Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Kennis is Macht
indien goed toegepast!
Onze doelstellingen
Qaid-
Door Taajush Shari’ah Shaikh Akhtar Raza Khan Qadri (radi Allāhu anhu)
Inleiding
Fatāwa Azhari is de collectie van fatāwa in het Engels van de Groot Mufti van India, de kroon van de islamitische wetgeving, de jurist van islam, de leider van de Ulema, een oprechte gids in Tariqah, de officiële vertegenwoordiger van de Ghaus van dit tijdperk (Mufti-e-Azam Mustafa Raza Khan Qadri radi Allāhu anhu), de Qāzi-ul-Quzzāt Hazrat Allama Maulana Mufti Mohammed Akhtar Raza Khan Qadri Azhari (radi Allāhu anhu). Taajush Shari’ah Hazrat Allama Mufti Mohammed Akhtar Raza Khan Azhari al-Qadri[1].
Hazrat Mufti Mohammed Nasim Ashraf Habibi van Habibi Dar-ul-Iftā heeft het voorrecht gehad om Taajush Shari’ah te mogen begeleidende tijdens zijn reis in de Oost-Afrikaanse landen en notities gemaakt van de fatāwa die Taajush Shari’ah is uitgesproken in de Engelse taal over maslah (juridisch vraagstuk) die aan hem werden gesteld en die beantwoord zijn in uitstekend Engelse taal. Helaas zijn niet van alle fatāwa verslagen gemaakt van de verbale richtlijnen door Taajush Shari’ah in het Engels tijdens zijn rondreis. Deze zijn vele malen groter in aantal dan wat in dit hoofdstuk Fatāwa Azhari is opgenomen.
Fatāwa Azhari neemt evenals Fatāwa Europe van Qāzi en Mufti-e-Azam Holland Hazrat Allama Maulana Mufti Abdul Wajīd Qadri (AlayhirRahma) een bijzondere plaats in het dagelijkse bestaan van de moslimgemeenschap in Europa.
Taajush Shari’ah zijn diepgaande kennis van fiqh is niet onbekend voor de Schriftgeleerden op dit gebied. Met de hulp van Allāh Ta’ālā is Taajush Shari’ah erfgenaam van de eigenschappen van Alahazrat (radi Allāhu anhu) op het gebied van Fatāwa judicium. Taajush Shari’ah heeft een persoonlijkheid tot vandaag en in de toekomst, net als Bareilly in de tijd van Alahazrat (radi Allāhu anhu), het voorrecht om een superieur centrum voor de afgifte van Fatāwa te zijn. Na het heengaan van Mufti-e-Azam Hind nam Taajush Shari’ah niet alleen de verantwoordelijkheid van de Dar-ul-Iftā op zich, maar hij heeft de Dar-ul-Iftā ook de waardigheid geschonken die gemaakt heeft dat absoluut vertrouwen en respect in de hoofden van zelfs de meeste geleerden op het fiqh gebied is toegenomen.
Taajush Shari’ah zijn wijsheid en nulspanningsveilig geheugen was legendarisch. Hij was bekend om het dicteren van fatāwa op een zodanige wijze, dat hij uit het geheugen de oorspronkelijke tekst van Arabische naslagwerken kon citeren. Een uniek aspect van de wijze van uitdrukking van zijn fatāwa is de intensieve zorg die hij besteedde bij het gebruik maken van de juiste voorwaarden om de beknoptheid en duidelijkheid te handhaven. Degenen die bedreven zijn in de Engelse taal zeggen dat de aanneming van de stijl van Alahazrat (radi Allāhu anhu), in zijn Urdu Fatāwa, dezelfde mate van bondigheid en duidelijkheid kent in de Fatāwa Azhari.
[1] Zoon van Mufassir-e-Azam Maulana Ibrahim Raza Khan, kleinzoon van Hujjat-ul-Islam Maulana Hāmid Raza Khan, over kleinzoon van Alahazrat Imām-e-Ahle Sunnat Mujaddid-e-Dīn-o-Millat Ash Shah Ahmad Raza Khan Qādri (radi Allāhu anhum).
De onderstaande vragen over de kwestie van geboortebeperking zijn in 1991 gesteld door Mohamed Yunus Abdul Karim van Durban in Zuid-Afrika aan Taajush Shari’ah. De fatwa was door Hazrat mondeling gegeven en is schriftelijk vastgelegd door Maulana Nasir Khan van de Raza Academie, Durban, Zuid-Afrika.
Vragen
Beantwoording van vraag 1
Absoluut niet. Simpelweg omdat de Shari’ah geen toestemming aan vrouwen geeft om geboortecontrole van permanente aard te mogen hebben. Allāh Ta’ālā verleent geen toestemming om het doel of de rol van elke creatie te wijzigen. Allāh Ta’ālā openbaart: “En Ik zal hen zeker doen dwalen en ijdele begeerten in hen opwekken en ik zal hen voorzeker ophitsen en zij zullen de oren van het vee afsnijden en ik zal hen voorzeker aansporen en zij zullen Allāh’s schepping bederven. Derhalve hij, die buiten Allāh Satan tot vriend neemt, zal zeker zichtbaar verlies leiden. Surah an-Nisā (de vrouwen), H4, vers 119
We moeten ook begrijpen dat de aard om het doel te veranderen of rol in elke creatie in de islam niet is toegestaan. We mogen ook niet vergeten dat de instelling van nikāh is geweest op de vergroting van de mensheid in aantal. Allāh Ta’ālā openbaart: “O gij mensen, vreest uw Heer, Die u van één enkele ziel schiep en daaruit haar gezellin schiep en uit hen beiden mannen en vrouwen verspreidde en vreest Allāh in Wiens naam gij een beroep op elkander doet en [weest plichtsgetrouw] betreffende de familiebanden. Voorwaar, Allāh is Bewaker over u.” Surah an-Nisā (de vrouwen) H4, vers 1
Zo, daarom, is deze methode van permanente anticonceptie niets anders dan het veranderen van menselijke schepping. Merk ook op, dat dit type bewerking ook vereist dat de vrouw naakt voor een andere persoon, wat harām (verboden) is, moet verschijnen. Ik heb ook een volledige verhandeling over dit onderwerp van geboortebeperking en zijn islamitische status geschreven, die is ook beschikbaar.
