zegen in zijn woorden zijn.
  2. Hij moet deskundig, verdraagzaam, waardig en kalm zijn.
  3. Hij moet diepgaand kennis van zaken hebben.[3]
  4. Hij moet een sterke persoonlijkheid zijn en niet worden beïnvloed door de kritiek van mensen.
  5. Hij moet weten hoe mensen zich gedragen.[4]

Conform Alahazrat Imām Ahmad Raza Khan Qadri (radi Allāhu anhu) moet een mufti die een fout heeft gemaakt middels zijn uitspraak, dat trouwens altijd schriftelijk moet zijn, zijn excuses aanbieden aan de benadeelde. Heeft hij in het openbaar een verkeerde uitspraak gedaan, dan moet hij ook in het openbaar zijn excuses maken. Fatāwa Europe, blz. 172. Deze leefregel heeft het westen overgenomen van de islam.

De status van de mufti

De bovenstaande vijf kwaliteitseisen van Imām Ahmad Hanbal en ook van Alahazrat (radi Allāhu anhuma) vormen de grondvest voor het uitgeven van fatāwa. Als een van hen ontbreekt, zal er een evenredig defect in de mufti zijn. Er zijn veel van dergelijke omstandigheden, die uiteindelijk neerkomen op twee:

  1. Kennis, omdat de mufti mensen zal vertellen over de regels van Allāh Ta’ālā en hij kan niet spreken over de regels van Allāh Ta’ālā als hij er niet van op de hoogte is.
  2. Deugdelijkheid van karakter, dus hij is rechtvaardig in al zijn zaken, hij vreest Allāh Ta’ālā en hij blijft weg van alles wat zijn geloofwaardigheid kan ondermijnen.

De geleerden zijn het erover eens dat een fatwa niet kan worden geaccepteerd van iemand die immoreel is, zelfs niet als hij goed geïnformeerd is. Dit werd duidelijk verklaard door al-Khatib al-Baghdādi.[5]

Degene die aan deze twee voorwaarden voldoen, is een geleerde wiens woorden kunnen worden aanvaard, maar wie niet aan deze voorwaarden voldoet, behoort niet tot de mensen van kennis wiens woorden kunnen worden aanvaard. De woorden van iemand van wie bekend is dat hij onwetend is of van wie bekend is dat hij geen goed karakter heeft, kunnen niet worden aanvaard.

Soorten mufti’s

In Fatāwa Europe, blz. 170 e.v., staat geschreven dat in realiteit de mujtahidin[6] een mufti is die ook faqīh werd genoemd. Hij had de kennis en inzicht om ijtihād[7] te doen. Niemand buiten deze specialisten had het recht om zich mufti te laten noemen. 

Degenen die āyat en ahadīth lezen zonder islamitische kennis te leren of kennen en wie ze betekenissen geef volgens hun eigen gedachten en meningen worden niet islam geleerden genoemd. Het kunnen vertalers zijn met kennis van het Arabisch zoals de priesters in Beiroet. Hoe versierd en helder hun geschriften en woorden ook zijn, ze zijn niets waard. Allāh Ta’ālā houdt niet van de geschriften en woorden die niet overeenstemmen met de Shari’ah en/of geaccepteerd door de Ahle Sunnah Ulema. Vertalingen moeten van de soenniet zijn en/of hooggeleerde kāfir professoren. Van de laatste groep moet hun vertaalwerk worden gescreend op mogelijk onjuiste weergave van de originele authentieke teksten.

Ibn-e-Abidin (radi Allāhu anhu), terwijl hij Qāzi’s (rechters) beschrijft, zegt in zijn befaamde boek op de pagina 301 van deel vier: ”Het is niet geschikt voor een zondaar om mufti te worden [genoemd], omdat de zaken om een religieus kwestie gaan waarop een ​​fatwa moet worden gegeven. De woorden van de zondaar kunnen in religieuze aangelegenheden niet worden aanvaard. De zaak is hetzelfde volgens de andere mazāhib. Het is niet toegestaan ​​om dergelijke mufti’s iets te vragen. Ook is het volgens de unanimiteit (van Ulema) een essentiële voorwaarde dat de mufti een moslim moet zijn en gezond. De fatwa van een rechtvaardige en vrome dame of van iemand die niet in staat om te spreken is acceptabel. De mufti of de Qāzi moet een fatwa geven volgens de woorden van Imām-e-Azam Abu Hanīfa. Als de mufti het niet duidelijk vindt in de zijne woorden, zou hij de woorden van Imām-e-Shaybani moeten nemen. Na hem zou hij de voorkeur moeten geven aan die van Imam-e-Zufar woorden, en dan die van Hasan bin Zayyad. Die mufti’s die Ashāb-e-Tarjih (mujtahid van binnen) zijn een mazhab) kies degenen met geluidsdocumenten uit ijtihād. Degenen die dat niet zijn volgen van de mujtahid de woorden waaraan deze de voorkeur hebben gegeven. De woorden en adviezen van de mufti’s en uitspraken van Qāzi’s die dat niet doen, zijn niet acceptabel. Dit betekent dat in de zaken die niet zijn gekozen door Ashāb-e-Tarjih het noodzakelijk is om het woord van Imām-e-Azam te verkiezen. Zoals het wordt gezien, moet de mufti een mujtahid zijn in een mazhab. Hij die niet zo is, wordt geen mufti genoemd; hij wordt een verteller genoemd, dat wil zeggen iemand die de fatāwa van een ander overbrengt.”

