Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Stichting Noorani Islamic Research Institute bestaat intussen al 12 jaar. Na veel vertaalde werken en onderzoek publicaties, en Raza Shari’ah & Sufi School zijn wij aan de volgende stap bezig voor (in beginsel gratis) dienstverlening aan de Sunni Hanafi moslimgemeenschap in Nederland. Deze dienstverlening onder de naam Razvi Fatwa Council gaat over legal kwesties op het terrein van de islam en de Nederlandse wet- en regelgeving. Islam zaken worden behandeld in het Licht van de Shari’ah (Heilige Qur’an, Tafsir en Ahadith boeken), daarnaast de fiqh (jurisprudentie) boeken: Fatawa Razviyya, Bahaar-e-Shariat, Durr- en Radd-e-Muhtar, Fatawa Europe. Deze fiqh boeken geven vooral voor de Hanafi School Urdu sprekend volk goede antwoorden. Indien het antwoord niet in deze fiqh boeken staan, dan leiden wij dat af van de Shari’ah. Al onze juridische adviezen zijn altijd onderbouwd!
Onze juristen werken op vrijwillige basis en zijn academisch geschoold in zowel Shari’ah als de Nederlandse en internationale wet- en regelgeving. De juristen bestaan uit juridische onderzoekers, behandelaars en beslissers.
Een fatwa is een niet-bindende juridische uitspraak over een punt van de islamitische wet (Shari’ah) gegeven door een gekwalificeerde jurist in antwoord op een vraag gesteld door een particulier, rechter of overheid. Een jurist die fatwa’s uitvaardigt wordt een mufti genoemd en de handeling van het uitvaardigen van fatwa’s wordt Iftā genoemd. Fatwa’s hebben een belangrijke rol gespeeld in de islamitische geschiedenis en hebben nieuwe vormen aangenomen in de moderne tijd.
Mufti’s traden op als onafhankelijke geleerden in het klassieke rechtssysteem. Door de eeuwen heen werden soennitische mufti’s geleidelijk opgenomen in de staatsbureaucratieën.
In de moderne tijd hebben fatwa’s de veranderende economische, sociale en politieke omstandigheden weerspiegeld en de zorgen aangepakt die zich voordoen in verschillende moslimgemeenschappen. De verspreiding van gecodificeerde staatswetten en juridisch onderwijs in westerse stijl in de moderne moslimwereld heeft mufti’s verdreven van hun traditionele rol van het verduidelijken en uitwerken van de wetten die in rechtbanken worden toegepast. In plaats daarvan hebben moderne fatwa’s in toenemende mate gediend om het grote publiek te adviseren over andere aspecten van de Shari’ah, met name vragen over religieuze rituelen en het dagelijks leven.
Moderne publieke fatwa’s hebben controverses in de moslimwereld aangepakt en soms veroorzaakt, en sommige fatwa’s in de afgelopen decennia hebben wereldwijde bekendheid gekregen.
De juridische methodologie van de moderne Iftā wijkt vaak af van de premoderne praktijk, met name in het Westen. De opkomst van moderne media en universeel onderwijs heeft de traditionele instelling van Iftā op verschillende manieren getransformeerd. Hoewel de proliferatie van hedendaagse fatwa’s getuigt van het belang van islamitische authenticiteit voor veel moslims, is er weinig onderzoek gedaan om te bepalen hoeveel deze fatāwa de overtuigingen of het gedrag van het islamitische publiek beïnvloeden.
Uitleg juridische kwesties, beleid en procedures die relevant zijn voor beoordeling, inclusief die voor vertrouwelijkheid, gezondheid, veiligheid en welzijn.
Juridische kwesties
Een juridische kwestie kan worden gedefinieerd als een vraag of situatie die primair betrekking heeft op de toepassing van rechtsbeginselen. Juridische problemen doen zich voor als gevolg van het niet naleven van de rechtsbeginselen die als een overtreding van de wet kunnen worden beschouwd.
Welke zaken kunnen wij behandelen?
Alle Shari’ah zaken, business- en particuliere zaken.
Beleid en procedures
Beleid en de procedures zijn nodig wanneer er sprake is van een behoefte aan consistentie in uw dag-tot-dag van de operationele activiteiten. Beleid en procedures bieden de lezer ook duidelijkheid bij het omgaan met verantwoordingskwesties of activiteiten die van cruciaal belang zijn voor de samenleving, het bedrijf zoals gezondheid en veiligheid, juridische aansprakelijkheid, wettelijke vereisten of kwesties die ernstige gevolgen hebben.
Behandeltermijn van uw zaak
Wij reviewen een ingediende zaak eerst op kwaliteitscriteria zoals juistheid, volledigheid en tijdigheid. Vervolgens bespreken wij de zaak met de indiener en maken een strategisch plan. Deze periode beslaat maximaal 8 weken. Hierna wordt het plan uitgevoerd. De duur van dit laatste traject is afhankelijk van de snelheid waarmee de stakeholders beschikbaar zijn en de gevraagde informatie beschikbaar kunnen stellen.
Tot slot,
Cryptomunt, bitcoin, is dit conform de Shari’ah toegestaan?
Zaakindiener: de heer F.M.S. N. | Datum ontvangen: 9-1-2022 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 9-1-2022 |
Het vrijemarktprincipe is een islamitisch principe.
De islam heeft de mens veel vrijheid gegeven, maar wel te begrijpen als Vrijheid in gebondenheid. Dit wil zeggen dat voordat de mens een activiteit verricht, een dienst of product ontwikkeld gaat toetsen aan de Heilige Qur’ān en Sunnah of het resultaat van de inspanning niet indruist tegen de Shari’ah in.
Ten aanzien van betaalmiddelen is met de tijd veel veranderd van chartaal- naar giraal geld, maar hiertegenover staat dat altijd de rechthebbende eigenaar zijn tegoeden in contant geld kan opnemen bij de bank. Islam beschouwt goederen met intrinsieke waarde[1] als valuta. Dus, papiergeld of elektronisch geld kan worden gebruikt zolang het wordt ondersteund door een van deze grondstoffen tegen een vaste wisselkoers; met andere woorden, het papier is slechts een contract waarin is bepaald dat de drager het papier kan inwisselen voor een vaste maat (gewicht) van die specifieke grondstof.
Tot 1971 werden de meeste valuta’s van de wereld ondersteund door goud. Maar alleen overheden konden papier inwisselen, niet de gemiddelde burger. De prijs van een grondstof wordt bepaald door de markt zolang valuta (papier) niet wordt gebruikt. Aan de andere kant kan de prijs/waarde van waren worden gemanipuleerd/aangepast door de makers van papiergeld (op grond van de marktwet van vraag en aanbod).
Allāh Ta’ālā gebruikt het woord geld vele malen in de Heilige Qur’ān en staat ook veel over in de ahadīth, omdat het de basisbehoefte is en een vitale rol speelt in het leven, vandaar; om te weten hoe je op een betere manier geld kunt verdienen en uitgeven is erg belangrijk.
Omstandigheden om ons heen, gedrag van mensen en welvaart van een land, allemaal zijn afhankelijk van het gebruik van geld.
Voorbeelden van geld in de islam
Hieronder volgen enkele voorbeelden van grondstoffen die als valuta kunnen worden gebruikt: goud (als gouden dinar), zilver (als zilveren dirham), dadels, tarwe, gerst en zout. De genoemde zes items zijn afgeleid van een hadīth, dat wil zeggen goud, zilver, dadels, tarwe, gerst en zout en werden gebruikt als geld in het ruilsysteem.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُلْهِكُمْ أَمْوَالُكُمْ وَلاَ أَوْلاَدُكُمْ عَن ذِكْرِ ٱللَّهِ وَمَن يَفْعَلْ ذَلِكَ فَأُوْلَـٰئِكَ هُمُ ٱلْخَاسِرُونَ
“O, gij die gelooft, laat uw rijkdommen en uw kinderen u niet afleiden van de gedachtenis aan Allāh. En wie dat doet behoort tot de verliezers.” Surah al Munāfiqun (de huichelaars), H63, vers 9
Bitcoin en Nederlandsche Bank (DNB)
De bit is de kleinste eenheid van informatie, namelijk een symbool of signaal dat twee waarden kan aannemen: aan of uit, ja of nee, hoog of laag, geladen of niet-geladen. Het binaire talstelsel stelt deze waarden voor met 1 en 0.
Wat doet een aanbieder van cryptodiensten?
Van bovenstaande kunnen wij dus afleiden dat bitcoin onbetrouwbaar is. Cryptomunten worden veel in de onderwereld gebruikt voor drugs en menselijke organen te verkopen. Deze activiteiten zijn volkomen harām in de islam.
Het gaat bij het aanbieden van cryptodiensten om twee soorten diensten. Een aanbieder van cryptodiensten kan geld zoals euro’s en dollars wisselen voor virtuele valuta’s zoals bitcoin enz.. Ook kan een aanbieder van cryptodiensten klanten een bewaarportemonnee aanbieden voor het opslaan van zulke virtuele valuta’s.
Pas als een dienstverlener is door de DNB is goedgekeurd kan zo een bedrijf handelen in bitcoin. Dit wil dus zeggen dat er ook criminelen zijn die handelen in bitcoin. Aanbieders van cryptodiensten die in of vanuit Nederland actief willen worden, moeten een inschrijving in het openbaar register van DNB aanvragen. Daarvoor moeten ze kunnen aantonen dat ze voldoen aan de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Sanctiewet 1977. DNB houdt bij geregistreerde aanbieders van cryptodiensten uitsluitend toezicht op deze twee wetten. De geregistreerde ondernemingen staan niet onder prudentieel toezicht van DNB of onder gedragstoezicht van de AFM. Dit betekent dat er geen toezicht wordt gehouden op financiële bedrijfsrisico’s en er geen sprake is van specifieke financiële consumentenbescherming.
Wij zien dus dat ook in het Westen illegaliteit niet wordt getolereerd.
Islamitische handelstransacties Mulamasah en Munabadhah
Overgeleverd Abu Sa’id Al Khudri(radi Allāhu anhu) dat de Profeet Mohammed ﷺ twee soorten zakelijke transacties verbood en twee manieren van kleden. De twee soorten zakelijke transacties zijn mulamasah en munabasah.
Mulamasah: is een vorm van verkoop (ba’i) die vooral populair was in de dagen van de vroege islam en pre-islam, waarbij de koper of de verkoper van een stuk gevouwen doek gebruikte, om een verkooptransactie uit te voeren, om dat doek aan te raken als een teken van het afronden van de verkoop, zonder het ooit te zien. Een dergelijke daad van aanraken gaf aanleiding tot de bijnaam “mulamasah”. Ba’i al-mulamasah is ontoelaatbaar door de Shari’ah vanwege de hoeveelheid gharar (onzekerheid, gevaar, kans of risico) die daarmee gepaard gaat (de verkoop wordt voltooid zonder dat het onderliggende object door de koper wordt gezien). Ba’i al-mulamasah staat bekend als aanraak verkoop.
Munabasah: Een koopcontract dat heerste in de dagen van de Profeet Mohammed ﷺ waarin de verkoper of de koper een stuk stof naar de ander gooide en deze daad van gooien de deal afsloot.
Wat zeggen onbekende Ulema?
Meestal wil zeggen dat er ook harām zaken mee worden gedreven. De Shari’ah verbiedt om deel te nemen aan twijfel zaken, omdat voor twijfel geen ruimte is in de islam. Op dit punt alleen al is bitcoin harām.
Een paar Certified Professional in Shari’ah studenten aan de Raza Shari’ah & Sufi School hadden mij (Tangali) 7 jaar geleden uitgenodigd in Holiday Inn in Zuidoost voor een bijeenkomst met ulema uit Engeland die handelen in bitcoin. Ik heb meteen gezegd dat bitcoin harām is omdat het nergens is.
Wat zegt de Shari’ah?
Uit Quduri fiqh studieboek voor Alim-e-Dīn over investering
Een moslim kan de aandelen van een naamloze vennootschap verwerven met de volgende voorwaarden:
Fiqh mu’amalāt: zakelijke transacties (kopen en verkopen)
Algemene verbod in mu’amalāt:
De mens is van nature sociaal
De mens leeft en gedijt door sociale en contractuele behoeften. Zijn behoeften zijn zo talrijk en multidimensionaal dat hij alleen niet al zijn behoeften en verlangens kan vervullen. Hij heeft iemand nodig om hem te helpen, zoals hij zelf anderen helpt om hun doel en doelen te bereiken.
Het Scheppingsschema van Allāh Ta’ālā heeft dit primaire doel in het oog dat menselijke wezens worden geboren met onderscheidend vermogen dat door onderlinge samenwerking dat het Heilige object van levensonderhoud en ontwikkeling van menselijke vooruitgang op aarde van stadium naar stadium beweegt zonder te laten en te hinderen. De schepseldrang in de een bevredigt de vervulling van materiële behoeften van een ander. Dit betekent met andere woorden dat de eeuwige verschijnselen van “vraag en aanbod” de kern vormen van de menselijke vooruitgang in deze wereld.