Beantwoording van vraag 2
Wat betreft de vraag van het gebruik van tabletten en injecties; om ze te gebruiken voor een korte periode bijvoorbeeld nadat een kind is geboren en de moeder zou het zwaar vinden om voor nog een kind te zorgen, of in de voeding [van het kind] te voorzien, of als ze [fysiek] te zwak is, dan is in deze omstandigheden de tablet of injectie toegestaan. Echter, als men zijn toevlucht tot tabletten en injecties neemt met de bedoeling dat men het kind niet kan voeden, dan is deze gedachte niet toegestaan en laat het zien dat de persoon geen vertrouwen heeft in Allāh. Allāh Ta’ālā openbaart: “Zeg: Komt, Ik zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden; namelijk dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat gij uw kinderen uit armoede doodt [Wij zijn het, Die voor u en voor hen zorgen] en dat gij onbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat en dat gij een ziel ten onrechte doodt die Allāh heilig heeft verklaard. Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen.” Surah An’ām (het vee) H6, vers 151
Allāh Ta’ālā openbaart ook: “En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij zijn het die in hun behoeften en in de uwe voorzien. Voorwaar, hen te doden is een grote zonde.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht) H17, vers 31
Hieruit is het bewezen dat als een kind is geboren, de voeding voor dit kind al is toegewezen. Daarom, en tot slot, wij zeggen dat als anticonceptiemiddelen met de vrees voor voeding van kind wordt gebruikt dat dit dan niet is toegestaan.
Beantwoording van vraag 3
Wat betreft de derde methode, dit lijkt ook niet toegestaan te zijn omdat wanneer de spiraal wordt ingebracht, de vrouw dan zal worden behandeld door een man of een vrouw en wij hebben al gezegd dat naakt zijn voor een andere persoon niet toegestaan is. Een ander kwaad van deze methode is dat slechts na de bevruchting [dat is het begin van de geboorte] geboortebeperking plaats vindt en dit is niet toegestaan. Men moet afzien van deze methoden en alleen condooms en bepaalde injecties gebruiken.
Beantwoording van vraag 4
Wat betreft de vraag van het leven (Rooh), dit gaat in het kind na 120 dagen, dus na vier maanden.
Onder erbarmelijke omstandigheden van absolute noodzaak, waarbij de patiënte moet worden behandeld door een mannelijke of vrouwelijke arts, moet het deel dat onderzocht wordt en dus worden blootgesteld voor slechts een korte periode zijn en weer snel bedekt worden.
Bloeddonatie, transfusie en orgaandonatie
Vragen
Beantwoording van de vragen
Alle drie handelingen zijn verboden. Een persoon kan bloed en organen niet doneren, omdat deze de amānah zijn van Allāh. Daarom is het niet toegestaan om een deel van iemands lichaam of het bloed te doneren. Zelfs als men zegt dat door bloedtransfusie en transplantatie iemand een leven kan redden, maar zelfs dan is het zo dat deze acties niet toegestaan zijn, omdat Allāh Ta’ālā openbaart: “En inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen over land en zee, en hun van het goede gegeven en hen verheven boven velen der genen die Wij hebben geschapen.” Surah al-Isrā (de nachtelijke tocht) H17, vers 70
Deze fazilat bewijst [voorbij] een schaduw van twijfel dat alle lichaamsdelen als zodanig heilig zijn en binnen het concept van de heiligheid vallen. Het is niet toegestaan om enig deel van het menselijk lichaam te gebruiken voor een ander persoon zoals men ook geen gebruik maakt van delen van het dierlijke lichaam. Het is ook aanvaard dat de mens en elk deel van het menselijk lichaam heilig is. Het is daarom dat volgens de hadīth de Heilige Profeet Mohammed ﷺ de vrouw heeft vervloekt die haar hoofdhaar vlecht met het haar van een andere vrouw. Dit bewijst een schaduw van twijfel dat als het hoofdhaar van een vrouw niet kan worden gebruikt, dan zullen de andere delen van het menselijk lichaam ook niet gebruikt kunnen worden, het is dus verboden. Van deze hadīth begrijpen we duidelijk, dat als het was toegestaan om menselijke delen van een andere personen te gebruiken, Allāh Ta’ālā de gebruiker niet zou vervloeken, maar uit deze hadīth begrijpen wij dat de gebruiker van het menselijke deel is vervloekt.
Wat betreft de vraag van noodzaak heeft de Shari’ah duidelijk hieraan status verleend, omdat een volgende hadīth duidelijk maakt: “Noodzaak maakt dat wat harām is [in noodgeval] toegestaan wordt.” Deze omstandigheid is echter alleen dan van toepassing wanneer er geen omstandigheden zijn die in strijd zijn hiermee. Er is een hadīth waarin dat staat: “Niet verwonden en wees niet open voor het veroorzaken van letsel.”
Behalve de Shari’ah, is deze wet ook een van de fundamentele wetten van islamitische beginselen van fiqh. De fundamentele betekenis van deze hadīth is dat het harām is te verwonden en ook harām is om te worden verwond.
In de kwestie van transplantatie en transfusie zal de bovengenoemde hadīth het veroorzaken van schade tegenspreken voor een persoon die zichzelf in transfusie houdt en de transplantatie nadelige gevolgen heeft voor zichzelf, evenals voor anderen. Een voorbeeld hiervan is gevonden in “Shāmi” waar een persoon met blijdschap een stuk van zijn eigen vlees aan de andere aanbiedt, maar dit zal niet toegestaan zijn omdat hij letsel aan zichzelf zal veroorzaken.[1]
[1] Taajush Shari’ah: in een tijdschrift The Health Summary, Vol. XV No. 3, March 1998, gepubliceerd in Londen, worden de gevaren van de bloedtransfusie, op pagina 9, als volgt verklaart: “In het jaar 1997 hebben 94 ziekenhuizen in totaal 169 gevallen gemeld van ‘gevaar’, bijna de helft van de patiënten hadden bloedbestanddeel gekregen dat bestemd was voor een andere patiënt. Van deze 63 gevallen bleek 142 procedurele fouten, resulterend in een dode en negen gevallen van grote morbiditeit. De deelnemende ziekenhuizen hebben gemeld dat er 12 doden direct toegeschreven worden aan alle complicaties van de bloedtransfusie.”