Dus de twee soorten mufti’s zijn, de afgestudeerde mufti die onder gezag van een Muft-e-Azam heeft gewerkt, en de tweede is de mufti die geen mufti opleiding heeft genoten maar citeert uit fatāwa boeken. Fatāwa Europe

Introductie van fiqh

Verandering van de betekenissen van sommige woorden verband met kennis. Imam al-Ghazālī (radi Allāhu anhu) zegt: “De mensen hebben de oorspronkelijke betekenis van de woorden Fiqh, ‘ilm, Tauhid, Tazkir en Hikmat veranderd en hen de betekenis van hun eigen ego gegeven. Als resultaat zijn zij nu verwijtbaar geworden.”

Fiqh (religieuze leren)

Het heeft nu de betekenis van de wetenschap van ongebruikelijke rechtszaken, mysterie van de kleinste details van jurisprudentie en overmatige debatten daarover. De man die aandacht geeft aan een dergelijke wetenschap wordt een faqīh[8] of rechtsgeleerde genoemd.

In de eerste eeuw van de Hijri, had het een andere betekenis. Het was een wetenschap van:

  1. het pad van het Hiernamaals
  2. de kennis van de positieve en negatieve zaken voor de ziel
  3. de kennis van de betekenissen van de Heilige Qur’ān
  4. de heerschappij van vrezen voor Allāh Ta’ālā over het hart.

Fiqh of jurisprudentie is dat wat een dergelijke waarschuwing geeft en angst in plaats van de details van de scheiding, vrijlating, verhuur, etc.

Allāh Ta’ālā openbaart (vertaling): “O jij die gelooft, vergelding inzake doodslag is je voorgeschreven, de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw [dus wet van gelijkwaardigheid]. Maar, indien iemand kwijtschelding is verleend door zijn broeder, dan moet de eis billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid. Dit is verzachting en barmhartigheid van jouw Heer. Wie daarna overtreedt, hem wacht een pijnlijke straf.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 178

Evolutie van de fiqh

  1. Fiqh in de tijd dat de Profeet ﷺ de islam verkondigde.
  2. Fiqh in de tijd van de Sahāba (radi Allāhu anhum)
  3. Fiqh anno 2020

De vier A’imma en hun wetscholen

  1. Imam Abu Hanīfa an-Nu`man ibn Thābit al-Kufi, (80-150 H).
  2. Imam Abu `Abdillah Malik ibn Anas al-Yahsubi, (93-179 H)
  3. Imam Abu `Abdillah Muhammad ibn Idris al-Shāfi’ī,(150-204 H)
  4. Imam Abu `Abdullah Ahmad ibn Muhammad ibn Hanbal al-Shaybani, (164-241 H)

Imam Bukhārī leerde 100.000 Sahīh Ahadīth uit zijn hoofd, en 200.000 die niet Sahīh waren. Een laatste punt ter overdenking is dat ondanks al hun werk, de Hadīth geleerden nog steeds (slechts) Hadīth-geleerden zijn. Het zijn van een Hadīth-geleerde maakt iemand niet automatisch een geleerde in de fiqh. Een duidelijk voorbeeld hiervan is al-Amāsh, die één van de grootste Hadīth geleerden ten tijde van Abu Hanīfa was. Wanneer hem een vraag gesteld werd over een bepaalde kwestie, zei hij dat hij geen Hadīth kende over die zaak. Abu Hanīfa echter gaf een fatwa over deze zaak, gebaseerd op een Hadīth die hij beweerde gehoord te hebben van Al-Amāsh. Toen Al-Amāsh hierover bij Abu Hanīfa informeerde, legde de Imām hem uit hoe hij één van de Ahadīth gebruikte die Al-Amāsh hem had verteld hierover, en Al-Amāsh zei: “Wij (de geleerden van Hadīth) zijn als apothekers en jullie (de geleerden van de fiqh) zijn als artsen.”