Iemand heeft zijn interesse gericht op handel en zaken, iemand is geneigd om zijn intelligentie en arbeid in de landbouw te gebruiken, terwijl sommige anderen, meer capabel en kwaliteiten, hun verbetering en welvaart zoeken in de politiek of in militaire beroepen. Dit immer bewegende fenomeen van ‘geven en nemen’ ‘vraag en aanbod’ blijft op de een of andere manier mogelijk. Een van de kanalen van menselijke wil en hun bevrediging is de meest voorkomende praktijk van kopen en verkopen die vanwege het steeds stijgende niveau van transacties steeds complexer is geworden en in aantal en aard is geïrrigeerd.
De islam, de Dīn van de Goddelijke Wijding, heeft aan deze fase van de menselijke omgang het nodige belang gehecht aan hun tot in den kort door de hand liggende details, zodat hebzucht die overigens in commerciële transacties onderhandelen, de zuiverheid en heiligheid niet mogen bederven. Als de islam aan de ene kant de fijnere en beknoptere aspecten van aanbidding, sociale en huiselijke deugden in ons persoonlijke en zakelijke leven onderwijst en begeleidt, heeft het ons aan de andere kant gedetailleerde en essentiële instructies en Geboden en Verboden gegeven in deze meest voorkomende en belangrijke deel van het menselijk leven, namelijk ‘zakelijke transactie’ of in gewone taal ‘kopen en verkopen’.
Enkele ahadīth over harām verdiend geld en het gebruik ervan
Het is overgeleverd door Hazrat Qāsim bin Mughirah (radi Allāhu anhu) dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Als iemand rijkdom vergaarde met oneerlijke middelen en er liefdadigheid uit gaf of uitgaf op het Pad van Allāh, het besteedde aan zijn familieleden of de vrijheid van een slaaf mee kocht, dan zal hij in plaats van daarvoor een beloning te krijgen lijden en hij zal naar de Hel worden gestuurd.” Abu Dawood
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Er zal een tijd komen wanneer mensen zich niet gaan bekommeren voor gerechtvaardigd en de verbodene.” Sahīh al-Bukhārī
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Degene die fraudeert behoort niet tot ons.” Sahīh Muslim
Hazrat Ibn Umar (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Degene die illegaal geld heeft verdiend en ook spendeerde op illegale wijze zal door Allāh worden gezet in een huis van vernedering.” Baihāqi
Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ vertelde aan Hazrat Ka’ab bin Ajra (radi Allāhu anhu): “Het vlees en huid dat gegroeid is met illegaal inkomen zal het Paradijs niet ingaan.” Tabrānī, Tirmizi, Bezaz
Besluit
Op basis van de motivering van dit juridisch vraagstuk is het handelen en/of investeren met bitcoins voor de moslim niet toegestaan.
[1] intrinsieke waarde = geeft je inzicht in de financiële resultaten van een bepaalde periode.
Zaakindiener: vrouwengroep moskee Taibah | Datum ontvangen: 27-12-2007 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 29-12-2007 |
Een geloofsgenoot Ahle Sunnat mailde op 27 december 2007 een vraagstelling betreffende zelfmoord. In dit artikel zal ik proberen met mijn nederige kennis een antwoord te geven op de vraagstelling, een antwoord dat het gebaseerd is op de Heilige Qur’ān en Ahadīth van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. In dit artikel ga ik niet in op het motief dat aanleiding geeft tot zelfmoord, want dan wordt het wetenschappelijk. Wat u kunt lezen is wat de bedoeling van de schepping ‘mens’ is. Iedere ademhaling van de mens en ieder moment van zijn/haar leven is begunstigd door Allāh Ta’ālā. Ieder verkregen inzicht via studie en training heeft nooit en te nimmer onderwezen, dat zelfmoord een uitweg is. Moge Allāh Ta’ālā (Almachtige) ons met wijsheid begunstigen. Amien.
Wat is het leven?
De ademhaling die de mens doet is om uw lichaam van zuurstof te voorzien en afval uit te blazen. De moslim het beste bij iedere in- en uitademing kunnen reciteren: ‘Allāh-hoe’. Hierdoor zult u een ketting van parels rijgen die door uw lichaam via de bloedvaten worden meegenomen. Er is niets, maar dan ook niets in het leven dat meer waard is dan de ademhaling.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَمَا خَلَقْتُ ٱلْجِنَّ وَٱلإِنسَ إِلاَّ لِيَعْبُدُونِ
“En Ik heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen.” Surah al-Zariyat (de verspreidende winden) H51, vers 56
Uit bovenstaand vers kunnen wij afleiden, dat de mens op aarde is gekomen om Allāh Ta’ālā te aanbidden. En als de mens zelfmoord pleegt of zich moedwillig in gevaren zone begeeft waar het leven gevaar loopt, dan is de mens corrupt.
Het leven is een reis, dat verder gaat dan het moment van de dood. Vele denken dat het leven ophoudt te bestaan na de dood. Dat het leven alleen op aarde is voorbestemd.
Allāh Ta’ālā openbaart in een ander vers:
كَيْفَ تَكْفُرُونَ بِٱللَّهِ وَكُنْتُمْ أَمْوَٰتاً فَأَحْيَٰكُمْ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يُحْيِيكُمْ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ
“Hoe kunt gij Allāh verwerpen, terwijl gij levenloos waart en Hij u leven schonk? Hij zal u doen sterven en daarna zal Hij u doen herleven (op de Dag des Oordeels) en dan zult gij tot Hem worden teruggebracht.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 28
Het leven is een test van Allāh Ta’ālā, Hij zet mensen op de beproeving en dat op verschillende manieren en tijden. Hij test sommige mensen door hen te begunstigen met talloze pracht en praal om te zien of Zijn dienaren (aanbidders) realiseren waarmee zij begunstigd zijn door Allāh Ta’ālā en dus ook dankbaarheid betuigt aan de Hem. Soms zet Allāh Ta’ālā in Zijn Wijsheid mensen in een intens verdriet om te zien of Zijn aanbidders zich tot Allāh Ta’ālā wenden voor leiding en hulp.
Excellente voorbeelden van beide situaties wordt gevonden in het leven van de Profeet Ayyub (alayhis salām). Allāh Ta’ālā zegende hem met veel gunsten, dan maakte Allāh hem erg ziek dat de mensen om hem het niet meer konden aanzien. Profeet Ayyub (alayhis salām) wendde zich tot Allāh voor hulp en Allāh in Zijn oneindige Genade zegende hem met alle gunsten.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَأَيُّوبَ إِذْ نَادَىٰ رَبَّهُ أَنِّي مَسَّنِيَ ٱلضُّرُّ وَأَنتَ أَرْحَمُ ٱلرَّاحِمِينَ
فَٱسْتَجَبْنَا لَهُ فَكَشَفْنَا مَا بِهِ مِن ضُرٍّ وَآتَيْنَاهُ أَهْلَهُ وَمِثْلَهُمْ مَّعَهُمْ رَحْمَةً مِّنْ عِندِنَا وَذِكْرَىٰ لِلْعَابِدِينَ
“En (gedenk) Ayyub toen hij zijn Heer riep, zeggende: ‘Kwelling heeft mij terneer geworpen en Gij zijt de Genadigste der genadigden’.” “Wij verhoorden daarom zijn gebed en bevrijdden hem van moeilijkheden en gaven hem de zijnen en het gelijke er van daarnevens, als een bewijs Onzer Barmhartigheid en als een bescherming voor de vromen.” Surah al-Anbiya’ (de profeten) H21, verzen 83-84
Het islamitisch concept conform Heilige Qur’ān en Ahadīth
Onze Heilige Profeet Mohammad ﷺ besprak zelfmoord vele malen. Enkele gevallen zijn genoteerd in Sahīh Al-Bukhārī en Sahīh Muslim Sharief. Onderstaande overleveringen gelden voor zowel man als vrouw.
Allāh Ta’ālā openbaart:
يَٰأَيُّهَا ٱلَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَأْكُلُوۤاْ أَمْوَٰلَكُمْ بَيْنَكُمْ بِٱلْبَٰطِلِ إِلاَّ أَن تَكُونَ تِجَٰرَةً عَن تَرَاضٍ مِّنْكُمْ وَلاَ تَقْتُلُوۤاْ أَنْفُسَكُمْ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِكُمْ رَحِيماً
“O gij die gelooft, gebruikt elkanders eigendommen niet met leugen en bedrog, maar handelt bij onderlinge overeenkomst. En pleeg geen zelfmoord. Voorzeker, Allāh is u Genadevol.” Surah al-Nisā (de vrouwen) H4, vers 29
وَمَن يَفْعَلْ ذٰلِكَ عُدْوَاناً وَظُلْماً فَسَوْفَ نُصْلِيهِ نَاراً وَكَانَ ذٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيراً
“En wie dit ook doet bij wijze van overtreding en onrechtvaardigieid, hem zullen Wij in het Vuur werpen; en dat is voor Allāh eenvoudig.” Surah al-Nisā (de vrouwen) H4, vers 30
Tafsir al-Jalālayn: en wie doet wat hem verboden is door agressie [zelfmoord, ‘udwānan een omstandige kwalificatie die overtreedt wat wettig en onrecht is, zulman herhaalde om hem te benadrukken]; Wij zullen zeker toegeven aan een vuur waarin hij zal branden; en dat is voor Allāh Ta’ālā een gemakkelijke zaak.
Tafsir Ibn Kathir: Ibn Marduwayh noemde deze eervolle Ayāh en meldde toen dat Abu Huraira zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā zei: wie zichzelf doodt met een ijzeren gereedschap, dan zal zijn gereedschap in zijn hand zijn en zal hij zichzelf ermee blijven steken in het Vuur van Jahannam, voor altijd en altijd. Wie zichzelf doodt met gif, dan zal zijn gif in zijn hand zijn en zal hij het voor altijd en altijd in het Vuur van Jahannam blijven nemen. Wie zichzelf doodt door zichzelf van een berg te werpen, zal voor altijd en altijd in het Vuur van Jahannam blijven vallen. Deze Hadith werd ook verzameld in de Twee Sahīh.
Abu Qilabah zei dat Thābit bin Ad-Dahhak zei dat de Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā zei: Wie zichzelf doodt met een instrument, wordt ermee gestraft op de Dag van de Opstanding. Deze Hadith werd verzameld door de Groep.
Hazrat Thābit bin Ad-Dhahak (radi Allāhu anhu) verhaalde, dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Degene die met intentie valselijk zweert op een godsdienst dan de islam is wat hij heeft gezegd (dus, als iemand zweert: ‘ik zweer dat als dit niet waar is ik een jood ben, dan is hij daadwerkelijk een jood geworden). En degene die zelfmoord pleegt met een stuk ijzer (dus, alles wat van ijzer of staal gemaakt is), zal gestraft met die ijzer in het hellevuur.” Verhaalt door Hazrat Jundab (radi Allāhu anhu), dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Een man was met veel letsels verwikkeld en hij pleegde zelfmoord, waarop Allāh Ta’ālā zei, ‘Mijn slaaf heeft zelfmoord gepleegd, dus verbied Ik het Paradijs voor hem.” Sahīh Bukhārī
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde, dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Degene die zichzelf willens en wetens van een berg laat vallen en dus zelfmoord pleegt zal in het vuur (van de hel) vallen en voor altijd daarin blijven; en degene die vergif drinkt en daarmee zelfmoord heeft gepleegd zal zijn vergif in zijn hand dragen en drinken in het vuur (van de hel) waarin hij voor eeuwig zal blijven; en degene die zelfmoord pleegt met een ijzeren wapen, zal dat wapen bij zich in zijn hand dragen en zijn onderbuik stekend in het vuur (van de hel) voor altijd blijven.”