De baard en Tarawīh
Haroun T. A., Jamia Masjid Laudium, Pretoria, Zuid-Afrika
Geachte Mufti Sāhib! Vriendelijk verzoek ik u de volgende vragen te beantwoorden. Moge Allāh u daarvoor belonen.
Beantwoording van de vragen
In antwoord op uw gestelde vragen kan ik u vertellen dat:
Ibrāhīm Carrim, Voorzitter Masjid Comité Pretoria islamitische vertrouwen, 29 september 1999
In het licht van de islamitische wet is de duidelijkheid bij de geleerde Ulema over de volgende kwesties gevraagd.
Beantwoording van de vragen
1. Absoluut niet toegestaan.
2. Zeer zeker niet toegestaan.
7 Muharram 1412 A.H., 20 juli 1991, Mr. Hāroon Tar Lady Smith, Natal, Zuid-Afrika
Beantwoording van de vragen
Het is een niet-moslim land vanaf het allereerste begin. Vandaar dat deze technische term van toepassing is op elke niet-islamitisch land zoals Zuid-Afrika. Het is historisch bewezen dat Zuid-Afrika nooit onder de islamitische regel was dus de fundamentele voorwaarde voor een Dar-ul-Islam is niet van toepassing. Vandaar dat het een Dar-ul-Harb is en dit is helder en behoeft geen nadere uitleg.
Als bijvoorbeeld lang geleden een land Dar-ul-Islam was en kwam de islamitische regering tot een einde door de macht van het niet-islamitische statuut in het hele land zodat niemand kon genieten van de eerdere vrede, én het land werd in alle opzichten begrensd met de niet-islamitische landen, dan is in een dergelijk geval het land ook een Dar-ul-Harb.
Dit is een categorisch verbod van de islamitische jurisprudentie. De grote islamitische theologen zoals Hazrat Allama Qāzi en Hazrat Ala’uddin Haskafi (Rahmatullāhi Ta’ālā alaihumma) hebben in hun werken Tanwir-ul-Absar en Durr-e- Mukhtar respectievelijk verklaard: “Veronderstel dat Zuid-Afrika nog steeds Dar-ul-Islam is, dan blijft uw kwestie staande. Zoals ik eerder heb gezegd [zie fatwa op rente] dat de voorwaarde voor een winst als belang wordt beschouwd wanneer er een transactie is tussen een moslim en een zimmi kāfir. Aan de andere kant, als er een transactie is tussen een moslim en een Harbi kāfir, dan zou het niet beschouwd worden als rente, maar als winst en het zou voor een moslim juridisch toegestaan zijn, ondanks het feit dat de transactie plaats vindt in Dar-ul-Islam.”
Uwe heiligheid, Mufti Sāhib. Ik verzoek u eerbiedig om uit te uitspreken over de volgende vragen. Moge Allāh u belonen.
Beantwoording van de vragen
Riba (rente) is ongetwijfeld volkomen onwettig volgens Shari’ah. Als er een transactie tussen een moslim en een moslim is of een moslim en een Zimmi Kāfir (een niet-moslim die in veiligheid van een islamitische staat leeft), het nemen van het overtollige geld wordt beschouwd als rente en een dergelijke transactie zal onwettig zijn. Echter, als deze voorwaarde niet bestaat, zal het overtollige geld niet worden beschouwd als rente en zal gerechtvaardigd van toepassing zijn dat een moslim, aangezien er unaniem besloten is dat er geen sprake van rente is, de transactie heeft afgewikkeld met een Harbi kāfir.
Er is een hadīth in Muslim Sharīf dat de Profeet Mohammed ﷺ zegt: “Geen Riba (rente) bestaat tussen een moslim en een Harbi kāfir in Dar-ul-Harb.” Deze hadīth getuigt dat de eigendom van een Harbi kāfir te allen tijde geoorloofd is voor de moslim op voorwaarde dat hij [de moslim] niet ontrouw moet begaan in zijn omgang.
Dienovereenkomstig stelt de grote theoloog Zijne Heiligheid Shah Burhan-ud-Din (AlayhirRahma) in zijn werk Hidāyah het volgende: “Hoewel de Heilige Qur’ān rente verboden heeft, maakt dit Heilige Boek van Allāh de eigendom van een Harbi kāfir wettig voor de moslim.”
In de Heilige Qur’ān staan veel verzen als getuigenis dat de Shari’ah een Harbi kāfir niet in vertrouwen neemt en toch hun eigendom toestaat voor de moslim. Wie daarom de moslim verbiedt dergelijke winsten in ontvangst te nemen, berooft hen van het voordeel en laat de Harbi kāfir profiteren wat harām is.
In het beroemde authentieke boek van Hanafi islamitische jurisprudentie, “Hidāyah”, vertaald door Charles Hamilton, in hoofd hoofdstuk 9 (Boek van verkoop), pag. 293, de Schriftgeleerde, Allama Shah Burhan-ud-Din (AlayhirRahma) staat geschreven: “Woeker kan niet plaatsvinden tussen een Musselman en een vijandige ongelovige in een vijandig land. Dit druist in tegen het advies van (Imām) Abu Yusuf en (Imām) Shafi’ī die voorstelt van een analogie tussen het geval in vraag en die van een beschermde vreemdeling op het grondgebied van de Musselman. De argumenten vier doctoren op dit punt zijn tweeledig. Ten eerste, de Profeet Mohammed ﷺ heeft gezegd: “Er is geen woeker tussen een Musselman en een vijandige ongelovige, in een buitenlands land. Ten tweede, de eigendom van een vijandige ongelovige mag vrij door de Musselmans worden genomen, mits het rechtmatig is om het aan te nemen en er geen sprake van bedrog is. Het extra bedrag dat wordt gegeven door de bank wordt genoemd “rente.” Maar, het islamitische concept van ‘Riba’ is niet van toepassing op de term “rente” dat door de bank wordt benut. Volgens de definitie van Riba en over de Hadith is “rente” niet van toepassing wanneer de handeling tussen een moslim en een Harbi kāfir in Dar-ul-Harb plaatsvindt. Moslims moeten de gedachte uit hun geesten wissen dat dit “Riba” is.”
