Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
In het boek Itiqādnāma van maulana Diyā’ ud-Din Khālid al-Baghdādi al-’Usmāni (radi Allāhu anhu) staat dat de Heilige Profeet Mohammed ﷺ vertelde over Imān en de Islam.
De ulema van de Islam zeggen dat elke moslim die de leeftijd van de puberteit heeft bereikt moet weten en geloven in de As-Sifāt as-Dhātiyya van Allāh Ta’ālā; deze zijn zes: al-Wujud (bestaan); al-Qadim (zonder begin, en eeuwig in het verleden); al-Baqā’ (zonder einde, en eeuwig in de toekomst); al-Wahdāniyya (zonder partner); al-Mukhālafatu li-l-hawādith (ongelijk aan elk schepsel in elk opzicht); al-Qiyāmu bi nafsihi, (Zelfbestaand). Geen schepsel heeft een van deze zes eerzaamheid, noch enige relatie met hen. Deze behoren uitsluitend aan Allāh Ta’ālā toe.
Alles anders dan Allāh Ta’ālā heet ‘ālam (de schepping, het universum). Geen enkele wezen bestond voordat Allāh Ta’ālā ze had geschapen. Ze zijn allemaal mumkin (die kunnen ontstaan uit het niets) en hādith (dat ontstond uit het niets).
Wij zien de soorten wezens in een verbazingwekkende volgorde, en de wetenschap ontdekt elk jaar nieuwe scheppingen. Enkele attributen van Allāh Ta’ālā zijn Hayy (Allevend), ‘Alim (Alwetend), Qādir (Almachtig), Murid (Alwillend), Sami’ (Alhorend), Basir (Alziend), Mutakallim (Alsprekend) en Khāliq (Alscheppend). Het is onmogelijk dat gebrekkige attributen in Allāh Ta’ālā zijn die deze ‘ālam of kā’ināt (alle wezens) in een dergelijke orde heeft gecreëerd en Die hen tegen vernietiging beschermt. Bovendien zien wij de bovenstaande Attributen van perfectie ook in wezens. Allāh Ta’ālā heeft ze in Zijn schepselen gecreëerd, maar deze eigenschappen zijn niet gelijk aan de eigenschappen van Allāh Ta’ālā zelf.
De bewijzen van deze attributen lezen wij in de āyat en ahadīth waarin duidelijk de Attributen van perfectie van Allāh Ta’ālā zijn uitgelegd. Daarom is het niet toegestaan om eraan te twijfelen. Twijfel veroorzaakt ongeloof. De hierboven gegeven acht Attributen van perfectie worden genoemd as-Sifāt Thubutiyya. Allāh Ta’ālā heeft naast deze Attributen van perfectie meer Attributen zoals wij weten wij uit de Geschriften. Hij heeft 3.000 Attributen waarin geen defect, wanorde of verandering in Zijn Zelve, Essentie, Attributen of Daden is. Ook is het geloven verplicht in Āmantu bi’llāhi wa Malā’ikatihi wa Kutubihi wa Rusoolihi wal-yawm-il-ākhiri wa bil-qadari khairihi wa sharrihi minallāhi ta’ālā wal bā’thu ba’d-al-mawt.”
Een moslim belijdt zijn geloof door met hart en ziel uitspreken van de Shahāda (geloofsartikelen). Hierdoor getuigt de moslim dat er géén god is dan Allāh en dat de Profeet Mohammed ﷺ Zijn laatste Boodschapper is. Niet alleen met hart en ziel erkennen hiervan is voldoende, het moet ook door de moslim (gelovige) in praktijk worden gebracht. Dit wordt Imān genoemd. Imān wil zeggen accepteren van ieder woord van de Heilige Profeet ﷺ als de absolute waarheid. Iemand die bovenstaande accepteert wordt een moslim genoemd. Als u één van de aspecten verwerpt, weet dan dat u geen deel uitmaakt van de Islam, omdat dat kufr (ongeloof) is. Bijvoorbeeld het ontkennen van Qiyāmah (Dag des Oordeels), engelen, Jannah (Paradijs), Dozakh (Hel), hisāb (vereffening) of niet geloven dat salāt, saum (vasten in de maand Ramadān), zakāt of hadj faraiyz (verplichte erediensten) zijn maakt van die persoon een kāfir (ongelovige). Het is ook kufr om te geloven dat de Heilige Qur’ān niet het Woord van Allāh Ta’ālā is. Ook het vernederen van de Heilige Ka’aba, de Heilige Qur’ān of één van de profeten of engelen is kufr. Het degraderen van de Sunnah (handelingen van de Profeet Mohammed ﷺ), grappen maken over de Shari’ah (islamitische wetgeving) of het verloochenen van welk aspect van de Islam dan ook maakt van die persoon definitief een kāfir.