Let op! Hier wordt met berg ook bedoeld springen van het dak van een hoog gebouw. Sahīh Bukhārī
Hazrat Hammam bin Munabbih (radi Allāhu anhu) zei, dat Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) hen ahadīth verhaalde en één van de ahadīth is, dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Niemand onder jullie zal een verzoek voor de dood doen en roep het niet aan voordat de tijd daarvoor is aangebroken, want wanneer één van jullie overlijdt kan geen goede daden meer verricht worden en het leven (op aarde) van een gelovige is niet langdurig, maar voor goedheid.” Sahīh Muslim
Hazrat Anas bin Malik (radi Allāhu anhu) verhaalde, dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Niemand van jullie zal een verzoek doen voor de dood vanwege de problemen waarin jullie verzeilt zijn geraakt, maar als er geen uitweg meer is dan zegt u, ‘O Allāh, houdt mij in leven zolang er goedheid in het leven voor mij is en breng de dood voor mij wanneer er goedheid in de dood voor mij is’.” Sahīh Muslim
Hazrat Jabin ibn Abdullah (radi Allāhu anhu) verhaalde, dat de Heilige Profeet ﷺ zei: “Wens de dood niet, want de verschrikkelijke plaats wanneer u naar beneden kijkt is streng. Het is een deel van een mens zijn geluk, dat zijn leven zo lang mogelijk zal zijn en Allāh Ta’ālā, Wie Groot en Glorieus is, zal hem met berouw begunstigen.” Tirmizi
Er was onder hen vóór u een man die een wond had. Hij was in [zulk] pijn, dat hij een mes nam en daarmee een snee maakte in zijn hand en het bloed hield niet op te vloeien tot hij dood was. Allāh Ta’ālā zegt: Mijn dienaar heeft zichzelf aan Mij voorkomen; Ik heb hem verboden voor het Paradijs.” Hadith Qudsī
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet Mohammed ﷺ zei: “Wie zelfmoord pleegt door af te stoten, zal zichzelf [voor altijd] blijven afknijpen in het Hellevuur en wie zelfmoord pleegt door zichzelf neer te steken, zal zichzelf blijven steken in het Hellevuur.” Sahīh al-Bukhārī
Remedie
Moslims dienen zich niet door analfabeten (op het gebied van de islam) te laten voorlichten, maar dienen bij iedere twijfel een Soenniet Aliem (Maulana, Mufti, Imam) te raadplegen en hulp te vragen. Weet, dat er vele satans rondlopen in groot gewaad dat hun uiterlijk siert alsof zij een islamitische Schriftgeleerde zijn, maar het tegendeel is waar. Deze satans in klederdracht zijn onder andere de aanhangers van de salefieten sekte. Zij hersenspoelen de denkpatronen van zwakke moslims (man en vrouw) en zetten hen aan tot zelfmoord met de belofte dat zij prachtige kastelen en vrouwen in het Paradijs zullen krijgen. Zelf plegen gaan deze slechteriken geen zelfmoord.
Laat u door niemand wijs maken dat zelfmoord de beste oplossing is voor problemen, want dat is niet het geval. Laat u niet misleiden, maar zoek geestelijke rust in ‘ibādat (aanbidding: namāz, saum, zakāt, hadj, Qur’ān recitatie, zikr, milād Sharief te eerbiediging van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ, bezoeken van jalsa’s, etc.) van Allāh Ta’ālā de Alwetende, de Alziende en de Genadevolle. Ik hoop dat de mensen met zelfmoord gedachte uit de aangehaalde Qur’ān verzen en Ahadīth lering trekken.
Besluit
Op grond van bovenstaande motivering in het Licht van de Shari’ah is zelfmoord verboden in welke omstandigheid de moslim zich ook verkeerd.
Zaakindiener: Alhaaj D.M. | Datum ontvangen: 10-9-2017 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 12-9-2017 |
Een geloofsgenoot stelde via WhatsApp een vraag of moslims mogen participeren in overlijdensrituelen van ongelovigen.
De islam is de enige godsdienst die door Allāh Ta’ālā wordt geaccepteerd.
Allāh Ta’ālā openbaart:
إِنَّ ٱلدِّينَ عِندَ ٱللَّهِ ٱلإِسْلاَمُ وَمَا ٱخْتَلَفَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلْكِتَابَ إِلاَّ مِن بَعْدِ مَا جَآءَهُمُ ٱلْعِلْمُ بَغْياً بَيْنَهُمْ وَمَن يَكْفُرْ بِآيَاتِ ٱللَّهِ فَإِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ
“Gewis, de ware godsdienst voor Allāh is de islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerst onderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allāh verwerpt, [wete] dat Allāh vlug is in het verrekenen.” Surah al-Imrān (het huis van Profeet Imrān), H3, vers 19
Imām Jalāluddin Suyuti (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft over dit vers in zijn tafsir: “Voorzeker, de godsdienst bij Allāh is welgevallig [Hem], is onderwerping [aan de Ene Allāh], (al-islam), dat wil zeggen, de goddelijke wet waarmee de Boodschappers waren gezonden, gegrond op de bevestiging van Allāh’s Eenheid (een variant lezing [voor inna, ‘voorzeker!’] heeft anna, ‘dat’, als een inclusieve vervanging van annahu aan het einde [van dat vers, shahida Llāhu … anna l-Dina ‘inda Ilāhi l-islam , ‘Allāh getuigt dat religie met Allāh is de islam]). Degenen die kregen de Schrift, de Joden en de christenen, verschilden, in de religie, wat bevestigt Allāh’s Eenheid, anderen verwerpen het, pas na de kennis, van Eenheid, tot hen kwam door overtreding, van de ongelovigen, onderling. En wie niet gelooft in Allāh’s tekenen, Allāh is snel in het verrekenen, dat is, naar hem vergelden.”
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَمَن يَبْتَغِ غَيْرَ ٱلإِسْلاَمِ دِيناً فَلَنْ يُقْبَلَ مِنْهُ وَهُوَ فِي ٱلآخِرَةِ مِنَ ٱلْخَاسِرِينَ
“En wie een andere godsdienst zoekt dan de islam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn.” Surah al-Imrān (het huis van Profeet Imrān), H3, vers 85
Imām Jalāluddin Suyuti (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft over dit vers in zijn tafsir: “Het volgende werd geopenbaard over degenen die afvallig en ongelovigen werden: ‘Wie een andere religie wil dan de islam, het zal niet van hem aanvaard worden en in het Hiernamaals zal hij tot de verliezers behoren, want hij zal eindigen in het Vuur, voor eeuwig gemaakt voor hem’.”
Hazrat Ibn Abbās (radi-Allāhu ‘Anhu), de eerste exegeet, schrijft over dit vers in zijn tafsir: “(En wie zoekt, zo anders (andere godsdienst) als de overgave (aan Allāh) zal het niet worden aanvaard van hem, en hij zal een verliezer in het Hiernamaals zijn in de religie) hij zal een van de gedupeerde zijn, want hij zal het Paradijs en alles wat daarin is missen en wonen in de Hel met al wat daarin is.”
Wie zijn moslims?
Iemand die de islam praktiseert, is een moslim. Voor de mens, die heer en meester is over eigen wil, betekent de islam praktiseren en uit vrije wil onderwerpen aan Allāh Ta’ālā. Een moslim is een volgeling van de Openbaring (Heilige Qur’ān) gezonden aan de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en is dus een lid van de islamitische gemeenschap. De naam moslim staat in de Heilige Qur’ān geschreven, daarom worden de volgelingen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ moslim genoemd.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَجَاهِدُوا فِي ٱللَّهِ حَقَّ جِهَادِهِ هُوَ ٱجْتَبَاكُمْ وَمَا جَعَلَ عَلَيْكُمْ فِي ٱلدِّينِ مِنْ حَرَجٍ مِّلَّةَ أَبِيكُمْ إِبْرَاهِيمَ هُوَ سَمَّاكُمُ ٱلْمُسْلِمِينَ مِن قَبْلُ وَفِي هَـٰذَا لِيَكُونَ ٱلرَّسُولُ شَهِيداً عَلَيْكُمْ وَتَكُونُواْ شُهَدَآءَ عَلَى ٱلنَّاسِ فَأَقِيمُواْ ٱلصَّلاَةَ وَآتُواْ ٱلزَّكَـاةَ وَٱعْتَصِمُواْ بِٱللَّهِ هُوَ مَوْلاَكُمْ فَنِعْمَ ٱلْمَوْلَىٰ وَنِعْمَ ٱلنَّصِيرُ
“En strijdt voor de zaak van Allāh zoals ervoor behoort te worden gestreden. Hij heeft u verkozen en heeft u in de godsdienst geen lasten opgelegd – dit is het geloof van uw vader Abraham. Hij heeft u moslims genoemd voorheen en in dit Boek, opdat Onze Boodschapper getuige over u zij, en dat je getuige moge zijn over de mensheid. Onderhoudt het gebed, betaalt de Zakāt en houdt u aan Allāh vast. Hij is uw Beschermer. Een uitmuntend Meester en een uitnemend Helper.” Surah al-Hadj (22) vers 78
De laatste tijd wordt ook het woord Mohammedaans gebruikt, dat een persoonlijke godsverering van Profeet Mohammed ﷺ impliceert. Dit is uiterst verboden in de islam!
De Ahle Sunnat wal Jamā’ah is de grootste groep moslims in de wereld, de enige groep die gelooft in en zich bekend maakt als de volgeling van de Heilige Profeet ﷺ, en voor 100% conform de Heilige Qur’ān en Sunnah (overleveringen en handelingen) van RasoolAllāh ﷺ leeft. Het geloof van deze Ahle Sunnat groep is hetzelfde als het geloof van de Sahāba en de Salf-e-Sālihīn (onze grote heilige voorgangers). De laatstgenoemde dient niet te worden verward met de Salafisme sekte van tegenwoordig, omdat de Salafisten geen respect hebben voor én als zodanig tonen aan de Heilige Profeet ﷺ. In veel ahadīth heeft de Heilige Profeet ﷺ zijn Ummah sterk geadviseerd (volgelingen) om de Sunnah te volgen en standvastig te blijven op het pad van zijn Sahāba en de Salf-e-Sālihīn.
Wie zijn badd-aqīda ’s?
De Heilige Profeet ﷺ zei, dat zijn Ummah gaat opsplitsen in 73 groepen, maar alleen de grootste groep (Ahle Sunnat) naar het Paradijs gaat. Abu Dawood (hoofdstuk Kitāb al-Sunnah) en ander hadīth boeken.
De badd-aqīda ‘s (betekent: andere geloofsovertuiging) worden ook wel Hel bewoners genoemd. Zij gaan rechtstreeks naar de Hel. Deze badd-aqīda ‘s zijn groepen van wie de stichters op basis van tafsir ra’y (eigen opinie) een ander interpretatie en uitleg geven aan de verzen uit de Heilige Qur’ān dan de Sahāba (metgezellen) van de Profeet ﷺ. De Sahāba die juist het dicht bij de Profeet staat weet het beter. Daarom heeft de eerste mufassir (exegeet) Hazrat Ibn Abbās, een oom van de Profeet ﷺ, een tafsir boek geschreven waarin de betekenis van de verzen zijn verwoord.
Als voorbeeld, de Nederlandse wetten hebben alleen een Memorie van Toelichting (MvT) om de wetsartikelen nader toe lichten. Het rechtspraak orgaan kan dan met de wet, de MvT en eventuele jurisprudentie tot een weloverwogen uitspraak komen. De juridische beslisser gaat niet alleen met het wetboek rechtspreken, dat zou de Staat der Nederlanden niet goedkeuren. Zo is het in de islam, je kunt niet alleen met de Heilige Qur’ān tot een besluit komen.
Enkele badd-aqīda ’s en kāfir die dus voor eigen gewin en wereldse belang eigen groepen hebben gevormd zijn van de stichters:
Wie zijn mushriks?
Degene die naast Allāh een ander aanbidt of gelijkwaardig aan Allāh stelt wordt een mushriks genoemd. Moesriek zijn hindoes (deze aanbidden beelden), christenen, joden, vuuraanbidders en zij die twee of meer goden aanbidden (polytheïsme).
Wie zijn munafiks?
Iemand die de Kalma wel opzegt en zich moslim noemt, maar in zijn hart dit niet meent wordt een munafiks genoemd. Iemand die de islamitische Kalma uitspreekt en toch geen afstand neemt van (of meedoet) aan ongelovig gepraat en praktijken wordt een murtad genoemd.
Overige ongelovigen
Andere groepen die niet geloven in de islam zijn christenen, Joden, Vrijmetselaars, Satanisme, Nostredamus Groep, Pinkerstergemeente, Jehova’s Getuige, Protestanten, Katholieken, enzovoorts.
Het leven
Het leven op aarde is een tijdelijkheid. Het doel van de mens op aarde is om de Schepper te aanbidden.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَمَا خَلَقْتُ ٱلْجِنَّ وَٱلإِنسَ إِلاَّ لِيَعْبُدُونِ
“En ik heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen.” Surah Az-Ziyarat (51) vers 56
Hazrat Ibn Abbās (radi-Allāhu ‘Anhu), de eerste exegeet, schrijft over dit vers in zijn tafsir: “(Ik heb de djinn en de mensheid alleen geschapen zodat ze Mij zouden aanbidden) om Mij te aanbidden, dit betreft alleen Zijn gehoorzame dienaren, en het wordt ook gezegd: had Allāh hen geschapen voor de eredienst, zij zouden niet hebben hem ongehoorzaam voor een knipperen van een oog. ‘Ali Ibn Abi Tālib zei: Ik heb ze niet gemaakt, behalve om ze te commanderen en belasten ze met juridische verantwoordelijkheid, en het is ook gezegd dat dit betekent: Ik heb de djinn en de mensheid alleen geschapen zodat ze zouden kunnen verklaren Mijn goddelijke Eenheid en Mij aanbidden.”
De dood
Ongetwijfeld zal alles wat door Allāh Ta’ālā is geschapen vergaan. Levende wezens krijgen vroeg of laat te maken met de dood.