Hadīth wordt ook aangeduid als Sunnah. Het woord Sunnah wordt afwisselend gebruikt met het woord Hadīth, in het bijzonder als we spreken over de bronnen van de islamitische jurisprudentie (als eerste de Heilige Qur’ān en als tweede de Hadīth of de Sunnah). Sunnah slaat ook op de levenswijze van de Profeet Mohammed ﷺ. Sunnah is verder ook een aanduiding of classificatie binnen de fiqh om de regelingen met betrekking tot diverse zaken van elkaar te onderscheiden. Als een bepaalde daad of handeling als Sunnah wordt aangeduid, dan betekent dit dat het aanbevolen of benadrukt wordt.

Noodzaak van het volgen van de vier A’imma

De eenheid van de Ummah lijkt vandaag de dag letterlijk in gevaar te zijn. Vandaag de dag zijn we gedwongen om te accepteren dat er onder ons een kleine minderheid bestaat, volgers van een afwijkende sekte wiens schaduw zich over de hele wereld verspreidt en de eenheid in gevaar brengt. Waarschijnlijk heeft eenieder van ons wel ervaringen met hen gehad. Hun arrogantie, hun onwetendheid, en hun vaak scherpe agressiviteit zijn helaas nogal onvergetelijk. Overal waar we ons richten in onze moslimgemeenschap, daar blijken zij ook aanwezig te zijn. Net als een soort van spiritueel virus, verspreiden zij zich door het lichaam van de Ummah. Eén of twee van hen zijn genoeg om de meest plezierige samenzijn van gelovigen te overschaduwen. Nu hebben deze mensen zichzelf ingedeeld in ontelbare sektes, sub sektes en aftakkingen en volgen géén van de vier A’imma. Zij achten zichzelf superieur aan de vooraanstaande `Ulema uit het verleden. Zij beweren dat de vier rechtsscholen, de Mazāhib, welke het mechanisme, garantie en samenhang van de traditionele islam voor zo lang zijn geweest, grove fouten van inhoud en van methodologie bevatten. Van hen is de schandelijke bewering afkomstig dat de oorspronkelijke weg van de islam nooit de moslims heeft opgelegd de scholen van fiqh voort te brengen of te volgen. In hun literatuur, maken zij de beschuldiging dat het volgen van een mazhab als een soort van alternatief is op het volgen van de Sunnah van de gezegende Profeet Mohammed ﷺ. En, zodoende zoals velen van hen beweren, dat het een vorm is van het opstellen van een menselijk autoriteit naar de autoriteit van Allāh Ta’ālā (Hoog en Verheven is Hij!) en het dus een vorm van shirk is.

De grote Mālikī geleerde Imām al-Bājī zegt bijvoorbeeld: “Taqlīd (het navolgen) van `Ulema is wājib (verplicht) voor de `āmmī (leek)” Ahkām al-fusūl ilā `ilm al-Usool, p.783, Beiroet 1986

De methodologie van het verwerven van kennis.

Taqlīd is een Arabische term in de islamitische juridische terminologie. het betekent letterlijk “iemand zonder enig bewijs te volgen”. In de islamitische juridische terminologie betekent het een mujtahid volgen (als een islamitische Schriftgeleerde die bevoegd is op de interpretatie van Shari’ah) zoals hij ze heeft afgeleid, dat wil zeggen, na de beslissingen van een religieuze expert zonder noodzakelijkerwijs het onderzoeken van de Schriftuurlijke basis of de motivering van die beslissing, zoals het accepteren en naar aanleiding van de uitspraak van de geleerden van fiqh zonder eis een uitleg van de processen die ze aankomen op het, dus vasthouden aan een van de klassieke scholen (mazāhib) van jurisprudentie.

