Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Weet, 0 beste lezers, dat het lichaam een stad is en intellect of geweten regels over die stad net als een koning. Zijn legers zijn de externe en interne zintuigen en het onderwerp zijn de organen. Seksuele passie en woede zijn de vijanden van de regio van het lichaam en de ziel is de bewaker. Als het vecht tegen zijn vijanden en ze verslaat, dwingt de ziel hen om te doen wat hij wil, haar acties worden prijzenswaardig en het keert terug naar de Almachtige.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Zij, die geloven en van hun woonplaatsen verhuizen en met hun bezit en met hun persoon voor de zaak van Allāh strijden, hebben in de ogen van Allāh de hoogste rang. Dezen zullen zegevieren.” Surah at-Tawbah (berouw), H9, vers 20
Als de ziel als een bewaker fungeert en de grenswachters de organen van het lichaam verwaarloost, wordt het gestraft. Op de Dag der Opstanding zal worden gevraagd: 0 oneerlijke bewaker,-je hebt eten en dronken melk gegeten, maar je hebt niet navraag gedaan naar verloren dier en hebt niet geregeld voor de behandeling van zieke dieren. Tot dag zal ik vergelding op u nemen voor dit. In de hadīth below is zo’n Mujāhid of vechter geprezen: je bent teruggekeerd van het kleine gevecht tot het grootste gevecht.
Intellect is als een ruiter, hebzucht is als een paard en woede is als zijn jacht hond. Wanneer de ruiter een expert is en zijn paard en hond zijn opgeleid, kan succes worden verkregen in de jacht. Wanneer de ruiter onervaren is, het paard ongehoorzaam en de hond bijt, dan is het paard niet gehoorzaam aan de ruiter en de hond ook niet gehoorzaam. Evenzo, wanneer intellect volwassen is en hebzucht en woede onderdanig zijn aan intellect, is succes zeker, maar als intellect onvolwassen is en hebzucht en woede zijn niet onder controle, is er zeker puinhoop.
De attributen waarvoor de ziel van de mens fit wordt om Allāh Ta’ālā te benaderen en te eren worden kennis en eigen wil genoemd. Kennis betekent kennis hebben van het materiële, de spirituele wereld en de realiteit van intellect. Dan liggen de zaken achter de kennis die de zintuigen hebben opgedaan. Lagere dieren hebben er geen aandeel in. Over de wil, wanneer een mens kan begrijpen door zijn intellect zal het resultaat van elke actie goed zijn, dan groeit zijn geest om wat goed is te verkrijgen en om die actie uit te voeren. Het is niet de wil van hebzucht of het instinct van de lagere dieren, het is tegen hebzucht. Intellect wil wat goed is in de toekomst. Er is hebzucht van het nemen van heerlijk eten tijdens ziekte, maar intellect verbiedt het eten. Een wijze man onthoudt zich van het eten. Dus, de ziel van de mens is begiftigd met kennis en niet de lagere dieren. Zelfs kleine kinderen hebben een leemte van deze attributen.
Er zijn twee stadia van het verwerven van kennis door een jongen. De eerste fase is het leren van alle voorbereidende noodzakelijke dingen en het kennen van legale en onrechtmatige dingen. Hij kan in dit stadium geen deskundige kennis opdoen, maar komt wel dichtbij. De tweede fase is zijn verwerving van kennis door te leren en te denken. Hij wordt dan als een deskundige schrijver.
Drie manieren om zielskracht te verkrijgen
Er zijn graden van deze overnames in het geval van profeten, Vrienden van Allāh Ta’ālā, wijze en geleerde mannen. Dit voorschot is onbeperkt. Er is geen limiet aan kennis over Allāh Ta’ālā. De rang van een profeet in dit opzicht is het grootst. Alle geheimen worden aan hem bekendgemaakt zonder zijn inspanningen.