Allāh Ta’ālā openbaart:
ٱلَّذِينَ إِذَآ أَصَابَتْهُم مُّصِيبَةٌ قَالُواْ إِنَّا للَّهِ وَإِنَّـآ إِلَيْهِ رَاجِعُونَ
“Zij die, wanneer een rampspoed hen achterhaalt, zeggen: “Voorzeker, wij zijn van Allāh en tot Hem zullen wij weerkeren.” Surah al-Baqarāh (de koe) H2, vers 156
Deelname aan de begrafenis van een ongelovige
Maslah: elk persoon die du’ā (smeekbede) doet voor een kāfir (ongelovige) na zijn dood, of verwijst naar een dode murtad (degene die de weg van de islam verandert) als ‘marhum’ of ‘maghfur’ of een dode hindoe adresseert als een hemelse ziel, is een kāfir (geworden). Bahār-e-Shariat
Aqīda (geloofsovertuiging): “Het noemen van een moslim als een moslim en een Kāfir als een Kāfir is van de regelgeving van de islam. Het twijfelen aan de kufr (ongeloof) van iemand die openlijk kufr doet maakt van de twijfelaar een kāfir. Door de wet van de Shari’ah (Qur’ān en Sunnah) is doorgegeven voor dat wat duidelijk is en niet voor wat niet bekend is. Bijvoorbeeld als een jood sterft, dan zullen wij hem als kāfir beschouwen en hem behandelen zoals hij moet worden behandeld na zijn dood (dus geen du’ā doen voor hem, etc.). Als een moslim sterft en hij niet openlijk de noodzakelijkheden van de islam verwierp, dan zullen wij hem behandelen als een moslim, zelfs na zijn dood.” Bahār-e-Shariat
Wie een gebed (smeekbede of Janaza) voor vergeving voor een ongelovige dode doet of zegt dat een ongelovige vergeven is of een Jannati (Paradijsbewoner) is of als iemand een dode hindoe een ‘Bekanth Bāshi (Jannati) noemt is zelf een ongelovige geworden. Qanoon-e-Shariat
Allāh Ta’ālā openbaart:
مَا كَانَ لِلنَّبِيِّ وَٱلَّذِينَ آمَنُوۤاْ أَن يَسْتَغْفِرُواْ لِلْمُشْرِكِينَ وَلَوْ كَانُوۤاْ أُوْلِي قُرْبَىٰ مِن بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمْ أَنَّهُمْ أَصْحَابُ ٱلْجَحِيمِ
“Het is de Profeet en de gelovigen niet geoorloofd om vergiffenis te vragen voor de afgodendienaren, zelfs al waren dezen verwanten, nadat hun [de gelovigen] duidelijk is geworden, dat zij [afgodendienaren] het volk der Hel zullen zijn.” Surah Tawbah (berouw), H9, vers 113
Allāh Ta’ālā openbaart ook:
اَّ تَجِدُ قَوْماً يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلآخِرِ يُوَآدُّونَ مَنْ حَآدَّ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُ وَلَوْ كَانُوۤاْ آبَآءَهُمْ أَوْ أَبْنَآءَهُمْ أَوْ إِخْوَانَهُمْ أَوْ عَشِيرَتَهُمْ أُوْلَـٰئِكَ كَتَبَ فِي قُلُوبِهِمُ ٱلإِيمَانَ وَأَيَّدَهُمْ بِرُوحٍ مِّنْهُ وَيُدْخِلُهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا ٱلأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا رَضِيَ ٱللَّهُ عَنْهُمْ وَرَضُواْ عَنْهُ أُوْلَـٰئِكَ حِزْبُ ٱللَّهِ أَلاَ إِنَّ حِزْبَ ٱللَّهِ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ
“Gij zult geen mensen vinden die in Allāh en de Laatste Dag geloven, terwijl zij iemand liefhebben die Allāh en Zijn Boodschapper tegenwerkt, zelfs al waren dezen hun vader of hun kinderen, of hun broeders, of hun verwanten. Dezen zijn degenen, in wier hart Allāh geloof heeft ingegrift en die Hij gesterkt heeft met Zijn Geest. En Hij zal hen toelaten in tuinen waardoor rivieren stromen. Daarin zullen zij vertoeven. God heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem. Zij behoren tot Allāh’s partij. Voorwaar, Allāh’s partij zal zegevieren.” Surah al-Mujādilah (de pleitende vrouwen), H58, vers 22
وَلاَ تُصَلِّ عَلَىٰ أَحَدٍ مِّنْهُم مَّاتَ أَبَداً وَلاَ تَقُمْ عَلَىٰ قَبْرِهِ إِنَّهُمْ كَفَرُواْ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِ وَمَاتُواْ وَهُمْ فَاسِقُونَ
“En bid voor geen enkele hunner die sterft, noch sta bij zijn graf, want zij verwierpen Allāh en Zijn Boodschapper en stierven, terwijl zij overtreders waren.” Surah Tawbah (berouw), H9, vers 84
Besluit
De conclusie die wij uit de aangehaalde Qur’ān verzen, ahadīth en Shari’ah uitleg trekken is, dat een moslim (soenniet) die meedoet aan een gebedspraktijk (du’ā, Janaza, of slechts aanwezig zijn bij de begrafenis) een kāfir (ongelovige) is geworden.
Allāh Ta’ālā heeft heel duidelijk geopenbaard dat degene die een andere godsdienst zoekt dan de islam behoort tot de verliezers op de Dag des Oordeels. Dus degene die participeren in een gebedsritueel van een overleden ongelovige van welke vorm dan ook is een kāfir geworden.
Zolang de ongelovige nog leeft, mag een moslim (soenniet) uitsluitend du’ā doen tot Allāh Ta’ālā dat Hij de ongelovige hidāyah (kans) geeft om te bekeren tot de islam.
Tot de ongelovigen behoren ook de badd-aqīda ‘s, omdat zij conform de hadīth van de Profeet ﷺ niet behoren tot de Ahle Sunnat wal Jamā’ah.
Zaakindiener: Alhaaja N.G. | Datum ontvangen: 17-4-2019 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 20-4-2019 |
Inleiding
Een van de belangrijke redenen waarom de Profeet ﷺ met veel vrouwen trouwde was om de Shari’ah te verspreiden. Voordat de Āyat (vers) van hijāb werd geopenbaard [dat is voordat vrouwen werden bevolen om zich te versluieren], gingen vrouwen naar de Profeet ﷺ om te vragen te stellen en te leren over wat zij niet wisten. Wanneer de Profeet ﷺ naar het huis van een van hen ging, was het de gewoonte van de vrouwen om bij hem in de buurt te gaan zitten en te luisteren ter verkrijging van informatie over de Islam.
Onmiddellijk toen de Āyat van hijāb was geopenbaard werd het verboden voor na-mahram vrouwen en mannen [ongetrouwde echtparen] om samen te zitten en te praten, en de Profeet ﷺ liet vanaf dat moment ook geen na-mahram vrouwen [vreemde vrouw met wie huwelijk is toegestaan] bij zich komen om vragen te stellen. Hij beval hun de vragen te stellen en te leren van zijn gezegende vrouw Hazrat Aisha Siddiqāh (radi Allāhu anha). Er waren zo veel vrouwen met heel veel vragen die Hazrat Aisha (radi Allāhu anha) niet alleen in staat was om te beantwoorden wegens tijdgebrek. Om deze belangrijke taak gemakkelijk te maken, en om de druk te verminderen op Hazrat Aisha (radi Allāhu anha) trouwde de Profeet ﷺ met zo veel vrouwen als nodig was. Hij communiceerde aan de moslimvrouwen honderden gevoelige stukken van informatie betreffende vrouwen zaken via zijn gezegende vrouwen. Als hij slechts één vrouw had, zou het moeilijk zijn geweest en zelfs onmogelijk voor alle vrouwen om te leren van haar.
Een Hadith die geciteerd wordt door Bazzar (radi Allāhu anhu) in Kunz-ud-Daqā’iq verklaart het volgende: “Een vrouw kan niet op Hajj gaan zonder haar mahram voor het begeleiden van haar tijdens de reis.”
Uitleg: daar wij leven in een tijdperk waarin ellende en wangedrag op de verhoging zijn beland, moet men niet reizen met een persoon met wie het huwelijk is toegestaan. Het maakt niet uit of deze vreemde man een alīm, mufti, qāzi, Murshid, Ustaaz of wat voor hoedanigheid ook bekleed. Het is harām [verboden]!
Begripsbepaling mahram
Mahram is een ongetrouwde familie waarmee huwelijk of geslachtsgemeenschap harām is, dus illegaal in de Islam, of mensen van wie pardah [versluieren] geen verplichting is.
Mensen met wie het huwelijk verboden is
Permanente of bloed-mahram omvatten: ouders, grootouders en verdere voorouders-kinderen, kleinkinderen en verdere nakomelingenbroers en zussenbroers en zussen van ouders, grootouders en verdere voorouders-kinderen en verdere nakomelingen van broers en schoonzuster mahram. Met wie men mahram wordt door met iemand te trouwen: ouders, grootouders en verdere voorouders van echtgenoot kinderen, kleinkinderen en verdere nakomelingen van echtgenootechtgenote van ouders, grootouders en verdere voorouder echtgenoot(o)t(e) van kinderen, kleinkinderen en verdere nakomelingen
Opmerking: huwelijk met stiefvader is alleen verboden als de man haar moeder heeft geconsumeerd.
Openbaring over de hadj
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَأَتِمُّواْ ٱلْحَجَّ وَٱلْعُمْرَةَ للَّهِ فَإِنْ أُحْصِرْتُمْ فَمَا ٱسْتَيْسَرَ مِنَ ٱلْهَدْيِ وَلاَ تَحْلِقُواْ رُؤُوسَكُمْ حَتَّىٰ يَبْلُغَ ٱلْهَدْيُ مَحِلَّهُ فَمَن كَانَ مِنكُم مَّرِيضاً أَوْ بِهِ أَذًى مِّن رَّأْسِهِ فَفِدْيَةٌ مِّن صِيَامٍ أَوْ صَدَقَةٍ أَوْ نُسُكٍ فَإِذَآ أَمِنتُمْ فَمَن تَمَتَّعَ بِٱلْعُمْرَةِ إِلَى ٱلْحَجِّ فَمَا ٱسْتَيْسَرَ مِنَ ٱلْهَدْيِ فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ ثَلاثَةِ أَيَّامٍ فِي ٱلْحَجِّ وَسَبْعَةٍ إِذَا رَجَعْتُمْ تِلْكَ عَشَرَةٌ كَامِلَةٌ ذٰلِكَ لِمَن لَّمْ يَكُنْ أَهْلُهُ حَاضِرِي ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ وَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ وَٱعْلَمُواْ أَنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
“En voleindigt de Hadj (pelgrimstocht) en Umrah, ter wille van Allāh, maar als je verhinderd bent, brengt dan het offer, dat gemakkelijk verkrijgbaar is en scheer je hoofd niet, voordat het offer zijn bestemming heeft bereikt. En wie ziek is of een kwaal in het hoofd heeft, moet een losprijs geven, óf door te vasten, óf door aalmoezen te geven, óf door een offer te brengen. En wanneer je veilig bent, moet hij die gebruik maakt van Umrah, tegelijk met de Hadj een offer brengen, dat gemakkelijk verkrijgbaar is. Maar degenen, die geen (offer) kunnen vinden, moeten drie dagen gedurende de bedevaart vasten en zeven dagen, wanneer (men) terugkeert; dit is tien dagen in het geheel. Dit is voor hem, wiens familie niet dicht bij de Heilige Moskee woont. En vrees Allāh en weet, dat Allah streng is in het straffen.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 196
Allāh Ta’ālā openbaart ook:
ٱلْحَجُّ أَشْهُرٌ مَّعْلُومَاتٌ فَمَن فَرَضَ فِيهِنَّ ٱلْحَجَّ فَلاَ رَفَثَ وَلاَ فُسُوقَ وَلاَ جِدَالَ فِي ٱلْحَجِّ وَمَا تَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ يَعْلَمْهُ ٱللَّهُ وَتَزَوَّدُواْ فَإِنَّ خَيْرَ ٱلزَّادِ ٱلتَّقْوَىٰ وَٱتَّقُونِ يٰأُوْلِي ٱلأَلْبَابِ
“De maanden der bedevaart zijn bekend, dus, wie besluit ter bedevaart te gaan in deze maanden, bedenkt, dat er geen smerige taal, noch enige overtreding, noch enige ruzie gedurende de bedevaart mag zijn. En wat je ook aan goeds doet, Allāh weet het. En rust je uit met het nodige, maar de beste uitrusting is godsvrucht. En vrees Mij alleen, o mensen van begrip.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 197
Volksoverleveringen uit Fatāwa boeken
Het is geschreven in Riyad-un-Nasihin dat de Profeet ﷺ verklaarde in zijn laatste wada’ (afscheid) Hajj rede: “De ogen van een persoon die wellustig kijkt naar een na-mahram [vreemde] vrouw zal worden gevuld met vuur en hij zal naar beneden worden geworpen in de hel. De armen van een persoon die de handen schudt met een na-mahram vrouw zal worden gebonden om zijn nek en dan zal hij worden gezonden naar de hel. Degenen die wellustig praten met een na-mahram vrouw zal in de hel voor elk woord duizend jaar blijven.”
