Er zijn veel arme mensen die Allāh Ta’ālā doorlopend danken. Zelfs als ze alleen een stuk brood verdienen, denken ze nooit aan de rijken. Aan de andere kant zijn er veel rijke personen die lijden, omdat ze niet meer miljoenen aan hun rijkdom kunnen toevoegen, dat is al in hoeveelheden van enkele miljoenen. Een jaloerse persoon beschouwt zichzelf nooit als goed wanneer iemand anders beter is aangekleed of die een betere levensstandaard heeft. In andere woorden, hij benijdt de grootsheid, schoonheid, ijver en succes van een ander. Erger dan dat, hij geniet van de problemen van de andere persoon. Dit soort gemoedstoestand is het hoogste niveau van jaloezie. Allāh Ta’ālā hulp kan ophouden bij zo’n persoon te komen, en Hij kan blijvend Zijn hulp afhouden van die jaloerse persoon. Bedenking, goede en welwillende mensen staan ​​onder auspiciën van Allāh Ta’ālā.

Er is een uitstekende hadīth door onze verheven Profeet ﷺ waarin staat: “Als een moslim het niet leuk vindt wat anderen hebben, wat hij zou willen hebben, of als hij zou willen dat er iets ongelukkigs met iemand zou gebeuren waarvan hij het niet zelf zou willen overkomen, dan is zijn geloof niet perfect.”

Uitleg: Met andere woorden, onze Profeet ﷺ houdt niet van mensen die eigenliefde (alleen aan zichzelf denken) hebben. Hij vindt degenen leuk die zich om andere moslims zorgen maken.

Laten wij ons voorstellen, dat de hele wereld gehoorzaamt aan de bevelen van onze Profeet ﷺ. Zou er dan chaos of rotzooi in de wereld blijven?