Een kind in de baarmoeder van zijn moeder kent de toestand van een jongen niet. Een jongen kent de toestand van een volwassen man niet. Een volwassen man kent niet de toestand van een intelligente man en zijn verworven kennis. Evenzo kent een intelligente man niet de zegeningen, genade en gaven die Allāh Ta’ālā aan de profeten heeft gegeven. Deze zegeningen worden ook begunstigd op die zielen die voorbereid blijven en fit worden om ze te ontvangen. De Profeet ﷺ heeft gezegd: “Er waait van uw Heer in de dagen van uw leven. Wees alert en wees erop voorbereid.” De betekenis van dit preparaat is het wegnemen van de onzuiverheden die in de ziel zijn door de zonden. Het kan worden begrepen uit de volgende hadīth: Allāh Ta’ālā komt neer, elke nacht naar de dichtstbijzijnde hemel, en zegt: “Is er een beroep van de mens wiens aanroep ik zal accepteren?” In een andere hadīth staat: “De religieuze man blijft enthousiast om Mij te ontmoeten, maar ik ben meer enthousiast om hem te ontmoeten. In een hadīth Qudsī zegt Allāh Ta’ālā: “Ik ga een armlengte sneller naar degene die met een halve armlengte naar Mij komt.” Hieruit wordt begrepen, dat Allāh Ta’ālā Zijn genade niet achterhoudt om de glans van kennis op de ziel te stralen, maar de mensen worden verweten dat zij hun ziel of verstand niet reinigen van de onzuiverheden die zij op hen hebben gedrenkt. Aangezien lucht niet in een pot vol met water komt, zo komt kennis van Allāh Ta’ālā niet in een ziel of geest als het gevuld blijft met dingen anders dan Allāh Ta’ālā. Om deze reden zei de heilige Profeet ﷺ: “Als de partij van de duivel niet in de hoofden van de kinderen van Adam was geraakt, hadden zij de spirituele wereld gezien.” Hieruit wordt begrepen dat kennis het bijzondere kenmerk van de menselijke ziel is. De kennis over Allāh Ta’ālā ‘s wezen, attributen en daden is de meest eerbare en op die kracht wordt een mens volmaakt en binnen deze perfectie ligt zijn fortuin om Allāh Ta’ālā te benaderen.
Eigenaardigheden van de menselijke ziel
Lichaam is omlijst voor accommodatie van de ziel die weer het huis van kennis is. Allāh Ta’ālā ‘s Kennis is het menselijke doel en zijn specialiteit. Een ezel en een paard zijn hetzelfde voor het dragen van ladingen, maar een paard is superieur aan een ezel, omdat het paard extra kwaliteiten heeft zoals schoonheid en hardlopen die een ezel en andere dieren ontbreken. Evenzo is er verschil tussen een man en een engel. De man die al zijn ledematen, gedachten en daden aangrijpt om Allāh Ta’ālā te behagen, is als een engel en fit om een engel te worden genoemd.
Allāh Ta’ālā openbaart over de Profeet Yusuf (alayhis salām): “En de Egyptenaar, die hem kocht, zeide tot zijn vrouw: ‘Maak zijn verblijf behoorlijk. Het is waarschijnlijk dat hij ons van nut kan zijn, of dat wij hem als zoon aannemen.’ En zo vestigden Wij Joesoef in het land, opdat Wij hem in het verklaren der dingen mochten onderwijzen. Allāh heeft macht over Zijn gebod, maar de meeste mensen weten het niet.” Surah Yusuf, H12, vers 21
Hij die alleen inspanningen doet voor zijn lichamelijke troost komt neer op de klasse van een dier. Hij wordt dan jaloers als een os, hebberig als een varken, bijten als een hond, eet als een kameel, neemt wraak als een luipaard; sluw als een vos en slim als een duivel (de belichaming van het bovenstaande kwaad). Er is geen dergelijke ledemaat of zintuigen die een man niet helpen Allāh Ta’ālā te bereiken. Hij is succesvol die op dat pad loopt en hij is niet succesvol, wie in misleiding is. Het fortuin van de mens ligt in het streven naar Allāh Ta’ālā ‘s visioen als het ultieme doel, de volgende wereld als zijn permanente onderkomen, deze wereld als zijn tijdelijke onderkomen, lichaam als zijn drager en de ledematen als zijn knechten.