Een andere hadīth verklaart: “Kijken naar de vrouw van je buurman of van je vrienden is tien keer zo zondig als kijken naar na-mahram vrouwen. Kijken naar gehuwde vrouwen is duizend keer zo zondig als kijken naar meisjes. Zo zijn de zonden van ontucht.”
Het is geschreven in de Fatāwa boeken Ni’mat-e-Islam (hoofdstuk Hajj), Bahr-al-Fatāwa en Ali Efendi: “De vrouw, zus en oom of broer van de vrouw zijn ook na-mahram vrouwen. Het is ook harām om te kijken naar hun haar, hoofd, armen en benen. Men moet niet in hetzelfde huis samen met zijn dichte verwanten zoals deze leven, die niet één mahram zijn verblijven.”
Het is geschreven in de boeken al-Bariqah en al-Hadiqah: “Het is harām in de drie Mazāhib [Hanafi, Mālikī, Hanbali] voor een ongehuwde vrouw om alleen op reis te gaan van drie dagen of langer of met andere vrouwen of met haar mahram familielid die niet op de leeftijd van wijsheid en puberteit is zonder haar man of een van haar eeuwig mahram familieleden om haar te begeleiden. In de Shafi’ī Mazhab kunnen de vrouwen op Hajj gaan die Farz (verplicht) is zonder een van hun mahram verwanten.
In de boeken Hindiyya (hoofdstuk nafaqa), Tahtāwi, Durr-ul-Mukhtar en Durr-ul-Muntaqa (hoofdstukken Hajj) staat: “Een vrouw kan op reis gaan met een murahiq [haar mahram familielid die twaalf jaar oud is en die bijna de staat van de puberteit heeft bereikt].
Het is geschreven in het boek al-Hadiqah dat het harām is voor mannen om te praten met na-mahram vrouwen, tenzij er noodzaak is; het is ja’iz (toelaatbaar) om slechts zo veel te spreken als nodig is in gevallen zoals het kopen en het verkopen.
De man kan niet voorkomen dat zijn rijke vrouw eenmalig op Hajj gaat met een mahram familielid van haar, omdat een man niet het recht heeft om zijn vrouw te verbieden van het doen van de farz. Al-Hadiqah, blz. 591
Nogmaals, het is geschreven aan het eind van het hoofdstuk: “De man kan zijn vrouw verbieden op nafl (onbaatzuchtige) Hajj te gaan met haar mahram familielid. Als zij gaat met zijn toestemming, dient hij haar levensonderhoud te verstrekken gedurende haar reis voor hadj, maar niet als zij gaat zonder zijn toestemming.”
Volgens Shafi’ī Mazhab kan een vrouw zonder dat een mahram familielid haar begeleid op een Hajj gaan die Farz is [dus niet eerder geweest] voor haar door samen met nog twee andere vrouwen. Het is een excuus voor een vrouw wiens mahram sterft op de weg naar Hajj te imiteren de Shafi’ī Mazhab.
Overleveringen uit Ahadīth boeken
Hazrat ibn ‘ Umar (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Een vrouw mag niet op reis gaan van langer dan drie dagen, behalve met een Dhi−Mahram [een man met wie ze niet kan trouwen zoals haar broer, vader, grootvader, enz.] of haar eigen echtgenoot.” Sahīh al-Bukhārī
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Het is niet toegestaan voor een vrouw die gelooft in Allāh en de laatste dag om te reizen voor een dag en nacht, behalve met een mahram.” Sahīh al-Bukhārī
Hazrat Qazā Maula [een bevrijd slaaf] vertelde gehoord te hebben van Hazrat Abu Sa’id al-Khudri (radi Allāhu anhuma) die vier dingen vertelde gehoord te hebben van de Profeet ﷺ en ik heel veel waardeer. Hij vertelde dat de Profeet ﷺ zei: “(1) een vrouw mag niet op een tweedaagse reis gaan behalve met haar man of een Dhi−Mahram, (2) geen vasten is toelaatbaar op twee dagen ‘Eid-ul-Fitr en ‘Eid-ul-Adha, (3) geen gebed [namāz] na twee gebeden, dat wil zeggen na de fajr gebed tot de zonsopgang en na de ‘Asr gebed tot de zon ondergaat, (4) heeft niets voor te bereiden voor een reis met uitzondering van drie moskeeën namelijk al-Masjid al-Haram, de moskee van Aqsa (Jeruzalem) en mijn moskee.” Sahīh al-Bukhārī
Hazrat ibn ‘ Abbās (radi Allāhu anhu) verhaald dat de Profeet ﷺ zei: “Een vrouw mag niet reizen behalve met een Dhi-Mahram [haar man of man met wie die vrouw helemaal niet volgens de islamitische jurisprudentie kan huwen], en geen man kan haar bezoeken, behalve in de aanwezigheid van een Dhi-Mahram.” Een man stond op en zei: “O, Allāh’s Apostel! Ik ben van plan om naar een dergelijk leger te gaan en mijn vrouw wil op Hajj.” De Profeet ﷺ zei tot hem: “Ga mee met haar (op Hajj).” Sahīh al-Bukhārī
Hazrat Ibn Umar (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Een vrouw moet niet op drie [dagen reis] uiteengezet, behalve wanneer ze een Mahram van haar is.” Sahīh al-Muslim
Hazrat ‘Abdullah bin Umar (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Het is niet rechtmatig voor een vrouw die gelooft in Allāh en het Hiernamaals om op reis te gaan voor meer dan drie nachten, behalve wanneer er een mahram met haar is.” Sahīh al-Muslim
Hazrat Abu Sa’id Khudri (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Een vrouw mag niet een reis beginnen die verder reikt dan drie nachten, tenzij met een Mahram.” Sahīh al-Muslim
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Het is niet legaal voor een vrouw die gelooft in Allāh en het Hiernamaals om een reis te ondernemen die zich uitstrekt over een dag en een nacht, behalve wanneer er een mahram met haar is.” Sahīh al-Muslim
Hazrat Abu Sa’id Khudri (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Het is niet rechtmatig voor een vrouw die gelooft in Allāh en het Hiernamaals om op reis te gaan van drie dagen of langer, behalve als ze in het gezelschap is van haar vader, of haar zoon, of haar echtgenoot, of haar broer, of een andere mahram.”
Hazrat Jābir (radi Allāhu anhu) verhaalde dat de Profeet ﷺ zei: “Zie, geen persoon moet de nacht doorbrengen met een gehuwde vrouw, maar alleen in het geval hij getrouwd is met haar of hij is haar mahram is.”
De Profeet ﷺ heeft gezegd: “Een vrouw moet niet alleen reizen zonder een mahram, niemand mag het huis van een vrouw binnengaan, tenzij er een mahram met haar is.
Een man stond op en vroeg aan de Profeet ﷺ van Allah: ‘O Boodschapper van Allah! Mijn vrouw gaat op hajj, terwijl ik wil deelnemen aan een veldslag, wat moet ik doen?’ De Profeet ﷺ van Allah antwoordde: ‘Ga met haar mee’.” Sahīh Al-Bukhārī en Sahīh Muslim
Toelichting op bovenstaande ahadīth Sharief
Ter bescherming van de persoon en de eer van de vrouw, verbiedt de islamitische regel in deze traditie elke vrouw, ongeacht of zij jong of oud, alleenstaand of getrouwd is, om alleen te reizen zonder (mahram) als reisgenoot. Deze man moet degene zijn van wie zij permanent is verboden te trouwen vanwege hun nauwe bloedrelatie, zoals een vader, een broer, een oom, een oudere zoon of neef nadat hij de puberteit heeft bereikt, of een echtgenoot, enz. Sommige mensen[1] zouden kunnen zeggen dat deze verordening de vrijheid van de vrouw en haar fundamentele recht op beweging beperkt. Het doel van deze regel is niet om haar rafel te voorkomen, maar haar te bevrijden van schade en molestatie, en dus haar recht op waardigheid te bewaken en te behouden.
We zien dat veel beschavingen vergelijkbare regels hebben over het begeleiden van vrouwen in reizen, maar vaak laten ze anderen dan de ‘mahram’ haar begeleiden, omdat ze geen onderscheid maken tussen een ‘mahram’ en een ‘niet-mahram’ in hun culturen, wat resulteert in vreselijke verhalen. Daarom, en op basis van deze redenering, verbiedt een vrouw om alleen te reizen en een mannelijk escorte te verplichten die een “mahram” moet zijn, op geen enkele manier een vernederende beperking of belediging voor haar capaciteiten, maar is in feite een dat ze wordt bediend, beschermd en gezelschap krijgt van een mannelijke escort die haar voorkeur moet geven aan zijn persoonlijke zaken en behoeften.
Verplichting van hadj uit Quduri
Hajj is verplicht op vrije, gezonde, gezond volwassenen als zij zijn in staat [veroorloven] bepaling en vervoer, meer dan een woning, van dat wat essentieel is, en het onderhoud van de familie tot de tijd van zijn terugkeer, en de manier waarop veilig is, en voor een vrouw, haar met een mahram of man uit te voeren Hajj met haar, wordt beschouwd. Het is niet toegestaan voor haar om Hajj uit te voeren zonder [deze] twee als er tussen haar en Makkah een afstand van drie dagen en nachten ‘ reis.
Voor een vrouw geldt dat zij gaat met een mahram (met wie zij niet mag trouwen zoals bloedverwanten) of haar man om hajj verrichten. Het is voor haar niet toegestaan de reis voor hajj zonder deze twee te doen als er tussen haar en Mekka een afstand is van drie dagen en nachten reizen (per kameel, niet vliegtuig of trein). Quduri
Imām al-Nawāwi zei: “De schijnbare betekenis van deze definitie is niet alleen bedoeld voor hajj, maar alles wat als reizen wordt beschouwd, is voor een vrouw verboden, tenzij zij een mahram bij zich heeft.
Het staat geschreven in de boeken Bariqah en Hadiqah: “Het is harām in de drie mazāhib (soenniet wetscholen) voor een ongehuwde vrouw om alleen op reis van drie dagen te gaan of met andere vrouwen of met haar mahram familielid die niet de leeftijd van wijsheid en puberteit heeft bereikt, en die niet vroom is zonder haar man of één van haar eeuwige mahram-verwanten om haar te vergezellen. In de Shafi’ī mazhab, mogen vrouwen op hajj die farz (verplicht) gaan zonder een van hun mahram-familieleden.
In hoofdstuk over nafāqah[2] van het boek Hindiyya en in het hoofdstuk over hajj van de boeken Tahtāwi, Durr-ul-Mukhtar en Durr-ul-Muntaqa staat geschreven: “Een vrouw kan op safar (reis) gaan met een murāhiq[3].”
Een hadīth, die door Bazzar in Kanz-ud-Daqaiq wordt geciteerd, verklaart: “Een vrouw kan niet op de hajj gaan zonder dat haar mahram haar vergezelt.” Reden, wij leven in een tijdperk waarin middeleeuwse taferelen (onheil en wangedrag)[4] toenemen, daarom moet men alleen reizen met een persoon die iemands familielid is door een huwelijk of bloedverwant.
Volgens Shafi’ī mazhab mag een vrouw zonder een mahram-verwant die haar begeleid op hajj gaan wanneer zij zich aansluit bij twee andere vrouwen. Het zal wezenlijk een excuus voor een vrouw zijn wiens mahram op weg naar hajj sterft om de Shafi’ī mazhab te imiteren.
Toelichting op bovenstaande
Het staat op pagina 709 van het boek Hadiqah geschreven: “Het is toegestaan om een andere mazhab te imiteren in abdast (rituele wassing) of in ghusl. Om dit te doen moeten de principes van de geïmiteerde mazhab in acht worden genomen. Als alle principes niet zijn waargenomen (toegepast), zal het niet toegestaan zijn om het te imiteren. Het is toegestaan om een andere mazhab te imiteren zelfs nadat je de actie hebt gedaan die niet overeenkomt met je eigen mazhab. Bijvoorbeeld, aan Hazrat Abu Yusuf[5], nadat hij een vrijdaggebed had uitgevoerd, werd verteld dat een dode muis werd gezien in de put waar hij zijn wassing had uitgevoerd. Hij zei: ‘Onze ghusl is acceptabel volgens de Shafi’ī mazhab. Het werd in een hadīth verklaard, dat wanneer iets vies wordt vermengd met water dat neerkomt op een kwik, is het niet fout tenzij één van zijn drie eigenschappen zijn veranderd.’ Duizend pond is 220 kilogram water. Het boek al-Bariqah waarin dit punt wordt uitgelegd zegt dat het toegestaan is om een ander mazhab te imiteren wanneer de noodzaak ervan zich voordoet. In het boek Durr-ul Mukhtar staat aan het eind van hoofdstuk Gebedstijden, als er darurat (dwang, strikte noodzaak) is, mag een andere mazhab wordt nagebootst.” Terwijl hij dit uitlegt, zegt het boek Ibn-e-Abidin[6]: “Een van de twee qaul (conclusie, inferenties) is hier geschreven. Volgens de tweede qaul, wanneer die er haraj (ontbering) is kan één van de andere drie mazāhib worden nagebootst, ongeacht of dat er zarurat (noodzaak) is of niet. Dit is de preferente gevolgtrekking.[7] Wanneer er problemen zijn om iets te doen, als je eigen mazhab een manier toont om het gemakkelijk te maken, of als het verontschuldigd is, zal er geen noodzaak zijn om elke andere mazhab te imiteren. Het citaat in het boek Husn-ut-Tanabbuh fit-Tashabbuh, dat het geschreven staat op pagina 211 van het boek Hadiqah is: “Wanneer iemands nafs niet wil doen wat gemakkelijk is, dan is het voor hem nuttig om te handelen volgens een rukhsat (verlaten) van de azimats (moeilijkheden). Maar, dit zou niet moeten leiden tot het zoeken naar rukhsats, omdat het verzamelen van de gemakkelijkere delen van mazāhib, die talfiq wordt genoemd, is harām en een daad van het gehoorzamen van de nafs en de Shaytān (satan)!”