Ibn Khaldūn bijvoorbeeld heeft veel interessants te zeggen over de evolutie van de fiqh, en wijst ons op dit punt. Hij zei: “Niet alle Sahāba (radi Allāhu anhum) waren bevoegd om fatāwa te geven en de [het onderwijs in de] islam werd niet van hen allen aangenomen. Dat voorrecht was alleen voor diegenen die de Qur’ān geleerd hadden, kennis hadden over zijn inhoud door middel van de nāsikh wal mansūkh (opheffende verzen en terughaalde verzen door Jibra’il)[9], dubbelzinnige en duidelijke bewoordingen en zijn andere bijzondere eigenschappen.” Ibn Khaldūn, Muqaddima p.216

Verschillen tussen de Shari’ah en door de mens bedachte wetten

  1. Shari’ah
  2. Goddelijke oorsprong
  3. Consequenties in deze wereld en in het Hiernamaals
  4. Ontwikkeling van persoonlijke verantwoordelijkheid aan Allāh Ta’ālā
  5. Absolute criteria verstrekken, voordelen ten behoeve van de schepsels.

Seculier

  1. Menselijke oorsprong
  2. Consequenties in deze wereld alleen
  3. Louter trouw aan de seculiere wetgeving
  4. De publieke opinie al dan niet gunstig.

Wat is een fatwa?

Fatwa betekent communiceren of iets wel of niet in overeenstemming is met de Shari’ah. Het is geen fatwa om alleen te zeggen: “Het is in overeenstemming” of “het is niet toegestaan.” Het is ook nodig om te zeggen van welk boek van fiqh en van welk schrijven dit antwoord is afgeleid. De fatāwa die niet zijn conform de boeken van fiqh zijn incorrect. Het is ook niet toegestaan ​​om van de fiqh boeken afhankelijk te zijn.

Wat zijn juridische vaardigheden voor uitspraak islam of seculier?

Juridische vaardigheden zijn de belangrijkste skills die nodig zijn voor het beantwoorden van een juridische zaak. Deze vaardigheden zijn van belang om te voorkomen dat feiten verkeerd worden weergegeven, de juridische selectie van de feiten onjuist is, de rechtsvraag onjuist is geformuleerd of de rechtsregel verkeerd is geïnterpreteerd. Juridisch vaardigheid betekent (ook) voorbereiding op de rechtspraktijk en daarom training in die vaardigheden die men moet beheersen om deze rechtspraktijk adequaat te kunnen beoefenen. Andere fouten kunnen de weergave van de argumenten van de wederpartij betreffen of de structuur van het juridisch betoog. Men moet niet alleen de rechtsbronnen kennen, maar ook letten op de wijze waarop juristen er onder invloed van de omstandigheden van een geval mee omgaan bij het argumenteren en het schrijven van fatwa.

Figuur 1 © Tangali

In figuur 1 heb ik een schema gemaakt hoe stapsgewijs naar een juridisch antwoord gewerkt kan worden op een ingediende zaak. Deze methode wordt ook gebruikt in de compliance audit, dus niet het beantwoorden van een zaak maar het toetsen of in de beantwoording belangrijke details niet uit het oog verloren is gegaan.

Theorieën van bronnen (zie figuur 1)

In de vormende periode gebruikten juristen naast de Heilige Qur’ān en de Sunnah nog verschillende andere bronnen. Imām Shāfi’ī stelde voor om het meningsverschil te verminderen door de bronnen te beperken tot de volgende vier, namelijk:

  1. de Heilige Qur’ān,
  2. de profetische Sunnah,
  3. analogieën afgeleid van deze teksten (Qiyās) en
  4. consensus (itjma’).

De Usool (principes) van fiqh (islamitische jurisprudentie) hebben betrekking op de afleiding van uitspraken [Ahkām] met betrekking tot alle zaken van aanbidding [‘ibādah], handelingen [mu’āmalāt] of elke vorm van handeling die in dit leven vanuit de Heilige Qur’ān en de Sunnah van de Profeet Mohammed ﷺ. Om dit nauwkeurig te doen, moet een geleerde zich strikt aan bepaalde principes en voorschriften houden, namelijk een wetenschap die Usool al-Fiqh wordt genoemd.

Over het algemeen omvat de studie van Usool al-Fiqh de studie van de volgende vier hoofdtakken:

  1. Islamitische bronnen (of bewijzen) waarop alle Ahkām zijn gebaseerd. Dit zijn teksten van de Heilige Qur’ān en de authentieke Sunnah, evenals de itjma (consensus) van de metgezellen [Sahāba-e-Kirām]. Dit omvat ook de bespreking van bewijs [adillāh], hun typen en hun autoriteit. Sommige van deze adillāh zijn Qiyās, Istihsan, ‘Urf, al-Masalih al-Mursalāt, enz.
  2. Regels en wat de faqīh (wetgever) daarmee bedoelde, hun typen, wat hen beïnvloedt, hoe ze kunnen worden toegepast en de voorwaarden met betrekking tot hun gebruik. De soorten Ahkām verwijzen naar verplichtingen [wājib], verboden [harām], aanbevelingen (mustahab), bezwaarlijke [makruh] en de gesanctioneerde [mubāh]
  3. Principes of regels die de geleerden ter beschikking staan om Ahkām af te trekken en af te leiden op basis van de adillāh voornoemde en
  4. Kwalificaties en voorwaarden vereist van fuqaha die verantwoordelijk zijn voor de correcte toepassing van Usool al-Fiqh. Dit wordt soms de voorwaarden van ijtihād genoemd.