Overtuigingen over Allāh Ta’ālā
De volgende overtuigingen (geloofsartikelen) over Allāh Ta’ālā is noodzakelijk om te weten voor iedere schepping:
Te geloven in zijn bovenzinnelijke. Hij is zonder lichaam en vorm, vrij van beperkingen, gelijkenis en niet deelbaar. Niets is zoals Hij en Hij is niet zoals iets. Hij wordt niet beperkt door maat, ruimte en tijd. Hij is vrij van ijver, rust en verandering. Alles is in zijn greep. Hij is boven de Arsh (de bovenste hemel) en boven alles. Hij is toch de diepere diepte. Toch is Hij dichtbij, heel dicht bij een ding, het dichtst bij de halsader van een mens. Hij is nergens in en niets is in Hem. Hij is voorbij ruimte en voorbij tijd. Hij is nu zoals Hij altijd al was. Hij drukt Zichzelf uit door Zijn schepselen en niet door het bestaan. Hij is vrij van verandering, toename of afname.
Te geloven in Zijn Macht en bestaan. Hij is Levende, Almachtig, de grote Vernietiger. Hij is vrij van fouten en mislukkingen, sluimer, slaap, ziekte, dood. Hij is de Heer van het hele universum, alle engelen en van alles. De hemel is in zijn handen gerold. Hij is uniek in creatie en ongeëvenaard in steeds nieuwe creaties. Hij heeft de voorziening en de dood van het geschapen wezen en niets kan aan Zijn macht ontsnappen. Zijn macht en kracht is onvoorstelbaar.
Te geloven in Zijn kennis. Zijn kennis is onbeperkt en Hij weet alles. Wat er ook gebeurt tussen de diepste afgrond van de aarde tot in de hoogste hemel is binnen Zijn kennis. Het kleinste atoom op aarde of in de hemel is niet buiten Zijn kennis. Hij kent het kruipen van een mier en op een stevige steen in een intense donkere nacht of in de beweging van een vlieg in de lucht. Alles is open en er is geen geheim voor Hem, ieder gedachte in het hoofd, elke list en bedrog van de duivel en elke goede of slechte gedachte is bij Hem bekend. Zijn kennis is eeuwig en onbeperkt zonder enige toename of afname en zonder enig defect.
Te geloven in Zijn Wil. Niets wordt klein of groot, goed of kwaad, ten voordele of nadeel, geloof of ontrouw, bekend of onbekend, winst of verlies, zonde of deugd zonder Zijn wil en macht. Wat Hij wil ontstaat en gebeurt. Wat Hij niet wil, komt niet tot bestaan. Geen blik in het oog, geen verdwaalde plotselinge gedachte in hersenen is buiten Zijn wil. Hij doet wat Hij wenst. Niemand kan Zijn gebod intrekken, er is geen belemmering voor. Er is geen toevlucht bij iemand die hem ongehoorzaam is. Niemand volgt Zijn bevel op zonder Zijn Wil. Als de mensheid, djinn, engelen en duivel een atoom willen verplaatsen van hun plaats, zullen ze het niet kunnen doen zonder Zijn Wil. Zijn Wil ligt van nature in Zijn Attributen die onbeperkt zijn. Er is geen voorrang of reeks van enige gebeurtenis van de aangestelde tijd.
Te geloven in Zijn gehoor en gezichtsvermogen. Hij hoort en ziet. Zijn gehoor en zicht zijn allemaal doordringt. Niets, hoe schaars dan ook, kan aan Zijn gehoor ontsnappen en niets dat klein is kan aan Zijn ogen ontsnappen. Afstand is geen hinder voor Zijn horen en zien, eerder afstand en nabijheid zijn allemaal gelijk aan Hem. De duisternis kan Zijn zicht niet hinderen. Hij ziet zonder ogen, pakt beet zonder hand en creëert zonder instrument. Zijn Attributen zijn niet zoals die van de geschapen wezens, omdat Zijn Bestaan niet is zoals dat van het geschapene.