In Durr al-Mukhtar staat dat het veranderen van mazhab, en dus voor eigen ego en wereldse belang kiezen, voor Hub ad-Dunya (liefde voor materiele zaken) kan leiden tot het doodgaan als een kāfir (ongelovige).
Een vrouw kan niet op de hajj gaan zonder een mahram-man om haar te vergezellen. Haar hajj zal worden aanvaard als ze gaat, maar het is harām. Wanneer zij met haar man (of eeuwig mahram familielid) gaat, is het harām voor haar om zich bij mannen in een hotel te vervoegen, tijdens de tawāf en sa’iy[8], of tijdens het gooien van stenen, wat niet alleen de sawāb (zegen) voor de hajj vernietigd, maar haar ook een ernstige zonde zou worden. Een vrouw zonder eeuwige mahram-verwanten stuurt een plaatsvervanger als ze oud is, wanneer ze niet meer kan zien, of wanneer ze een ongeneeslijke ziekte oploopt. Zij stuurt geen plaatsvervanger indien in de laatste zin genoemde gevallen zich niet voordoen.
Conform de Ahadīth en Fatāwa kan een vrouw niet alleen op Hajj gaan zonder een mahram om haar te vergezellen. Haar Hajj zal worden aanvaard als ze gaat, maar het is harām.
Als ze gaat met haar man (of eeuwig mahram familielid), is het harām voor haar om bij de vreemde mannen te komen in een hotel, tijdens de tawāf en sa’iy, of tijdens het werpen van stenen, die niet alleen de sawāb (zegen) voor Hajj zouden vernietigen maar ook haar een ernstige zonde zouden opleveren.
Een vrouw zonder eeuwig mahram verwanten stuurt een plaatsvervanger.
Als een vrouw die niet beschikt over een man of een mahram op een lange reis wil gaan zoals op Hajj noodzakelijk is geworden, kan zij een man voorwaardelijke huwen. Het wordt gezien van deze voorbeelden dat de critici van de Islam die zeggen dat in Islam slechts de mensen het recht op scheiding houden of zeggen dat vrouwen als speelbal zijn in de handen van mannen, zijn heel verkeerd. Zij weten om het even wat over Islam niet. Deze leugens en smaad met hun valse kritieken en beweringen zijn vervreemdende jongeren uit de Islam.
[1] Modernisten onder de moslims en de kuffār.
[2] Nafāqah is de islamitische wettelijke term voor de financiële steun die een man moet bieden aan echtgenote(s). In een islamitische huwelijksovereenkomst is de man verantwoordelijk voor de kosten van huisvesting, voedsel en kleding van zijn vrouw(en). Elk geld dat de vrouw verdiend is van haar om mee te doen wat ze wil. Mannen moeten de vrouwen niet laten berusten op een uitkering van sociale voorziening.
[3] Haar mahram-familielid die twaalf jaar oud is en de staat van puberteit heeft bereikt.
[4] Kijk maar in India hoe moslima’s (vrouwen) worden verkracht en vermoord. Een ander recent krantenbericht in de Algemene Dagblad, d.d. 7-2-2018 publiceert dat volgens Sabeeca Kahn de Pakistaanse vrouwen rondom de Ka’aba onzedelijk worden betast door vreemde mannen.
[5] Student van Imām Abu Hanīfa (radi Allāhu ‘anhu)
[6] Auteur van de soenniet Radd al-Muhtar ‘ala ad-Dur al-Mukhtar
[7] Juridische gevolgtrekking is het trekken van conclusies alleen op basis van reeds bestaande kennis. Binnen de wetenschap wordt de gevolgtrekking in verschillende vakken bestudeerd.
[8] Rondgang om de Ka’aba en heen en weer lopen van Safā en Marwa.
Zaakindiener: Alhaaj D.M. | Datum ontvangen: 20-1-2022 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 20-1-2022 |
Casus
Momenteel gaat er binnen de groep van enkele jonge dames (verschillende stromingen) de discussie over het gaan naar de begrafenis van naasten. De Soennitische zijn stellig in hun verdediging dat het niet Koranisch is bepaald, maar wel een advies van onze Geliefde Profeet v z.mh. is. Nu is de graag waarop heeft onze Huzoor Salaat o Salaam zijn advies gebaseerd emoties of onverwachte reinheid van de vrouw? Kunt u dat uitleggen met overleveringen?
Sukrya.
Inleiding
Ashiq-e-Rasool ﷺ is degene die alles doet wat de Profeet Mohammed ﷺ heeft gezegd.
De dood moet komen en het is een feit dat het niet kan worden weerlegd. Het is Farz-e-Kifāyah om de overledene te begraven. De plaats waar een persoon wordt begraven wordt de “Qabar” (graf) genoemd en de plaats van begraven voor veel mensen wordt “Qabristān” (kerkhof) genoemd. Een kerkhof herinnert altijd aan de dood en aan de ontmoeting met de Schepper.
Na de dood moet iedereen dienovereenkomstig worden begraven. Dit is het laatste niveau op aarde en de eerste stap naar het Hiernamaals. Om het kerkhof te bezoeken is de Sunnah van Rasūlullāh ﷺ. Bij een bezoek aan het kerkhof moet men eerst salām doen en dan du’ā doen voor de overledene.
In deze tijd waarin wij leven is het voor vrouwen totaal verboden om de graven of Mazār te bezoeken. Ze mogen alleen de Rauza-e-Mubārak van Rasūlullāh ﷺ bezoeken, omdat het dicht bij wājib ligt en een middel tot grote zegen.
Het is ook noodzakelijk om het kerkhof te respecteren. Zitten, slapen of leunen tegen het graf is onethisch. Het is niet toegestaan dat men over graven springt. Je voeten (en lopen) op een graf plaatsen is totaal verkeerd. Het is ook verboden om salāh uit te voeren in de richting van een graf en om sajdah op een graf te maken is harām. Om sajdah voor een graf te doen is kufr (ongeloof).
Het aanraken van het graf van ouders en heiligen (en het kussen van hun handen) is echter toegestaan en een middel tot grote zegeningen. Dit is een daad van liefde en respect.
In het graf stellen Munkar en Nakir drie vragen aan de overledene. De eerste vraag gaat over Allāh Ta’ālā. De tweede betreft de Dīn (religie) en de derde betreft Rasūlullāh ﷺ. In het graf wordt de overledene gezegend met de ziyārah van Rasūlullāh ﷺ. Als de persoon vroom was geweest in zijn of haar leven, dan wordt het graf een tuin, maar zo niet, dan wordt het graf een vuur uit de hel. In het graf is er genade en kwelling.
Het plaatsen van de Shajrah en Ahad Nama, etc. in het graf is toegestaan. Ook bloemen of groene planten op een graf plaatsen is toegestaan, het is de Sunnah van Rasūlullāh ﷺ. Het is ook toegestaan om water op het graf te leggen. Deze handeling komt de overledene ten goede, omdat verse bloemen en planten de Tasbīh reciteren. Azān na de begrafenis aan de grafzijde geven is toegestaan en een middel tot grote zegeningen.
De aanbeveling om graven te bezoeken is algemeen en omvat vrouwen, net zoals het eerdere verbod hen zonder speciale vermelding omvatte.
Toen de Profeet Mohammed ﷺ een huilende vrouw op het kerkhof vond, joeg hij haar niet van het kerkhof, maar zei haar dat ze niet moest huilen. Anas ibn Mālik (radi Allāhu anhu) vertelde dat de Profeet Mohammed ﷺ eens langs een vrouw liep die naast een graf huilde en tegen haar zei: “Vrees Allāh en wees geduldig.” Sahīh Al-Bukhārī, Sahīh Muslim
Frequent bezoek aan graven door vrouwen is echter niet toegestaan.
Hassān ibn Thābit (radi Allāhu anhu) vertelde dat Allāh’s Boodschapper ﷺ vrouwen vervloekte die vaak graven bezoeken. Misschien is de reden voor het niet frequenteren van de graven de mogelijke negatieve resultaten van dergelijke bezoeken zoals de onnodige publieke blootstelling van vrouwen en verhoogde depressie die leidt tot gejammer en andere verboden uitingen van verdriet.
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) zei dat Allāh’s Boodschapper ﷺ vrouwen vervloekte die graven bezochten. Ahmad, Tirmidhī en Ibn Majāh brachten dit het over, terwijl Tirmidhī zei dat dit een hasan sahīh-traditie is. Hij voegde eraan toe dat sommige geleerde mannen van mening waren dat dit was voordat de Profeet Mohammed ﷺ toestemming gaf om graven te bezoeken, en toen hij het gaf, waren zowel mannen als vrouwen inbegrepen. Maar sommigen menen dat hij het afkeurde dat vrouwen graven bezochten vanwege de geringe mate van zelfbeheersing die ze bezitten en hun neiging om erg van streek te zijn. Het citaat van hem eindigt hier. Mishkāt al-Masāhib
حَدَّثَنَا قُتَيْبَةُ، حَدَّثَنَا أَبُو عَوَانَةَ، عَنْ عُمَرَ بْنِ أَبِي سَلَمَةَ، عَنْ أَبِيهِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم لَعَنَ زَوَّارَاتِ الْقُبُورِ . قَالَ وَفِي الْبَابِ عَنِ ابْنِ عَبَّاسٍ وَحَسَّانَ بْنِ ثَابِتٍ . قَالَ أَبُو عِيسَى هَذَا حَدِيثٌ حَسَنٌ صَحِيحٌ . وَقَدْ رَأَى بَعْضُ أَهْلِ الْعِلْمِ أَنَّ هَذَا كَانَ قَبْلَ أَنْ يُرَخِّصَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم فِي زِيَارَةِ الْقُبُورِ فَلَمَّا رَخَّصَ دَخَلَ فِي رُخْصَتِهِ الرِّجَالُ وَالنِّسَاءُ . وَقَالَ بَعْضُهُمْ إِنَّمَا كُرِهَ زِيَارَةُ الْقُبُورِ لِلنِّسَاءِ لِقِلَّةِ صَبْرِهِنَّ وَكَثْرَةِ جَزَعِهِنَّ .
Hazrat Abu Huraira (radi Allāhu anhu) vertelde: “Inderdaad, de Boodschapper ﷺ van Allāh vervloekte de vrouwen die de graven bezoeken.” Jami’ at-Tirmidhī
حَدَّثَنَا أَزْهَرُ بْنُ مَرْوَانَ، حَدَّثَنَا عَبْدُ الْوَارِثِ، حَدَّثَنَا مُحَمَّدُ بْنُ جُحَادَةَ، عَنْ أَبِي صَالِحٍ، عَنِ ابْنِ عَبَّاسٍ، قَالَ: لَعَنَ رَسُولُ اللَّهِ ـ صلى الله عليه وسلم ـ زُوَّارَاتِ الْقُبُورِ .
Er werd overgeleverd dat Hazrat Ibn ‘Abbās (radi Allāhu anhu) zei: “De Boodschapper ﷺ van Allāh vervloekte vrouwen die graven bezoeken.” Sunan Ibn Majāh
Besluit
In het begin mochten de vrouwen (radi Allāhu anhunna) van de Sahāba-e-Kirām (radi Allāhu anhum) graven bezoeken, maar daar zij gingen huilen en jammeren werd het verboden., zo blijkt uit bovenstaande overleveringen.
De juiste mening is dat het voor vrouwen niet is toegestaan om graven te bezoeken, vanwege de bovengenoemde ahadīth. Er is overgeleverd dat de Profeet Mohammed ﷺ vrouwen vervloekte die graven bezochten. Vrouwen moeten stoppen met het bezoeken van graven. De vrouw die uit onwetendheid (van deze uitspraak) een graf bezocht heeft geen schuld, maar ze zou het niet nog een keer moeten doen. Als ze dat doet, moet ze berouw hebben en vergiffenis zoeken, en bekering maakt alles teniet wat daarvoor was. Het bezoeken van graven is alleen voor mannen.