In het licht van deze uitspraak is te accepteren en gebruik te maken van dit bedrag toegestaan. Maar als een persoon, uit zijn eigen persoonlijke discretie, zich niet prettig voelt in het gebruik van dit geld (rente), dan moet hij dit geld aan elk andere moslim of een organisatie geven zonder enige intentie om sawāb (zegen) te ontvangen. Het is belangrijk dat dit bedrag niet aan de banken wordt overgelaten. Laat dit geld worden benut voor het welzijn en het voordeel van de moslim Ummah. Het is ook opmerkelijk om te vermelden dat moslims in India de Ulema hebben verzocht om aandacht te schenken aan de kwestie van “rente”, omdat moslims grote bedragen aan de banken nalaten en de banken op hun beurt deze grote hoeveelheden geld aan christelijke organisaties doneren voor het doen van missionair werk, bouwen van kerken en missionaris scholen. De Ulema en islamitische Schriftgeleerden hebben dit probleem onderzocht en zijn gekomen tot de bovenstaande oplossing.
K. Sayyed Mohamed Jamali, 1043 E Norwegian – S.I., Pottsville, PA (790), Pennsylvania (1790), U.S.A.
Gerespecteerde mufti,
Assalāmu alaikum
Ik ben al twintig jaar een gekwalificeerde Moulvi. Ik ben werkzaam als Imām (Pesh Imam) in een klein stadje in Pennsylvania, U.S.A. Ik ben de enige Imām op dit gebied binnen een straal van 50 mijl. Onlangs begon ik te werken in een gevangenis. Er zijn 50 tot 150 moslims die gevangenen zitten in elke gevangenis. Ik leid de Jumu’ah gebeden. De vraag is of ik het Jumu’ah gebed op twee plaatsen op dezelfde dag mag voorgaan. Volgens welke mazhab mag het wel en volgens welke niet? Schrijft u ons zo spoedig mogelijk. Wasalaam
Beantwoording
Er is geen legitimiteit Jumu’ah gebed overal te leiden nadat u het al op één plaats hebt verricht. Het is op geen enkele grondslag toegestaan om het Jumu’ah gebed in de gevangenis te verrichten. Gevangenen moeten individueel het Zohr namāz verrichten.
Wa Allāhu Ta’ālā Ālam (Allāh weet beste).
22 Rabbi-ul Akhir 1414
De rechten van de bouw van een masjid
Mr. Khasim Hassan, 7 Poona Place, Merebank, Durban, 4052 KwaZulu Natal, Zuid-Afrika
Muftiyane Deen, Dar-ul-Iftā,
Assalāmu Alaikum wa Rahmatullāhi wa Barakātuhu
Wat zeggen de Ulema en mufti’s over deze maslah?
Een stuk landgoed werd door de regering aan moslims gegeven voor de realisatie van een moskee en madrassa. Hebben de moslims die in de omgeving van dat perceel wonen het alleenrecht om een moskee en madrassa te bouwen, of mogen ook die mensen die daar niet wonen en ook geen binding hebben ook het recht op dat perceel om eigen een moskee en madrassa te bouwen en te besturen? Geef alstublieft antwoord conform de Shari’ah.
Jazakumullah Khairum
Wa Salaam
Beantwoording
Alleen de moslims die op die lokale plaats wonen hebben de legitimiteit om een moskee en madrassa te bouwen op dat perceel die aan hen door de overheid is gegeven. Andere mensen hebben niet het recht om zich te mengen in deze kwestie.
Mohammed Sahābuddin Razvi, Bareilly Sharif, India
Wat zeggen de theologen over het dragen van de das? Wat was de gerechtelijke uitspraak van Alahazrat en Hazrat Mufti-e-Azam (radi Allāhu anhuma) over deze kwestie? Gelieve te verhelderen.
Beantwoording
Hazrat Mufti-e-Azam-e-Hind (radi Allāhu anhu) zei altijd: “De das is een weerlegging van de Qur’ān.”
In de Heilige Qur’ān staat dat de Joden niet Hazrat ‘Isa (alayhis salām) hebben vermoord en hem ook niet gekruisigd, maar dat Allāh iemand onder hen aan zijn evenbeeld veranderd had. Zeer zeker, ze hebben hem nimmer gedood. Daarom maken christenen het teken van het Kruis ter nagedachtenis aan hem (Hazrat ‘Isa alayhis salām) zijn “kruisiging” en houden de knoop [dat wil zeggen de band rond de nek]. De personen die in aanwezigheid van Hazrat Mufti-e-Azam-e-Hind (radi Allāhu anhu) zaten hebben altijd waargenomen hoe hij zijn ergernis uitte als hij iemand een strop das om zijn nek zag dragen. Hazrat Mufti-e-Azam Hind (radi Allāhu anhu) liet die persoon zijn das weghalen. Verder noemde hij de das het teken van de christenen.
De uitspraak van Hazrat Mufti-e-Azam Hind (radi Allāhu anhu) wordt opnieuw afgedwongen met enkele redenen:
(1) ik wil een beroep doen op de hulp van Allāh, door de basis van deze kwestie te leggen op het universeel getolereerde punt, dat wil zeggen dat het Kruis gelijkgestemd door alle moslims en niet-moslims wordt beschouwd als het teken van de christenen. Het Kruis is van toepassing op de structuur waarover volgens Christelijke overtuiging, Hazrat ‘Isa (alayhis salām) werd gekruisigd, evenals over het bekende teken [dat wil zeggen het Kruis]. Dienovereenkomstig, het is vermeld in het beroemde Engelse woordenboek “Practical Advanced Twentieth Century Dictionary ” onder het woord “Kruis”: “Het lat met een traverse paal gebruikt voor kruisiging; het Kruis, houten structuur waarop, volgens de christelijke godsdienst overtuiging Jezus werd gekruisigd; in ieder geval wat de vorm betreft of het teken van het Kruis.”
(2) Dit teken, volgens Christelijke overtuiging, wordt beschouwd als de reden van bescherming tegen ongeluk en wordt ook beschouwd als een middel van genade. Dienovereenkomstig, hetzelfde woordenboek, hierboven geciteerd onder het “Kruis” is als volgt: “Kruis (op zichzelf); maak het teken van het Kruis met de hand als een religieuze daad onder christenen.”