[1] Stewart studeerde magna cum laude af met een A.B. in Nabije Oosten Studies van Princeton University in 1984 na het voltooien van een 143 pagina’s lange senior scriptie getiteld “Three Wise Men: The Safawi Religious Institution 1576 – 1629.” Hij voltooide het programma van het Center for Arabic Study Abroad aan de American University in Cairo, en behaalde vervolgens zes jaar later zijn doctoraat met onderscheiding in Arabic en Islamic Studies aan de Universiteit van Pennsylvania.

[2] De term musnad wordt ook toegepast op die verzamelingen ahadīth die door elke metgezel afzonderlijk geven. Onder de vroege samenstellers van zo’n Musnad waren Yahya bin ‘Abd al -Hāmid al -Himmani.

[3] In zaken van onder andere juridische- en economische aard in bijvoorbeeld Nederland moet hij ook kennis hebben van de Nederlandse wetgevingen zodat hij geen fatwa (advies) geeft wat indruist tegen de nationale wetgeving anders kan de adviesvrager een financiële sanctie of vrijheidsstraf krijgen. Daarvoor dient hij de hulp in te roepen van de seculiere juristen en economen, dus samenwerken.

[4] Psychologie en sociologie

[5] Al-Khatib al-Baghdādi, een Soenniet, werd geboren op 24 Jamādi ‘al-Thāni, 392 H (10 mei 1002) in Hanikiya, een dorp ten zuiden van Bagdad. Hij was de zoon van een predikant en begon op jonge leeftijd te studeren bij zijn vader en andere Shaikh. Na verloop van tijd studeerde hij andere wetenschappen, maar zijn voornaamste interesse ging uit naar hadīth. Op 20-jarige leeftijd stierf zijn vader en hij ging naar Basra om hadīth te zoeken. In 1024 vertrok hij voor een tweede reis naar Nishapur en verzamelde hij meer hadīth in Rey, Amol en Isfahān. Het is onduidelijk hoelang hij heeft gereisd, maar door zijn eigen verslagen is hij tegen 1028 terug in Bagdad. Hoewel hij een autoriteit was op het gebied van hadīth, was het zijn prediking die tot zijn roem leidde die hem later in zijn leven zou helpen.

[6] Een gezaghebbende vertolker van de religieuze wet van de islam.

[7] Een proces van juridisch redeneren en hermeneutiek waardoor de jurist-mujtahid de wet afleidt of rationaliseert op basis van de Heilige Qur’ān en de Sunnah van de Profeet Mohammed ﷺ.

[8] In het Arabisch is de uitleg van het woord faqīh “letterlijk iemand die goed begrijpt.” Er is een verschil tussen de volgende twee andere derivaten als fiqh, fahm, ‘ilm en dergelijke en derivaten als faqīh, fahim, alim en dergelijke, omdat in aanvulling op de uiting van de kenmerken van een zelfstandig naamwoord de laatste groep van twee woorden ervaring, specialiteit en permanente karakter aanduidt van de daarmee samenhangende kwaliteit en trek. Dus, faqīh is iemand die is een expert in de wetenschap van Fiqh. Hetzelfde geldt voor Hakim, een filosoof of een arts, die verwijst naar iemand die goed thuis in Hikmah, filosofie en Tibb (geneeskunde). In de huidige studie kan dus de term faqīh niet verwijzen naar een goed geïnformeerde man of expert, het heeft alleen betrekking op een bepaalde klasse van deskundigen die gespecialiseerd zijn in een wetenschapsgebied van fiqh. Zo faqīh is dus iemand die gespecialiseerd is in de islamitische wet en fiqh (jurisprudentie) en is een mujtahid, gekwalificeerd om deskundig advies (fatwa) in het gebied van de Shari’ah, de islamitische wetten, te geven.

[9] Dit wil niet zeggen dat deze verzen van de Heilige Qur’ān niet meer geldig zijn, maar Allāh Ta’ālā heeft het voor Ummah van de Profeet Mohammed ﷺ het naleven ervan bespaart.

Translate »
error: Content is protected !!