De Profeet Mohammed ﷺ zei: ‘Bezoek graven, want zij zullen je herinneren aan het Hiernamaals.’ Aan het begin van de islam was het bezoeken van graven niet toegestaan voor zowel mannen als vrouwen, omdat de moslims nieuw waren in de islam en uit een achtergrond kwamen waar grafaanbidding en gehechtheid aan de doden wijdverbreid waren. Het was hen dus verboden om preventief graven te bezoeken, om het kwaad te vermijden en shirk te voorkomen. Maar toen de islam eenmaal goed ingeburgerd was en ze de islam begrepen, schreef Allāh Ta’ālā voor om de graven te bezoeken vanwege de lessen en herinneringen aan de dood en het Hiernamaals die daarbij betrokken waren, en zodat ze du’ā’ konden doen voor de overledene en om genade konden bidden voor Hen. Toen verbood Allāh Ta’ālā de vrouw om dat te doen [volgens de meest correcte van de twee geleerde meningen] omdat ze een verleiding kunnen vormen voor mannen en zelfs voor zichzelf, en omdat ze weinig geduld hebben en ze te overstuur raken.
Besluit
Dus met bovenstaande motivering, door Zijn genade en vriendelijkheid jegens hen, verbood Allāh Ta’ālā hen om graven te bezoeken. Dit is ook een vorm van vriendelijkheid jegens de mannen, want als ze zich allemaal bij het graf zouden verzamelen, zou dit fitnah kunnen veroorzaken.
Tegenwoordig zijn er moderne islam geleerden die de weg van de duivel volgen en vrouwen toestaan graven te bezoeken.
Welke soenniet vrouw wil de vloek van de Profeet Mohammed ﷺ op zich nemen?
Zaakindiener: Alhaaj N.K. | Datum ontvangen: 16-6-2020 |
Behandelaar: Dr. Mohamed Juzoef Tangali Qadri | Behandeld: 20-6-2020 |
De Nederlandse donorwet van 2018, een andere opendeur voor de aasgieren onder de politici en medici.
Wat zegt de Shari’ah hierover?
In de Heilige Qur’ān is het leven in deze wereld een onlosmakelijk onderdeel van een continuüm, een verenigd geheel van leven, dood en herleven, dat ons leven zinsverband en betekenis geeft. In deze zinsverband wordt het leven van het individu zinvol en verrijkt, omdat het vol is van goede werken. Het leven in deze wereld is een opleiding en examen dat leidt naar het hiernamaals, een geloof dat fundamenteel is verklaard in de Heilige Qur’ān.
Het leven dient zinvol te worden ingevuld waarbij ibādah in elke activiteit terugkomt. Zo is werken voor levensonderhoud, het beschermen van je dierbaren en de medemens, het beschermen van het ecologisch systeem (de dieren, planten, zeeën) ook ibādah.
Voor deze ibādah heeft Allāh Ta’ālā de mens geschapen van een bevruchtingstadium tot de geboorte. Deze negen maanden wordt het embryo ontwikkeld en in de baarmoeder door engelen vormgegeven tot een volmaakt wezen, de mens. Deze volmaaktheid heeft onder andere handen, voeten, organen en sensoren (oren) gekregen. Deze organen inclusief het hele lichaam zijn in bruikleen gegeven om de ziel te huisvesten, de ziel die eeuwig is en sinds de schepping geen leeftijdgrens en afstand kent.
Wetenschap
Zoals wij vandaag de dag door leren kennis verkrijgen van de scheppingen, verandert Allāh Ta’ālā de aardesubstanties, nitraten en fosfaten in eiwitten in de groei van planten en veranderen deze plantaardige eiwitten door het op eten in versteviging van het vlees, de botten en de ledematen van een dier. Niet alleen de wetenschap kan dit vandaag de dag uit onderzoek aantonen, maar veel eerder was dit al geopenbaard door Allāh Ta’ālā in onder andere Surah Rahmān.
Net zo heeft Allāh Ta’ālā stoffen met korte tussenpozen in de baarmoeder veranderd in organen, bevestigde Hij de ziel in het lichaam en schiep Adam (alayhis salām), de eerste mens, om een korte periode op aarde te verblijven. Na het vertrek van het aardse leven is profeet Adam (alayhis salām) begraven, echter zijn lichaam is niet tot stof teruggekeerd. Dit geldt ook voor alle profeten, Awliya, martelaren, oprechte Ulema en de Hāfiz-e-Qur’ān die strikt naleven wat in de Heilige Qur’ān staat. Het lichaam van de rest van de mensen wordt door de aarde verteerd.
Op de Dag van Wederopstanding gaat Allāh Ta’ālā al deze verteerde elementen van zowel de dieren als de mensen in een oogwenk opnieuw verzamelen en de lichamen designeren. Het sterven van een persoon betekent, dat de ziel het lichaam verlaat om te verhuizen naar een ander domein (Barzakh), en dus de ziel niet sterft!
Organen van de mens
Imām al-Ghazālī (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft in hoofdstuk ibādah van zijn boek Ihya-Uloom-ud-Dīn, dat de organen van het lichaam verdeeld zijn in drie categorieën, namelijk (1) de fundamentele organen zoals het hart, de lever en de hersenen; (2) wat nuttig is voor deze belangrijkste organen zijn de maag, de aderen en de ruggengraat, zonder welke ze niet kan functioneren en (3) wat aanvullend is op de bovengenoemde twee categorieën voor perfectie zijn de nagels, vingers, wenkbrauwen, etc.
De Profeet ﷺ zei: “Alles wat tot een moslim behoort, is onwettig voor een andere moslim zoals zijn bloed, zijn eer en zijn eigendom.” Sahīh Muslim
Absoluut eigendom, publiek- en privébezit
Een belangrijk aspect van het islamitisch familierecht is testament. In testamenten kunnen moslims verordenen, dat er geen autopsie of balseming (is verboden) moet worden gedaan op hun lichaam, dat zonder onnodige vertraging het lijk moet worden gewassen, omwikkeld in een doek zonder versiersel en dat gebeden wordt en vervolgens begraven. Dit alles zal zijn gedaan door achtergebleven moslims in volledige overeenstemming met de islamitische religie. Andere kwesties over het testament zijn eveneens dat alle eigendommen van trusts zullen worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaars of dat de executeur de betaling van alle wettelijke schulden zal doen, inclusief die kosten die zijn gemaakt door de laatste ziekte/ ongeval en begrafenis, en de kosten van het beheer van het landgoed (graf).
De moslim schrijft bijvoorbeeld in zijn testament: “Ik geef de executeur de opdracht om een openstaande huquq Allāh (verplichtingen aan Allāh Ta’ālā) te betalen, die bindend zijn voor mij, inclusief onbetaalde zakāt (aalmoes), kaffārah of niet gepersecuteerde hadj (bedevaart), als het een plicht jegens hem zou kunnen zijn. Tenminste het resterende geld verdeeld onder de overlevenden zoals de verdelingsformule is geschreven in de Heilige Qur’ān.”
Om relatieve eigendom van het individu over zijn werk en zijn vruchten continu te realiseren, moet er een relatie zijn tussen het individu, de maatschappij en Allāh Ta’ālā, wat tegelijkertijd de oorzaak en personificatie is van dit principe, en dat de mogelijkheid onthult van eigendom. Deze relatie gaan wij nu verkennen. De betekenis hiervan is dat de Islam een systeem is waarin elke wet- en regelgeving en toestand de leidende beginselen weerspiegelt. Als dat niet zo was, zou de Islam geen systeem zijn van ordening. Bovendien is de reden dat de Islam belijders in het huidige tijdperk in een situatie is gekomen, waar de regels en voorwaarden van de leidende beginselen zijn geruïneerd in de naties die vóór de profeet ﷺ op aarde zijn geweest en de hedendaagse modernisten onder de moslims. Dit wil zeggen, de Shari’ah interpreteren en uitleggen zonder gedegen islamitische onderricht gehad te hebben, naar voor eigen belang.
Absoluut eigendom
Er zijn drie soorten van eigendom: absoluut eigendom, publiek bezit en privébezit.
Absoluut eigendom is alleen voor Allāh Ta’ālā, om het principe van Tauhid (Eenheid van Allāh Ta’ālā) weer te geven moet het menselijk eigendom alleen worden gekwalificeerd. Het werk van iedereen behoort in werkelijkheid toe aan Allāh Ta’ālā, alleen in zoverre dat het individu de plaatsvervanger van Allāh Ta’ālā op aarde kan zijn op bepaald aspect van het leven, en dit kan hem tijdelijk eigenaar maken.
Elke relatie tussen een individu en zijn verdiensten, die onverenigbaar is met het principe van Tauhid, is een niet-islamitische relatie. Daarom is de realiteit van absoluut eigendom onaanvaardbaar in de Islam, omdat het simpelweg acceptatie van het concept van absoluut eigendom zou zijn, wat een ontkenning van de Waarheid zou zijn.
Absoluut eigendom is die connectie die de eigenaar het recht geeft te doen wat hij wil met zijn eigendom zonder enige beperking of opdracht. Vanuit islamitisch oogpunt behoort dit soort eigendom alleen toe aan Allāh Ta’ālā zoals het lichaam van de mens, dieren, planten en planeten. Daarom kunnen deze genoemde scheppingen niet door de mens geschapen worden. Allāh Ta’ālā alleen kan doen wat Hij wil met alle bestaande dingen, waarover wij kennis dragen of onbewust zijn, van deze wereld. Hij kan sturen, brengen en ook weer meenemen. Hij kan leven geven, kan het ontnemen en weer tot leven brengen. Hij kan ziek laten worden en weer laten genezen. Hij kan straffen en kan vergeven. Er is geen enkele beperking in Zijn hoedanigheid, want alles behoort terecht aan Hem.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَلِلَّهِ مَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي ٱلأَرْضِ لِيَجْزِيَ ٱلَّذِينَ أَسَاءُواْ بِمَا عَمِلُواْ وَيَجْزِيَ ٱلَّذِينَ أَحْسَنُواْ بِٱلْحُسْنَى
“En aan Allāh behoort hetgeen in de hemelen en hetgeen op aarde is, opdat Hij degenen die slecht deden moge vergelden voor hetgeen zij hebben gewrocht en opdat Hij degenen die goed doen, met het beste moge belonen.” Surah an-Najm (de ster), H53, vers 31
Ibn Kathīr stelt in zijn Tafsir: “Allāh kent elke zaak, klein of groot, en Hij beloont ieder conform zijn of haar daden. Allāh Ta’ālā beweert dat Hij de Koning en de Eigenaar van de hemelen en de aarde is, en dat Hij onafhankelijk is van de behoefte van wie dan ook. Hij is de autoriteit over Zijn schepping en regeert ze met gerechtigheid. Hij heeft de schepping in waarheid geschapen.
Dat Hij diegenen die slecht tegen anderen doen gaat ondervragen (ter verantwoording roepen) en degenen die goed doen belonen met wat het beste is. Hij beloont eenieder conform zijn of haar daden, beloning voor goede daden en straft voor kwaadheid. Het is heel goed bekend bij de mens, dat alle bedelingen van Allāh Ta’ālā het karakter hebben van genade, schenking en uitmuntendheid en niet van gebruik, uitbuiting of voordeel. Hij beschikt over wat echt aan Hem toebehoort, want Hij is het die alles tot bestaan heeft gebracht. Deze wereld en alles erin is van Hem en wordt door Hem ondersteund. Niets is zelfbestaand. Daarom bezit Hij alles.”
De eigendom van alle anderen, wie en wat hij ook is, is slechts vergelijkend, dat is van dien aard dat de eigenaar het recht geeft om zijn bezittingen binnen het voor hem vastgestelde islamitische kader te behandelen, zonder enig recht om zijn grenzen te overschrijden. Wanneer een man werkt en geld verdient, wordt hij erkend als de eigenaar van het geld. Wanneer hij zelfstandig iets uitvindt vraagt hij patent daarop, omdat hij de privéeigenaar is van het ontwerp en het gebruik ervan. Hij is echter niet de absolute eigenaar ervan, omdat Allāh Ta’ālā ar-Razzāk is (de aanbieder). Hij als uitvinder is alleen de relatieve eigenaar ervan. Hij kan het geld dat hij heeft verdiend absoluut niet naar zijn hand zetten. Hij kan zijn geld niet gebruiken voor loterijen, gokken, overmatig inkopen, omdat deze verspilling is en zonde. Zijn eigendomsrecht is dus beperkt.
Publiek eigendom
Volgens de economische wetten van de Islam behoren alle natuurlijke hulpbronnen op het land, in de zee en in de ruimte voor gebruik door het publiek. Ze kunnen geen persoonlijk eigendom van iemand zijn. De islamitische tradities hebben een groot aantal natuurlijke hulpbronnen beschreven als openbaar bezit. Volgens een traditie werd in dit opzicht een vraag gesteld aan Imām Jāfar al-Sādiq (radi-Allāhu ‘Anhu). In antwoord daarop zei hij: “Water, heuvels, bossen, braakliggende terreinen die door hun eigenaars zijn achtergelaten, zijn allemaal openbare eigendommen.”
Verder zijn er bepaalde andere soorten rijkdom die, hoewel niet inbegrepen in natuurlijke hulpbronnen, vanuit islamitisch oogpunt een deel van het openbare bezit zijn, bijvoorbeeld het bezit van de overleden personen die geen erfgenaam achterlaten, en dus naar de openbare schatkist gaan.”