(3) Als iemand een das ziet in het licht van de hierboven genoemde feiten, dan is het overduidelijk dat de das op de structuur van kruisiging lijkt, vooral de rechte en brede strook die meer op de kruisplank lijkt. Dit deel is ook heilig en respectabel in de overtuigingen van de christenen, evenals het volledige Kruis. Het is ook duidelijk door de bovengenoemde feiten dat zij [de christenen] het teken van het Kruis zelfs met hun handen in de lucht maken als een middel van genade. Vandaar, waarom zouden ze niet overwegen om het teken van het volledige kruis of een deel van het Kruis als een reden van genade te houden! Zeker, volgens hun dogma, dit is een reden van mededogen; dit is de das die christenen gebruiken om rond hun nek te binden.
(4) Als u oplettend merkt dat een das vastgemaakt is rond de hals van een man, dan zal het duidelijk worden dat de stand liggend op de borst tussen de twee schouders het gehele kruis vertegenwoordigd, maar door een beetje beraadslaging valt het ook op dat het hele kruis op de das voorkomt. Dit is wanneer de knoop wordt gemaakt nadat de das rond de hals is gebracht, twee kruisen over elkaar op hetzelfde moment [punt stroken] op die knoop en deze twee stroken die liggen op het sleutelbeen maken van deze vorm. Het toont aan de Kruis structuur en de wurggreep. Nu, als u een pin op zet, dan wordt een ander kruis gevormd. Dit is duidelijk door de gegeven vorm. Dus de das vertegenwoordigt het Kruis door sommige modus en brengt het herdenken van de kruisiging aan de christenen. Kortom, de das is een kruis met inbegrip van de knoop wat een overbodig ding is. Op dezelfde wijze vergelijken wij de vlinderdas (strikdas) met een lange das. De vorm van het Kruis is aanwezig, ondertussen is de vlinderdas gebonden rond de nek zoals deze wordt weergegeven door het opgegeven plaatje. Het Kruis, evenals alles wat als het Kruis is, is het religieus symbool van de christenen. Of je nu toegeeft dat de das een Kruis is of je accepteert dat het vergelijkbaar is met het Kruis. Aan beide voorwaarden, dat het een religieus teken van de christenen is, en welk ding dat wordt beschouwd als een teken van niet-moslims op geen enkele wijze legitiem is zelfs als, Allāh verbiedt, dat op enigerlei wijze gemeenschappelijk wordt.
(5) De status van de das is gebleken uit een zorgvuldige observatie van de vorm, maar de das heeft zoveel belang onder christenen dat ze de das ook op het dode lichaam zetten. Dus, inderdaad, het is hun gebruikelijke manier, waardoor moslims schande en hel verdienen. Moslims hebben niet de legitimiteit om het te gebruiken. Moslims moeten zich daarvan strikt onthouden en mogen ook geen shirts, broeken, enz. dragen [waarop de das en kruis zijn getekend]. Moslims moeten met hun cultuur opbloeien die aanwezig is in de Sunnat, dat wil zeggen de praktijk van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en het gedrag van religieuze leermeesters. Ze moeten niet de das dragen wegens hun baan, enz. Moslims moeten vertrouwen hebben op Allāh en het vertrouwen in de Heilige Profeet Mohammed ﷺ. Ze moeten krachtig weerstand bieden aan de onrechtmatige voorwaarden van anderen. Natuurlijk, zullen moslims uiteindelijk succesvol zijn omdat Allāh belooft om u te helpen als u zijn godsdienst naleeft. Dus moeten moslims op geen enkele wijze een baan of positie aanvaarden als zij gedwongen worden om de das te dragen of dergelijke onwettige voorwaarden aanvaarden die de hypocrisie en de saaiheid in religieuze zaken is, een gewelddadige afbreuk doen aan de godsdienst en de woede boosheid van Allāh teweegbrengen. Zoals het wordt gezegd in de Heilige Qur’ān; als Allāh boos is [Allāh verbiedt] dan kan niemand u helpen in het hele universum en als Allāh u verlaat, dan is er geen helper voor u.
(6) De das zelf is gewoon een getuigenis, wat duidt op de godsdienst van het christendom. Dus is er geen behoefte aan andere bewijsstukken. Zelfs dan, alle moslims en niet-moslims zijn eenstemmig met het feit dat de das een symbool van het christendom is zoals het vele malen tijdens onderzoek van de mensen is gebleken. Het gebeurde vorig jaar dat een bekeerling [moslim geworden] mij vertelde dat de das werd beschouwd als een jurk van respect voor de kerk. Op deze manier is het religieus permanent aan het licht komt. Ook een geestelijke vertelde aan een Pakistaanse theoloog: “De beloning wordt verhoogd met de bevestiging van de das volgens hun geloof”, aldus Mufti Nasim Ashraf, een inwoner van Durban, Zuid-Afrika.”[1]
Vandaar, ontdek het inzicht van Hazrat Mufti-e-Azam Hind (radi Allāhu anhu) in islamitische wet en de raming van de waaier van zijn informatie over de gewoonten en zaken van de hedendaagse personen. Zeker, een theoloog moet zodanig zijn dat hij bewust is over de mensen van zijn tijd, ondanks het feit dat er geen contact is met hen. Geen twijfel, na het geleerd hebben van alle beginselen van de islamitische wet is de kennis van mensen de noodzakelijke voorwaarden voor een theoloog. Hazrat Mufti-e-Azam (radi Allāhu anhu) heeft een groot bereik in dit veld. Daarom plachten Ulema te zeggen: “Wie niet op de hoogte is van de mensen van zijn tijd is onwetend.”
Na dit alles worden enkele woorden geciteerd uit Alahazrat (radi Allāhu anhu) zijn werk “Fatāwa Razvia” omwille van de verwezenlijking van zegeningen. Hier is een vraag en een deel van het antwoord. Zaid draagt gewoonlijk de jas, shirt met kraag en vlinderdas, Turkse pet, Pesjawar pyjama’s en laarzen en heeft zijn haar [opgestoken] naar Engels mode. Amar zegt: “Het heeft gelijkenis met christenen.” Zaid zegt: “Nee, op elke aanmerking een klein verschil is genoeg om aan gelijkenis te ontsnappen.” Welke van de twee klopt? Gelieve te verduidelijken. Moge Allāh u belonen.