Menselijke ziel is het centrum om hen te realiseren en een koning over de regio van het lichaam. Zijn kracht van idee werkt als een postkantoor voor zijn hoofd. Al het nieuws dat door zintuigen wordt verzameld, wordt daar verzameld. De kracht van denken achter de hersenen werkt als een penningmeester, de tong als tolk, de vijf zintuigen zoals de geheime politie. De ogen hebben de macht gekregen om verschillende kleuren te ontvangen, oren om verschillende stemmen te ontvangen, neus om te ruiken en andere ledematen om ander nieuws te ontvangen en ze door te sturen naar de kracht van ideeën die hen naar de kracht van het denken stuurt die hen naar de koning (ziel) sturen.
Hazrat Ka’ab Ahbār (radi Allāhu anhu) zei dat hij een keer naar Hazrat Aisha (radi Allāhu anha) ging en zei: “De ogen van de mens zijn, zijn gids, zijn twee oren zijn de bewakers, zijn tong is zijn tolk, zijn twee handen zijn vleugels, zijn twee voeten zijn nieuwsdragers en zijn ziel is de koning. Wanneer de ziel tevreden is zijn, zijn legers ook blij.”
Hazrat Aisha (radi Allāhu anha) vertelde Ali horen zeggen dat de Profeet ﷺ zei bij wijze van illustratie van de menselijke ziel: “Allāh Ta’ālā heeft veel potten in deze wereld. De dierbaarste voor Allāh Ta’ālā onder hen is wat het meest zacht, puur en sterk is.” Toen legde hij uit: “De ziel die het meest standvastig is in Allāh Ta’ālā ‘s dienst, de meest zuivere in geloof, de meeste soort in behandeling met broeders is dierbaar voor Allāh Ta’ālā. Dit kan worden gezien vanuit het volgende vers: “Mohamed is de boodschapper van Allāh. En zij, die met Hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Gij ziet hen zich buigen en neerwerpen [in gebed], Allāh’s genade en Zijn welbehagen zoekende; op hun aangezicht zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Torah. En hun beschrijving in het Evangelie is als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en dien versterkt, waardoor zij dik wordt en op eigen stengel komt te staan, tot vreugde der zaaiers en woede der ongelovigen. Allāh heeft aan de gelovigen die goede werken doen, vergiffenis en een grote beloning beloofd.” Surah al-Fath (de overwinning), H48, vers 29
In een ander vers zegt Allāh Ta’ālā: “Zijn licht is als een niche waarin een lamp is.” Om dit vers uit te leggen zei Hazrat Ka’ab (radi Allāhu anhu): de betekenis van licht is het licht van de ziel van een gelovige. Allāh Ta’ālā zegt: “Of het is als duisternis in een bodemloze zee.” Vandaar dat de ziel van een hypocriet als illustratie is gesproken.
Er zijn vier geaardheden van de mens, namelijk beestachtige karakter, dierlijke karakter, duivelse karakter en engelachtige karakter. Woede is een teken van beestachtige karakter samen met onder andere vijandschap, haat, berisping en aanval op mensen. Zijn dierlijke karakter wordt gezien, wanneer zijn seksuele passie sterk wordt. Hij heeft een duivels karakter zoals bedrog, fraude en samenzwering. Hij heeft een engelachtig karakter zoals Allāh Ta’ālā aanbidden en goed zijn voor iedereen. Zoals hij de heilige ziel heeft gekregen, zo heeft hij het karakter gekregen van heerschappij en hij houdt ervan om vrij te zijn van onderwerping en gemeenheid.