Privébezit
Als iemand een vis met de hand, met een haak of met een net uit de zee vangt (dat openbaar is), wordt het uw persoonlijke eigendom. De reden hiervoor is dat voordat u het vangt iedereen naar de zee zou kunnen gaan om de vis te vangen. Alles wat u vangt uit de zee, daarop heeft niemand anders het recht om het mee te nemen. Alleen u kunt het gebruiken voor handel of zelf consumeren. Als iemand anders er gebruik van maakt, kan hij dit alleen doen met uw toestemming. U bent dus persoonlijk de eigenaar ervan.
Als iemand een vis uit een vijver, dat in het grondgebied van een landeigenaar ligt, zonder toestemming vangt, dan is hij in overtreding en staat het gelijk aan stelen.
Het is niet juist dat de materiële dingen die door Allāh Ta’ālā zijn geschapen ten behoeve van de mensheid in bezit worden genomen en vervolgens nutteloos worden gehouden. Men moet er zelf van profiteren, of ze beschikbaar stellen aan anderen. Op basis van dit principe is de Islam van mening dat niemand zijn land langer dan drie jaar ongebruikt kan houden. Indien hij deze periode niet gebruikt voor de teelt of voor de bouw van gebouwen of voor een ander doel, worden deze als “vrijgekomen” beschouwd en kan niemand anders die er gebruik van maakt, worden vervolgd in rechte, noch zal de overheid enige bevoegdheid hebben om het aan iemand anders (inclusief de vorige eigenaar) over te dragen.
Iedereen die de natuurlijke rijkdommen van de aarde in bezit neemt en ze goed gebruikt, verkrijgt daarover een rechtmatige titel. Als iemand bijvoorbeeld een niet-gecultiveerd stuk grond in bezit neemt, waarop niemand een voorafgaand eigendomsrecht heeft en er een productief gebruik van maakt, kan hij dat stuk land niet willekeurig onteigenen.
Allāh Ta’ālā openbaart:
أَلَمْ تَرَ أَنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي ٱلأَرْضِ مَا يَكُونُ مِن نَّجْوَىٰ ثَلاَثَةٍ إِلاَّ هُوَ رَابِعُهُمْ وَلاَ خَمْسَةٍ إِلاَّ هُوَ سَادِسُهُمْ وَلاَ أَدْنَىٰ مِن ذَلِكَ وَلاَ أَكْثَرَ إِلاَّ هُوَ مَعَهُمْ أَيْنَ مَا كَانُواْ ثُمَّ يُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُواْ يَوْمَ ٱلْقِيَامَةِ إِنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
“Wat Allāh aan Zijn Boodschapper heeft gegeven als buit van het volk van de stadsgebieden, is voor Allāh en Zijn Boodschapper en voor de naaste familieleden en de wezen en de armen en de reiziger, opdat het niet alleen in omloop moge zijn tussen de rijken onder u. En wat de Boodschapper u ook moge geven, neemt het en wat Hij u ook verbiedt, onthoudt u daarvan. En vreest Allāh, zeker, Allāh is streng in het straffen.” Surah al-Hashr (de bijeenkomst), H58, vers 7
Op deze manier is elk eigendomsrecht in de wereld ontstaan. Toen de mens voor het eerst verscheen, was alles voor iedereen beschikbaar, en wie alles in bezit nam en het op welke manier dan ook nuttig had gemaakt, werd zijn eigenaar; dat wil zeggen, hij verwierf het recht om het specifiek voor zijn eigen doel te gebruiken en om compensatie aan anderen te verlenen als ze het wilden gebruiken. Dit is de natuurlijke basis van alle economische activiteiten van de mensheid.
Er worden dieren als proefexperiment gebruikt wat dierenmishandeling is. Op deze wijze worden proefnemingen gedaan op het menselijk lichaam, denk aan Frankenstein en Darwin filosofieën. Darwin, wetenschapper en zoon van een Engelse bioloog, zei: “Wanneer ik denk aan de structuur van het oog, voel ik alsof ik gek word.” Hij schrijft verder in zijn boek ‘The Origin of Species, dat degenen die succesvol zijn in hun levensstrijd overleven en degenen die falen sterven. De incidentele veranderingen in een wezen maken het mogelijk om te overleven door zich aan te passen aan de omgeving.’ Andere wetenschappers protesteerden hierop tegen op verschillende manieren, zodat zelfs Darwin het feit erkende dat de vorming van zulke gecompliceerde organen als het oog niet begrepen kon worden met de hersenen, en hij moest zeggen in zijn brief die hij schreef aan een vriend van hem: “Zoals ik denk, de constructie van het oog, ik heb het gevoel dat ik gek zal worden.”
Wij zien dus dat grote wetenschappers de bijl moeten neerleggen, omdat de Kennis van Allāh Ta’ālā niet door de hersenen begrepen kunnen worden, maar indien Allāh Ta’ālā het begunstigd, door devotie.
Kortom, bovenstaande eigendom voorbeelden gelden niet voor de lichamelijke onderdelen maar voor het economisch verkeer, omdat alleen Allāh Ta’ālā alleenrecht heeft op mensen en dieren.
Taajush Shari’ah Mufti wal Qāzi-ul-Quzzāt Imām Akhtar Raza Khan al-Azhari al-Qādri (radi Allāhu anhu) en de meerderheid van ulema van India, Pakistan en andere landen zijn van mening, dat orgaantransplantatie niet toelaatbaar kan worden geacht vanwege de nadelige gevolgen ervan die de potentiële voordelen overwinnen. Hun mening is gebaseerd op de volgende gronden die onderaan aankaarten.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَلَقَدْ كَرَّمْنَا بَنِي ءَادَمَ وَحَمَلْنَاهُمْ فِي ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ وَرَزَقْنَاهُمْ مِّنَ ٱلطَّيِّبَاتِ وَفَضَّلْنَاهُمْ عَلَىٰ كَثِيرٍ مِّمَّنْ خَلَقْنَا تَفْضِيلاً
“En inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen over land en zee, en hun van het goede gegeven en hen verheven boven velen dergenen die Wij hebben geschapen.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht), H17, vers 70
Uitleg: Als zodanig is het een bekend principe van de Shari’ah, dat alle organen van een menselijk lichaam, of het nu een moslim of een niet-moslim is, heilig zijn en niet mogen worden gemanipuleerd. Om voordeel te halen uit een deel van een mens is onwettig (harām).
Allāh Ta’ālā openbaart:
هُوَ ٱلَّذِي خَلَقَ لَكُمْ مَّا فِي ٱلأَرْضِ جَمِيعاً ثُمَّ ٱسْتَوَىٰ إِلَى ٱلسَّمَآءِ فَسَوَّٰهُنَّ سَبْعَ سَمَٰوَٰتٍ وَهُوَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
“Hij is het, Die alles, wat op aarde is, voor je schiep: daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vervolmaakte deze tot zeven hemelen, want Hij heeft kennis van alle dingen.” Surah al-Baqarāh (de koe), H2, vers 29
Uitleg: Het is dus toegestaan voor een mens om voordeel te halen uit elke schepping van Allāh Ta’ālā die dieren (onder bepaalde omstandigheden), planten en levenloze dingen omvat. Als zodanig zou het onredelijk zijn om mensen in dezelfde categorie van de bovenstaande scheppingen te plaatsen door toestemming te geven om onderdelen (organen) te gebruiken en voordeel uit hun lichaam te halen door het snijden, hakken en amputeren van delen van het lichaam. Dit is zeker onredelijk en onwettig voor een menselijk lichaam en onethisch.
Een zeer beroemde Hadith verhindert het gebruik van menselijke delen. Sayyidah Asmā bint Abu Bakr (radi-Allāhu ‘Anha) vertelt dat de Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā zei: “Allāh’s vloek is op een vrouw die een pruik (vals haar van mensen) draagt of het voor anderen arrangeert.” Sahīh Muslim
Imām Nawāwi (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft in de uitleg van bovenstaande Hadith: “Als menselijk haar wordt gebruikt, dan is het onwettig door consensus, of het nu het haar van een man of vrouw is, vanwege de algemene overleveringen die dit verbieden. En ook is het onwettig om voordeel te halen uit het haar en alle andere organen van een menselijk lichaam vanwege hun heiligheid. Het haar van een mens en al zijn lichaamsdelen moeten begraven worden.” Commentaar op Sahīh Muslim door Nawāwi, blz. 1600.
Het staat geschreven op pagina 310, deel 5 van Fatāwa al-Hindiya: “Als iemand bang was voor de dood door honger en een ander persoon zei tegen hem: ‘Snijd mijn hand en verorber het’ of hij zei: ‘Snijd een deel van mij en eet het op’, het onwettig is voor hem om dit te doen. Evenzo is het ontoelaatbaar voor een wanhopige persoon om een deel van zijn eigen zelf door te snijden en het op te eten.”
Allāma Ibn Abidīn (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft op pagina 215, deel 5 van zijn boek Radd al-Muhtar: “Omdat het vlees van een mens onwettig blijft, zelfs in ernstige situaties.”
Een menselijk lichaam is zelfs na zijn/ haar dood heilig. De Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā zei: “Het breken van het bot van een dode persoon is vergelijkbaar (in zonde) met het breken van het bot van een levend persoon.” Abu Dawood en Ibn Majāh
De grote Hanafi-jurist en Hadith Imām Abu Jāfar al-Tahtāwi (radi-Allāhu ‘Anhu) schrijft in de uitleg van bovenstaande hadīth: “De hadīth laat zien dat het bot van een dode persoon dezelfde heiligheid en eer heeft als het bot van levende persoon.” Mushkil al-Athar
Hazrat Qatadah (radi-Allāhu ‘Anhu) vertelde, dat de Boodschapper ﷺ van Allāh Ta’ālā gebruikelijk uit liefdadigheid gaf om aan te moedigen en muthla te voorkomen.” Sahīh al-Sahīh al-Bukhārī
Dit wordt ook ondersteund door het volgende vers van de Heilige Qur’ān.
Allāh Ta’ālā openbaart:
وَلأُضِلَّنَّهُمْ وَلأُمَنِّيَنَّهُمْ وَلأَمُرَنَّهُمْ فَلَيُبَتِّكُنَّ ءَاذَانَ ٱلأَنْعَٰمِ وَلأَمُرَنَّهُمْ فَلَيُغَيِّرُنَّ خَلْقَ ٱللَّهِ وَمَن يَتَّخِذِ ٱلشَّيْطَٰنَ وَلِيّاً مِّن دُونِ ٱللَّهِ فَقَدْ خَسِرَ خُسْرَاناً مُّبِيناً
“En ik [Satan)] zal hen zeker doen dwalen en ijdele begeerten in hen opwekken en ik zal hen voorzeker ophitsen en zij zullen de oren van het vee afsnijden en ik zal hen voorzeker aansporen en zij zullen Allāh’s schepping bederven.” Derhalve hij, die buiten Allāh [om] Satan tot vriend neemt, zal zeker zichtbaar verlies leiden.” Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 119
Uitleg: Om de reine geaardheid, geschapen door Allāh Ta’ālā zowel fysiek als spiritueel, te vernietigen is wat Shaytān leuk vindt en ook beveelt om te beoefenen.
Tafsir al-Jalālayn: “En ik (Satan) zal hen (de mensen) zeker doen afdwalen van de Waarheid met kwade influisteringen en ik zal hen zeker met verlangens vervullen. Ik zal hun gedachtengoed vullen met denkbeelden dat het leven zal volhouden, dat er geen opstanding en geen afrekening zal zijn; en ik zal hen zeker bevelen en zij zullen de oren van het vee opensnijden en dit werd de kamelen gedaan die zij bahā’ir noemden. En ik zal hen zeker bevelen en zij zullen Allāh’s schepping veranderen ‘door zijn religie te vervangen door ongeloof, wettig maken wat Allāh harām (onwettig) heeft gemaakt en onwettig maken wat Allāh halāl (wettig) heeft gemaakt. (Allāh Ta’ālā reageert hier op de woorden van Satan), “En wie Satan neemt voor een patroon die hem volgt en hem gehoorzaamt in plaats van Allāh heeft zeker een manifest verlies geleden dat duidelijk is, omdat hij in het Vuur zal eindigen dat eeuwigdurend voor hem is gemaakt.”
Uit bovenstaande motivering kunnen wij afleiden, dat alles wat Allāh Ta’ālā heeft gecreëerd, en die (wetenschappelijke) kennis en rechten niet aan de mens heeft begunstig een absoluut eigendom van Hem is. Daarom mag de mens ook de grens niet overschrijden door te doen wat niet in zijn macht en kennis ligt. Wie dat doet is een overtreder van de Shari’ah. Zo kan niemand de levensduur van een mens of dier verkorten of verlengen. Daarom heeft donor ook geen nut, en is het een overtreding van de Shari’ah als de absolute eigendom van Allāh Ta’ālā wordt gegeven aan een andere schepping. Want wat niet uw eigendom is mag u aan niemand geven, ook niet ruilen.