Welke (hiervan) kan worden beschouwd als symbolen van niet-moslims of zondige en ongehoorzaam personen, het is absoluut verboden gewillig te nemen zonder een wettige reden, zelfs als er één ding is die zeker gelijkenis heeft met hen. Deze reden is genoeg om te stoppen [het gebruik ervan], niettegenstaande, geen gelijkenis bestaat op andere manieren. Het is net als de rooswater en urine. In het geval, een glas is vol met rooswater en er is een druppel urine daarin, dit zal het hele glas rooswater onzuiver maken. Verder citeerde hij (Alahazrat) het speciale bevel over de kwestie om haar identiteit als een symbool. Dienovereenkomstig stelt hij “Ashbahu Nazair” kort voor: “De aanbidding van het idool is kufr (ongeloof) evenals de bevestiging van de das van joden en christenen, het doet er niet toe als de persoon hun kerk binnengaat of niet.” Fatāwa Razvia, deel 2, Vol. 10, pag. 148-151
In dit boek staat dat iemand aan Alahazrat (radi Allāhu anhu) een vraag stelde over het dragen van dergelijke jurk die geen verschil maakt tussen moslims en niet-moslims. Alahazrat (radi Allāhu anhu) verklaard: ‘Het is verboden. Allāh’s Rasool ﷺ zegt: “Wie zich beweegt met een natie, is iemand van die natie’. Maar verschillende voorwaarden in deze zorg worden beschouwd als ongeloof, bijvoorbeeld de ceintuur bevestigen.”
Allama Abdul Ghani Nablusi (Rahmatullāhi Alaih) verklaart: “Het hebben van de Engelse kleding is ongeloof volgens de juiste beslissing.” In “Fatāwa Khulasa” wordt gezegd: “Als een vrouw een touw rond haar rug gebonden heeft en zegt “het is een grenskruis”, wordt ze een ongelovige.”
In hetzelfde boek heeft Alahazrat (radi Allāhu anhu) de algemene regel van dit probleem als volgt aangegeven: “De generiek [gemeenschappelijk, algemeen] in deze kwestie van de jurk is dat drie punten moeten worden beschouwd in dit belang: de oorsprong van het [de jurk] moet wettig zijn en zoeken aan bekleding die op verzwijging betreft, de mode beschouwen, het mag geen stijl zijn van niet-moslims of zondige personen. Het bestaat uit twee soorten, namelijk (i) het religieuze teken van niet-moslims, bijvoorbeeld hindoes hakenkruis en speciale pet van de christenen, dat wil zeggen de hoed, (ii) speciaal behorende tot de niet-islamitische natie maar beschouwt als het symbool van hun godsdienst. Het is ook verboden.
De Hadith-e-Sahīh die geciteerd werd voordat het wordt toegeschreven aan de schijnbare betekenis in de eerste voorwaarde en in de tweede voorwaarde is gewoon voor schelden en bedreigen. Fatāwa Razvia, deel 2, Vol. 10, pg. 177-8
[1] Een moslim schrijver E. Qurayshi Sabri maakte de volgende ontdekking: “Aan het einde van de 19e eeuw hebben de Europeanen in de woordenboeken en encyclopedieën de inleidende zin over de stropdas als een symbool van het Kruis… weggelaten. Een blik op de encyclopedieën afgedrukt vóór 1898 zal dit punt bevestigen.” In een ander verslag wordt gezegd dat de praktijk van de stropdas begon op aandringen van de paus in 1790 en dat in 1850 alle Christelijke Naties deze volgorde van de paus hadden aanvaard en ingevoerd.
Mohamed Yunus Abdul Karim, Durban. Zuid-Afrika
De volgende vraag werd gesteld aan Mufti Nasim Ashraf Habibi (Zuid-Afrika) die het doorgaf aan Allama Mufti Mohammad Akhtar Raza Azhari (radi Allāhu anhu) voor het antwoord. Hazrat was op dat moment in Johannesburg, Zuid-Afrika. Wat is de islamitische uitspraak betreffende de volgende vraag. Is de besnijdenis van vrouwen in de islam toegestaan?
Beantwoording
De besnijdenis van vrouwen is geen Sunnah en heeft in de Shari’ah geen benadrukte opdracht. Het is een traditie in bepaalde van de Arabische landen. In de Hadith Sharief wordt gesteld: “Besnijdenis is Sunnah voor mannen en voor vrouwen is het slechts beter.”
In Durr-e-Mukhtar staat geschreven: “De besnijdenis van vrouwen is niet Sunnah, maar omwille van de mannen, het is iets die beter is en deze verklaring is dat Sunnah Da’if (zwak) is.”
Waar de traditie van besnijdenis voor vrouwen niet aanwezig is, moet niet aan worden begonnen omdat dit door mensen belachelijk gemaakt gaat worden en een aanfluiting van Shari’ah maken. Voor verdere referentie, verwijzen naar “Fatāwa Afriqa” van Alahazrat (radi Allāhu anhu). Allāh Ta’ālā weet het beste.
De voorwaarden van Wilāyāh
Gerespecteerde Mufti Sāhib! Vriendelijk verzoek om op de volgende vraag antwoord te geven in het licht van de Shari’ah. Moge Allāh u belonen!
Beantwoording
Er zijn twee verklaringen over de Awliya (Heiligen) en Wilāyāh (heiligheid), deze zijn: (1) “een persoon is niet een perfecte Walī (Heilige) totdat hij het vermogen van “X-Ray”[1] heeft ontwikkeld om de vrouwelijke genitaliën inclusief de baarmoeder daadwerkelijk te zien.” Najmur Rahman, pag. 104-106
De basisvoorwaarde van Wilāyāh is de constante vriendschap met Allāh via Taqwa, dat wil zeggen vroomheid en betekent angst voor en eerbiediging van Allāh Ta’ālā. Allāh Ta’ālā verklaart: Allāh definieert hier dat Zijn favoriete schepping de Awliya Allāh zijn die de “de eigenaars van vroomheid” zijn. Daarom kunnen we zien dat de nabijheid van Allāh niet afhankelijk is van het hebben van het vermogen van X-Ray visioen. Niettemin, wilāyāh onthult de dingen of X-Ray visioen aan de grote Awliya Allāh (Heiligen). Dus is het niet verwerpelijk in de ogen van de islam als iemand [het vermogen van] onthulling heeft gekregen, omdat in de weergave van de islam het bewezen is door de Qur’ān en de Ahadīth. Kortom, ik citeer hier een bewijs op de realiteit van de onthulling van X-Ray visioen. De Heilige Profeet Mohammed ﷺ zegt: “In acht nemend van de blik van de Mu’min, omdat hij met het Licht van Allāh ziet.”