De wortels van deze vier karaktereigenschappen zijn in een mens en gecentreerd in de menselijke ziel. Als hij alleen de aard van een lager dier heeft gekregen, wordt hij als een varken of een hond. Als hij alleen de aard van de duivel heeft gekregen, wordt hij als een duivel. Als hij van Allāh Ta’ālā kwaliteiten heeft gekregen, wordt hij een echt wijs mens. Als hij seksuele passie en hebzucht volgt, verwerft hij onder andere het kwaad van onzuiverheid, schaamte, houding, ellendigheid, haat en andere slechte gewoonten. Als hij gehoorzaamt aan de drang van woede, verwerft hij gruwelijke eigenschappen zoals hoogmoed, trots, liefde voor macht, zelf verheerlijking, slechte grappen maken, minachting voor anderen en onderdrukking. Als hij de duivel gehoorzaamt, verwerft hij kwade gedragingen zoals bedrog, verraad en fraude.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Neen, maar hetgeen zij plachten te verdienen heeft zich als roest aan hun hart gehecht.” Surah al-Mutaffifīn (daden in fraude), H83, vers 14
Wanneer hij het bovenstaande kwaad bestuurt, is hij begiftigd door Allāh Ta’ālā met kwaliteiten zoals wijsheid, kennis, geloof en kennis van de aard van alle dingen. Wanneer hij vrij wordt van seksuele passie en woede, verwerft hij de volgende deugden pardon, tevredenheid, zelfbevrediging, ascetisch, vroomheid, angst voor Allāh Ta’ālā, tevredenheid en schaamte. Als hij woede onder controle houdt krijgt hij onder andere roem, vriendelijkheid, geduld en stilte.
De ziel is als een spiegel waarin de bovengenoemde kwaad en deugden tot uitdrukking komen. De deugden maken de ziel stralend, schitterend en helder en de kwaadaardige, zonden en fouten maken het donker. De Profeet ﷺ heeft gezegd: “Wanneer Allāh Ta’ālā een dienaar goed wil doen, plant Hij het aansporend in zijn ziel. Degene die een aansporing in de ziel heeft gekregen, heeft een bewaker van Allāh Ta’ālā gekregen.” Zikr (herinnering) van Allāh Ta’ālā wordt blijvend in de ziel.
Allāh Ta’ālā openbaart: En degenen, die het verbond van Allāh breken nadat zij het hadden bevestigd en hetgeen Allāh heeft bevolen verenigd te zijn, afsnijden en op aarde wanorde stichten, hen treft de vloek en zij zullen een slecht tehuis hebben.” Surah ar-Ra’d (de donder), H13, vers 25
De zonden zijn als rookt vol duisternis die de ziel bedekt. Een zonde na een ander komt over de ziel als een laag van rookt tot zijn ziel volledig omhuld met duisternis. Als gevolg daarvan wordt de ziel van Allāh Ta’ālā verwijderd. Het is de zegel op de ziel waarvan Allāh Ta’ālā in een vers spreekt: “Had Ik het gewild, dan had Ik ze zeker gestraft en hun ziel verzegeld.” Wanneer de zonden zich ophopen in de ziel, wordt het blind voor goede dingen van de religie. De heilige Maimun bin Mehran zei: “Wanneer een man een zonde pleegt, valt een zwarte vlek in zijn ziel. Als hij berouw toont, wordt hij uitgewist. Opnieuw wanneer hij de zonde pleegt, neemt de vlek toe.” Dus, als de zonden achter elkaar worden begaan, wordt de ziel donkerder en dat is het zegel op de ziel. De Profeet ﷺ zei: “De ziel van een gelovige is helder en er is een felle licht in. De ziel van een ongelovige is zwart en donker.” Het poetsen van de ziel is gehoorzaamheid aan Allāh Ta’ālā met oppositie tegen passie. Zonden zijn onzuiverheden op de ziel. Hij die naar de zonden gaat, maakt zijn ziel donker.