Geloven in Zijn Woorden. Allāh Ta’ālā spreekt zonder geluid. Het is eeuwig en Zelfbestaan in tegenstelling tot de gesprekken van de schepping. Zijn gesprek is zonder geluid. Het heeft geen verbinding met circulatie van lucht. Hij neemt geen hulp van woorden en talen via de beweging van de lippen. De Heilige Qur’ān, de Bijbel, het evangelie en de psalmen zijn allemaal Zijn gesproken Woorden die in deze Boeken staan geschreven en naar Zijn Profeten zijn gestuurd. De Heilige Qur’ān wordt gereciteerd door de tong, geschreven op papier en bewaard in het hart, niettemin is het eeuwig bestaande met de eeuwigheid van Allāh Ta’ālā. Hazrat Mozes (alayhis salām) hoorde Zijn Woorden zonder geluid en taal en de gelovigen zullen Hem in het hiernamaals zien zonder lichaam en ruimte.
Te geloven in Zijn daden. Er is geen schepper van acties behalve Hij en niemand is buiten Zijn oordeel. Hij creëerde alles in de beste vorm en geen andere vorm is beter dan Zijn schepping.
Om met andere woorden te geloven. Het is om de profetie van de Profeet Mohammed ﷺ te bevestigen. Allāh Ta’ālā stuurde de ongeletterde Quraysh Profeet Mohammad ﷺ als een apostel voor alle Arabieren en niet-Arabieren, voor de djinn en de mensen en door Zijn Woorden heeft hij alle andere wetten afgeschaft. Hij gaf de Profeet ﷺ superioriteit boven alle andere profeten en maakten hem tot de leider van de mensheid. Allāh Ta’ālā maakte geen volledig geloof met de Woorden van Tauhid totdat het werd gevolgd door de verklaring dat de Profeet Mohammed ﷺ Zijn dienaar en apostel is. Hij maakte het verplicht om te geloven in wat Hij ook zei over deze wereld en de volgende wereld.
Te geloven in Munkar en Nakir. Het zijn twee verschrikkelijke engelen. Ze zullen de doden wakker maken. Eén engel gaat zitten met de ziel en lichaam en vraagt aan hem over zijn religie en zijn profeet. Dit is het eerste onderzoek na de dood.
Te geloven in de straf van het graf als waar.
Geloof in de Evenwicht met twee schalen en een tong waarvan de omvang is als de hemel en aarde. Daarmee zullen de acties van mensen worden gewogen. Het gewicht zou als een splintertje of mosterdzaad zijn om exacte rechtvaardigheid vast te stellen.
Geloven in de Brug. Het is een brug uitgestrekt boven de Hel, scherper dan de rand van het zwaard en dunner dan een haar. De voeten van de ongelovigen zullen uitglijden en zij zullen in de Hel vallen. De voeten van de gelovigen zullen standvastig zijn door de genade van Allāh Ta’ālā en daarom zullen zij kunnen oversteken naar het Paradijs.
Te geloven in de bron Kauser. Het is een fontein van de Profeet ﷺ. De gelovigen zullen ervan drinken en na het oversteken van de brug het Paradijs binnengaan. Degene die daarvan zal drinken, gaan het eenmaal doen en nooit meer dorst hebben. Het water zal witter zijn dan melk en zoeter dan honing. Er zullen veel kruiken rondom het fontein zijn, veel meer dan sterren aan de hemel.
Om in het oordeel te geloven. Sommigen zullen weinig rekenschap afleggen, sommige geweldig veel meer en sommige zullen zonder verantwoording afleggen het Paradijs ingaan. Ze zullen in de buurt van Allāh Ta’ālā zijn. Degenen die geloven in Tauhid gaan weer uit de Hel komen nadat zij hun gepaste straf in de Hel hebben gekregen.
Te geloven in de voorspraak van de profeten, daarna de Awliya, de Ulema, dan de martelaren en vervolgens de rest van de gelovigen. Zij hebben het voorspraakrecht in verhouding tot hun rangen tot Allāh Ta’ālā.