De erudiete Schriftgeleerde Allama Manawi (AlayhirRahma) legt deze hadīth uit als volgt: “Wanneer de vrome personen worden uitgeschakeld van menselijk relatie, worden ze aangesloten met de superieure vereniging (engelen); zij zien en horen alles net als zij aanwezig zijn, waarna het duidelijk is dat de Allāh Ta’ālā [deze gunst] heeft verleend aan zijn favorieten, waaronder ‘onthulling zodat de Awliya het embryo in de baarmoeder’ kan zien.”
‘Alahazrat Fāzil-e-Bareilvi (AlayhirRahma) heeft dit bewezen in zijn notabele werk “Ad-Daulat-ul-Makkiyah waarin staat dat Allāh heeft begunstigd aan degene van wie Hij houdt de kennis van de vijf entiteiten (Uloom-e-Khamsa), deze zijn:
1. Wanneer de Dag des Oordeels zal zijn;
2. Wat in de baarmoeder is;
3. Wat een man morgen zal verdienen;
4. Wanneer en waar iemand zal sterven, en
5. Wanneer het gaat regenen.
Alahazrat (AlayhirRahma) heeft in dit verband verwezen naar een hadīth en neergepend, dat Imām Khatib (AlayhirRahma) en Imām Abu Nuaim (AlayhirRahma) in “Dalā’il” het verhaald hebben van Sayyidena Ibn Abbās (radi Allāhu anhu).
Sayyidena Ibn Abbās (radi Allāhu anhu) rapporteerde dat deze hadīth werd verteld door Umm-ul-Fazl (radi Allāhu anha) en zij verklaarde: “Ik was in de buurt van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ en hij zei dat ze zeker zwanger was en het embryo in haar schoot een jongen was. Verder zei hij ﷺ dat ze na het voltooien van de zwangerschap zij het kind naar hem moest brengen. Ze vroeg hoe het mogelijk was dat ze zwanger was terwijl de Quraysh gezworen hadden geen seksuele relatie met hun vrouwen op na te houden. De Profeet ﷺ antwoordde dat alles wat hij zei een feit was.”
Zoals de Heilige Profeet Mohammed ﷺ had voorspeld baarde Umm-ul-Fazl een jongen en bracht het pasgeboren kind naar hem. De Heilige Profeet Mohammed ﷺ reciteerde Azān in zijn rechter oor en Iqāmat in zijn linker oor, en stopte een beetje van zijn heilige speeksel in de mond van het kind, gaf hem de naam ‘Abdullah en verklaarde vervolgens aan zijn moeder: “Neem Abu-al-Khulafā (de vader der kaliefen) mee.”
Umm-ul-Fazl zei dat ze de groei van het kind aan Hazrat Abbās liet doorschemeren. Hazrat Abbās (radi Allāhu anhu) had dit bij de Heilige Profeet Mohammed ﷺ bijgewoond en bevestigt deze hadīth.
Alahazrat (AlayhirRahma) verklaart vervolgens dat de Heilige Profeet Mohammed ﷺ wist wat er in de baarmoeder was en ook veel meer wist dan dit. Hij wist het geslacht van het kind en zelfs de gedetailleerde kennis van de nakomelingen van het kind, generatie na generatie, en daarom zei hij ﷺ: “Neem de vader der kaliefen mee.” Hij verklaarde ook dat van hetzelfde kind zou zijn (Imām) Saffāh en (Imām) Mahdi.
Van Hazrat Imām Mālik (AlayhirRahma) wordt gemeld te hebben geciteerd van Hazrat Aisha Siddiqāh (radi Allāhu anha) dat Hazrat Abu Bakr Siddiq (radi Allāhu anhu) haar had begiftigd met twintig wasq[2] van het land met verse dadels. Toen zijn tijd naderde om deze wereld te verlaten zei hij aan haar: “Ik zweer bij Allāh dat noch iemands zelfredzaamheid mij dierbaarder is, noch armoede van iedereen lastiger voor mij is dan de jouwe. Ik heb je twintig wasq gegeven uit het land van dadels. Als het na het plukken in je bezit is gekomen, dan is het jouw eigendom geworden. Maar, nu is het eigendom van de erfgenamen geworden en die zijn jouw twee broers en twee zussen. Je verdeelt het onder jullie conform de Qur’ān.” Bij het horen van deze instructie vroeg zij: “O vader! Ik zal doen zoals u zegt, maar ik heb slechts één zus genaamd Asmā, wie is de andere?” Hazrat Abu Bakr (radi Allāhu Ta’ālā anhu) antwoordde: “De andere is in de schoot van binte Khairiyyah. Ik ben er zeker van dat het een meisje zal zijn.”
Ibn Saad heeft geschreven in “Tabaqat” dat Hazrat Abu Bakr Siddiq (radi Allāhu anhu) zei: “De inspiratie van het embryo van bint-e-Khairiyyah is bij me opgekomen. Het is zeker een meisje. Gedrag je goed met haar.”
Na dit, werd Hazrat Umm-e-Koelsoem (radi Allāhu anha) geboren. Het is bewezen door vele Ahadīth dat een engel is aangesteld voor de baarmoeder een vorm van het embryo maakt. Sommige maakt de engel een jongen, sommige maakt hij een meisje, andere maakt hij mooi en sommige lelijk, schrijft hij de leeftijd van het kind en levensonderhoud op en zelfs het fortuin of goed of slecht. De engel weet dus wat er in de baarmoeder is en wat ermee zal gebeuren? Allāh weet het beste.
Dit is de vertaling van de verwijzing gegeven door Alahazrat (AlayhirRahma). Ik heb hierbij bijgevoegd het afschrift van zijn verwijzing in het Arabisch van zijn boek, “Ad-Daulat-ul-Makkiyah.”