De Profeet ﷺ zei: “De ziel is van vier soorten. De eerste soort ziel is helder waarin er een verlichte licht is. Het is de ziel van een gelovige. De tweede soort ziel is zwart en het is de ziel van een ongelovige. De derde soort ziel wordt opgesloten in de dekking en het is de ziel van een hypocriet. De vierde soort ziel wordt vermengd met geloof en hypocrisie.” Geloof in een dergelijke ziel is als een plant die in het water groeit en als er andere vloeistoffen zoals bloed en pus in komt wordt de groei vertraagd.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Degenen die [Allāh Ta’ālā] vrezen, wanneer hen een boze neiging van Satan overvalt, gedenken Allāh en ziet, zij zijn ziende.” Surah al-A’rāf (de verheven plaatsen), H7, vers 201
De helderheid van de ziel wordt gewonnen door Zikr die troost vindt in een persoon die angst heeft voor Allāh Ta’ālā. Allāh Ta’ālā is dus de poort van Zikr, die weer de poort van kashf (innerlijke openbaring) is, die weer de poort van het heil is en de poort van het hebben van het fortuin van het Allāh Ta’ālā visioen.
De ziel is een container van kennis. Zoals een spiegel verbinding heeft met figuur en vorm, zo heeft ook een ziel verbinding met voorwerpen van kennis. Met andere woorden, afbeelding of figuur kan worden gezien als geplaatst voor een spiegel. Dus ook verschillende voorwerpen van kennis worden weerspiegeld in de ziel. Een spiegel gaat uit van de kleur van een voor hem geplaatste figuur. Evenzo neemt de ziel de kleur van de aard aan van een onbekend object van kennis. Elk voorwerp van kennis heeft een eigenschap en elke eigenschap heeft een rapportcijfer gekregen. Dat cijfer wordt weerspiegeld in de spiegel van de ziel en is duidelijk zichtbaar. Spiegel is een ding, figuur is een ander ding en zijn schaduw in de spiegel is een ander ding. Evenzo heeft een man drie verschillende dingen, namelijk ziel, de echte aard van een ding en de kennis van de echte aard ervan. Ziel is de naam van een ding waarmee kennis wordt opgedaan. Schaduwen van alles worden hierin weerspiegeld. Dus de container van kennis, voorwerp van kennis en kennis zelf zijn onderling verbonden. Bijvoorbeeld, om een schild te kunnen vangen is iets nodig. Hier zijn er drie dingen, namelijk de hand, het schild en het vangen. Deze drie dingen die met elkaar verbonden zijn produceren een actie. Evenzo is kennis een zaak die verbonden is met de ziel met de schaduw van het ding daarin en het vallen van die schaduw daarin. Er ontstaat geen kennis, tenzij het voorwerp van kennis in de ziel valt. Van vuur kan niet worden gezegd dat het in de ziel valt om kennis van vuur te produceren. Schaduw van vuur in de ziel is voldoende om het te produceren. De echte man blijft niet in spiegel. De schaduw van zijn echte zelf blijft in spiegel. Evenzo vallen echte schaduwen van alle dingen in de ziel en dat wordt kennis genoemd.
Vijf obstakels om Allāh Ta’ālā ‘s kennis te kunnen verwerven
Er zijn vijf obstakels of hindernissen die echte foto’s in een spiegel voorkomen. Een foto kan niet worden gezien in een spiegel als de grondstof waarmee de spiegel wordt gemaakt daarvoor niet geschikt is, als de spiegel bedekt is met vuil, als de spiegel niet gericht is op de foto, er iets tussen de spiegel en de foto is of als de foto niet voor de spiegel is. Analoog is het geval met de menselijke ziel. Het heeft vijf obstakels. Menselijke ziel heeft de geschiktheid om ware beelden van alles te ontvangen, maar als zijn functie het niet kan doen, zal het worden begrepen dat kennis niet kan komen door de vijf obstakels, te weten: (1) een natuurlijk defect van de ziel zoals de zielen van jongeheren. (2) De onzuiverheden van de zonden door hebzucht, passie en lage verlangens. Als de onzuiverheden van de zonden niet worden verwijderd, net als de onzuiverheden in een spiegel, wordt de waarheid er niet in weerspiegeld. De profeet heeft daarom gezegd: “Het intellect van een man die gewend is om zonden te plegen gaat weg. Het komt nooit terug naar hem.” Met andere woorden, roest valt in zijn ziel tenzij het wordt verwijderd door een goede daad en berouw. Als stof op een spiegel valt, kan deze worden verwijderd door een doekje. Ziel wordt helder als het niet de lage verlangens en drang naar passie volgt.