Te geloven in de goedheid van de metgezellen, eerst van de kalief Abu Bakr, vervolgens van de kalief Umar, vervolgens van de kalief Usman en dan van de vierde kalief Ali (radi-Allāhu ‘Anhum). U zult een goed gedachte over hen moeten hebben en hen roemen zoals Allāh Ta’ālā Zijn profeten prees.
Allāh Ta’ālā aanvaardt het geloof van een mens niet, tenzij de mens gelooft in al deze genoemde geloofsartikelen van geloof. En zo’n mens wordt een moslim genoemd.
Angst voor Allāh Ta’ālā
De Heilige Profeet ﷺ zei: “Ik laat twee dingen achter, u zult niet afdwalen zolang u zich aan beiden vasthoudt, namelijk het Boek van Allāh (Heilige Qur’ān) en mijn soenna (opgetekend in Ahadīth boeken).”
Allāh Ta’ālā openbaart: “Wil je een volk niet bestrijden dat zijn eden heeft gebroken en plannen smeedde om de Boodschapper te verdrijven en dat het eerste was om tegen u te beginnen? Vrees je hen? Neen, Allāh is het meest waardig, dat je Hem zoude vrezen als je gelovigen zijt.” Surah at-Tawbah (berouw), H9, vers 13
Monotheïsme staat centraal in de Islam, geloof in Allāh Ta’ālā, Eenheid van de Almachtige. Geloof in meervoudigheid (polytheïsme) van Allāh of in toevoeging in welke vorm dan ook aan Allāh is nadrukkelijk verboden (ongeloof). Allāh Ta’ālā creëerde natuur door een fundamentele daad van Barmhartigheid anders zou er daadwerkelijk een leegte zijn. Monotheïsme staat centraal in de Islam, geloof in Allāh, Eenheid van de Almachtige., anders zou er daadwerkelijk een leegte zijn. Allāh Ta’ālā voorzag ieder element van Zijn Schepping met Zijn Wil, zodat het een karakteristieke vorm kreeg. Het resultaat is een goed geordende, harmonieus geheel, een kosmos waarin alles zijn eigen plaats en beperkingen heeft. Geen tekort, ontwrichting of breuk wordt gevonden in de natuur. Allāh Ta’ālā treedt op als Gezaghebber van het universum welke naar Zijn Wil functioneert. Het is een eerste teken en bewijs van Allāh Ta’ālā en Zijn Eenheid. In het verleden passeerden onder Allāh Ta’ālā Zijn Leiding de Profeten (waaronder Noah, Mozes, Abraham, Jezus alayhim salām). Van enkele staan de namen in de Heilige Qur’ān geschreven. Enkele wonderen van de Profeet Mohammed ﷺ wonderen staan ook in de Heilige Qur’ān. Analogie aan de Islam heeft Allāh Ta’ālā vier fundamentele functies, te weten de schepping, leiding, voedsel en jurisprudentie. Alle scheppingen zijn nuttig gemaakt aan de mensheid welke de mensen kunnen exploiteren en hun voordeel mee doen. Toppunt van mensdom is Allāh Ta’ālā aanbidden (uitsluitend Hem aanbidden) en een ethisch sociaal leven te ontwikkeling, vrij van corruptie.
Over Allāh moet een moslim de volgende gedachte houden:
1. De Eenheid van Allāh (Hij heeft geen deelgenoot, is geen vader van iemand, Hij is absoluut alleen).
2. Alle lof zij aan Allāh, Hij is de Almachtige.
3. Hij is niet afhankelijk van iemand, maar de wijde wereld is van Zijn Wil afhankelijk.
4. Hij is altijd alleen geweest en de Eerste die er bestond, en Hij zal als Enige overblijven wanneer er niets meer bestaat.
5. Hij beslist over het leven van eenieder, Hij laat leven en dood gaan naar Zijn Wil.
6. Hij is de Machthebber over alles wat er bestaat.
7. Hij is Alhorende en Alwetende.
8. Hij is Alziende, niets is voor Hem te verbergen.
9. Hij doet alles tot leven en bloei komen.
10. Hij is degene die ons werk verschaft en ons in het levensonderhoud voorziet, etc.