(2) De Awliya (Heiligen) zijn altijd in de nabijheid van hun discipelen aanwezig, zelfs wanneer hun discipel betrokken is bij seksuele omgang.” Malfoozāt-e-Alahazrat, pag. 56
Wat aan u is voorgelegd van de Al-Malfooz van Alahazrat over de aanwezigheid van een Walī op een ontmoetingsplaats. In dit verband zou ik willen verduidelijken dat Alahazrat (AlayhirRahma) het heeft geciteerd uit “Ibreez”, het werk van Allama Siljimasi, omdat het de aanwezigheid was van een grote Walī Hazrat Abdul Aziz Dabbagh (AlayhirRahma) die naar zijn discipel keek. Het is bewezen door het islamitische geloof dat iemands ziel overal aanwezig kan zijn en op vele plaatsen tegelijk. De door Wahhābis geaccepteerde persoonlijkheid Ibn Qayyim heeft ook zelf in zijn werk “Kitāb-ur-Rooh” toegegeven [de aanwezigheid van zielen]. Wij stellen voor dat degenen die bevestiging wensen dit boek raadplegen.
[1] X-Ray blik betekent hier waarnemen of de voorwaarde begrijpen dat wat met het blote oog onzichtbaar is ten opzichte van de gewone mens. Het verwijst niet naar de X-Ray voor toepassing op zoek naar plezier. Allāh verbiedt!
Het woord benut in de strofe door Ayub Razvi was “Khoda” en niet “Allāh”. Een inzage van verschillend Urdu woordenboeken zal onthullen dat het woord “Khoda” ook betekent “leider, eigenaar, meester” en niet noodzakelijkerwijs betekent “Allāh”. Wanneer het woord “Khoda” wordt gebruikt op de volgende wijze, dat wil zeggen, “Khoda-e-Majazi” dat zou betekenen “echtgenoot.” Ref: twintigste eeuw Urdu/Engels woordenboek
Het is interessant om op te merken, dat de Deobandi Moulvi Mahmood-ul-Hassan in lof van zijn meester Rashid Ahmed Gangohi schrijft: “Khoda unka Murabbi woh Murabbi te Khalaa’iq ke” (Allāh is zijn Heer en hij [Rashid Ahmed] is de heer van het gehele universum). Maakt hij hiermee Rashied Ahmed niet gelijk aan Allāh? Allāh verbiedt! Waarom is het hetzelfde woord “Murabbi” voor Rashid Ahmed die hij voor Allāh gebruikt? Is dit niet Shirk? Reproductie van een paragraaf van “Ad-Daulat-ul-Makkiyah” over de onzichtbare Kennis van Allāh´s favorieten.
[2] Literair: laden, vracht. Technisch: een maat voor het gewicht; 1 wasq is gelijk aan 60sa’. Volgens Hanafi komt het overeen met 195,69 kg of 201,72 liter, terwijl andere juristen het gelijk stellen aan 130,32 kg of 164,88 liter.
Een paar coupletten gecomponeerd door de dichter Ayub Razvi veroorzaakt misverstand en lijken anti-Shari’ah te zijn.
Vriendelijk verzoek om een oordeel te geven, deze zijn:
Beantwoording
De dichter, Ayub Razvi, in het geciteerde gedicht doet du’ā aan Allāh om aan hem toe te kennen het gezelschap van Imām Ahmad Raza (AlayhirRahma) op het moment van de lijdensweg van de dood, in het graf, bij de opstanding en de Dag des Oordeels. De dichter maakt ‘Alahazrat de wasila (bemiddeling) omdat hij een heilige (Walī) is, dat wil zeggen de favoriet van Allāh is. Via de bemiddeling van de voorspraak van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ zal iedere heilige en elke spirituele leraar (murshid) voor de moslims en de discipelen bemiddelen. Dus de dichter zegt dat zijn murshid Alahazrat zijn Oplosser en zonde verwijderaar is in tijde van moeilijkheden. Hij zegt niet dat Alahazrat (AlayhirRahma) zijn Allāh is, maar zegt: “O Ahmad Raza, moge mijn en uw Allāh eenieder naar voren sturen onder uw nakomelingen.” De dichter is echt tot Allāh aan het smeken zoals in de eerste regel staat: “Dit is mijn du’ā (smeekbede), mijn du’ā, mijn du’ā!”
Hier hebben de Wahhābis misvatting in het verklaren van het gedicht teweeggebracht.
De oorspronkelijke strofe is hier als volgt geciteerd: “Net als het geloof van elke moslim, is de dichter ook van mening dat Allāh Onafhankelijk is, en het hele universum afhankelijk is en behoeftigen van Allāh. De hulp van een afhankelijke is echt hulp van Allāh. Het smeken om hulp van de slaaf van een andere slaaf is geen polytheïsme, anders zal niemand daaraan ontsnappen.”
Wahhābis hebben geen bewijs over het verbod van hulpvraag aan de favorieten van Allāh of hen de bemiddelaar maken. Allāh openbaart: “Zoek de bemiddeling om bij Allāh te komen.” De praktijk van het gebruik van een wasila bestaat al sinds de periode van de metgezellen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ.
Op een dag was de plaats volslagen met vrouwelijkheden. De metgezellen van de Heilige Profeet Mohammed ﷺ verzochten hem om voor regen te bidden. Hij ﷺ deed de smeekbede en het begon te regenen. Hetzelfde gebeurde in de periode van de tweede kalief Hazrat Umar Farooqi (radi Allāhu Ta’ālā anhu). Hij gebruikte Hazrat Abbās zijn witte haren en deed smeekbede voor regen. Dit bewijst dat de bemiddeling is toegestaan. Bij die gelegenheid reciteerde een neef van Hazrat Abbās (radi Allāhu Ta’ālā anhu) zijn eigen poëtische werk: “Door de deugd van mijn oom, heeft Allāh Hidjaz verrijkt en de inwoners.” Op die avond deed Hazrat Umar (radi Allāhu Ta’ālā anhu) smeekbede voor regen met de wasila van Hazrat Abbās zijn witte haren.
Deze twee feiten bewijst wasila (bemiddeling), en wasila is bewezen door de Heilige Qur’ān en Sunnah. Aangezien Wahhābis niet in wasila geloven verwerpen zij de eenstemmigheid op de juistheid van wasila zoeken en weigeren Allāh’s Gebod. Zij betitelen de Ahle Sunnat als polytheist en daarmee de moslims als kuffār, terwijl zij in werkelijkheid de uitspraak van kufr (ongeloof) en shirk (polytheïsme) bij Allāh en Zijn Profeet Mohammed ﷺ plaatsen.