Allāh Ta’ālā openbaart: “En zij, die naar Ons streven, – Wij zullen hen zeker op Onze wegen leiden. Voorwaar, Allāh is met hen die goed doen.” Surah al-Ankābut (de spin), H29, vers 69
De Profeet ﷺ zei: “Allāh Ta’ālā geeft deze wijsheid aan degene die handelt naar Zijn leer, wat hij niet eerder wist.” (3) Als er niets kan worden gezien zoals een spiegel die niet is gericht op een figuur of beeld, dus zal echt beeld van een ding niet in de ziel vallen als het wordt misleid van het echte voorwerp van onderzoek en vraag. Helderheid van de Waarheid wordt niet weerspiegeld in de ziel door het voorwerp van onderzoek niet gericht is naar de ziel, hoewel het schoon en zuiver is. Het beeld van een object waarover een mens denkt valt in zijn ziel. Hij die zijn gedachten en inspanningen beperkt tot de verschillende vormen van gezondheid krijgt gezondheid. Dus wie zijn hele aandacht en energie aan het bereiken van Allāh Ta’ālā Zijn liefde engageert, kan het verwerven. Maar hij wiens aandacht alleen wordt omgeleid wordt naar wereldse bezigheden krijgt ze ongetwijfeld, maar is niet gezegend met Allāh Ta’ālā liefde en genade. Het is een obstakel en een hindernis voor de overname van kashf (geheime kennis, innerlijke openbaring) kennis van Allāh Ta’ālā. (4) Als er iets is tussen een spiegel en een afbeelding of figuur, kan het cijfer niet in de spiegel worden gezien. Dus ook als er een scherm is tussen een menselijke ziel en een ding is gewenst, zijn ware beeld kan niet worden weerspiegeld in de ziel. De Waarheid kan niet uit een gescreende ziel komen. Wiens drijfveer is om zijn passies en lage verlangens te volgen komt in zijn ziel terecht. De overtuigingen die wortel schieten in de begin jaren van het leven uit de omringende omgevingen, schilderen de toekomst van een mens en creëren obstakels in het achterhalen van de waarheid van een ding. Dit geldt ook in het geval van open taqlīd (blind geloof in een sekte). Zo’n man aanvaardt niet wat tegen zijn geloof is, hoewel het waar en juist is. (5) De onwetendheid vindt plaats vanwege een speciaal object. Hierdoor wordt het defect op het doel van de aanvraag geworpen. Bijvoorbeeld als een student vraagt naar een onbekend onderwerp, zal het onmogelijk zijn om het te weten totdat hij over het ding overdenkt dat verband houdt met het voorwerp van onderzoek en dat nadenken niet langs de voorgeschreven wijze van de geleerde is, omdat het doel van het onderzoek bekend is op basis van andere lessen. Mengsel van twee lessen produceert kennis van een derde soort zoals een kameel geboren wordt door het paren van diens ouders. Hij die een veulen wil hebben kan het niet krijgen als hij een ezel en een kameel laat paren, maar hij zal het wel krijgen wanneer een merrie en een paard paren. Vergelijkbaar is het geval met elke kennis. Het heeft twee wortels en er is voorgeschreven modus van de unie van de wortels. Er kan geen kennis ontstaan, tenzij de wijze van unie niet bekend is. Als men niet voor een spiegel staat, kan hij zijn gezicht niet zien. Als de spiegel voor het gezicht wordt gehouden, kan hij zijn rug niet zien. Er zijn dus bepaalde methoden om kennis te verwerven.
Er zijn dus vijf hindernissen in de weerspiegeling van de waarheid in zielen waarvoor we nauwelijks waarheden zien. De ziel is een hemelse zaak en het heeft een natuurlijk attribuut van het kennen van de waarheid.
Allāh Ta’ālā openbaart over deze ziel: “Voorwaar, Wij boden de hemelen, de aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen, maar zij weigerden dit te dragen en vreesden er voor, maar de mens nam het op zich. Inderdaad, hij is zeer onrechtvaardig (jegens zichzelf), onwetend.” Surah al-Ahzāb (de confrères), H33, vers 72
Hieruit blijkt dat de ziel zo’n bijzonder attribuut heeft gekregen die de hemelen, de aarde en de bergen niet bezitten, omdat zij voor de mens dienstbaar zijn gemaakt. Dit vertrouwen is Mārifat (Goddelijke Kennis) en Tauhid. Echter, de ziel is van oorsprong fit om dit vertrouwen te dragen, maar het kan niet zijn echte aard bereiken door de obstakels zoals hierboven verteld. Om deze reden zei de Profeet ﷺ: “Ieder kind is geboren als moslim, maar zijn ouders maken hem tot een Jood, een Christen of een duivelskunstenaars.” De Profeet ﷺ zei ook: “Als de partij van de duivel niet in de ziel van de zoon van Adam zou bewegen had hij het Goddelijke Rijk kunnen zien.” Uit deze hadīth blijkt ook dat de bovenstaande vijf obstakels verhinderen dat een mens het Goddelijke Rijk ziet. De Profeet ﷺ werd ooit gevraagd: “Waar is Allāh Ta’ālā, op aarde of in de hemel?” Hij antwoordde: “Allāh Ta’ālā is in de ziel van een gelovige.” In een andere hadīth staat dat aan de Profeet ﷺ werd gevraagd wie de beste mens is? De Profeet ﷺ antwoordde: “De gelovige wiens ziel makhmus is, is het beste.” Hij werd gevraagd: “Wat is makhmus?” Hij antwoordde: “Die ziel is makhmus die Allāh Ta’ālā vreest, waarin er geen bedriegerij, verraad, misleiding en haat bestaat.” Om deze reden zei de Profeet ﷺ: “Wanneer uit angst voor Allāh Ta’ālā het scherm van de ziel wordt opgetild, ziet mijn Heer de ziel?” Wie het scherm van de zonden van zijn ziel opheft laat de beelden van ongeziene dingen in zijn ziel zien. Dan kan hij het ‘paradijs’ zien dat zich uitstrekt in de hemel en de aarde. Ongeziene wereld is buiten de ogen van buitenaf. Wanneer deze wereld van zicht en de ongeziene wereld verenigd zijn in een tijd, wordt het aangeduid als Hazrat Rububiyah (de aanwezigheid van Allāh Ta’ālā Bestaan die alles kan omvatten). Er is geen enkel bestaan van iets behalve dat van Allāh Ta’ālā, Zijn daden en Zijn soevereiniteit. Zijn dienstknechten zijn opgenomen in Zijn daden. Het doel van alle acties is om de ziel zuiver en helder te maken.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Hij openbaarde haar wat slecht en wat goed [voor haar] is.” Surah as-Shams (de zon), H91, vers 8[1]
Het doel van zuiverheid van de ziel is om het licht van het geloof daarin te laten schijnen of om het Licht van Goddelijke Kennis te ontsteken. Allāh Ta’ālā zegt: Allāh Ta’ālā heeft de borst van een voor de islam die hij wil begeleiden.
Allāh Ta’ālā openbaart: “Hij wiens hart Allāh voor de Islam heeft verruimd, is in het licht van zijn Heer. Wee dan degenen, wier hart verhard is bij de gedachtenis aan Allāh! Waarlijk, zij verkeren klaarblijkelijk in dwaling.” Surah az-Zumar (de groepen), H39, vers 22
[1] In Imām Jalāluddin tafsir staat: “En geïnspireerd om zijn ondeugden en vroomheid te onderscheiden, wees Hij erop het pad van het goede en dat van het kwade, het plaatsen van taqwa [vroomheid].”